Vccv Hll&m's "Vnoihssnvsivevsiieil
ALGEMEENE
GESCHIEDENIS
De Fransche
omwenteling van
HEr ARBEIDSVERMOGEN
I
A%C
I. - DE OUDHEID
De zon, bron van alle energie
leven, schijnt niet voor
iedereen
Boekhandel
DE VLAM
Ontvangen tijdschriften
romans
CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVQEDING
Voor socialistische kadervorming
DERDE LES
A. - DE OOSTERSCHE
VOLKEN EN DE
EGYPTENAREN
z*' v*toLin «ft bJSSSS
NOTA'S
VRAGEN
Ontvangen brochures
Ontvangen boeken
6 fr. per dee
'4 - Voor Allen - 30 Juli 1939'
DAT wjj dezen kursus aanvangen
met een korte uiteenzetting
over de geschiedenis der oud
heid, dit is tot 500 jaar na
het begin cnzer jaartelling, heeft
zijn reden en ook zijn nut. Er is
inderdaad een duidelijke samenhang
tusschen de beschaving en de daden
der oude Oostersche, Egyptische,
Grieksohe en Romeinsche volkeren
uit die verre tijden, en c'e westsr-
sohe ontwikkeling waar te nemen;
zelfs heden ten dage doet zich bij
ons nog de invloed gevielen van
wat er een dertigtal eeuwen geleden
ginder in Klein-Azië, Noord-Afrika
en rond de Middellandsche Zee ge
beurd is.
Hierbij moet worden opgemerkt,
dat niet enkel de volkeren die in
genoemde streken wo:nden, een ge
schiedenis hebben. Want gelijktijdig
woonden ook in het Westen, en
overal elders in de wereld, ook men-
schen, met een eigen geschiedenis.
Maar deze is niet zoo goed gekend,
met uite ndering misschien voor die
der Ghineezen, Japanners en In
diërs. Dat komt door het feit, dat
de westersche volkeren geruimen tijd
in hun beschaving ver ten achter
gebleven zijn bij de Oostersche. Het
binnendringen der kuituur dezer
laatste in onze en andere gebieden,
was er noodig om de z.g. barbaar-
sahe volken te beschaven en hun een
geschiedenis te geven.
Daar nu verscheidene elementen,
zooals aardrijkskundige ligging,
staatsinrichting, (ekonotnie, nijver
heid en handel), sociale toestanden,
kuituur en godsdienst, den inhoud
Uitmaken van het geschiedkundig
verhaal, is het dan ook onontbeer
lijk dat wij, noodzakelijk in beknop-
ten zin, vo r elk volk en later voor
Iedere belangrijke periode, een over
zicht daarvan geven.
Daarom is deze kursus in geschie
denis van algemeenen aard.
De gebieden, die tegenwoordig
meestal worden aangeduid als het
Nabije Oosten. Vóór-Azie in hoofd
zaak, en Oost-N;ord Afrika, zijn het
tooneel van de geschiedenis dezer
volken. Reeds duizenden jaren vóór
het begin onzer jaartelling, trekken
de volkeren daar heen en weer,
aangetrokken door de vruchtbare
vlakten, gedreven door den wil t:t
macht. Een onophoudelijke opbloei
en ondergang voor kuituren. Van
meer dan 4000 jaren vóór Kristus
reeds, zijn er hist:riscfhe gegevens
over beschavingsgebieden rondom
Euipthraat en Ti ris, waaruit zich de
Babylonische, en rondom de Nijl,
waaruit zich de Egyptische kuituren
ontwikkelen. De oorsprong van deze
deze kuituren liggen dan zeker al
veel verder terug.
Dat deze kuituren zich veelal rond
een rivier ontwikkelen, is geenszins
toevallig. De rivier dient tegelijk,
als natuurkundige verkeersweg en
voor de bevlceimg van het bouw
land, want het waren vrijwel alle
land bruw-kul turen. Wanneer ons
meer is overgebleven van de krijgs
daden dier volken, dan van hun
landbouw, dan mogen we toch niet
vergeten, dat ze wellicht vochten
om te leven, maar ze leefden ten
slotte niet van het vechten, doch
wel van hun produktie.
Die produktie beheerschte de we
tenschap misschien in nog sterkere
mate dan tegenwoordig. Wanneer
we de Egyptenaren en Ba.byloniërs
'beiden zien uitblinken in sterre-
kunde, wiskunde en waterbouwkun
de, dan ligt de samenhang voor de
hand. Vo r den landbouw was de
toevloeiing noodig, daarvoor de ken
nis der regelmatige overstroomingen
en van de seizoenen en daarvoor de
stemkunde en de wiskunde. We
kunnen dan ook wel spreken van
rivierenkuituren. Van deze kuituren
mag men zich geen primitieve voor-
stelling maken.
