Vccp rlJIen 9s Volksuwiivevsiie SOCIALE STELSELS MOEDERKENSDAG DE DOKTER EN DE MUTUALITEIT ROSA LUXEMBURG een diep voelende vrouw A IV. - HET PROLETARIAAT DIEREN ZIEN EN LEEREN KENNEN WAAROM EN HOE BIJ HET WETENSCHAPPELIJK A V V V ONDERZOEK TOESTELLEN WORDEN GEBRUIKT A, CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING Voor socialistische kadervorming ACHTTIENDE LES (2e vervolg) V. - De Revolutie BIBLIOGRAFIE VRAGEN Beeldhouwer Jozef Cantré (links) aan den arbeid aan het grootsch en indrukwekkend Anseele-monument, dat weldra te Gent zal verrijzen, ter eere van den grooten pionier van het socialisme in Vlaanderen. BO EKBESPREKING door A.K.J. PORTIEIJE RECHTSKUNDIGE KRONIEK IN HET NETHEDAL L. Lauryssens Inspekteur L. O. PAS VERSCHENEN f4 - Voor Allen - 14 Mei 1939! BIJ het ontstaan van het kapita- 1 sine waren de arbeiders ge scheiden; tussehen hen bestond nog niet de band, veroorzaakt door de gemeenschappelijkheid hun ner belangen, zooals dit nu het geval is. Integendeel, zij voerden meestal een konkurrentiestrijd onder malkan der. Want het loonstelsel brengt met zich dat er een ovenschot van werkkrachten op het aantal beschik bare plaatsen valt waar te nemen; dit industrieele reserveléger laat tos dat het loonpeil zoo laag moge lijk kan worden gebracht. Dit is de befaamde tijzeren wetvan Lasalle, deze van vraag en aanbod. De kapitalistische koncentratie heeft echter als gevolg, dat de arbeiders in grooten getale samen gebracht worden in belangrijke cen tra; de gelijkheid hunner levens voorwaarden brengt hen nader tot mekaar; zoo ontdekken <#ij het ver mogen eener gemeenschappelijke ak- tie en zij organiseeren zich om te strijden voor betere werkvoorwaar- den en een menschelijker bestaan; bij hen ontwaakt de solidariteit, waardoor het patronaat vrij alge meen vruchteloos beroep kan doen op de arbeiders reserve om de loor.en naar omlaag te drukken. Het klasse- bewustzijn der arbeiders is een feit geworden. De arbeidende klasse werd in het leven geroepen door de klasse van het kapitalistisch patronaat, als gevolg van dezes on- menschelijke behandeling der loon- trekkenden; en de ellende waarin de bourgeoisie de arbeiders gedom peld hield, maakte dat het proleta riaat een revolutinnaire klasse werd, want het had niets anders te verliezen dan zijn ketens Men heeft dikwijls aan het marxis me verweten, dat het geen rekening hield met den menschel ijken faktor, dat het gebrek had aan huma nisme Niets is meer ongerijmd. Gansch de kritiek van Marx wordt beheerscht door de zorg voor het menschelijke, en zijn aanval tegen het kapitalisme, bestaat juist in de aanklacht van dezes onmenschelijk karakter. Door het kapitalisme wordt de mensch tot een voorwerp vernederd; de arbeider wordt door het patronaat als machine gebruikt om rijkdommen te scheppen, waar van zijzelf vervreemd blijven. Aan arbeiders is alle hooger genot ont zegd^ de ellende maakt van hun familieleven een hel; zij gevoelen niets voor het vaderland, want zij bezitten niets. De vrijmaking van het proletariaat zal dus de vrijma king van den mensch zijn, en men mag zeggen dat het proletariaat de hoop van gansch het menschdom in zich draagt. Be teek ent dat nu dat de geestes gesteldheid, de zeden en de levens wijze van het proletariaat moeten worden verheerlijkt en daarvan niet mag worden afgeweken Absoluut niet; dergelijke opvatting zou niet overeenkomen met Marx' gedachte. Want het doel der revolutie Is juist de afschaffing van het proletariaat, c Wanneer het proletariaat de over winning behaalt, wil dat geenszins zeggen dat het de absolute vorm der maatschappij is geworden; want het overwint slechts in de mate waarin het z'chzelf afschaft gelijk tijdig met zijn tegenstrever. De socialisten beschouwen de proleta riërs niet als goden. Integendeel, het kan zich niet afschaffen zonder zijn eigen levensvoorwaarden af te schaffen(Do Heilige Familie). De omverwerping der bourgeoisie Is even onvermijdelijk als die der feodaliteit. Zooals wij in de vorige les zagen, berust de kapitalistische maatschappij op een tegenstrijdig heid, aangezien zijzelf