Les personnes qui, pour une cause quelconque, n'ont pas per<?u l'intégralité des indemnités qui leur sont dues a titre de rémunération en matière de milice, peuvent adresser a l'administra- tion communale de leur residence une requête tendant a la liquidation des arriérés. Cel te requête doit mentionner Eztrait des Instructions Ch. DE BROQUEVILLE. De personen die om eene of andere reden de algeheele vergoeding, die hun als vergelding in zake militie verschuldigd is, niet getrokken hebben, mogen aan het gemeentebestuur hunner tegenwoordige woonplaats, een verzoekschrift strekkende tot het uitbetalen van den achter stand, indienen. Dit verzoekschrift moet opgeven Uittreksel uit de onderrichtingen Ch. DE BROQUEVILLE. II. Le taux des indemnités est le suivant II. Het bedrag der vergoeding is vastgesteld als volgt 1° Le corps ou le service auquel appartient le militaire dont les services sont invoqués 2° Le degré de parenté du requérant avec ce militaire 3° Les diverses résidences de l'ayant droit, tant k l'étrauger qu'eu Belgique, depuis le 1er aoüt 1914 jusqu'au 31 mars 1919 4° Autant que possible, la période pour laquelle Findemnité a été payée. Au fur et k mesure de la réception des certificats fournis par le Département de la Guerre, constatant la présence au corps du militaire dont les services sont invoqués, l'administration communale établira le calcul des sommes restant dues, en tenant compte, le cas échéant, des mutations (congés sans solde, désertion, passage k la gendarmerie, etc.) influant sur la continuité des droits k Findemnité. L'ayant droit sera ensuite convoqué par l'autorité communale pour percevoir le reliquat. I. Procure des titres k Findemnité le service accompli en qualité de milicien, volontaire de carrière non rengagé, volontaire de guerre,— volontaire de milice, chauffeur d'automobile engagé ou réquisitionné, réfractaire défaillant retardataire ou mutilé volontaire. Les families de gendarmes et de rengagés ne peuvent done prétendre k la rémunération. a) Du ler aoüt 1914 au 14 octobre 1916 inclus 1° Si le militaire est marié, 75 centimes par jour pour la femme, avec accroissement de 25 centimes par enfant sans limite d'age, mais vivant au foyer; 2° S'il est veuf ou divorcé avec enfants, 50 centimes par jour et par enfant pour la personne qui en assure l'entretien 3° S'il est célibataire, veuf ou divorcé sans enfants, 50 centimes par jour pour les père et mère ou le survivant 4° A défaut de père et de mère, 50 centimes par jour pour la personne qui assure l'entretien des frères ou soeurs orphelins ou aban- donnés, qui sont ügés de moins de 14 ans ou infirmes 5° A défaut de frères ou sceurs agés de moins de 14 ans ou infirmes, 50 centimes par jour pour les ascendants ou le survivant k désigne.r par le militaire 6° Si le militaire est enfant naturel, 50 cent, par jour pour la mère qui 1'a reconnu et dont le nom est désigné dans Facte de naissance; 7° A défaut des ayants droit visés aux nos 1 k 6, 50 centimes par jour pour la personne qui, éventuellement, aurait recueilli le militaire ou aurait pris soin de lui pendant cinq ans au moins 8° Lorsqu'un ayant droit vient k décéder, Findemnité est reportée sur la tête de celui qui le suit dans l'ordre indiqué ci-avant, jusqu'au n° 6 inclus. b) A partir du 15 octobre 1916Vindemnité est portee A fr. 1.25 avec accroissement de 50 centimes par jour et par enfant ügé de moins de 16 ans ou infirme, dans le cas visé au 1°; A 50 centimes par jour et par enfant agé de moins de 16 ans ou infirme, dans le cas prévu au 2°; A fr. 1.25 dans les cas visés aux 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, ci-dessus, l'age-limite pour les enfants étant toutefois reporté k 16 ans. D'autre part, le militaire qui a reconnu un ou des enfants naturels est assimilé au veuf avec enfants; Findemnité cesse dès lors d'être attribuée aux parents ou ascendants. Enfin, si le père et un ou plusieurs de ses fils célibataires, ou si plusieurs frères célibataires servent simultanément dans l'armée dans une des positions prévues au I ci-dessus, Findemnité s'accroit de 65 centimes par jour pour le second service et de 45 centimes pour le troisième et chacun des suivants. NOTE. Toute fausse déclaration en la matière donnera lieu k des poursuites judiciaires. Les ayants droit sont priés de ne pas se présenter k l'administration communale pour toucher les arriérés avant d'être convoqués. L'éta- blissement des certificats de présence pour le trés grand nombre d'hommes qui font ou ont fait partie de l'armée depuis le 1er aoüt 1914, donnera lieu, en effet, k un travail trés considérable et la transmission aux administrations communales n'en pourra