Vccp rlJIen 9s Volksuwiivevsiie
SOCIALE STELSELS
MOEDERKENSDAG
DE DOKTER EN DE
MUTUALITEIT
ROSA LUXEMBURG
een diep voelende vrouw
A
IV. - HET PROLETARIAAT
DIEREN ZIEN EN LEEREN KENNEN
WAAROM EN HOE BIJ HET
WETENSCHAPPELIJK
A
V
V
V
ONDERZOEK TOESTELLEN
WORDEN GEBRUIKT
A,
CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING
Voor socialistische kadervorming
ACHTTIENDE LES
(2e vervolg)
V. - De Revolutie
BIBLIOGRAFIE
VRAGEN
Beeldhouwer Jozef Cantré (links) aan den arbeid aan het
grootsch en indrukwekkend Anseele-monument, dat weldra
te Gent zal verrijzen, ter eere van den grooten pionier van
het socialisme in Vlaanderen.
BO EKBESPREKING
door A.K.J. PORTIEIJE
RECHTSKUNDIGE KRONIEK
IN HET
NETHEDAL
L. Lauryssens
Inspekteur L. O.
PAS VERSCHENEN
f4 - Voor Allen - 14 Mei 1939!
BIJ het ontstaan van het kapita-
1 sine waren de arbeiders ge
scheiden; tussehen hen bestond
nog niet de band, veroorzaakt
door de gemeenschappelijkheid hun
ner belangen, zooals dit nu het
geval is.
Integendeel, zij voerden meestal
een konkurrentiestrijd onder malkan
der. Want het loonstelsel brengt
met zich dat er een ovenschot van
werkkrachten op het aantal beschik
bare plaatsen valt waar te nemen;
dit industrieele reserveléger laat
tos dat het loonpeil zoo laag moge
lijk kan worden gebracht. Dit is de
befaamde tijzeren wetvan Lasalle,
deze van vraag en aanbod.
De kapitalistische koncentratie
heeft echter als gevolg, dat de
arbeiders in grooten getale samen
gebracht worden in belangrijke cen
tra; de gelijkheid hunner levens
voorwaarden brengt hen nader tot
mekaar; zoo ontdekken <#ij het ver
mogen eener gemeenschappelijke ak-
tie en zij organiseeren zich om te
strijden voor betere werkvoorwaar-
den en een menschelijker bestaan;
bij hen ontwaakt de solidariteit,
waardoor het patronaat vrij alge
meen vruchteloos beroep kan doen
op de arbeiders reserve om de loor.en
naar omlaag te drukken. Het klasse-
bewustzijn der arbeiders is een feit
geworden. De arbeidende klasse
werd in het leven geroepen door
de klasse van het kapitalistisch
patronaat, als gevolg van dezes on-
menschelijke behandeling der loon-
trekkenden; en de ellende waarin
de bourgeoisie de arbeiders gedom
peld hield, maakte dat het proleta
riaat een revolutinnaire klasse
werd, want het had niets anders
te verliezen dan zijn ketens
Men heeft dikwijls aan het marxis
me verweten, dat het geen rekening
hield met den menschel ijken faktor,
dat het gebrek had aan huma
nisme Niets is meer ongerijmd.
Gansch de kritiek van Marx wordt
beheerscht door de zorg voor het
menschelijke, en zijn aanval tegen
het kapitalisme, bestaat juist in de
aanklacht van dezes onmenschelijk
karakter. Door het kapitalisme
wordt de mensch tot een voorwerp
vernederd; de arbeider wordt door
het patronaat als machine gebruikt
om rijkdommen te scheppen, waar
van zijzelf vervreemd blijven. Aan
arbeiders is alle hooger genot ont
zegd^ de ellende maakt van hun
familieleven een hel; zij gevoelen
niets voor het vaderland, want zij
bezitten niets. De vrijmaking van
het proletariaat zal dus de vrijma
king van den mensch zijn, en men
mag zeggen dat het proletariaat de
hoop van gansch het menschdom
in zich draagt.
Be teek ent dat nu dat de geestes
gesteldheid, de zeden en de levens
wijze van het proletariaat moeten
worden verheerlijkt en daarvan niet
mag worden afgeweken Absoluut
niet; dergelijke opvatting zou niet
overeenkomen met Marx' gedachte.
Want het doel der revolutie Is juist
de afschaffing van het proletariaat,
c Wanneer het proletariaat de over
winning behaalt, wil dat geenszins
zeggen dat het de absolute vorm
der maatschappij is geworden; want
het overwint slechts in de mate
waarin het z'chzelf afschaft gelijk
tijdig met zijn tegenstrever. De
socialisten beschouwen de proleta
riërs niet als goden. Integendeel,
het kan zich niet afschaffen zonder
zijn eigen levensvoorwaarden af te
schaffen(Do Heilige Familie).