haar onder gang bewerkt. De koncentratie van gansche groepen bedrijven In enkele handen, de scheiding tussehen de produktie en het verbruik, de nood zakelijkheid de produktie steeds op te voeren om reden van de kon- kurrentie en de onmogelijkheid nieuwe afzetgebieden te vinden, het konflikt tussehen het internationaal karakter der industrie en het natio nale kader waarin deze zich van een anderen kant wil afzonderen, de op eenvolgende, steeds erger wordende kristeen, dat alles moet onvermij delijk le:den tot de ineenstorting der oude wereld. In Het Kapitaal (Deel I) drukt zich Marx daarover als volgt uit Het monopolie van het Kapitaal wordt een belemme ring voor de produktiewijze die zich met en door het kapitalisme ont wikkeld heeft. De koncentratie der produktiemiddelen en de socialisatie van den arbeid komen op een punt, waarop hun kapitalistisch omhulsel te eng wordt en barsten moet... De onteigenaars worden onteigend De revolutie is dus het gevolg van een eiind-katastrofe en kan" dan slechts bestaan in de omverwerping van het regime. Dit heeft men soms genoemd KJ. marxistische katastrofisme. Wil dat nu zeggen dat het prole tariaat lijdelijk de niet te vermijden omkeerinig moet afwachten Dien aangaande wordt soms beweerd dat Marx van meening,was, dat de in eenstorting van het kapitalistisch regime vanzelf komen zou; dat hij dus een fatalist was. Niets is minder waar. Zei hij inderdaad niet Het zijn de menschen zelf die hun eigen geschiedenis maken Het is dus een noodwendigheid dat de arbei dersklasse zich organiseert «n een politieke partij, want elke sociale strijd moet zijn uitdrukking vinden op het politiek terrein. Het proleta riaat mag ook niet nalaten stand vastig onmiddelijk te verwezenlijken eischen te stellen. Marx zwicht zelfs niet voor het samengaan met de revolutionnaire burgerij indien dit, uit taktische reden, noodlg mocht blijken. De arbeiders kunnen en moeten de burgerlijke revolutie aanvaarden als een voorwaarde voor de revolutie van het proletariaat. Geen enkel oogenfblifc mogen zij evenwel de eer ste beschouwen als hun eigen doel Daar waar de burgerlijke revolutie een definitieve overwinning behaalt, moet het proletariaat voor zijn eigen doel gebruik maken van de bijko mende kcmflikten der bourgeoisie Men ziet dus dat bij de marxistische taktóek geen enkel sektarisme, vol gens hetwelk de arbeiders zich in hun strijd moeten afzonderen, be staat. Verweten Marx en Engels aan Lasalle niet, dat deze beweerde dat al de andere klassen buiten het proletariaat slechte een enkele reak- tlonnaire klasse vormden Volgens Marx is het een hersen schim te gelooven, dat de arbeiders klasse op een vreedzame wijze de uiteindelijke overwinning op de bourgeoisie zal behalen. De defini tieve strijd zal met geweld gebeuren, zegt Marx; en de klassenstrijd leidt noodzakelijkerwijze naar de dikta- tuur van het proletariaat Op deze stelling hebben onze te- tegenstrevers zich geworpen om het marxisme in diskrediet te brengen. Maar ziehier hoe in het Communis tisch Manifest de diktatuur van het proletariaat wordt bepaald Het proletariaat zal zijn politieke macht gebruiken om de bourgeoisie voor en na al het kapitaal af te nemen, alle produktte-middelen in de han den van het als heerschende klasse georganiseerde proletariaat te ver eenigen en de Ijoeveelhefd produktie- krachten zoo snel mogelijk te ver meerderen En verder c In de plaats van de oude burgerlijke maatschappij met haar klassen en klassentegenstellingen treedt een gemeenschap, waarin de vrije ont wikkeling van eenieder de voorwaar de is tot de vrije ontwikkeling van allen (C.M. II Proletariërs en Communisten Hieruit blijkt dus duidelijk dat de diktatuur van het proletariaat door Marx beschouwd wordt als een overgiangsmfddel. waarvan de duur zoo kort mogelijk moet zijn. om tot de volledige demokratie te komen. Bij hem is de diktatuur niet- deze van een party of van een enkel persoon, maar die van een gehecle klasse. Van het oogenblik af dat het vrije burgerschap zal zijn ont staan, zal het proletariaat opgehou den hebben te bestaan. Opvallend is het feit dat in de werken van Marx slechte een drietal keeren de uitdrukking diktatuur van het proletariaatgebruikt wordt. J. J. VON SCTEMXD: Hoofdlijnen der sociologie. Uitgave; Arbeiders pers. 1937. 