s'effectuer que par séries, au fur et k mesure que Fautorité militaire aura pu les fournir au Département de l'Intérieur. Le Ministre, 1° Het korps of de dienst van den militair wiens dienst men inroept; 2° De graad van verwantschap van den verzoeker met dezen militair 3° De verschillende plaatsen waar de rechthebbende gewoond heeft, zoowel in den vreemde als in België, te rekenen van 1 Augustus 1914 tot 31 Maart 1919; 4° In zoover mogelijk, het tijdvak voor hetwelk de vergoeding is betaald geworden. Naarmate de door het Departement van Oorlog geleverde bewijsschriften inkomen tot vaststelling van de aanwezigheid bij het korps van den militair wiens diensten men inroept, maakt het gemeentebestuur de rekening der nog verschuldigd blijvende sommen op, des- voorkomend rekeniog houdend met de veranderingen (verloven zonder soldij, desertie, overgang naar de gendarmerie, enz.) die den duur der rechten op de vergoeding wijzigen. De rechthebbende wordt vervolgens door de gemeenteoverheid opgeroepen om het tekort te ontvangen. rech! °P de vergoeding,de dienst volbracht als milicien, niet opnieuw dienstnemende beroepsvrijwilliger, oorlogsvrijwilliger, militievrijwilliger, vrijwilliger of opgevorderd auto-voerder, wederspannige, nalatige, achterblijver of vrijwillig verminkte. De familiën van gendarmen kunnen dus geen aanspraak maken op de vergelding. a) Van 1 Augustus 1914 tot en met 14 October 1916 1° Indien de militair gehuwd is, 75 centiemen per dag voor de vrouw, vermeerderd met 25 centiemen per kind, zonder onderscheid van ouderdom, maar verblijvend in het ouderlijk huis; 2° Indien hij weduwnaar is of uit den echt geschieden met kinderen, 50 centiemen per dag en per kind, ten bate van den persoon die in hun onderhoud voorziet; 3° Indien hij ongehuwd, weduwnaar of uit den echt gescheiden is zonder kinderen,50 cent. voor vader en moeder of den overlevende 4° Bij gebrek aan vader en moeder, 50 centiemen daags voor den persoon die in het onderhoud voorziet der ouderlooze of verlaten broeders of zusters, beneden de 14 jaar of gebrekkelijk 5° Bij gebrek aan broeders of zusters beneden de 14 jaar of gebrekkelijk, 50 centiemen per dag voor de bloedverwanten in opgaande linie of voor den overlevende, door den militair aan te duiden 6° Is de militair een natuurlijk kind, 50 centiemen per dag voor de moeder die hem erkend heeft en wier naam is aangeduid in de geboorteakte 7° geI>rek aan de rechthebbenden, bedoeld onder de nrs 1 tot 6, 50 centiemen per dag voor den persoon, die desvoorkomend den militair zou opgenomen of ten minste 5 jaar in zijne verzorging voorzien hebben 8° In geval van overlijden van een belanghebbende, wordt de vergoeding overgebracht op het hoofd van dengene die hem opvolgt in de orde hierboven vastgesteld tot en met nr 6. b) Te rekenen van 15 October 1916wordt de vergoeding gebracht Op 1 fr. 25 verhoogd met 50 centiemen per dag en per kind onder de 16 jaar of gebrekkelijk, in geval onder nr 1 bedoeld; Op 50 centiemen per dag en per kind onder de 16 jaar of gebrekkelijk, in geval onder nummer 2 voorzien Op 1 fr. 25 in de hierboven bedoelde gevallen onder nr 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, de voor de kinderen bepaalde ouderdom zijnde nogthans terug gebracht op 16 jaar. Anderzijds wordt de militair, die een of meer natuurlijke kinderen erkend heeft, gelijkgesteld met den weduwnaar met kinderenvan dan af wordt de vergoeding niet meer toegekend aan de ouders of bloedverwanten in opgaande linie. Ten slotte, indien de vader en een of meer zijner ongehuwde zonen, of indien verschillende ongehuwde broeders tegelijkertijd bij het leger in een der standen onder I hierboven voorzien, dienen, dan vermeerdert de vergoeding met 65 centiemen per dag voor den tweeden dienstdoende en met 45 centiemen voor den derden en elk der volgende. NOTA. Iedere valsche verklaring hierin geeft tot rechterlijke vervolging aanleiding. De rechthebbenden worden verzocht zich niet bij het gemeentebestuur aan te bieden om de achterstanden te trekken, alvorens daartoe te zijn opgeroepen. Het opmaken der aanwezigheidsgetuigschriften voor het zeer groot getal mannen die sedert 1 Augustus 1914 van het leger deeluitmaken of hebben uitgemaakt, zal inderdaad een zeer omvangrijk werk zijn, en de overzending ervan aan de gemeen tebesturen zal enkel seriesgewijs kunnen gebeuren naarmate de militaire overheid ze aan het Departement van Binnenlandsche Zaken heeft kunnen leveren. De Minister Imp. Industrielle et Financière, 4, rue de Berlaimont, Bruxelles. MINISTÈRE DE L'INTÉRIEUR Ministerie van Binnenlandsche Zaken.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Tekstaffiches | 1919 | | pagina 1