Onderling hadden de oude Ooster
sche volken reeds handelsbetrek
kingen. Zij verhandelden de pro-
dukten van het handwerk de
Egyptenaren kenden hèt glasblazen
reeds, de Babyl niëns waren be
kwaam In het tapijtweven. De Phoe-
rüciërs, die woonden aan de on
vruchtbare oostkust van de Middel
landsche Zee, ontwikkelden zich tot
het zeevarende handelsvolk der Oud
heid.
In den loep der geschiedenis heb
ben, net als alle andere volken, de
Oostersche en het Egyptischs bloei
en verval, onafhankelijkheid en on
derdrukking gekend. Hun kuituren
ontstonden niet ineens en bleven
niet vrij van wederzijdschen invloed
den. Overal zijn de elementen van
daan gefemen. De Assyriërs, een
betrekkelijk onontwikkeld soldaten
volk, hebben de Babyloniërs onder
worpen, zooals we z-o vaak zien,
dat een krijgszuchtig volk een hoo-
gere beschaving onderwerpt, waar
van het de kuituur dan overneemt.
Omstreeks 600 v. Chr. worden vrij
wel al deze volkeren en hun kuituren
ondergeschikt gemaakt aan de Per
zische heerschappij. In het Perzische
wereldrijk bloeit als het ware nog
eenmaal alle glorie van deze histo
rische periode op, maar het is of
er niet voldoende krachten t:t ver
nieuwing meer over zijn. Het is of
andere volkeren, met minder traditie
door deze kultiven bevrucht moeten
worden cm hcoger dan deze te stij
gen. Een dier volkeren was het
Grieksche, waarover we in een vol
gende les zullen spreken. (J. p.
van Praag; Wordende Wereld
sale afmetingen; duurzaam. Godsdien-
st.ge literatuur. Beschreven papyrus
(plant).
c) Staatkundige vorni. Onbe
perkte macht van den koninp
pharao. Gezagsverhouding neemt
godsdienstige vormen aan. Bevolking;
gegroepeerd in twee voorname gebie
den Opper-Egypte (Thetoe), Neder-
Egypte op Delta (Memphis).
dj Sociale verhoudingen. Konin
gen en hoogpriesters; massa van
slaven en krijgers. Arbeid en striid
werden verricht in de grootste onder
worpenheid. Meer dan eenmaal kwitfn
de massa in opstand.
e) Ekonomie. Huiselijke nijver
heid en landbouw met familiaal ka
rakter; vervaardiging van schepen,
linnen, juweelen, siermeubelen, wa
gens, glazen voorwerpen, wapens De
Egyptenaren dreven handel kara
vanen, schepen.
I) Godsdienst. Alle natuurver
schijnselen. zon, maan, rivier, dieren,
planten enz., werden opgevat als
goden Osiriis, Isis, Amon, enz.;
planten lotus; dieren kat, ibis,
stier Apis. Geloof in zielsverhuizir
vandaar gebalsemde lijken (mummiesT.
Priesterkaste soort adel. Uit symbo
lische teekens ontwikkelde zich het
schrift hiërcglyphen.
g) Geschiedenis. De oudste be
woners waren blanken (waarschijnlijk
«Berbereni), die zioh mengden met
zwarte stammen uit het Zuiden.
Menes, ee:ste koning der eerste dy
nastie, bouwde een vesting: Memph.s.
Bloeitijd tijdens de regeering der 5e
tot 6e dynastie. Gezag gecentraliseerd
in den koning, die als god wordt be
schouwd (2960-2475). Nieuw bloei
tijdperk tijdens de 12e dynastie In
het Zuiden wordt een deel van Nubië
bezet. Koning Sesostris (Ramses II)
cndenverpt naburige landen, rooft
schatten en maakt slaven; doet tem
pels bouwen en kanalen graven. In
525 V. Chr. wordt Egypte door de
Perzen overheerscbt; van 332 v. Chr.
tot 640 n. Chr. stond het onder de
Gr ïeksch-Rome. nsch e heerschappij
(Alexander de Groote stichting van
AlexancLrie, die weldra een bloeiend
middelpunt van den wereldhandel en
Grieksche beschaving werd
2. ASSYRIE en B.4BYLONIE
a) Aardrijkskundige ligging.
Tusschen Middellandsche Zee Zwarte
Zee, Kaukasus, Kaspische Zee, Perzi
sche Golf. In de vlakte de str omen
Tigris en Eupbiaat. Streken Assyrië
Mesopotam.ë, Babylonië, Chaldea.'
Steden Nlnive, op de Tigris; Babylon
op de Euphraat.
b) Beschaving. Wetenschappen
(sterrekunde; een volk van herders)-
empirische geneeskunde; maten en ge
wichten. Schrift spijkervormlg. Biblio
theken tafeltjes uit gebakken aarde.