De omverwerping der bourgeoisie
Is even onvermijdelijk als die der
feodaliteit. Zooals wij in de vorige
les zagen, berust de kapitalistische
maatschappij op een tegenstrijdig
heid, aangezien zijzelf haar onder
gang bewerkt. De koncentratie van
gansche groepen bedrijven In enkele
handen, de scheiding tussehen de
produktie en het verbruik, de nood
zakelijkheid de produktie steeds op
te voeren om reden van de kon-
kurrentie en de onmogelijkheid
nieuwe afzetgebieden te vinden, het
konflikt tussehen het internationaal
karakter der industrie en het natio
nale kader waarin deze zich van een
anderen kant wil afzonderen, de op
eenvolgende, steeds erger wordende
kristeen, dat alles moet onvermij
delijk le:den tot de ineenstorting
der oude wereld. In Het Kapitaal
(Deel I) drukt zich Marx daarover
als volgt uit Het monopolie van
het Kapitaal wordt een belemme
ring voor de produktiewijze die zich
met en door het kapitalisme ont
wikkeld heeft. De koncentratie der
produktiemiddelen en de socialisatie
van den arbeid komen op een punt,
waarop hun kapitalistisch omhulsel
te eng wordt en barsten moet... De
onteigenaars worden onteigend
De revolutie is dus het gevolg van
een eiind-katastrofe en kan" dan
slechts bestaan in de omverwerping
van het regime. Dit heeft men
soms genoemd KJ. marxistische
katastrofisme.
Wil dat nu zeggen dat het prole
tariaat lijdelijk de niet te vermijden
omkeerinig moet afwachten Dien
aangaande wordt soms beweerd dat
Marx van meening,was, dat de in
eenstorting van het kapitalistisch
regime vanzelf komen zou; dat hij
dus een fatalist was. Niets is minder
waar. Zei hij inderdaad niet Het
zijn de menschen zelf die hun eigen
geschiedenis maken Het is dus
een noodwendigheid dat de arbei
dersklasse zich organiseert «n een
politieke partij, want elke sociale
strijd moet zijn uitdrukking vinden
op het politiek terrein. Het proleta
riaat mag ook niet nalaten stand
vastig onmiddelijk te verwezenlijken
eischen te stellen.
Marx zwicht zelfs niet voor het
samengaan met de revolutionnaire
burgerij indien dit, uit taktische
reden, noodlg mocht blijken. De
arbeiders kunnen en moeten de
burgerlijke revolutie aanvaarden als
een voorwaarde voor de revolutie
van het proletariaat. Geen enkel
oogenfblifc mogen zij evenwel de eer
ste beschouwen als hun eigen doel
Daar waar de burgerlijke revolutie
een definitieve overwinning behaalt,
moet het proletariaat voor zijn eigen
doel gebruik maken van de bijko
mende kcmflikten der bourgeoisie
Men ziet dus dat bij de marxistische
taktóek geen enkel sektarisme, vol
gens hetwelk de arbeiders zich in
hun strijd moeten afzonderen, be
staat. Verweten Marx en Engels
aan Lasalle niet, dat deze beweerde
dat al de andere klassen buiten het
proletariaat slechte een enkele reak-
tlonnaire klasse vormden
Volgens Marx is het een hersen
schim te gelooven, dat de arbeiders
klasse op een vreedzame wijze de
uiteindelijke overwinning op de
bourgeoisie zal behalen. De defini
tieve strijd zal met geweld gebeuren,
zegt Marx; en de klassenstrijd leidt
noodzakelijkerwijze naar de dikta-
tuur van het proletariaat
Op deze stelling hebben onze te-
tegenstrevers zich geworpen om het
marxisme in diskrediet te brengen.
Maar ziehier hoe in het Communis
tisch Manifest de diktatuur van het
proletariaat wordt bepaald Het
proletariaat zal zijn politieke macht
gebruiken om de bourgeoisie voor
en na al het kapitaal af te nemen,
alle produktte-middelen in de han
den van het als heerschende klasse
georganiseerde proletariaat te ver
eenigen en de Ijoeveelhefd produktie-
krachten zoo snel mogelijk te ver
meerderen En verder c In de
plaats van de oude burgerlijke
maatschappij met haar klassen en
klassentegenstellingen treedt een
gemeenschap, waarin de vrije ont
wikkeling van eenieder de voorwaar
de is tot de vrije ontwikkeling van
allen (C.M. II Proletariërs en
Communisten
Hieruit blijkt dus duidelijk dat
de diktatuur van het proletariaat
door Marx beschouwd wordt als een
overgiangsmfddel. waarvan de duur
zoo kort mogelijk moet zijn. om tot
de volledige demokratie te komen.
