V©CP Ullen's Velh ALGEMEENE GESCHIEDENIS EINDELIJK PETROLEUM IN FRANKRIJK? -4j8C II. - DE MIDDELEEUWEN UURROOSTER VAN RADIO-VLAANDEREN Boekhandel DE VLAM romans CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING Voor socialistische kadervorming ZESDE LES A. DE GROOTE INVALLEN B. ALGEMEENE TOESTAND VAN AF DE VIJFDE EEUW t C. BEVOLKING EN LEVENSVOORWAARDEN VRAGEN CECILE SOREL SOFONISBE ANGUISCIOLA f ANNA PAWLOVA HARRIET BEECHER- STOWE fr. per deel 't ROOS KRUIS ?4 - Voor Allen 20 Oogst 1939 IN onze twee vorige lessen hebben wij aangetoond hoe onze heden- daagsche beschaving nu nog de sporen draagt van die der oude Grieken en Romeinen. Natuurlijker wijze zal dezer invloed nog grooter geweest zijn op de talrijke generaties die leefden tusschen de oudheid en de nieuwere tijden; die generaties stonden er ook dichter bij Toch is de West-Europeesche geschiedenis, die ons hier in de eerste plaats interes seeren moet, eigenlijk geen recht streeks vervolg op de geschiedenis der Oudheid. Vanzelfsprekend is onze geschiedenis het vervolg van onze eigen oudheid, waarover heel weinig gekend is, tenzij door Grieksche en Latijnsche oorkonden, en door oud heidkundige overblijfselen. Men mag zeggen dat pas na het terugtrekken der Romeinen de eigenlijke geschie denis van onze gewesten begint. De periode die aanvangt met het uiteen vallen van het Romeinsche rijk in 476. en gaat tot de 15e eeuw, noemt men doorgaans die der Middeleeu wen, omdat zij de periode vormt tus schen de Oudheid en de Nieuwe Tij den. De Middeleeuwen worden ook nog verdeeld in de vroege Middel eeuwen (van 476 tot 800) en de late Middeleeuwen (van 1100 tot 1500). Het tijdperk der Middeleeuwen wordt gekenmerkt door 1) het uit een vallen der Middelandsche Zee- ekonomie; 2) de leenroerigheid; 3) door het ontstaan en de ontwikke-ing der West-Europeesche steden. In de tweede helft der vijfde eeuw werd het Romeinsche Keizerrijk vol komen overrompeld door de Barba ren. De Grieksche uitdrukking «bar- baros» beteekent vreemdeling; en aangezien vreemdelingen door r Grieken, en later door de Romeinen, gehouden werden voor lieden zonder beschaafde zeden, werd later de naam «barbaar» gebruikt in een ver ergerenden zin. De barbaren invallen waren reeds begonnen in de tweede eeuw door de Germanen, die over den Rijn kwa men. Die invallen werden voortgezet in de vijfde en zesde eeuwen tot aan de Zwarte Zee. Het waren migraties (volksverschuivingen) van een gansch volk met gewapende bezettin gen. gedaan uit schrik voor andere invallers in de streken waar zij tot dan toe ge eefd hadden, of doordat zij zich aangetrokken gevoelden door de weelde van het Romeinsche Rok, terwijl zij zelf hadden ondervonden dat zij in hun wouden en moerassige gebieden gebrek leden. De invallen leidden tot volksinplanting. De bar baren Germanen) vestigden zich als landbouwers' op het platte land, in geringere mate als werklieden in de steden, of ste den zich ten dienste van de Romeinsche legers. Wat moet onthouden worden is het feit dat die invallen geschiedden in verscheidene malen, zonder volledig de voorgaan de uit te wisschen of te overdekken a) In het midden der vijfde eeuw kwamen de schrikwekkende Hunnen met Attila aan het hoofd, uit Mon golië. Zij werden verslagen door de Gallo-Romeinen en de Germanen. b) De West-Goten vestigden zich in Aquitanië (Z.W. Frankrijk; zij waren gekomen uit Spanje. In 410 werd Rome door hen geplunderd. c) De Bourgondiërs, gekomen uit Gallië, vestigden zich in Z.-O. Frank rijk. d) De Vandalen, vestigden zich in Andalousië, door hen werd Rome voor de tweede maal geplunderd in 455. e) De Saksen, uit Hanover, en de Angelen, uit Jutland en Sleeswijk, vestigden zich in Engeland. f) De oost-Goten vestigden zich in N.