Bouwwerken paleizen, öteenen mu
ren, ge'beeldlhouwde steenen, bruggen
kanalen, groote wegen.
c) Staatkundige vorni. Krn w
met onbeperkt gezag, bijgestaan dl?*-
^atrapen (gouverneurs)Bloeddorstige
d) Sociale verhoudingen. VrHe
mannen en slaven.
e) Ekonomie. Landbouw en vee
teelt; huisnijverheid potten, me taal-
■bewerking, juweelen, tapijten, wollen
storten
f) Godsdienst. Vereering van de
hemellichamen (ba-lang voor landbouw
en veeteelt). Goden Anoe. Ea, enz.
Priestere waren bezweerders, wiche
laars en zangers (dichters).
g) Godsdienst. 1. Assyrische rijk
met Ninive als hoofdstad. Voornaam
ste vorst Saigon II. In 606 v Chr
werd Ninive door de Perzen (Medlërs)
verwoest. 2. Chaldeeuwsahe rijk, met
Babylon als hoofdstad. Koning Nabu-
chodonosor II, veroverde Jerusalem
in 606 v. Chr. en Tyr (Phoenlcië,
kust der Middellandsche Zee) in 572
Onder zijn regeering werden groote
werken (kaaien, muien, handende tui
nen, tempels enz.) uitgevoerd.
3. JODEN.
a) Bewoonden Palestina, dat ver
deeld was in Gal ilea, Perea, Samaria,
(koninkrijk Israel) en Judea, met als
hoofdstad Jerusalem. Aan weerszijden
Zee en den Jordaan.
Rotsachtig land.
b) Buitengewoon godsdienstig volk
van landbouwer en herders.
Leerstelsel een een.ge God (Jeho-
irZflït J™van het tegen het
kwade ,de Tien Geboden)De Bijbel-
Geschiedenls van het Joodsche volk.
Geschei<len's. Uittocht uit
=>ypte en t-Cht door de woestün
(Mozes) tusschen 2000 en 100 v. ClTr.
Koningen David, köning en verove-
raar (1000 v. Chr.); Salomon, vreed
zame koning, deed koophandel bloeien
groote voorspoed. Na de verdool7'
jan het land. werd Israel's hoofdstad
fam™a «5 Judea's hoofdstad
door de Perzen (Cyrus) ver-
2Ierd- de Perzen maakten zich
de Grieken (Alexander de Groote)
en tenslotte de Romeinen meester van
wf,i.ina' ,'De^e laatste verwoestten
Jeruzalem in het Jaar 70.
4. PHCENICIE.
ao?LTe.tV,^L°<ïrlen van Palestina, tus-
schen Middellandsche Zee en berg
keten Libanon. Voornamste steden
Tyr en Sidon, zeehavens.
_b) Nijverheid Juweelen, glas, pur-
vanirf koophandel, karavanen, scheen-
naar Arabië, Ethiopië, Indië
Middellandsch? Zee (Egypte Cvnrus
def'irP^ Pboemciers voerden ruilhan
del in goederen, die zij op hun ver-e
tochten verschaften en verder aan
den man brachten. ap
5) DE PERZEN.
van' ^ra?r2ng :„Azya's Uit de vallei
yab den I"dus- Bewoonden het ho «■-
land van Iran, en veroverden achter
eenvolgens Mesopotamië, Syrië Kli-in-
Azie, Egypte, de Grieksohe stéden in
Ionle (veldtochten van Cyrus, Cam-
eos"68, i^ius en Xerxes, tusschen
625 en 485 v. Chr.) In '330 werd het
C"rontChe rbk door Alexander de
Groote veroverd
4 J?' iTeru^1 de Medlërs (naburen der
£ff£lère> v,erwi),fd waren, waren de
Perzen kloeke herders. Zij vereerden
de natuurkrachten en de hemellicha-
'oaster cn zijn leer. Het land
S„.tetUU^ door een oppermachtig
neuref' e" r satraPen (gouver-
I. EGYPTE.
a) Aardrijkskundige ligging.
Langs den Nijl, die uitmondt in de
Müddefiandsdhe Zee. De Nijl loopt
tusschen twee bergketens, in een
vallei van 200 mijl lang en 1 tot 5
breed; hij vindt zijn oorsprong in
de meren van Centraal-Afr.ka, en
overstroomt op regelmatige tijdperken
de vallei. Het gevolg hiervan vrucht
baarheid van den bodem.
b) Beschaving. Tijdens de kapj-
pagne van Napoleon I in Egypte,
werden de hiëroglyphen (beeldschrift)
ontdekt; zoo kon men.de geschiedenis
van het land maken. De Egyptenaren
waren goede bouwmeesters: pyrami-
den. obelisken, sphinxen, labyr.nten,
dienden tot grafsteden der koningen);
tempels Loeksor, Karnak, Thebe.
Ken teekens plompe vormen; kolos-
1. Geef twee voorbeelden van den
invloed a) der aardrijkskundige lig-
ging van een land op dezes ekonom.ê;
b) der levenswijze op de kuituur en
den godsdienst.