Bij hem is de diktatuur niet- deze
van een party of van een enkel
persoon, maar die van een gehecle
klasse. Van het oogenblik af dat
het vrije burgerschap zal zijn ont
staan, zal het proletariaat opgehou
den hebben te bestaan. Opvallend
is het feit dat in de werken van
Marx slechte een drietal keeren de
uitdrukking diktatuur van het
proletariaatgebruikt wordt.
J. J. VON SCTEMXD: Hoofdlijnen
der sociologie. Uitgave; Arbeiders
pers. 1937.
1. In het edhfce marxisme fatalis
tisch? Waarom?
2. Hoe stelt py n de dlktatirur van
het proletariaat voor?
Antwoorden, vere^zeld van een
postzegel van 0.75 fr. sturen aan G.
De Vos, ZwijnaarcLsche steenweg, 78,
Gent.
'v V""
NIEfT van deze moeder of van
die moeder, maar van elke,
van «de» moeder is het Zon
dag de feestdag. Moederdag,
de dag, waanop van elk verwacht
wordt, dat hy of zy eens even meer
aandacht dan gewoonlijk besteedt
aan de vrouw, die hem of haar ter
wereld heeft gebracht. De dag,
waarop moeder niet de vrouw is,
die vanzelfsprekend heeft gezorgd
voor heele kousen en sokken en voor
het middageten, maar het symbool
van al wat goed en veilig en te ver
trouwen is. De dag, waarop wij dat
althans tegen haar willen zeggen
zooal niet in woorden, dan toch in
de vorm van de een of andeTe at
tentie, van een klein geschenk, een
paar bloemen, een verrassing.
Door alle eeuwen heen hebben de
vertolkers van menschelijke gedach
ten en ge-voedens de moeder geëerd.
Schrijvers hebben over haar geschre
ven, dichters hebben haar uitge
beeld, beeldhouwers hebben haar in
marmer gehouwen. Een ontelbaar
aantail verheerlijkingen door alle
tijden van de moeder zijn zoo tot
ons gekomen.
«Piëta» noemt Michel Angelo zijn
marmeren Maria met den dooden
Christus op haar schoot: een treu
rende moeder, onaantastbaar in
haar waardige smart. Hoeveel schil
ders hebben niet het gezicht van
hun moeder aan latere geslachten
overgeleverd, ook de allergrootsten,
Rembrandt, Dürer, om er maar en
kelen te noemen? Hoeveel boeken
zijn er niet opgedragen «Aan mijn
moeder»? In hoeveel verzen spreken
dichters niet tot hun mcedeT woor
den van liefde en eerbied, die zij
in het dageljjksch leven wellicht
moeilijk over hun lippen hebben
kunnen krijgen? De moeder en het
moederlijke hebben altijd een groote,
bevruchtende rol in de kunst ge
speeld.
Bepaalt niet de moeder van ieder
mensch datgene wat die mensch
nooit meer vergeten kan, zijn heele
leven lang niet, en in strijd waarmee
hij n'et kan handelen zonder zich
zelf pijn te doen?
In het volkslied en het veel ge
smade, maar daarom niet minder
graag gezongen straatlied, deze zui
vere uiting van wat er leeft in een
volk, is de moeder een van de ge
liefdste en veelvuldigste onderwer
pen. De moeder en haar verhouding
tot haar kind: tot het jonge, hulpe-
looze, tot het volwassen, maar zieke
of gewonde kind, tot het ondeugen
de kind ook, dat niet zóó slecht kan
zijn, of zijn moeder staat klaar,
hem alles te vergeven, wat hij haar
en anderen heeft aangedaan. De
moeder, dat is het symbool van de
trouw-ondanks-alles, van de niet te
dooden liefde, van de toevlucht en
de veiligheid, van de zelfverlooche
ning en de offervaardigheid. Hoe
staan wij, kinderen want elk
mensch is het kind van zijn moe
der tegenover deze liefde? Wat
stellen wij tegenover deze liefde
Wat doen wij, volwassenen?
Elk jong mensch maakt zich los
van die moederliefde, groeit naai"
zijn volwassen-zijn en zelfstandig
heid toe, geeft op een zeker oogen
blik zijn moeder het gevoel van met
leege handen achter te zijn geble
ven. Voor elke moeder komt het
oogenblik, dat het welbehoede kind
zijn eigen weg gaat. Dit is onvermij
delijk.
Maar niet onvermijdelijk Is, nat
het gevoel van leegte in de moeder
blijft bestaan, zoomin als het onver
mijdelijk is, dat het kind niet op
een andere manier bij de moeder
terug komt als het begrepen
heeft, wét moeder en kind-zijn be-
teekenen.
Is het dwaasheid, één dag van het
jaar «Moederdag» te noemen? Er
zijn menschen, die het vinden. Maar
wie begrepen heeft wat het voor een
mensch wil zeggen een moeder te
hebben, zal deze eene d'ag van het
jaar graag aan haar wijden.