1. In het edhfce marxisme fatalis tisch? Waarom? 2. Hoe stelt py n de dlktatirur van het proletariaat voor? Antwoorden, vere^zeld van een postzegel van 0.75 fr. sturen aan G. De Vos, ZwijnaarcLsche steenweg, 78, Gent. 'v V"" NIEfT van deze moeder of van die moeder, maar van elke, van «de» moeder is het Zon dag de feestdag. Moederdag, de dag, waanop van elk verwacht wordt, dat hy of zy eens even meer aandacht dan gewoonlijk besteedt aan de vrouw, die hem of haar ter wereld heeft gebracht. De dag, waarop moeder niet de vrouw is, die vanzelfsprekend heeft gezorgd voor heele kousen en sokken en voor het middageten, maar het symbool van al wat goed en veilig en te ver trouwen is. De dag, waarop wij dat althans tegen haar willen zeggen zooal niet in woorden, dan toch in de vorm van de een of andeTe at tentie, van een klein geschenk, een paar bloemen, een verrassing. Door alle eeuwen heen hebben de vertolkers van menschelijke gedach ten en ge-voedens de moeder geëerd. Schrijvers hebben over haar geschre ven, dichters hebben haar uitge beeld, beeldhouwers hebben haar in marmer gehouwen. Een ontelbaar aantail verheerlijkingen door alle tijden van de moeder zijn zoo tot ons gekomen. «Piëta» noemt Michel Angelo zijn marmeren Maria met den dooden Christus op haar schoot: een treu rende moeder, onaantastbaar in haar waardige smart. Hoeveel schil ders hebben niet het gezicht van hun moeder aan latere geslachten overgeleverd, ook de allergrootsten, Rembrandt, Dürer, om er maar en kelen te noemen? Hoeveel boeken zijn er niet opgedragen «Aan mijn moeder»? In hoeveel verzen spreken dichters niet tot hun mcedeT woor den van liefde en eerbied, die zij in het dageljjksch leven wellicht moeilijk over hun lippen hebben kunnen krijgen? De moeder en het moederlijke hebben altijd een groote, bevruchtende rol in de kunst ge speeld. Bepaalt niet de moeder van ieder mensch datgene wat die mensch nooit meer vergeten kan, zijn heele leven lang niet, en in strijd waarmee hij n'et kan handelen zonder zich zelf pijn te doen? In het volkslied en het veel ge smade, maar daarom niet minder graag gezongen straatlied, deze zui vere uiting van wat er leeft in een volk, is de moeder een van de ge liefdste en veelvuldigste onderwer pen. De moeder en haar verhouding tot haar kind: tot het jonge, hulpe- looze, tot het volwassen, maar zieke of gewonde kind, tot het ondeugen de kind ook, dat niet zóó slecht kan zijn, of zijn moeder staat klaar, hem alles te vergeven, wat hij haar en anderen heeft aangedaan. De moeder, dat is het symbool van de trouw-ondanks-alles, van de niet te dooden liefde, van de toevlucht en de veiligheid, van de zelfverlooche ning en de offervaardigheid. Hoe staan wij, kinderen want elk mensch is het kind van zijn moe der tegenover deze liefde? Wat stellen wij tegenover deze liefde Wat doen wij, volwassenen? Elk jong mensch maakt zich los van die moederliefde, groeit naai" zijn volwassen-zijn en zelfstandig heid toe, geeft op een zeker oogen blik zijn moeder het gevoel van met leege handen achter te zijn geble ven. Voor elke moeder komt het oogenblik, dat het welbehoede kind zijn eigen weg gaat. Dit is onvermij delijk. Maar niet onvermijdelijk Is, nat het gevoel van leegte in de moeder blijft bestaan, zoomin als het onver mijdelijk is, dat het kind niet op een andere manier bij de moeder terug komt als het begrepen heeft, wét moeder en kind-zijn be- teekenen. Is het dwaasheid, één dag van het jaar «Moederdag» te noemen? Er zijn menschen, die het vinden. Maar wie begrepen heeft wat het voor een mensch wil zeggen een moeder te hebben, zal deze eene d'ag van het jaar graag aan haar wijden. DE geweldige ontwikkeling dei wetenschap en de meester schap welke men daardoor over de gansche natuur heeft verworven zijn, oorzaak, dat de mensch maar al te dikwijls vergeet, dat er, buiten hem, nog andere levende wezens bestaan, die onze