2. Waarm ontwikkelde zich de be
schaving het best in een vallei, op
de boorden van een rivier, b v in
Egypte 7
N. B. 1. Noteer de moeilijke
woorden die in deze les voorkomen en
zoek hun verklaring in een woorden
boek.
2. De hierboven opgegeven nota's
dienen slechts als leidraad bij een vol-
ledigen der geschiedenis aan de hand
van een beknopt leerboek. Het eerste
deel der les is het belangrijkste, en
dient bepaald onthouden te worden.
Antwoorden, vergezeld van een post
zegel van 0,75 jr. sturen aan G. De
Vos, Zwijnaardsche steenweg, 78,
Gent,
Dat er sedert anderhalve eeuw
zóóveel daarover is geschreven en
nog steeds historische opzoekingen
worden gedaan moet niemand ver
wonderen: De Fransche omwenteling
heeft bru.aal en bloedig een grens
getrokken tusschen de barbaarsche
middeleeuwen en de moderne tijden,
tusschen het leenstelsel, het slaven
dom en de vrijheid van het individu.
Dat er slachtoffers vielen was onver
mijdelijk. Het ging hier, zooals men
zegt ,hard tegen hard: de koning,
vazaal van zijn omgeving die een
wulpsch leven leidde, was vervreemd
va nzijn volk, dat hij door belastin
gen uitzoog om in Versailles feesten
te geven waarvoor honderd duizen
den maandenlang honger leden. De
adel en de «haute-bourgeoisie» leef
den van zijn aalmoezen. Het volk
krepeerde en de élite zag naar
hem niet om.
Het waren intellektueelen, samen
werkende met initia.iefvolle werklie
den, die inzagen dat de macht eigen
lijk aan de massa behoort, als de
massa dat wil.
Toen werd voor het eerst de ge
dachte verspreid die ingang vond,
dat de menschel ij ke waarde niet af
hangt van aardsche bezittingen,
maar van de voortbrengingskracht:
een arbeider die produceert is meer
dan een kasteelheer die van zijn in
komen leeft zonder te werken, om
dat de arbeider bijdraagt tot de ont
voogding der maatschappij en dit
door zijn arbeid alleen.
Intellektueelen zooels Robespierre
drukten de hand van arbeiders ais
Dan ton. ook die van officieren als
Bonaparte, die hen zou kunnen die
nen en in den beginne hun repu-
Iblikanisme deelde om hen nadien
helaas te verraden. Ook advokaten
als Camille Desmouüns waren voor
standers van de ontvoogding van de
massa en hun strijdkreet prijkt n-u
nog steeds op de gevels van al de
Fransche stadhuizen, de «Mairies»,
zooals ze dat noemen;
«LIBERTÉ, EGALITÉ,
FRATERNITE»
Zooals de navolging van de leer
van Christus den Bijbel tot basis had,
zooals het socialisme is uitgegaan
van Carl Marx' bijibel, zoo ook had
de Fransche revolutie haar doel
einden vastgelegd in dogma's, die
den titel droegen;
«Catthéchisane de la declaration
des Droits de 1'Honune et dn citoyen»
Het boekje, dat ik voor me heb
dagteekent van 1795 (de omwente
ling begon in 1789) en is door zijn
zeldzaamheid zelf de moeite waard
te worden vertaald en gepubliceerd.
Die «Kathechismus» (men had heel
behendig het lithurgische woord
overgenomen om in die zeer gods
dienstige, maar misnoegde massa
door te dringen) is wel de moeite
waard om even voor de lezers in zijn
groote trekken te worden vertaald.
Nadien kunnen we de gevolgen
sohetoen van deüe Haieke lithurgie»,
die om zoo te zeggen de heele we
reld uit de eeuwenlange slavernij
deed ontwaken en cxm een woord
van de sportlieden te gebruiken
en een geweldige rush de ingeon-
kerde stelsels en gedachten omver
gooide. Stel u voor; de als een God
aanbeden koning, de ongenaakbare
koningin ,de hooge adel aan wien
men onderdanig was werden naar
de guillotine (I) gestuurd. De woede
van het van honger krepeerende
volk was zoo groot, dat het geen
grenzen meer kende aan zijn weer
wraak, dat ieder leider die maar
eenigszins werd bedwelmd door het
gezag kennis maakte met het scha
vot. Men had te lang en te veel
geleden. Grif geven we toe, dat er
onder de slachtoffers onschuldigen
zijn gevallen, maar kon het anders
op een oogenblik dat slechts een
leuze van tel was: «Wie niet met ons
is, is tegen ons!»
Komen we echter, alvorens de
episodes van den titanenstrijd te be
schrijven .terug tot dien «Katechis-
mus>, het schoonste dat het men-
schelijk brein, tuk op vrijheid, ooit
heeft voortgebracht.