DE geweldige ontwikkeling dei
wetenschap en de meester
schap welke men daardoor
over de gansche natuur heeft
verworven zijn, oorzaak, dat de
mensch maar al te dikwijls vergeet,
dat er, buiten hem, nog andere
levende wezens bestaan, die onze
belangstelling verdienen.
In de eerste plaats bedoelen
we de dieren. Zeker zal men
spreken van den trouwen ver-
stadige hond; de valsche kat,
het gediestig paard, den kop-
pigen ezel en zoo meer. Dit
zijn zoovele gemeenplaatsen gewor
den, waarbij men zich zelfs niet
eens meer afvraagt in hoever al deze
dieren aan aandoeningen onderhevig
zijn, een zielsleven leiden of hun
instinkten ondergaan. De mensch
schijnt hier voldaan met een sedert
eeuwen geveld oordeel alhoewel de
moderne wetenschap toch bij machte
moet zijn ons een d-'eper inzicht in
dit alles te geven. En wat kent men
dan eigenlijk over deze dieren, welke
niet in het dageljjksch leven van den
mensch betrokken zjjn? We durven
beweTen, dat in het beste geval, men
nauwelijks den naam kent van enke
len onder hen, waarbij dan nog de
stadsbewoner ver zal achter blijven
op dsn plattelandbewoner. En toch
leven rondom hen tientallen soorten
vogels en andere dieren. Enkele be-
voordeeligden, de beleeenen onder
hen, zullen er wat meer over weten
indien ze kennis hebben gemaakt
met de boeken van Jack London,
William J. Long, Dlhan Gopal
Mukerji en anderen, alhoewel deze
schrijvers er dan zeer dikwijls op uit
zijn om hun bevindingen op dat ge
bied te romanceeren. Daarin schuilt
dan precies het onderscheid en de
groote verdienste van Portielje wan
neer hij in zijn boek: «Dieren zien
en leeren kennen» op proefondervin
delijke wijze de verschillende subtie
le akties en reakties van de dieren
tracht te snappen. Voor een derge
lijk werk is hij overigens zeer goed
geplaatst, aangezien hij sedert 1906
verbonden is aan het koninklijk
zoölogisch genootshap «Natura Artis
Magistra», als inspekteur der leven
de have. Maar laten we even den
schrijver zelf aan het woord, om te
vernemen hoe*tfiij de uitgave van
het boek rechtvaardigt; «Met vreug
de heb ik daarom de gelegenheid
aangegrepen, mij door «De Neder-
landsdhe keurboekerij» op de meest
royale wijze geboden, om over het
gedrag van dieren een boek te schrij
ven, dat als inleiding zal kunnen
tegemoetkomen aan de toenemende
belangstelling, die er in ruimeren
kring op dit gebied aan den dag
wordt gelegd.
Temeer, waar daardoor tevens
eens de bijzondere beteekenis in het
licht kan worden gesteld, die het
honderdjarige «Artis» als biologisch
deskundig .beheerde zoölogische tuin,
ook voor het ethpotogisch en verge
lijkend-psychologisch onderzoek
DE rechtbank van Eersten Aan
leg van Venviers heeft in hare
zitting van 21 November 1938
een vonnis geveild dat voor de
mutualiteiten In het algemeen niet
van belang ontbloot is, omdat het
zekere rechtsbeginselen vastlegt die
tussehen de mutualiteiten en hun
geneesheeren toepasselijk zijn.
Het gading ln kwestie had zijn
oorsprong gevonden in een geschil
dat ontstaan was tussehen de fede
ratie van mutualiteiten en den ge
needheer welke met den dienst der
oogziekten was belast. Toen deze
dokter op 1 Januari 1937 zijn werk
zaamheden in de polikliniek van de
federatie had zien ten einde loopen,
had hij vijftien honderd steekkaar
ten (fichen) medegenomen, waarop
naast den datum der raadplegingen,
de voorgeschreven behandeling, en
kele korte aanduidingen en de ont
wikkeling van de ziekte waren op
geschreven. Daarenboven zond hij
aan de leden van de vereeniging een
omzendbrief waarbij hij zijn vertrek
uit de kliniek aankondigde, ze uit-
noodigende om naar zijn privaat
kabient te komen en er bijvoegende
dat hij bij de vaststelling van zijn
eereloon zou rekening houden van
hun hoedanigheid van gewezen
kliënt en van mutualist.
De mutualiteit liet zich echter niet
onbetuigd en verwittigde hare leden
dat zij de vrije keus van dokter zou
eerbiedigen ter uitsluiting nochtans
van den dokter in kwestie; zij wei
gerde de bezoeken terug te betalen
die bij dezen dokter werden gedaan
en waarvoor zij anders het mutualis-
tisch tarief zou toepassen.