belangstelling verdienen. In de eerste plaats bedoelen we de dieren. Zeker zal men spreken van den trouwen ver- stadige hond; de valsche kat, het gediestig paard, den kop- pigen ezel en zoo meer. Dit zijn zoovele gemeenplaatsen gewor den, waarbij men zich zelfs niet eens meer afvraagt in hoever al deze dieren aan aandoeningen onderhevig zijn, een zielsleven leiden of hun instinkten ondergaan. De mensch schijnt hier voldaan met een sedert eeuwen geveld oordeel alhoewel de moderne wetenschap toch bij machte moet zijn ons een d-'eper inzicht in dit alles te geven. En wat kent men dan eigenlijk over deze dieren, welke niet in het dageljjksch leven van den mensch betrokken zjjn? We durven beweTen, dat in het beste geval, men nauwelijks den naam kent van enke len onder hen, waarbij dan nog de stadsbewoner ver zal achter blijven op dsn plattelandbewoner. En toch leven rondom hen tientallen soorten vogels en andere dieren. Enkele be- voordeeligden, de beleeenen onder hen, zullen er wat meer over weten indien ze kennis hebben gemaakt met de boeken van Jack London, William J. Long, Dlhan Gopal Mukerji en anderen, alhoewel deze schrijvers er dan zeer dikwijls op uit zijn om hun bevindingen op dat ge bied te romanceeren. Daarin schuilt dan precies het onderscheid en de groote verdienste van Portielje wan neer hij in zijn boek: «Dieren zien en leeren kennen» op proefondervin delijke wijze de verschillende subtie le akties en reakties van de dieren tracht te snappen. Voor een derge lijk werk is hij overigens zeer goed geplaatst, aangezien hij sedert 1906 verbonden is aan het koninklijk zoölogisch genootshap «Natura Artis Magistra», als inspekteur der leven de have. Maar laten we even den schrijver zelf aan het woord, om te vernemen hoe*tfiij de uitgave van het boek rechtvaardigt; «Met vreug de heb ik daarom de gelegenheid aangegrepen, mij door «De Neder- landsdhe keurboekerij» op de meest royale wijze geboden, om over het gedrag van dieren een boek te schrij ven, dat als inleiding zal kunnen tegemoetkomen aan de toenemende belangstelling, die er in ruimeren kring op dit gebied aan den dag wordt gelegd. Temeer, waar daardoor tevens eens de bijzondere beteekenis in het licht kan worden gesteld, die het honderdjarige «Artis» als biologisch deskundig .beheerde zoölogische tuin, ook voor het ethpotogisch en verge lijkend-psychologisch onderzoek DE rechtbank van Eersten Aan leg van Venviers heeft in hare zitting van 21 November 1938 een vonnis geveild dat voor de mutualiteiten In het algemeen niet van belang ontbloot is, omdat het zekere rechtsbeginselen vastlegt die tussehen de mutualiteiten en hun geneesheeren toepasselijk zijn. Het gading ln kwestie had zijn oorsprong gevonden in een geschil dat ontstaan was tussehen de fede ratie van mutualiteiten en den ge needheer welke met den dienst der oogziekten was belast. Toen deze dokter op 1 Januari 1937 zijn werk zaamheden in de polikliniek van de federatie had zien ten einde loopen, had hij vijftien honderd steekkaar ten (fichen) medegenomen, waarop naast den datum der raadplegingen, de voorgeschreven behandeling, en kele korte aanduidingen en de ont wikkeling van de ziekte waren op geschreven. Daarenboven zond hij aan de leden van de vereeniging een omzendbrief waarbij hij zijn vertrek uit de kliniek aankondigde, ze uit- noodigende om naar zijn privaat kabient te komen en er bijvoegende dat hij bij de vaststelling van zijn eereloon zou rekening houden van hun hoedanigheid van gewezen kliënt en van mutualist. De mutualiteit liet zich echter niet onbetuigd en verwittigde hare leden dat zij de vrije keus van dokter zou eerbiedigen ter uitsluiting nochtans van den dokter in kwestie; zij wei gerde de bezoeken terug te betalen die bij dezen dokter werden gedaan en waarvoor zij anders het mutualis- tisch tarief zou toepassen. Vandaar proces met vraag en tegenvraag; de mutualiteit elschte de aflevering van de steekkaarten en een schadevergoeding van 50.000 frank voor de schade opgeloopen wegens niet loyale handelingen: de dokter van zijn kant elschte 16 000 frank voor zooeenaamd