-O. Italië. g) De Franken, gekomen van over den Rijn bij Utrecht en Keulen, zet ten in de vijfde eeuw hun inval voort tot aan de Pyreneëen. Aangevoerd door Clovis overwinnen zij de Ale- mannen die uit Schwaben gekomen waren en de West-Goten te Vouillé, bij Poitiers, in 507, en daarna de Bourgondiërs. Zij hadden eerst de Gallo-Romeinen in 486 bij Soissons verslagen. De gevolgen dezer inval'en waren de inplanting van nieuwe bevolkin gen en het ontstaan van nieuwe sta ten. Zoo sticht Clovis het Rijk der Franken («Francia»), met Parijs als hoofdstad, dat zich uitstrekte van af de Pyreneëen tot aan den Wezer en den Boven-Donau het is het Merivongische Rijk. De opvolgers van Clovis waren de «schaduw of vadsige» koningen; in de zesde en zevende eeuwen ging hun macht over naar de hofmeiers. Op het einde van het Romeinsche tijdperk was de algemeene toestand ellendig geworden er was armoede in de vervallen steden van het kei zerrijk, en op den buiten en talrijk waren de slaven. Dit was eene der oorzaken waarom de bevolking zich zoo gemakke ijk naar den godsdienst uit het Oosten keerde, naar het Christendom, dat intusschen een staatsgodsdienst was geworden, d. w. z. dat de inrichting van de kerk overeenstemde met de bestuurlijke indeelingen van het Rijk. onder het gezag van den Paus van Rome. Ne vens de wereldlijke geestelijkheid be stonden er ook kluizenaars, die bui ten de bevolkte streken woonden, en monikken in de kloosters. Deze wer den gesticht door de ede.en, die er groote giften aan schonken, en ze verrijkten zich door de «vrijdom men» (vrijstelling van belastingen). De monikken legden zich speciaal toe op den landbouw; het klooster met de aanpalende gronden werd het cen trum van de vestiging eener steeds grooter wordende bevolking. De bar- bareninvallen hebben het stelsel van de Romeinsche «villa's», die door de rijke eigenaars bezet waren, en dezer latifundia (groote domeinen) niet vernietigd. De invallers nemen de beschikbare gronden in hun bezit of doen de eigenaars een deel van de hunne afstaan aan de opperhoof den, die er zich vestigden, omringd van hun half-vrije landbouwers en tijdens de krijgsverrichtingen gevan gen genomen slaven. Zoo ontstond de domaniale ekono- mie die een gesloten vorm had, ge lijktijdig met het diep verval der uit de Oudheid overgebleven steden. Die ekonomie berustte op de voortbrengst voor de bezitters der villa's of voor de kloosters en op het uitruilen der overproduktie. De cel ervan was niet langer meer de familie, maar de ge meenschap der villa of die van het klooster. Naast de hoeve, met haar landerijen, neerhof, veestapel, wijn pers en brouwerij, maakten ook de werkplaatsen, voor het smeden van gereedschap en wapens en voor het timmerwerk, deel van de inrichting. De arbeid op de vi'la werd uitgevoerd door slaven en lijfeigenen. Buiten de villa's en kloosters waren ook nog kleinere familienederzettingen te vinden, met een primitieve inrich ting, uitgebaat door vrijen en half- vrijen, die belastingen en dwang ver schuldigd waren aan de groote hee- ren der villa's. Dat was het begin der feodaliteit (leenroerigheid) waarvan de voltrekking van de ze vende tot de tiende eeuw het voor naamste ekonomisch-po itiek feit der vroege middeleeuwen is geweest. Tegen de invallen der Mahomeda- nen en der Noormannen (VlIIe en IXe eeuwen) zocht het volk bescher ming bij den onmiddelijkon heer, en niet meer bij den koning daardoor ontwikkelden zich kleine lokale po tentaatjes, de voorloopers der latere territoriale vorstendommen. In de Xe en Xlle eeuwen verdween ten slotte de vrije boerenstand. Door het verlangen om bescherming tegen roofridders waren de boeren dienst baar geworden aan de kasteelheeren (ridders) of aan de k' oosters hunner streek. De middeleeuwsche bevolking be stond uit ridders met hun