Vandaar proces met vraag en
tegenvraag; de mutualiteit elschte
de aflevering van de steekkaarten
en een schadevergoeding van 50.000
frank voor de schade opgeloopen
wegens niet loyale handelingen: de
dokter van zijn kant elschte 16 000
frank voor zooeenaamd rechtsmls-
bruik en om wille van de beven hem
ingebrachte betichting de steekkaar
ten te hebben gestolen.
Het voornaamste besluit van het
vonn's Is dit betreffende de steek
kaarten: er werd geoordeeld dat
deze den eigendom dienen te blijven
van de mutualiteit gezien den band
die tussehen partijen bestaat. De
dokter kon niet loochenen en
loochende ook niet dat hij het kabi
net voor oogziekten hield in de ver
scheidene poliklinieken van de pro
vincie Luik. Uit de overeenkomst
kwam dus naar voor dat hij ln feite
de oogdiensten verzekerde ven de
mutualistisohe federatie. Deze over
eenkomst verplichtte hem niet steek
kaarten te houden; maar indien hij
het deed was hst dat hij van oor
deel was dat dit, zoowel medikaal
als bestuurlijk beschouwd, eene
methode was uitstekend aangepast
aan de normale werking van de mu-
bualistische diensten. Van dit oogen
blik was het maar logisch dat deze
steekkaarten het bezit bleven van
de federatie daar zij gemaakt waren
in het belang van de zieken en voor
den goeden gang van zaken van de
mutualiteit zelf. Wel kon de dokter
inroepen dat hij als jong geneesheer
er belang bij had zijn ervaringen in
hem toebehoorende steekkaarten te
kunnen vastleggen. Deze dokumen-
tatie kon zijn verdere onderzoeken
vergemakkelijken daar de uitslagen
van zijn tusschenkomsten aldus
vastgelegd waren. Het is om deze
redenen dat de rechtbank de goede
trouw van den dokter aannam waar
hij in het bezit had willen blijven
van deze steekkaarten; maar ze
meende ook dat het hem mogelijk
ware geweest een dubbel van de
fichen aan te leggen voor zijn per
soonlijk gebru'k. Daarom weTd ge
oordeeld dat hij voor de achterhou
ding zelf geen schadevergoeding
moest betalen voor het verleden; al
leen mioest -hij vanaf het vonnis deze
aflevering bewerken daar de belan
gen van de zieken en van de
diensten gaan voor deze van den
dokter. De rechtbank hield geen re
kening van de opwerping van den
dokter die zich steunde op het be
roepsgeheim om de afflevering te
weigeren, daar de steekkaarten toch
enkel moesten dienen voor de
diensten der kliniek en voor de ge
neesheeren en verplegers die nader
hand met dit departement zouden
vertrouwd worden.
Over de andere nevenpunten oor
deelde de rech/tbank als volgt: de
omzendbrief van den dokter om het
kTënteel van de mutualiteit naar
zijn kabinet te lokken, vond ze wei
nig «elegant» en niet erg overeen
komstig met de waardigheid van de
orde der geneesheeren, maar ze
meende anderzijds dat de mutuali
teit, die in de eerste plaats een werk
van solidariteit en menschlievend-
heid is, toch geen materieel voordeel
trekt uit hare klinieken en er haar
dienvolgens geen werkelijke schade
was aangericht.
De dokter werd afgewezen voor
wat zijn eisch betreft betrekkelijk de
weigering der mutualiteit om de bij
hem plaats grijpende bezoeken te
vergoeden. De mutualiteit heeft de
vrije keus van den geneesheer en
zoolang zil dezen of genen genees
heer niet in zijn eer of beroensfaam
aantast, is zij ertoe gerechtigd haar
keus naar goedvinden te beperken.
heeft gehad. In de toekomst zal
«Artis» die beteekenis nog meer krij
gen, nu het byeenlbrenigeh van gege
vens omtrent .dierengedrag de laat
ste jaren vergemakkelijk en bevor
derd wordt, omdat het geheele perso
neel, bij de verzorging der levende
dieren betrokken, geregeld alle door
hem opgemerkt bijzonderheden
moet opgeven voor de in «Artis»
dagelijks bijgehouden uitvoerige
rapporten, stamboeken en verslagen
aangaande de levende have van het
genootschap.
Overigens beschikt men sinds het
jaar 1928 al over een eigen labora
torium voor dier-psychoJogisch on
derzoek.»
We hopen, door deze aanhaling
voldoende de aandacht te hebben
getrokken op de wetenschappelijke
opvatting van het boek, dat nochtans
is bedoeld als inleiding tot het
leeren waarnemen en interpreteeren
van dierengedrag. Mocht de schrij
ver erin gelukken enkele liefhebbers
te initieeren, dan zal hij zich zeker
voor zijn moeite beloond gevoelen.
Welk nut dit vak bied't, vraagt u?
We spreken toch npg van het dier
lijke in den mensch, en in de huidi
ge tijden van ontketende lagere drif
ten, moet men ieder middel om zijn
persoonlijkheid en zijn geest te ver
heffen tot op een meer menschwaar-
dig Ideaal aangrijpen.