rechtsmls- bruik en om wille van de beven hem ingebrachte betichting de steekkaar ten te hebben gestolen. Het voornaamste besluit van het vonn's Is dit betreffende de steek kaarten: er werd geoordeeld dat deze den eigendom dienen te blijven van de mutualiteit gezien den band die tussehen partijen bestaat. De dokter kon niet loochenen en loochende ook niet dat hij het kabi net voor oogziekten hield in de ver scheidene poliklinieken van de pro vincie Luik. Uit de overeenkomst kwam dus naar voor dat hij ln feite de oogdiensten verzekerde ven de mutualistisohe federatie. Deze over eenkomst verplichtte hem niet steek kaarten te houden; maar indien hij het deed was hst dat hij van oor deel was dat dit, zoowel medikaal als bestuurlijk beschouwd, eene methode was uitstekend aangepast aan de normale werking van de mu- bualistische diensten. Van dit oogen blik was het maar logisch dat deze steekkaarten het bezit bleven van de federatie daar zij gemaakt waren in het belang van de zieken en voor den goeden gang van zaken van de mutualiteit zelf. Wel kon de dokter inroepen dat hij als jong geneesheer er belang bij had zijn ervaringen in hem toebehoorende steekkaarten te kunnen vastleggen. Deze dokumen- tatie kon zijn verdere onderzoeken vergemakkelijken daar de uitslagen van zijn tusschenkomsten aldus vastgelegd waren. Het is om deze redenen dat de rechtbank de goede trouw van den dokter aannam waar hij in het bezit had willen blijven van deze steekkaarten; maar ze meende ook dat het hem mogelijk ware geweest een dubbel van de fichen aan te leggen voor zijn per soonlijk gebru'k. Daarom weTd ge oordeeld dat hij voor de achterhou ding zelf geen schadevergoeding moest betalen voor het verleden; al leen mioest -hij vanaf het vonnis deze aflevering bewerken daar de belan gen van de zieken en van de diensten gaan voor deze van den dokter. De rechtbank hield geen re kening van de opwerping van den dokter die zich steunde op het be roepsgeheim om de afflevering te weigeren, daar de steekkaarten toch enkel moesten dienen voor de diensten der kliniek en voor de ge neesheeren en verplegers die nader hand met dit departement zouden vertrouwd worden. Over de andere nevenpunten oor deelde de rech/tbank als volgt: de omzendbrief van den dokter om het kTënteel van de mutualiteit naar zijn kabinet te lokken, vond ze wei nig «elegant» en niet erg overeen komstig met de waardigheid van de orde der geneesheeren, maar ze meende anderzijds dat de mutuali teit, die in de eerste plaats een werk van solidariteit en menschlievend- heid is, toch geen materieel voordeel trekt uit hare klinieken en er haar dienvolgens geen werkelijke schade was aangericht. De dokter werd afgewezen voor wat zijn eisch betreft betrekkelijk de weigering der mutualiteit om de bij hem plaats grijpende bezoeken te vergoeden. De mutualiteit heeft de vrije keus van den geneesheer en zoolang zil dezen of genen genees heer niet in zijn eer of beroensfaam aantast, is zij ertoe gerechtigd haar keus naar goedvinden te beperken. heeft gehad. In de toekomst zal «Artis» die beteekenis nog meer krij gen, nu het byeenlbrenigeh van gege vens omtrent .dierengedrag de laat ste jaren vergemakkelijk en bevor derd wordt, omdat het geheele perso neel, bij de verzorging der levende dieren betrokken, geregeld alle door hem opgemerkt bijzonderheden moet opgeven voor de in «Artis» dagelijks bijgehouden uitvoerige rapporten, stamboeken en verslagen aangaande de levende have van het genootschap. Overigens beschikt men sinds het jaar 1928 al over een eigen labora torium voor dier-psychoJogisch on derzoek.» We hopen, door deze aanhaling voldoende de aandacht te hebben getrokken op de wetenschappelijke opvatting van het boek, dat nochtans is bedoeld als inleiding tot het leeren waarnemen en interpreteeren van dierengedrag. Mocht de schrij ver erin gelukken enkele liefhebbers te initieeren, dan zal hij zich zeker voor zijn moeite beloond gevoelen. Welk nut dit vak bied't, vraagt u? We spreken toch npg van het dier lijke in den mensch, en in de huidi ge tijden van ontketende lagere drif ten, moet