bende (vrijen of ministerialen)de geeste lijkheid. en eenige rechterlijk vrijen; daarnaast de boeren, gewoonlijk minstens gedeeltelijk van hun vrij heid beroofd. Hun toestand bij de kerk was beter dan bij de wereld lijke heeren. De hoorigen had den alle werken te doen en belastin gen te betalen van af de verplich ting om op een bepaa'den dag een kaars aan de kerk te geven, tot het •betalen van «tienden» onder den vorm van landbouwprodukten. De middeleeuwsche maatschappij was er eene met sterk gescheiden sociale kasten edelen, boeren, en eenige ambachtslieden nochtans deze wer den diep misprezen. Wat de hygië nische voorwaarden betreft, deze waren uitermate slecht leproosheid, pest en andere epidemieën kwamen veelvuldig voor. Als voeding was er alleen brood, met erwten of boonen, en vleesch; later gedroogde haring (in onze streken). De eenige uitweg voor lotsverbetering was de vlucht (op doodstraf) naar gunstiger oor den. vooral wanneer de steden ont stonden. Deze nieuwe verschijning in de feodaliteit heeft het lot der boeren eenigzins verbeterd: de hoorigen wer den rechterlijk bevrijd doch moesten den grond tegen cijns blijven bebou wen, met nog allerlei verplichtingen, die steeds verergerden tot aan de Fransche Revolutie van 1789. 1. Welke waren de oorzaken en de gevolgen van de invallen der barbaren in het Romeinsche Rijk 2. Wat beteekent DOMANIALE eko nomie t Antwoorden vergezeld van een post zegel van 0,75 Jr., sturen aan G. De Vos, Zwijnaardsche steenweg 78, Gent. DAGEN Golflengte 267,4 m. Golflengte 201,07 m. Morgen uitzending Namiddag uitzending Avond uitzending Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag 07,00 10,00 07,00 - 10.00 07,00 10,00 07,00 - 10,00 07.00 - 10.00 07,00 - 10.00 07,00 - 10.00 13,00 - 20,00 13,00 - 17,00 14,00 - 20,00 13,30 - 18,00 14,00 - 20,00 13,00 - 21,00 14,00 - 17,00 geen 20,00 - 24,00 geen 20,00 - 24,00 geen geen 21,30 - 24,00 DE VROUW ALS KUNSTENARES DE vraag, welke plaats aan de vrouw in het leven toekomt, duikt steeds weer op. Af en toe, zeer driftig, wond ze de hoofden op in de verschil lende landen, die er de han den mee vol hadden, en werd ze even dikwijls zoowel akademisch als politiek besproken. Wetensc aps- menschen en geneesheeren, journa listen en vrijheidsapostels hebben ze belicht en niet het minst hebben zich de vrouwen zelf met de kwestie be moeid. Vaak ging het om gelijkbe rechtiging in het openbaar leven, dan weerom alleen om eenvou dige gelijkwaardigheid. De twee kwesties zijn nu in positieven zin beantwoord geworden; er is heden nauwelijks nog een beroep, waarin de vrouw niet is binnengedrongen, ternauwernood een waarin de leid sters van het zwakke geslacht geen buitengewone prestaties hebben ge leverd. en er zal heden wel niemand meer te vinden zijn om te beweren, dat men de vrouwen in het algemeen moet rangschikken achter d? man nen. Als er nu stemmen opdagen die de vrouw naar de keuken ver wijzen dan schuilen daarachter in het oogspringend kommercieele en konkurentieredenen evengoed als achter zooveel haatverschijnselen van onzen tijd. Want precies de keuken blijkt niet het oerdomein te zijn ge weest van de vrouw. Hoe ware het anders mogelijk dat aan de vorste lijke hoven, in de groote hotels en sanatoria precies mannen als hoofd knik fungeeren? Overigens zijn man en vrouw afzonderlijke wezens en ook hun prestaties verschillen, maar hebben daarom noch min noch meer waarde. We kennen groote vrouwe lijke navorsc'-ers, sportleeraars, poli tiekers en jeugdrprmers en de gan- sche wereld spreekt met eerbied, zelfs met begeestering van haar; alleen als men spreekt van kunst en kunstenaars dan halen ook de ver standige mannen met een gemakke lijke ironie de schouders op en druk ken zij de meening uit, dat het schep pen aldus dusdanig