We kunnen deze bespreking niet
eindigen zonder een woordje te rep
pen over de talrijke foto's welke den
tekst verluchten. Ze zijn verzorgd
door W. P. H. Schut. Een klein ge
deelte Is bedoeld tot illustratie van
den tekst, doch daarnaast vinden we
een geheele reeks werkelijke kunst
foto's, waaronder sommige zoo
mooi, dat ze voor zichzelf reeds,
boekdeelen spreken. Kortom, de
«Nederlandsohe Keurboekerij» heeft
een prachtig en interessant boek te
onzer beschikking gesteld. L. F.
door
DE ondertitel van deze brochure
luidt: «Bodemgemeenschappen
en milieustudie. Proeve van
praktische uitwerking.» De
vakmenschen uit het onderwijs zul
len reeds begrepen hebben waarover
het hier gaat. De V.O.V. wenschte
natuurlijk het hare by te brengen
tot de moderne strekking in het on
derwijs en heeft daarom ook hare
brochurenreeks met hooger vermeld
boekje aangevuld.
Stippen we onmiddellijk aan, dat
de schryver zelf erkent slechte een
proeve van uitwerking te kunnen
verstrekken, vooral omdat de mo
derne opvattingen inzake onderwijs
zoo innig verbonden zyn aan de
lokale omstandigheden en toestan
den. In ieder geval is de schrijver
er in gelukt heel wat interessante
vingerwijzingen te geven, die er
zeker zullen toe bijdragen om ons
den geest van de moderne onder
wijsmethoden te doen snappen.
Het werkje is te verkrijgen by «De
Sikkel» tegen den prijs van 9 frank.
Bij Van Holkema en Warendorf
N. V. Amsterdam (Antwerpen, Kip-
dorpvest 40) verscheen Dienaren der
Menschheid, do:r Paul De Kruif, in
de vertaling van A. M. Schryver.
Prijs gen. 49,30 fr., geb. 66,30 fr.
De schrijver geeft in dit nieuwe
boek een duidelijk en dikwijls aan
grijpend beeld van den strijd tegen
de ernstigste ziekten, die de mensch
heid teisteren tubercri ose, fcraam-
vrouwekoorts, kinderverlamming,
syphilis. Hy beschrijft hoe de groote
wetenschappelijke onderzoekers met
eindeloos geduld en ten koste van
moeizamen arbeid en gr:ote zelf
opoffering vechten om de problemen
op te lossen, die de onbekendheid
van de oorzaak, de voorkoming en
de geneeswijze van deze ziekten hen
stellen. Het thema de strijd tegen
den dood is veranderd in een strijd
van het geheele v:lk voor het leven»
wordt door De Kruif behandeld met
een hem eigen sterke verbeeldings
kracht en sublieme toewijding, waar
door zijn boek zal willen gelezen wor
den door ieder weetlustige en door
allen die iets voelen voor de gezond
making van het mensohdem.
OM zsken waar te nemen ge
bruiken wij onze zintuigen.
Zoo leert men al heel wat
kennen van he tg ene zich rond
om ons bevindt of voordoet. Door
vergelijking en berekening slaagt
men erin al iets meer over het wezen
en den toestand der zaken te ver
nemen.
Op school hebben wij gefleerd dat
de mensch vijf zinnen heeft: het ge
zicht, het gehoor, de tastzin, de
smaak en de reuk. Als deze rang
schikking volstaat om op eenvoudige
wijze te verklaren hoe wij van onze
omgeving kennis r.emen, toch is zij
ver van volledig als wij onze manier
van waarnemen van dichterbij wiilen
gaan beschouwen. Bij nader onder
zoek moet worden aanvaard dat wij
over meer dan vijf zinnen beschik
ken. dat het aantal zelfs onbeperkt
is. Zoo kunnen o.m. in het gezicht
de zin der luminositeit (licht), die
der kleuren en die van den vorm
worden gerangschikt. Ons oor is niet
alleen, het zintuig van het gehoor,
maar tevens dat van den evenwichts-
zin; deze laat toe dat wij ons kun
nen rechtstaande houden, en dat wij
weten of wij liggen, hangen', vallen
of stijgen; bij zekere vogels, o.a. bij
de reisduif, zou het oor de zetel zijn
van den richtingszin. Ook de tastzin
is niet enkelvoudig. In onze huid
treft men inderdaad aan: de tastzin,
de warmtezin, de koudezin, de pijn-
zin, de kittelzin. Tenslotte zijn er nog
een aantal zinnen, die gerangschikt
worden in den z.g. «zesde zin», en
geroemd worden «bewegings- en rich-
tóngszinnen». Zij zetelen in de ge
wrichten, de peezen en de spieren.