men ieder middel om zijn persoonlijkheid en zijn geest te ver heffen tot op een meer menschwaar- dig Ideaal aangrijpen. We kunnen deze bespreking niet eindigen zonder een woordje te rep pen over de talrijke foto's welke den tekst verluchten. Ze zijn verzorgd door W. P. H. Schut. Een klein ge deelte Is bedoeld tot illustratie van den tekst, doch daarnaast vinden we een geheele reeks werkelijke kunst foto's, waaronder sommige zoo mooi, dat ze voor zichzelf reeds, boekdeelen spreken. Kortom, de «Nederlandsohe Keurboekerij» heeft een prachtig en interessant boek te onzer beschikking gesteld. L. F. door DE ondertitel van deze brochure luidt: «Bodemgemeenschappen en milieustudie. Proeve van praktische uitwerking.» De vakmenschen uit het onderwijs zul len reeds begrepen hebben waarover het hier gaat. De V.O.V. wenschte natuurlijk het hare by te brengen tot de moderne strekking in het on derwijs en heeft daarom ook hare brochurenreeks met hooger vermeld boekje aangevuld. Stippen we onmiddellijk aan, dat de schryver zelf erkent slechte een proeve van uitwerking te kunnen verstrekken, vooral omdat de mo derne opvattingen inzake onderwijs zoo innig verbonden zyn aan de lokale omstandigheden en toestan den. In ieder geval is de schrijver er in gelukt heel wat interessante vingerwijzingen te geven, die er zeker zullen toe bijdragen om ons den geest van de moderne onder wijsmethoden te doen snappen. Het werkje is te verkrijgen by «De Sikkel» tegen den prijs van 9 frank. Bij Van Holkema en Warendorf N. V. Amsterdam (Antwerpen, Kip- dorpvest 40) verscheen Dienaren der Menschheid, do:r Paul De Kruif, in de vertaling van A. M. Schryver. Prijs gen. 49,30 fr., geb. 66,30 fr. De schrijver geeft in dit nieuwe boek een duidelijk en dikwijls aan grijpend beeld van den strijd tegen de ernstigste ziekten, die de mensch heid teisteren tubercri ose, fcraam- vrouwekoorts, kinderverlamming, syphilis. Hy beschrijft hoe de groote wetenschappelijke onderzoekers met eindeloos geduld en ten koste van moeizamen arbeid en gr:ote zelf opoffering vechten om de problemen op te lossen, die de onbekendheid van de oorzaak, de voorkoming en de geneeswijze van deze ziekten hen stellen. Het thema de strijd tegen den dood is veranderd in een strijd van het geheele v:lk voor het leven» wordt door De Kruif behandeld met een hem eigen sterke verbeeldings kracht en sublieme toewijding, waar door zijn boek zal willen gelezen wor den door ieder weetlustige en door allen die iets voelen voor de gezond making van het mensohdem. OM zsken waar te nemen ge bruiken wij onze zintuigen. Zoo leert men al heel wat kennen van he tg ene zich rond om ons bevindt of voordoet. Door vergelijking en berekening slaagt men erin al iets meer over het wezen en den toestand der zaken te ver nemen. Op school hebben wij gefleerd dat de mensch vijf zinnen heeft: het ge zicht, het gehoor, de tastzin, de smaak en de reuk. Als deze rang schikking volstaat om op eenvoudige wijze te verklaren hoe wij van onze omgeving kennis r.emen, toch is zij ver van volledig als wij onze manier van waarnemen van dichterbij wiilen gaan beschouwen. Bij nader onder zoek moet worden aanvaard dat wij over meer dan vijf zinnen beschik ken. dat het aantal zelfs onbeperkt is. Zoo kunnen o.m. in het gezicht de zin der luminositeit (licht), die der kleuren en die van den vorm worden gerangschikt. Ons oor is niet alleen, het zintuig van het gehoor, maar tevens dat van den evenwichts- zin; deze laat toe dat wij ons kun nen rechtstaande houden, en dat wij weten of wij liggen, hangen', vallen of stijgen; bij zekere vogels, o.a. bij de reisduif, zou het oor de zetel zijn van den richtingszin. Ook de tastzin is niet enkelvoudig. In onze huid treft men inderdaad aan: de tastzin, de warmtezin, de koudezin, de pijn- zin, de kittelzin. Tenslotte zijn er nog een aantal zinnen, die gerangschikt worden in den z.g. «zesde zin», en geroemd worden «bewegings- en rich- tóngszinnen». Zij zetelen in de ge wrichten, de peezen en de spieren. Door middel van al die zinnen kan men dus, indien zij op beredenee- rende wijze