Ziehier de inleiding ervan:
VOORWOORD
VRAAG. Wat is de Uitroeping
der rechten ivan den mensch en
van den burger
ANTWOORD. Het is een plech
tige verklaring van de rechten, die
aan alle menscfien zonder onder
scheid toebehooren en waarvan ze
wettelijk niet mogen worden beroofd.
VRAAG. Wat bedoelt gij door
rechten
ANTWOORD. Daarmee bedoel
ik de macht die ieder mensch na
tuurlijkerwijze bezit om iets te doen
of op te eischen, zonder dat iemand
hem dat kan verhinderen.
VRAAG. Zijn de rechten van
den mensch en van den burger de
zelfde
ANTWOORDDe Burger bezit
dezelfde rechten als de menscfi;
maar de rechten man den eerste
zijn uitgebreider dan deze van den
tweede.
VRAAG. Waf verstaat ge door
de Rechten van den Mensch
ANTWOORD. Door rechten
van den mensch verstaan we de
rechten van degenen, die nooit heb
ben geleefd in gezelschap van an
dere menschen, zooals de wilden
zijn.
VRAAG. En door de rechten
van den burger
ANTWOORD. Men verstaat
daardoor de recfiten van diegenen,
die onderling een samenleving vor
men, waarvan ieder lid den titel
draagt van citoyen (burger).
VRAAG. Wanneer werd de
verklaring van de rechten van den
mensch en van den burger gedaan
ANTWOORD. Ze werd gedaan
in 1793; jaar I van de Fransche
Republiek.
VRAAG. Door wie werd ze
gedaan
ANTWOORD:. Door het Fran
sche volk zelf, dat zijn vertegen
woordigers had gelast hem een
ontwerp voor te leggen.
VRAAG. Waarom werd deze
verklaring afgelegd
ANTWOORD. Om de vrijheid
en fiet geluk van de wereld te ver
zekeren.
VRAAG. Hoe kan deze verkla
ring dit doel bereiken
ANTWOORDDoor aan de
menschen de middelen aan te wij
zen om zich nooit te laten onder
drukken of vernederen door de
dwingelandij.
VRAAGZ Uit hoeveel artikels
is de verklaring van den mensch
en van den burger samengesteld
ANTWOORD. Ze is samenge
steld uit vijf-en-dert g artikels, die
we allen opvolgentlijk zullen be
antwoorden
Ziedaar dus het inleidend hoofd
stuk. Men bemerkt terstond met
welken eenvoud de nieuwe grondwet
was opgesteld teneinde zonder in
spanning door de massa te kunnen
gevat worden. Het is een klare, dui
delijke, ondubbelzinnige taal, zonder
bombast .helder .zelfbewust.
Daarop volgen nu de verschillende
artikelen met als kommentaar voor
elk onder hen een reeks vragen en
antwoorden die den tekst van het
artikel moeten verduidelijken en be
grijpelijk maken voor eenieder.
Het zou ons te ver leiden moesten
we al die artikelen voor den lezer
vertalen. Enkele toch verdienen te
worden vermeld omdat ze nog steeds
de hoogste betrachting uitmaken van
ons menschelijk ideaal, van onzen
vrijheidsgeest, van ons solidariteits-
ins tinkt:
ARTIKEL I. Het doel van de sa
menleving is het geluk betrach
ten van den mensch.
De regeering werd gesticht om
aan den mensch zijn natuurlijke
en onaantastbare rechten te
vrijwaren.
ARTIKEL n. Die rechten zijn:
gelijkheid vrijheid, zekerheid en
eigendom.
ARTIKEL III. Al de mannen
zijn gelijk door de natuur en
voor de wet.
ARTIKEL IV. De wet is de
vrije en plechtige uitdrukking
van den algemeenen wil; ze is
dezelfde voor allen; hetzij dat ze
beschermt, hetzij dat ze straft;
ze kan slechts bevelen wat recht
vaardig is en nuttig voor de sa
menleving; ze kan slechts ver
bieden wat haar schade oerok-
kent.
ARTIKELV. Ai de burgers heb
ben gslijke reeiuen om openbare
ambten te bekleeden .De vrije
volkeren kennen geen andere re
denen van voorkeur in him ver
kiezingen dan de deugden en de
talenten.
ARTIKEL VI. De vrijheid is
de macht die den mensch toebe
hoort alles te doen wat de rech
ten van een ander niet schaadt.
Ze heeft voor gron<Sbeginsel de
natuur; voor regel de rechtvaar
digheid; voor waarborg de wet-;
haar zedelijke grens ligt in deze
spreuk: doe niet aan een ander
wat ge niet zou willen dat iemand
u zou aandoen.
ARTIKEL VII. Het recht zijn
meening en zijn overtuiging te
uiten hetzij in de pers, hetzij
hoe dan ook ;het recht vreed
zaam te vergaderen; de vrije uit
oefening der eerediensten mogen
niet worden verboden.