slechts een man nelijke bezigheid is. Dan vragen ze soms naar de groote vrouwelijke komponisten, airchitekten en beeld houwers en verwijzen de vrouiw naar den reproduktieven tak der kunst, waar ze, zooals men weet, als instru- mentiste buitengewone prestaties heeft geleverd. Nu, het kan verkee- ren, er rijn genoeg groote dichteres sen, schilderessen en danseressen die de thesis van het gemis aan prestatie kracht ontzenuwen. En welke vormen het mensohelijk genie nog aannemen zal, kan men niet op voorhand bepalen. huwelijk was getreden en groote rond reizen maakte, er een opdracht voor haar in zag, precies de Fransche klassieke auteurs populair te maken. Hoezeer zij hedentendage nog, nu zij zelf niet meer optreedt, vereerd en als een autoriteit geschat wordt, blijkt voldoende uit een klein dag- bladbericht, dat voor enkele dagen in de pers versoheen. Marlène Dietrich, die in een van haar eerstkomende films de rol van Georges Sand moet vertolken, liet zich in Parijs door de grootste vertegenwoordigster van de Fransche tooneelkunst die in haar jeugd zelf de rol gespeeld had, raad geven. Zoo leeft het scheppend genie van Sorel nog ver uit boven den tijd van haar eigen tooneelspeel- stersactiviteit. 750 CECILE SOREL Er bestaat evenwel een kunstge bied, waarin de vrouw zich openbaart als ware ze daarvoor geboren, en waarop vele kritici, zelfs haar een overwicht toekennen over haar man nelijke kollegas: dat zijn de planken. Het vraagstuk, tenzelfdertijd te ver tolken en te vernieuwen, lost ze met haar instinkt, met haar aanpassings vermogen en met haar gevoelsdiepte zoo volmaakt op, dat ze veel meer dan de mannelijke partner in staat is, uit haar eigen wezen een werk te vervormen zonder het geweld aan te doen. De groote tooneelspeelsters hebben dit eene gemeenschappelijk: na een min of meer moeilijk begin veroveren ze tenslotte niet alleen lauweren, suksessen en triomfen, maar ze wor den de afgod van hun publiek, van een heele stad, ja van de wereld. Ze worden dan niet alleen bewonderd maar werkelijk bemind. De groote tooneelspeelster verschaft niet alleen heerlijke uren, ze sc'r.ept zulk een ge wichtig kultureel bezit, ze geeft niet alleen zichzelf en den dichter waar van ze de vertolkster is, neen ze put den tijd uit waarin ze leeft.. En wie van haar kunst geniet, heeft door haar intensiever geleefd. Een vrouw die eveneens door haar publiek werd verafgood en die tien tallen van jaren geheel Parijs be- tooverde was de beroemde tooneel speelster Cécile Sorel. Haar eigen lijke naam is Céline-Emilie Seurre, maar weldra was er geen mensch meer die dat wist en het woord Sorel was een begrip geworden. Sorel werd in 1873 te Parijs ge boren. Nog zeer jong, pas een meisje nog, was haar lotsbestemming voor haar en haar omgeving zeer duide lijk. Ze wilde en zou op de planken staan, ze voelde zich er toe geroepen, van op de scène menschen te ver heffen, te doen leven, gelukkig te maken. «Het ü'reater» zei eens Voltaire, «is een beter leermeester dan het lijvigste boek.. Een weldra tou ook het kleine meisje tot de verkondigers en leermeesters behooren. Om te be ginnen echter werd ze leerlinge van den beroemden Delaunay, en debu teerde ze op zeventienjarigen ouder dom als Minerva in Orphée aux Enfersin het Parijsche Edentheater. Statig en zeker van de overwinning ging ze van sukses tot sukses, totdat ze aan de Comédie Francaisewerd verbonden. Nu was ze reeds de groote Sorel en vervulde hare zen ding, de dichters van Frankrijk aan een kunstminnend publiek voor te stellen, ja, zelfs te celebreeren, ge lijk ze het in latere jaren, nadat ze reeds met den graaf de Ségur in het SOFONISBE ANGUISCIOLA (Zelfportret). Terwijl het theater in verhouding laat voor een vrouw toegankelijk werd en tot aan den drempel der 18e