worden aangewend, het gebeuren der natuurverschijnselen en het zijn der dingen waarnemen en besturen'. Daar waar echter de onvol maaktheid van het menschelijke lichaam en dezes verrichtingen, een grens stelt voor een verdere kennis neming van de natuur, neemt men zijn toevlucht tot toestellen. Deze behooren noodzakelijk niet altijd tot de uitrusting van wetenschappelijke laboratoria. Dragen de bijzienden geen brillen? Maken de schouwburg bezoekers geen gebruik van verre kijkers om (beter het tooneel te zaen? Hooren de dooven niet beter door middel van een op het oor geplaat sten hoom of ander toestelletje? En bezigt men niet in het dagelijksche leven thermometers, om de warmte te meten, weegschalen om de zwaar tekracht van voorwerpen te meten, uurwerken c*m te zien hoe laat het is, een kompas om den weg te vin den, ene.? Brillen, verrekijkers, hoornen, thermometers, weegschalen, uurwerken en kompassen zijn weten schappelijke toestellen in den vollen 'n des woords. Nu zyn er tallooee toestellen die uitsluitend door weterschiapsmen- schen gebruikt worden; om er maar twee te noemen: het mikroskocp, waarmede het mogelijk is beelden van voorwerpen tot tienduizend, en mser zelfs, te vergrooten, en het teleskoop, waarmede men onzicht bare sterren in het uitspansel kan waarnemen. Er zijn ook voorwerpen, die, al worden zy op breede schaal ook door leeken gebruikt in de prak tijk der wetenschappelijke opzoekin gen aangewend worden. Dit is o.m. l.et geval met de fotografische gevoe lige plaat, die de aanwezigheid van de o..zichtbare kathode- en X-stralen veropenbaart; met de geluidstrans- formate'en en mikrofcons, die de geringste geluiden «detekteeren» en versterken. Al die toestellen vervolledigen onze zintuigen, en dienen tot de redht- streeksche waarneming. Nu is deze rechtstreeksehe waar neming alleen niet voldoende om veie verschijnselen te leeren kennen, te begrijpen en in verband met het algemeen gebeuren te brengen. Om dit wel te doen neec-.ï men zeer dik wijls bij het wetenschappelijk onder zoek zijn toevlucht tot het verwek ken van verschijnselen. Dit is een c nreohtstreeksche methode. Nader hand worden de vastgestelde resul taten vergeleken met andere natuur verschijnselen, om daaruit wetten af te leiden. Daarvoor gebruikt men ook toestellen, die niet alleen van natuurkundigen of physischen, maar ook van scheikundigen aard zijn. Deze geven ons de reden waarom iets voorvalt en toonen ons hoe en wat iets is. Maar om tot dit resultaat te komen is er nog iets anders ncoddg dan de rechtstreeksehe of onrechtstreeksche waarnemingsmethode. Men is ver plicht, na de gedane waarneming, te redeneeren, de resultaten te klas seeren en te co-ordineeren, en ge volgtrekkingen hieruit te maken. Zoo komt men tot de verklaring der fei ten, Het is vanzelfsprekend dat de juistheid dezer verklaring afhangt van de gevoeligheid der gebruikte toestellen en van de nauwkeurigheid, waarmede de waarneming gedaan werd. Het gebeurt dikwijls dat men van sommige verklaringen niet heel zeker is. Dit is vooral het geval wan neer men het uiterste kleine, het atoom en dezes samenstellende deelen, en het uiterste groote, de b«meilichamen, bestudeert. Dan is men verplicht te veronderstellen. Dat wil nu niet zeggen dat een weten schappelijke veronderstelling of hypothesis zoo maar uit de lucht gegrepen is. Zij is integendeel het gevolg va.i het feit dat de natuur onderzoeker logisch te werk gaat. In de natuur- en scheikunde speelt de logika of beredeneeringsleer een zeer groote rol. Deze leer heeft een ■wiskundige basis. Dit laaf ons toe de meest tastbare verschijnselen op een abstrakte wijze voer te stellen, en, gebruik makeed van de wiskun dige stelregelen, kan men aldus be rekeningen maken, waarvan het resultaat ons tot de exacte weergave van het versohij' sel en tot dezes verband me-1 andere verschijnselen, brengt. Zoo heeft men in Ihef chaos van het heelal, dat men denkt zoo inge wikkeld te zyn, tenslotte klaarheid gebracht. VAN de vier jaar, dat de wereldoorlog heeft geduurd, heeft Rosa Luxemburg, de groote socialiste, drie jaar en 