ARTIKEL VIII. De veiligheid
bestaat in de bescherming ver
leend door de samenleving aan
ieder van haar leden voor het be
houd van zijn rechten en van
zijn bezit.
ARTIKEL IX. De wet moet de
openbare en de persoonlijke vrij
heid 'beschermen tegen de on
derdrukking van hen die regee-
ren.
ARTIKEL X. Niemand mag
beschuldigd, aangehouden en
opgesloten gehouden worden,
tenzij in de door de wet bepaal
de gevallen en volgens de vor
men, die deze voorhoudt.
Ieder burger die geroepen is door
de wet of waarop gerechtelijk
beslag werd gelegd moet ter
stond gehoorzamen. Wie weer
stand biedt maakt zichzelf straf
baar.
Ziehier dus de tien eerste van de
vijf-en-dertig artikelen die aan de
basis van de Groote Omwenteling
liggen. Ze zouden reeds volstaan om
duidelijk aan te toonen dat die on
sterfelijke «Rechten van den mensch
en van den burger» heden nog ten
grondslag liggen van al de grond
wetten in de demokratische staten
en men denkt onwillekeurig aan
ARTIKEL I van de onze:
«Alle Belgen zijn gelijk voor de
wet».
Hoe bloedg ook de Fransche om
wenteling is geweest, welke stuip
trekkingen ze ook heeft doorge
maakt, hoe men ook heeft getracht
hetgeen ze had geschapen uit te roei
en, na anderhalve eeuw zijn haar
principes en haar grondwet nog
ultramodern en blijven we met geest
en hart aan haar richtlijnen ver
knocht. Ze ligt aan de basis van de
moderne geschiedenis ,ze is de bron
waaraan ai wie van vrijheid houdt
zich laven gaat; ze is de lichtbaken
van de demokratie die haar dank
baar ieder jaar met zooveel luister
en zooveel enthousiasme weet te
herdenken.
(Vervolgt). Paul PEE.
(Guillotine aldus genaamd naar
den naam van dokter Gullotin, die
er evenwel niet de uitvinder van is
maar die aan de Constituante voor
stelde de toen in voege zijnde mar
telingen te vervangen door de val
bijl. Deze werd voor de eerste maal
gebruikt den 25n April 1792. Toen
was haar naam «Louisette» .nadien
in Guillotine veranderd).
EDEREEN kent de woorden arbeid,
macht en kracht. Maar wat de
meeste menschen niet kennen,
omdat niet allen naar een tech
nische school geweest zijn, dat is de
wetenschappelijke beteekenis van die
begrippen. Om hiervan een duidelijk
beeld te geiven, volstaat het b. v.
te verklaren wat er gebeurt als een
arbeider een last optilt. Die last
heeft een massa, die uitgedrukt wordt
in kilogram. Niet alleen heeft hij een
eigen gewicht, maar ondergaat ook
neg den invloed van de aantrekkings
kracht der aarde.
Om bij het optillen het gewicht en
die aantrekkingskracht te overwin
nen, meet de arbeider een kracht
ontwikkelen, zonder dewelke het
voorwerp op den grond zal blijven
liggen. Maar dat is nog niet alles;
er moet ook rekening gehouden wor
den met den door den last af te leg
gen weg en met de snelheid waar
mede de optilling gebeurt. Welnu,
naarmate de weg (hoogte b.v.) en
snelheid grooter worden, moet een
grootere kracht toegepast worden.
Zoolang de arbeider 't voorwerp niet
optilt en dus geen kracht ontwikkelt,
is er toch al iets in zijn lichaam,
waaruit de kracht zal geboren wor
den de energie of arbeidsvermogen,
die sluimert in zijn spieren. Maar
van zoodra die energie aangezet
wordt in kracht en beweging, waar
door .het mogelijk wordt den last
op te tillen, verricht dc arbeider ar
beid. Dit begrip sluit dus in zich
massa, beweging (tijd en afgelegden
weg) en kracht ((voortspruitend uit
arbeidsvermogen)De hoeveelheid
voortgebrachte arbeid heet macht.
Een middelmatig s/terk arbeider
kan een gewicht van 8 kgr. op één
meter hoogte optillen in één sekonde:
hij verricht dan een arbeid, waarvan
de macht 8 kilogrammeter is. Zoo
verrichten 1000 arbeiders gezamenlijk
een arbeid van 8000 kilogrammeter,
indien ieder een last van 8 kgr. op
één meter hoogte in één sekonde
optilt.
Een paard kan een arbeid verrich
ten die 8 tot 10 maal zoo groot is
als die van den mensch; d.w.z. dat
zijn macht gelijk is aan die welke
overeenkomt met de ontwikkelde
'kracht waardoor een last van gemid
deld 76 kgr. in één sekonde één meter
hoog wordit opgetild.