eeuw de vrouwenrollen door mannen werden vertolkt (iets dat in het klassiek tooneel in Japan bij voorbeeld heden nog het geval is), kwam de vrouw op andere kunstge bieden reeds sedert lang tot zeer uitgebreide produktiviteit, zooals b.v. in de schilderkunst. Als we even een blik werpen op de 16e eeuw, dan vinden we er een vermaarde schilderes, in een zesdubbele uitgave. Zes dochters werden daar in een vermogend Italiaansch midden ge boren, groeiden, werden mooi, sluw, eigenwillig en grepen, van hun pril ste jeugd af, naar het penseel en het palet. De beroemdste ervan werd Sofonisbe, en het valt moeilijk te zeggen, wat in haar het meest te bewonderen viel, haar palet of haar vlijt. Ze beeft een niét te tellen aantal portretten geconterfeit, en als ze nu juist niet een bestelling had uit te voeren of het portret van een hoveling, van een hertog of van een rijken koopman af te werken, dan diende zij zichzelf tot model, of ge bruikte daartoe een van haar zusters. Er bestaat dan ook een reeks zelf portretten, waarvan de schoonste in Weenen, Florencië en Leningrad hangen. Maar haar beroemd schil derij is het doek, dat drie van haar zusters bij het schaakspel conterfeit. De leivendigheid van de gezichten, de familaire atmosfeer die u aan grijpt, de harmonie van de compo sitie getuigen van de kooge schep pingskracht dezer zonderling sterke kunstenares. Sofonisbe werd rond 1527 in Cremona geboren en stierf op onge veer negentig jaar te Palermo. Vele jaren bracht ze door te Madrid als schilderes van het keizer lijk hof. Het is in ieder geval be- merkenswaardig, dat een vrouw, precies in een bloeitijd van de schil derkunst, toen de wereld overvol was van beroemde penseelbeoefenaars, niet alleen op gelijken voet bleef staan met haar mannelijke kollegas, maar nog vaak hun glans kon over stralen. Heel haar leven bestond uit oefenen, oefenen en weer oefenen. Bij haar bewaarheidt zich weer het oud ge kende spreekwoord dat de ware kunstenaar zijn eigen geluk moet opofferen. Het dolce far niente, het droomen, het gondelen in liefdes avonturen en vermaken, al hetgeen in het leven van ieder jong meisje gewoonlijk een vanzelfsprekende ge- luksbron is, was de kleine Anna ont zegd. Haar blik was enkel o peen doel gericht: een groote danseres worden, de grootste danseres van haar tijd. En ze bereikte dit dan ook! Als de zwakke krachten van haar overgevoelig lichaam dreigden te ver lammen, dan dacht ze aan de ver maarde Taglioni en weer liep nieuwe wilskracht door haar aderen. Haar opmarsch naar den roem gebeurde verrassend snel. Den 31sten Januari 1885 geboren, werd ze na enkele stages in de provincie medelid van de Russische keizerlijke hoftroep, terwijl ze in 1904 reeds den titel van eerste danseres veroverde. Maar dat, wat voor zooveel harer kollegas het einddoel van al haar ambities beteekende, was voor haar slechts een etappe. Ze wilde ook de groote steden buiten de grenzen van haar Russisch vaderland doorreizen en pas had zij gedebuteerd of ze ging met een in den beginne zeer kleine en later zeer aanzienlijke troep de heele wereld doorloopen. Fokin, die zooveel nieuwe balletten creeërde, schiep ook voor haar de «Stervende awaan» die aan de basis van haar wereldberoemdheid liggen zou. Dit stuk, dat niet alleen een einde loos sukses behaalde, is tevens een merkteeken in de geschiedenis van den dans want het leidt aiover starre balletten naar den modernen expres- siedans. Heeft de vrouw als artiste op elk gebied haar taak te volgen en zich aan haar beroep met ziel en lichaam toe te wijden opdat aldus eens de uitslag daarvan direkt wordt bereikt, dan geldt dit principe in de hoogste mate voor de dichtkunst, want van al de menschelijke uitdrukkingsmidde len is het woord het diudelijkst Daarom merken we bij alle