'vier maanden in de gevangenis moeten doorbrengen. De kracht van deze moedige strijdster moest gebro ken, haar wekroep moest tot zwy- gen worden gebracht. Maar dit ge lukte niet. Ondanks alle pogingen om haar stem te smoren, vonden haar brieven uit de gevangenis hun weg naar het lijdende en strijdende proletariaat in Duitschland. Wie deze brieven in .het bijzonder die aan Liebknecht's vrouw, Sonja, welke later zijn uitgegeven, nu nog leest, wordt ontroerd door de liefde tot mensch en dier, die spreekt uit elke regel van deze moe dige, diep voelende vrouw. Wjj laten hier een deel van een brief volgen, die zij midden Decem ber aan haar vriendin uit de gevan genis in Breslau schreef Ach, Sonitchka, ik neb hier een diepe smart gevoeld; op de bin nenplaats, waar ik wandel, komen vaak wagens van de militairen, vol geladen met zakken of oude solda tenjassen en -hemden, vaak vol bloedvlekken... die worden hier uit geladen, over de cellen verdeeld, nersteld, dan weer opgeladen en naar de militairen teruggebracht. Onlangs kwam zoo'n wagen, be spannen, inplaats van met paarden, met buffels. Ik zag de dieren voor de eerste maal van dichtbij. Zij zyn krachtiger en breeder gebouwd dan onze runderen, met platte koppen en vlak terzijde gebogen horens; de koppen gelijken op die van onze schapen, heelemaal zwart, met groote, zachtibTkkende oogen. Ze komen uit Roemenië, in de oorlog buitgemaakt... de soldaten, die de wagens mennen, vertellen, dat het heel moeilijk is, deze woesie dieren te vangen, en nog moeilijker, deze aan de vrijheid gewende dieren voor zulk een dienst te gebruiken. Ze worden vaak vreeselijk geslagen...; bovendien krygen zy, die gewend zijn aan de welige Roerneensche we.den, ellendig en schraal voer. Zij worden zonder erbarmen misbruikt om alle mogelijke vrachten te sle pen en gaan zoo gauw dood. Een paar dagen geleden kwam zoo'n wa gen vol zakken geladen binnenrij den; de last was zoo hoog opgesta peld, dat de buffels niet over de drempel konden komen b'j de in gang van de poort. De soldaat, die erbij was, een ruwe, brute kerel, begon de dieren zoo met bet dikke eind van de zweep te slaan, dat de opzichteres het niet kon aanzien en hem verontwaardigd vroeg, of hij dan heelemaal geen medelijden met de dieren had. Met, ons menschen heeft ook niemand medelij, antwoordde hy met een gemeen lachje en sloeg er nog harder op los... De d'eren trok ken ten slotte voort en kwamen over de drempel, maar een van de dieren bloedde... Sonitchka, de huid van een buffel is, zooals het spreek woord zegt, dik en taai en toch was die gescheurd. De dieren stonden daarop bij het afladen heelemaal stil en uitgeput en een, die bloedde, keek voor zich uit met een uitdruk king in het zwarte gezicht als een huilend kind. Het was net een schreiend kind, dat gevoelig was be straft en niet weet, hoe het de kwel ling en het ruwe geweld moet ont gaan... ik stond ervoor en het dier keek mij aan; de tranen stroomden mij over de wangen het waren zijn tranen, om zijn eigen broer kan men niet smarteiyker 6Cbreien dan ik in mijn onmacht schreide over dit leed. Hoe ver, hoe onbereikbaar ver, hoe verloren voor dit dier, onbereik baar verloren de vrye, sappige groene weiden van Roemenië Hoe anders scheen daar de zon, blies de wind, hoe anders waren daar het heeriyk gefluit van de vo gels, of het welluidend geroep van de herders I En hier deze vreemde, afgrijse lijke stad ,de donkere stal, het wal- geiyke muffe hooi, gemengd met rottend stroo, de vreemde, vreese- lijke menschen de slagen, het bloed, dat uit de versche wonde stroomt. O, myn arme buffel, mijn arme, lieve buffel, hier staan wy 'beiden lydelijk en zonder verzet, zonder de macht Iets te kunnen doen. Intusschen waren de gevangenen druk bezig bij de wagen, laadden de zware zakken uit en sleepten ze naar binnen; de soldaat stak zyn teide handen in de broekzakken liep met groote passen over de bin nenplaats, glimlachte en floot zacht jes een straatdeun. En de heele heeriyke oorlog trok mij in de geest voorbij...

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1939 | | pagina 4