In de mechanika, dat is de stadie
<Jer krachtenis men overeengekomen
die macht één paardekracht (P. K.)
te noemen. Een motor van een groot
■transatlantisch vliegtuig heeft een
macht van 1000 P. K. indien hij het
vermogen beeat dat overeenkomt met
een energie noodig om een gewicht
van 1000 x 76 of 76.000 kgr. in één
sekonde op één m. hoogte te tillen.
De mensch 'kan dus een arbeid le
veren waarvan de macht ongeveer
één tiende is van die van een paard.
De macht kan ook anders dan in,
P. K. aangeduid worden, b.v. in watt
of kilowatt, die elektrische maateen
heden zijn. Zoo is 1 P.K. gelijk aan
746 watt-uur af 0.76 kilowatt-uur.
Het kan ook in warmte-eenheden ge
beuren: 1 P. K. 646 kalcxrieën
(1 kalorie is de warmte die noodig
is om de temperatuur van 1 kgr.
zuiver water met 1 centigraad te
doen stijgen).
Daaruit kan men reeds de gevolg
trekking maken dat arbeid kan ont
wikkeld worden door krachten die
uit verschillende bronnen van ar
beidsvermogen ontspruiten. Zoo zün
menschehjke spierkracht, elektrici
teit en stoom krachtbronnen, en
spreekt men van lichamelijke ener
gie, elektrische energie, warm te-
energie: Er zijn ook nog andere
krachtbronnen; .b.v.: licht, radio-
aktiviiteit. Ook de wind en stroomend
mend water zijn krachtbronnen. Bij
deze twee laatste wordt de kracht
ontwikkeld door de beweging van
een vloedend lichaam (lucht of wa
ter). Dergelijke energie komt ook
tat ontwikkeling in een stoomturbi
ne, waarin niet de spanning van den
stoom als krachtbron benuttigd
wordt, maar wel de snelheid van ver
plaatsing van den stoom.
Een belangTijk punt is nu, dat al
die bronnen van energie kunnen om
gezet worden d'eene in d'andere.
Wanneer steenkolen branden, dan
geven die warmte. Deze wordt ver
oorzaakt door de verbinding van de
zuurstof der lucht met de koolstof
der steenkolen. Dut is een scheikun
dig verschijnsel; zuurstof- en kcol-
atomen hebben een affiniteit of
scheikundige aantrekkingskracht
voor elkander. Die affiniteit is che
mische energie. Wanneer deze vrij
komt, wanneer dus de zuurstof- en
koolatomen verbonden worden, ont
staat er warmte, die een andere
energievorm is. Wanneer deze be
nuttigd wordit om water aan de kook
te brengen, zal zij in den voortge-
brachten stoom een anderen vorm
aannemen: de watenmolekulen van
den stoom zullen trachten zich van
elkander te verwijderen, waardoor zij
een drukking zullen uitoefenen op de
wanden van den cylinder en den
zuiger eener stoommachine. Onder
dien druk zal de ziuiger zich in be
weging zetten bewegingsenergie zal
zich ontwikkelen, waardoor de rotor
van een elektrischen generator aan
't draaien kan worden gebracht. Hier
bij ontstaat elektrische energie. Men
kan deze gebruiken om machines in
beweging te zetten, of om het fila
ment van een lamp aan 't gloeien te
brengen.
Bij dit laatste verschijnsel ont
staat warmte-energie de ontwikke
ling ervan maakt dat de gloeidraad
licht uitzendt, en hier spreekt men
dan van lichtgevende energie.
Men kan hetzelfde effekt bekomen
indien men een elektrischen genera
tor draaien doet door middel van
menschen!ijken arbeid, in de plaats
van door middel van stoom. Maar
deze wijze van elektrische produktie
zou heel wat duurder kosten, dan de
vorige.
Per slot van rekening hebben al
de hiergenoemde vormen van ar
beidsvermogen denzelfden oorsprong,
n.l. de zonnestralen. Deze doen boo-
men groeien, waaruit steenkolen ont
staan; zij onderhouden het leven van
de planten en de dieren die door den
mensch als voedsel benuttigd wor
den, zonder hetwelk hij geen arbeids
vermogen zou bezitten om te werken
en in zijn levensonderhoud te voor
zien; zij verdampen het water der
zee tot wolken, waaruit de regen valt
die de stroomen doet zwellen; het
water uit de stroomen en uit den
grond wordt door middel van bran
dende steenkolen aan de kook ge
bracht; zoo ontstaat stoom, waar
mede de treinen kunnen rüden en
de schepen varen, en waarvan de
energie gebruikt wordt om onze hui
zen te verwarmen of om elektrici
teit te maken; het stroomend water
kan ook benuttigd worden om de tur
bines in de krachtcentrales te doen.
draaien, waar elektriciteit wordt
voortgebracht; met die elektriciteit
worden machines in beweging gezet,
zoodat zü een kracht ontwikkelen,
die aangewend wordt om verbruiks
voorwerpen noodig voor ons bestaan
of voor ons vermaak, voort te bren
gen; de zeewaterverdamping, waar
door zich wolken vormen, geeft ook
aanleiding tot luchtverplaatsingen;
dit zijn de winden, die de molens
doen draaien om koren te malen; met
dat koren maakt men brood, dat ons
door arbeid verminderd arbeidsver
mogen opnieuw zal herstellen.