werkelijke dichters, dat de zuiverheid der ge dachte met de vlotheid van de pen en het karakter met de overtuigings- ikracht overeenstemt. In de heerlijk ste harmonie treft ons echter voor namelijk deze twee karaktertrekken bij de vrouw, die een boek heeft ge schreven, dat, de bijbel uitgezon derd, de grootste oplage heeft be reikt die een boek ooit kende. In dit boek gaat het niet over geestes- vraagstukken, niet over liefde en haat, niet over afzonderlijke lotge vallen, maar over de verdelging van PAWLOVA op de planken met haar reiskoffer die de toiletten der artiste bevat. Kort voor haar dood, die plaats had den 23sten Januari 1931, verliet ze nogmaals haar landgoed in Enge land en ving zij een rondreis aan die haar laatste zijn zou. En weer bracht ze het publiek in vervoering net zooals in haar jeugd door haar zwevende luchtigheid, de meisjes achtige gratie van haar bewegingen en haar buitengewone technische vakkennis. Weliswaar was de tijd niet blijven stilstaan, had de dans kunst nieuwe vormen aangenomen, moderne eischen gesteld, en andere vrouwentypes uitgebeeld, maar ook de enthoesiasten van Wigman-Laban- Duncan konden zich aan de betoove- ring van de Pawlowa niet onttrek ken. Ze nad, zooals altijd, haar eigen ensemble met zich mede, maar het grootste sukses boekte ze steeds met haren solodans. Met een ijzeren tucht heeft deze vrouw haar carrière bewerkstelligd. Zijzelf gaf toe dat zij zich omzeg gens nooit een liefhebberij of zelfs een poos rust had kunnen getroosten. HARRIET BEECHER-STOWE de wereldberoemde schrijfster van De Hut van Oom Tom een groote menschelijke vernedering: de afschaffing van de slavernij der negers. Harriet Beeoher werd den 14den Juni 1812 in Connektikut geboren. Ze was de dochter van een dominee en de lucht die zij inademde was er een van gerechtigheid, denkens- vrijheid en menschwaardigheid. Het jonge meisje werd onderwijzeres en huwde, op vierentwintigjarigen leef tijd den professor Stowe. In den tijd was er een scherpe strijd voor en tegen den slavenhan del. Met hartstocht verdedigde de jonge vrouw haar overtuiging, en als men haar teeder, mooi madonen- geeioht bekeek, stond men verbaasd over haar strijdlustige ziel! Maar woorden alleen volstonden haar niet, en ze greep naar de pen. Het ge schrevene heeft, wat men ook zegge, een grootere beroeringswaarde, het dringt verder door, het komt ook onder de oogen van onbekenden. Ze heeft waarschijnlijk nooit vermoed hoe snel dit boek geweldig in alle middens zou inslaan. Het werd een enorme sensatie. Het schudde de gemoederen wakker, het greep de menschen aan, die van de uitge breidheid en van den gruwel van den slavenhandel feitelijk geen sikkepit afwisten, het beïnvloedde politiekers, het schudde het wereldgeweten wak ker. of misschien schiep het dit! «De hut van Onkel Tom» heden door oud en jong goed gekend en bemind, werd destijds verslonden. Het boek heeft ook nu van zijn overtuigingskracht, van zijn dichter lijke allure, van zijn boeiende vertel kunst en van zijn esthetische uit straling niets verloren. Te dien aanzien hadden hoofd en hart, voorlichting en medelijden, strijdlust en dichterlijk gevoel het heerlijkste bondgenootschap gesloten dat men zich kan indenken, en heden nog lezen wij die bladzijden, die even goed blijken te zijn geschreven geworden voor den huidigen tijd als voor dien van tachtig jaar geleden. tGeen natie kan vrijblijven, waar de vrijheid een voorrecht is en niet een grondwet-»luidt het in een ge sprek van dien roman: «De Hut van Onkel Tom». Mevrouw Beecher Stowe schreef nog veel interessants en schoons; de volledige uitgave van haar werken bevat ongeveer twintig deelen; maar haar roem dagteekent van den tijd dat de Hut van Onkel Oom ver scheen, want in dit boek is ze niet alleen een