Door middel van al die zinnen kan
men dus, indien zij op beredenee-
rende wijze worden aangewend, het
gebeuren der natuurverschijnselen en
het zijn der dingen waarnemen en
besturen'. Daar waar echter de onvol
maaktheid van het menschelijke
lichaam en dezes verrichtingen, een
grens stelt voor een verdere kennis
neming van de natuur, neemt men
zijn toevlucht tot toestellen. Deze
behooren noodzakelijk niet altijd tot
de uitrusting van wetenschappelijke
laboratoria. Dragen de bijzienden
geen brillen? Maken de schouwburg
bezoekers geen gebruik van verre
kijkers om (beter het tooneel te zaen?
Hooren de dooven niet beter door
middel van een op het oor geplaat
sten hoom of ander toestelletje? En
bezigt men niet in het dagelijksche
leven thermometers, om de warmte
te meten, weegschalen om de zwaar
tekracht van voorwerpen te meten,
uurwerken c*m te zien hoe laat het
is, een kompas om den weg te vin
den, ene.? Brillen, verrekijkers,
hoornen, thermometers, weegschalen,
uurwerken en kompassen zijn weten
schappelijke toestellen in den vollen
'n des woords.
Nu zyn er tallooee toestellen die
uitsluitend door weterschiapsmen-
schen gebruikt worden; om er maar
twee te noemen: het mikroskocp,
waarmede het mogelijk is beelden
van voorwerpen tot tienduizend, en
mser zelfs, te vergrooten, en het
teleskoop, waarmede men onzicht
bare sterren in het uitspansel kan
waarnemen. Er zijn ook voorwerpen,
die, al worden zy op breede schaal
ook door leeken gebruikt in de prak
tijk der wetenschappelijke opzoekin
gen aangewend worden. Dit is o.m.
l.et geval met de fotografische gevoe
lige plaat, die de aanwezigheid van
de o..zichtbare kathode- en X-stralen
veropenbaart; met de geluidstrans-
formate'en en mikrofcons, die de
geringste geluiden «detekteeren» en
versterken.
Al die toestellen vervolledigen onze
zintuigen, en dienen tot de redht-
streeksche waarneming.
Nu is deze rechtstreeksehe waar
neming alleen niet voldoende om
veie verschijnselen te leeren kennen,
te begrijpen en in verband met het
algemeen gebeuren te brengen. Om
dit wel te doen neec-.ï men zeer dik
wijls bij het wetenschappelijk onder
zoek zijn toevlucht tot het verwek
ken van verschijnselen. Dit is een
c nreohtstreeksche methode. Nader
hand worden de vastgestelde resul
taten vergeleken met andere natuur
verschijnselen, om daaruit wetten af
te leiden. Daarvoor gebruikt men
ook toestellen, die niet alleen van
natuurkundigen of physischen, maar
ook van scheikundigen aard zijn.
Deze geven ons de reden waarom iets
voorvalt en toonen ons hoe en wat
iets is.
Maar om tot dit resultaat te komen
is er nog iets anders ncoddg dan de
rechtstreeksehe of onrechtstreeksche
waarnemingsmethode. Men is ver
plicht, na de gedane waarneming,
te redeneeren, de resultaten te klas
seeren en te co-ordineeren, en ge
volgtrekkingen hieruit te maken. Zoo
komt men tot de verklaring der fei
ten, Het is vanzelfsprekend dat de
juistheid dezer verklaring afhangt
van de gevoeligheid der gebruikte
toestellen en van de nauwkeurigheid,
waarmede de waarneming gedaan
werd. Het gebeurt dikwijls dat men
van sommige verklaringen niet heel
zeker is. Dit is vooral het geval wan
neer men het uiterste kleine, het
atoom en dezes samenstellende
deelen, en het uiterste groote, de
b«meilichamen, bestudeert. Dan is
men verplicht te veronderstellen. Dat
wil nu niet zeggen dat een weten
schappelijke veronderstelling of
hypothesis zoo maar uit de lucht
gegrepen is. Zij is integendeel het
gevolg va.i het feit dat de natuur
onderzoeker logisch te werk gaat.
In de natuur- en scheikunde speelt
de logika of beredeneeringsleer een
zeer groote rol. Deze leer heeft een
■wiskundige basis. Dit laaf ons toe
de meest tastbare verschijnselen op
een abstrakte wijze voer te stellen,
en, gebruik makeed van de wiskun
dige stelregelen, kan men aldus be
rekeningen maken, waarvan het
resultaat ons tot de exacte weergave
van het versohij' sel en tot dezes
verband me-1 andere verschijnselen,
brengt.
Zoo heeft men in Ihef chaos van
het heelal, dat men denkt zoo inge
wikkeld te zyn, tenslotte klaarheid
gebracht.