Geen energie en ook geen leven zon
der de zon. Deze schijnt voor ieder
een; zij behoort aan ieder mensch.
Dat i6 het eenige rechtvaardige.
Maar wat niet rechtvaardig is,
dat is dat de eenen er meer kunnen,
van genieten dan de anderen; dat
de eenen in zonnige oorden hun we
ken en maanden lang verlof door
brengen, terwijl de anderen in don
kere steegjes den volgenden zwareot
aibeidsdag liggen af te wachten; dat
de eenen de middelen hebben om
meer te eten en zich beter te Idee
den dan noodig is, terwijl de ande
ren niet meer weten hoe boter
smaakt, en vleeech, en fruit, en geen
kolen hebben om zich 's winters te
verwarmen, en geen kleeren om zich
tegen de koude te beschermen, al
dingen die door het natuurlijk naam
loos eigendom, de zon, werden voort
gebracht; dat de amen zooveel be
talen voor een kdiowot elektriciteit
als de rijken, voor wie dit arbeids
vermogen niet alleen een bron van
dividenden is.
Zoo is het dan toch waar dat de
san niet voor iedereen schijnt
In de Fransche opleidingscentra voor vliegeniers. Van onder naar boven
De jonge vliegeniersde kuikenszooals men ze noemt, gaan de definitieve
proefvluchten doen om het brevet te bekomen. Na moeilijke en gevaarlijke
akrobatische toeren, zitten de jonge vliegers bijeen en verlustigen zich aan
een goede verfrissching. Oefeningen 's nachs. Men leert de vliegers zich
richten alleen met behulp der apparaten (P. S. V. vliegen).
KLAVERENDRIE. We ontvin
gen het laatste nummer van den
eersten jaargang van dit levens
krachtig Tweemaandelijksch tijd
schrift voor Poëzie waarin tot hier
toe de dichters Marcel Coole, Johan
Daisne en Luc van Brabant aan het
woord waren. Bespreking volgt.
MENSCHEN IN DE LUCHT.
Bij het Nationaal Radio Instituut
verscheen een flink en zeer aange
naam geïllustreerde brochure over
de geschiedenis van het vliegwezen.
Het schrift werd zeer vlot en onder
houdend opgesteld door Gus Poncin
en verdient onze aanbeveling. Prijs
5 frank.
BASIS. Dit is de naam van een
nieuwe uitgave waarmede een schare
zeer verdienstelijke Vlaamsche ge
leerden onze kuituur willen verrij
ken met een serie werken over we
tenschappelijke en aktueele vraag
stukken. De redaktieraad bestaat
uit Raymond Herreman, Paul De
Keyser, Frans Smits, Herman Thiry,
Fr. Closset, wat reeds een stevige
waarborg is voor de degelijkheid van
het initiatief. Ieder boekdeel bevat
ongeveer honderd bladzijden druk
en wordt u aangeboden per reeks
van vier genomen aan 10 fr. per
exemplaar en als losse nummers aan
12 frank. We ontvingen reeds de
twee eerste werken
GEEST EN STOF (Inleiding tot
de studie van enkele klassieke wüs-
geerige problemen, inzonderheid het
werkelijkheidsprobleem) van Dr. A.
Mac Leod, en
RUIMTE EN TIJD (Een inleiding
tot het natuurkundig denken) van
Ir. R. van Ganse.
De bespreking van beide werken
volgt.
Verder wordt er aangekondigd een
werk van Dr. G. van de Veegaete
VAN LEERLING TOT MENSCH
(De taak van ons middelbaar onder
wijs) en van Dr. A. Vloemans HU
MANISME. Een zeer interessante
uitgave, die recht heeft op de be
langstelling van allen die tuk zijn ov
eigen ontwikkeling en een steentje
willen bijdragen tot de kultureele
ontvoogding van ons volk.
T. D. S.
St-Pietersnleuwstraat 64,
GENT Postcheckn. A.
Engels 43.45.62
DE NIEUWE
DE KLEINE PARADE
door Henriëtte VAN EYK
OPROER DER KINDEREN
door ARNOLD ULITZ
JODEN ZONDER GELD
door MICHAEL GOLD
DE GROOTE SCHULD
door VICKY BAUM
EN EEN VROUW VERDWIJNT
door E. D. BIGGERS
DE BEWAARSCHOOL
(herdruk) door LEON FRAPIE
Elk 288 pag. druks, in welverzorgde
uitvoering met smaakvol gekleurd
omslag.