dichteres, maar ook een steun, een zuster der onderdrukten, kortom, in den edelsten zin van het woord: VBOUW! Af. De Monzie, Fransch minister van openbare werken, bij zijn bezoek aan de nieuwe petroleumbron te Saint-GaudensHij onderhoudt zich met de ingenieurs en werklieden die het prospektiewerk tot een goed einde brachten. Rechts, met gevouwen handen, de werkman die de eerste de petroleum uit de aarde zag opwelmen Het zoeken naar petroleum in de West-Europeesche landen is sedert lang aan de orde van den dag. Maar nog nooit heeft men de opsporingen naar die kostelijke orandstof zoo koortsachtig voortgezet als in de allerlaatste tijden. Vooral in Enge land en in Frankrijk, en zelfs bij ons was dat het geval, al kan rren wat België betreft, niet spreken van grootsoheepsche ondernemingen zoo als in de twee voornoemde landen. In Engeland schijnt men onlangs tot een gunstig resultaat te zijn ge komen, terwijl de Fransche bodem tot voor korten tijd nog geen enkel spoor van aardolie losliet. Na een jarenlange prospektie is eindelijk in den nacht van 14 ou 15 Juli laatst leden het wonder gebeurd: in de Py reneëen, te Saint-Gaudens, is van uit een diepte van ongeveer 1500 me ter, in een machtige straal petroleum naar de oppervlakte ontsproten! Daarmee is Frankrijk's eer gered, en, wat belangrijker is, voor dit land in zekere mate een grootere gerust heid verzekerd. De verwe2ienlijking van Frankrijk's hoop uit eigen bo dem petroleum te winnen komt ten gepasten tijde: de natuur schijnt het land in de voorbereiding van zijn gewapenden weerstand tegen een eventueelen inval van zijn vijanden te hebben willen medehelpen. Er is geen land ter wereld waar het vraagstuk der vloeibare brand stoffen meer de geesten en de ver antwoordelijken der landsverdediging heeft beziggehouden dan Frankrijk. Geen wonder! Het is niet de eerste maal dat wij hier over die zaak spreken petroleum is de zenuw van den oorlog geworden, en heeft bijna het geld in dezen luguberen geesel onttroond. Frankrijk heeft wel veel bosschen, waarvan het hout kan die nen als brandstof voor speciaal inge richte wagenmotoren; maar zoo'n stookmiddel moet meestal plaatselijk gebruikt worden, en het is zeer on zeker dat een eventueele oorlog juist zou plaats grijpen in een streek waar men bosschen ontginnen kan. Frankrijk heeft ook veel graan dat door de alkoholstokerijen in vloei bare brandstof kan omgezet worden; maar zoo'n brandstof, alkohol dus, valt veel te duur, zelfs gemengd met essence of andere stookolies. Op het gebied der aanwending dezer hulp- brandstoffen heeft de Fransche in dustrie sedert het einde van den oor log heel wat vorderingen gemaakt evenwel niet in voldoende mate om de uit Amerika, Roemenië en Rus land ingevoerde aardolie te vervan gen. Deze aardolie is dan ook cn- misbaar gebleven. Daarom heeft men nooit opgehouden den bodem te doorsnuffelen in de hoop de zoo vurig begeerde vloeistof te kunnen winnen. De oorlog 1914-18 had het door slaggevend belang van de bevoorra ding in petroleum veropenbaard. «Een druppel petroleum is een drup pel bloed waard» zei in dien tijd Clemenceau de «tijger» terwijl Lord Curzon deze krijgsbeeldspraak uit vond «De geallieerden zijn naar de zegepraal gevaren op een vloed van pretroleum». En aangezien men se dert vijf en twintig jaar niet meer opgehouden heeft aan oorlog te den ken zijn de hierboven aangehaalde gezegden waarheden gebleven, en hebben de Franschen zich verder in gespannen om zich van het buiten land onafhankelijk te maken inzake vloeibare brandstoffen. Dat hebben ook Duitschland en andere Europeesche landen gedaan, doch op een verschillende manier, b.v. door de produktie van syntheti sche brandstoffen uit steenkolen. In tijd van vrede verbruikt Frank rijk ongeveer vijf millioen ton