VAN de vier jaar, dat de
wereldoorlog heeft geduurd,
heeft Rosa Luxemburg, de
groote socialiste, drie jaar en
'vier maanden in de gevangenis
moeten doorbrengen. De kracht van
deze moedige strijdster moest gebro
ken, haar wekroep moest tot zwy-
gen worden gebracht. Maar dit ge
lukte niet. Ondanks alle pogingen
om haar stem te smoren, vonden
haar brieven uit de gevangenis hun
weg naar het lijdende en strijdende
proletariaat in Duitschland. Wie
deze brieven in .het bijzonder die
aan Liebknecht's vrouw, Sonja,
welke later zijn uitgegeven, nu
nog leest, wordt ontroerd door de
liefde tot mensch en dier, die
spreekt uit elke regel van deze moe
dige, diep voelende vrouw.
Wjj laten hier een deel van een
brief volgen, die zij midden Decem
ber aan haar vriendin uit de gevan
genis in Breslau schreef
Ach, Sonitchka, ik neb hier
een diepe smart gevoeld; op de bin
nenplaats, waar ik wandel, komen
vaak wagens van de militairen, vol
geladen met zakken of oude solda
tenjassen en -hemden, vaak vol
bloedvlekken... die worden hier uit
geladen, over de cellen verdeeld,
nersteld, dan weer opgeladen en
naar de militairen teruggebracht.
Onlangs kwam zoo'n wagen, be
spannen, inplaats van met paarden,
met buffels. Ik zag de dieren voor
de eerste maal van dichtbij. Zij zyn
krachtiger en breeder gebouwd dan
onze runderen, met platte koppen
en vlak terzijde gebogen horens; de
koppen gelijken op die van onze
schapen, heelemaal zwart, met
groote, zachtibTkkende oogen. Ze
komen uit Roemenië, in de oorlog
buitgemaakt... de soldaten, die de
wagens mennen, vertellen, dat het
heel moeilijk is, deze woesie dieren
te vangen, en nog moeilijker, deze
aan de vrijheid gewende dieren voor
zulk een dienst te gebruiken. Ze
worden vaak vreeselijk geslagen...;
bovendien krygen zy, die gewend
zijn aan de welige Roerneensche
we.den, ellendig en schraal voer. Zij
worden zonder erbarmen misbruikt
om alle mogelijke vrachten te sle
pen en gaan zoo gauw dood. Een
paar dagen geleden kwam zoo'n wa
gen vol zakken geladen binnenrij
den; de last was zoo hoog opgesta
peld, dat de buffels niet over de
drempel konden komen b'j de in
gang van de poort. De soldaat, die
erbij was, een ruwe, brute kerel,
begon de dieren zoo met bet dikke
eind van de zweep te slaan, dat de
opzichteres het niet kon aanzien en
hem verontwaardigd vroeg, of hij
dan heelemaal geen medelijden met
de dieren had.
Met, ons menschen heeft ook
niemand medelij, antwoordde hy
met een gemeen lachje en sloeg er
nog harder op los... De d'eren trok
ken ten slotte voort en kwamen over
de drempel, maar een van de dieren
bloedde... Sonitchka, de huid van
een buffel is, zooals het spreek
woord zegt, dik en taai en toch was
die gescheurd. De dieren stonden
daarop bij het afladen heelemaal
stil en uitgeput en een, die bloedde,
keek voor zich uit met een uitdruk
king in het zwarte gezicht als een
huilend kind. Het was net een
schreiend kind, dat gevoelig was be
straft en niet weet, hoe het de kwel
ling en het ruwe geweld moet ont
gaan... ik stond ervoor en het dier
keek mij aan; de tranen stroomden
mij over de wangen het waren
zijn tranen, om zijn eigen broer kan
men niet smarteiyker 6Cbreien dan
ik in mijn onmacht schreide over
dit leed.
Hoe ver, hoe onbereikbaar ver,
hoe verloren voor dit dier, onbereik
baar verloren de vrye, sappige
groene weiden van Roemenië
Hoe anders scheen daar de zon,
blies de wind, hoe anders waren
daar het heeriyk gefluit van de vo
gels, of het welluidend geroep van
de herders I
En hier deze vreemde, afgrijse
lijke stad ,de donkere stal, het wal-
geiyke muffe hooi, gemengd met
rottend stroo, de vreemde, vreese-
lijke menschen de slagen, het
bloed, dat uit de versche wonde
stroomt. O, myn arme buffel, mijn
arme, lieve buffel, hier staan wy
'beiden lydelijk en zonder verzet,
zonder de macht Iets te kunnen
doen.
Intusschen waren de gevangenen
druk bezig bij de wagen, laadden de
zware zakken uit en sleepten ze
naar binnen; de soldaat stak zyn
teide handen in de broekzakken
liep met groote passen over de bin
nenplaats, glimlachte en floot zacht
jes een straatdeun.
En de heele heeriyke oorlog
trok mij in de geest voorbij...