pe troleum; zijn distilleerinrichtingen zijn in staat een hoeveelheid van zeven millioen ton te bewerken. Tot op heden bracht het zelf slechts ge middeld 100.000 ton per jaar voort uit ejgen bodem, n.l. te Pachelbronn, in den Elzas, in Algerië en in Ma rokko. De derricktoren, veertig meter hoog, te Saint-Gaudens, waarmede fiet de prospektors gelukte petro leum uit den Franschen bodem te winnen. Nu wordt beweerd dat de zoo pas ontdekte laag te Saint-Gaudens de produktie der sterkste petroleum- bronnen ter wereld zal overtreffen. Maar naast petroleum zal de bron ook nog zeer groote hoeveelheden brandbare gassen voorbrengen, wat niet te versmaden is. Wat er ook van weze, Frankrijk heeft bij tijds misschien wel een waardevolle troef in handen gekregen, die door som mige zijner naburen nijdig zou kun nen begeerd worden. De nabije toe komst zal uitwijzen hoe die buren daar op zullen reageeren. Want van over de Pyreneëen kan men nog alles verwachten. Het toeval wil nu juist dat het petroleumveld van Saint - Gaudens, als het werkelijkheid mocht worden, gelegen zal zijn in de streek die in het Zuid-Westen de grens vormt tusschen de groote democrati sche natie en den vazaalstaat van Duitschland en Italië, beide landen die tot op heden het geluk nog nist hadden op eigen bodem petroleum- bronnen te ontdekken. De nieuwe natuurlijke aanwinst van Frankrijk heeft nog een ander uitzicht dan dat van een waardevol- len industrieel-ekonomischen faktor, n.l. dat van de vergrooting van den nationale rijkdom, waarbij elk par- tikulier winstbejag wordt uitgeslo ten. De produktie van Saint-Gaudens zal inderdaad volledig aan den staat, die de opsporingen uitvoerde, be hooren. Een private maatschappij! die vroeger een exklusieve vergun ning bezat voor de petroleumpros- pektie in de streek, heeft sedert een heelen tijd reeds haar werkzaamhe den gestaakt, daar deze niets oplever den en afstand van haar privilege ge daan. Het «Office National des Com bustibles liquides», dat onlangs in het Ministerie voor Openbare wer ken werd opgenomen, heeft voor rekening van den Staat voor een zestal maanden de opzoekingen voortgezet, met het goed gevolg dat er petroleum werdt gevonden. Van nu af heeft het ministerie zich het recht van prospektie en exploitatie voorbehouden over een oppervlakte van bijna tienduizend vierkante kilometer, en op 3 Oogst 1.1. verscheen in het Journal Officiel een dekreet-wet waardoor een zelf standige petroleum-regie werd opge richt, «met het oog op alle opeoe- kingsoperaties en de voorloopige ex ploitatie van petroleum op het grond gebied van het Fransche moeder land». Dezie regie, met industrieel karakter, zal over een autonoom budget beschikken. Zoo zal de Fransche Natie niet het slachtoffer worden van een spekulatieve finan- cieele rush naar de petroleumvelden deze schat zal een nationaal goed blijven. St-Pietersnieuwstraat 64, GENT - Postcheckn. A Engels 43.45.62 DE NIEUWE DE KLEINE PARADE door Henriëtte VAN EYK OPROER DER KINDEREN door ARNOLD ULITZ JODEN ZONDER GELD door MICHAEL GOLD DE GROOTE SCHULD door VICKY BAUM EN EEN VROUW VERDWIJNT door E. D. BIGGERS DE BEWAARSCHOOL (heidruk) door LEON FRAPIE Elk 288 pag. druks. In welverzorgde uitvoering met smaakvol gekleurd omslag. Waarom lijden aan HOOFDPIJ* MIGRAINE TANDPIJN GRIEP RHEUMATIEK ZENUWKOORTSEN PIJN DER MAANDSTONDEN als de WON'PERBARE BRUINE POEDERS van der Apotheek DE POORTERE. te ST-NIKLAAS-WAAS, U oogenbltk- kelijk zonder schadelijke gevolgen van deze pijnen zullen bevrijden. De doos van 8 poeders i 4 frank. De drledubb' doos 25 poeders 10 fr. Te verkrijg. In alle goede apotheken c< vrachtvrij tegen postmandaat Gebruikt ze eens, U zult nooit geen andere meer gebruiken.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1939 | | pagina 4