V©CP Ullen's Velh
ALGEMEENE
GESCHIEDENIS
EINDELIJK PETROLEUM
IN FRANKRIJK?
-4j8C
II. - DE MIDDELEEUWEN
UURROOSTER
VAN
RADIO-VLAANDEREN
Boekhandel
DE VLAM
romans
CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING
Voor socialistische kadervorming
ZESDE LES
A. DE GROOTE
INVALLEN
B. ALGEMEENE
TOESTAND VAN AF DE
VIJFDE EEUW
t C. BEVOLKING EN
LEVENSVOORWAARDEN
VRAGEN
CECILE SOREL
SOFONISBE
ANGUISCIOLA
f
ANNA PAWLOVA
HARRIET BEECHER-
STOWE
fr. per deel
't ROOS KRUIS
?4 - Voor Allen 20 Oogst 1939
IN onze twee vorige lessen hebben
wij aangetoond hoe onze heden-
daagsche beschaving nu nog de
sporen draagt van die der oude
Grieken en Romeinen. Natuurlijker
wijze zal dezer invloed nog grooter
geweest zijn op de talrijke generaties
die leefden tusschen de oudheid en
de nieuwere tijden; die generaties
stonden er ook dichter bij Toch is de
West-Europeesche geschiedenis, die
ons hier in de eerste plaats interes
seeren moet, eigenlijk geen recht
streeks vervolg op de geschiedenis der
Oudheid. Vanzelfsprekend is onze
geschiedenis het vervolg van onze
eigen oudheid, waarover heel weinig
gekend is, tenzij door Grieksche en
Latijnsche oorkonden, en door oud
heidkundige overblijfselen. Men mag
zeggen dat pas na het terugtrekken
der Romeinen de eigenlijke geschie
denis van onze gewesten begint. De
periode die aanvangt met het uiteen
vallen van het Romeinsche rijk in
476. en gaat tot de 15e eeuw, noemt
men doorgaans die der Middeleeu
wen, omdat zij de periode vormt tus
schen de Oudheid en de Nieuwe Tij
den. De Middeleeuwen worden ook
nog verdeeld in de vroege Middel
eeuwen (van 476 tot 800) en de late
Middeleeuwen (van 1100 tot 1500).
Het tijdperk der Middeleeuwen
wordt gekenmerkt door 1) het uit
een vallen der Middelandsche Zee-
ekonomie; 2) de leenroerigheid; 3)
door het ontstaan en de ontwikke-ing
der West-Europeesche steden.
In de tweede helft der vijfde eeuw
werd het Romeinsche Keizerrijk vol
komen overrompeld door de Barba
ren. De Grieksche uitdrukking «bar-
baros» beteekent vreemdeling; en
aangezien vreemdelingen door r
Grieken, en later door de Romeinen,
gehouden werden voor lieden zonder
beschaafde zeden, werd later de
naam «barbaar» gebruikt in een ver
ergerenden zin.
De barbaren invallen waren reeds
begonnen in de tweede eeuw door de
Germanen, die over den Rijn kwa
men. Die invallen werden voortgezet
in de vijfde en zesde eeuwen tot aan
de Zwarte Zee. Het waren migraties
(volksverschuivingen) van een
gansch volk met gewapende bezettin
gen. gedaan uit schrik voor andere
invallers in de streken waar zij tot
dan toe ge eefd hadden, of doordat
zij zich aangetrokken gevoelden door
de weelde van het Romeinsche Rok,
terwijl zij zelf hadden ondervonden
dat zij in hun wouden en moerassige
gebieden gebrek leden. De invallen
leidden tot volksinplanting. De bar
baren Germanen) vestigden zich als
landbouwers' op het platte land, in
geringere mate als werklieden in de
steden, of ste den zich ten dienste
van de Romeinsche legers. Wat moet
onthouden worden is het feit dat die
invallen geschiedden in verscheidene
malen, zonder volledig de voorgaan
de uit te wisschen of te overdekken
a) In het midden der vijfde eeuw
kwamen de schrikwekkende Hunnen
met Attila aan het hoofd, uit Mon
golië. Zij werden verslagen door de
Gallo-Romeinen en de Germanen.
b) De West-Goten vestigden zich
in Aquitanië (Z.W. Frankrijk; zij
waren gekomen uit Spanje. In 410
werd Rome door hen geplunderd.
c) De Bourgondiërs, gekomen uit
Gallië, vestigden zich in Z.-O. Frank
rijk.
d) De Vandalen, vestigden zich in
Andalousië, door hen werd Rome
voor de tweede maal geplunderd in
455.
e) De Saksen, uit Hanover, en de
Angelen, uit Jutland en Sleeswijk,
vestigden zich in Engeland.
f) De oost-Goten vestigden zich in
N.-O. Italië.
g) De Franken, gekomen van over
den Rijn bij Utrecht en Keulen, zet
ten in de vijfde eeuw hun inval voort
tot aan de Pyreneëen. Aangevoerd
door Clovis overwinnen zij de Ale-
mannen die uit Schwaben gekomen
waren en de West-Goten te Vouillé,
bij Poitiers, in 507, en daarna de
Bourgondiërs. Zij hadden eerst de
Gallo-Romeinen in 486 bij Soissons
verslagen.
De gevolgen dezer inval'en waren
de inplanting van nieuwe bevolkin
gen en het ontstaan van nieuwe sta
ten. Zoo sticht Clovis het Rijk der
Franken («Francia»), met Parijs als
hoofdstad, dat zich uitstrekte van
af de Pyreneëen tot aan den Wezer
en den Boven-Donau het is het
Merivongische Rijk. De opvolgers van
Clovis waren de «schaduw of
vadsige» koningen; in de zesde en
zevende eeuwen ging hun macht over
naar de hofmeiers.
Op het einde van het Romeinsche
tijdperk was de algemeene toestand
ellendig geworden er was armoede
in de vervallen steden van het kei
zerrijk, en op den buiten en talrijk
waren de slaven. Dit was eene der
oorzaken waarom de bevolking zich
zoo gemakke ijk naar den godsdienst
uit het Oosten keerde, naar het
Christendom, dat intusschen een
staatsgodsdienst was geworden, d.
w. z. dat de inrichting van de kerk
overeenstemde met de bestuurlijke
indeelingen van het Rijk. onder het
gezag van den Paus van Rome. Ne
vens de wereldlijke geestelijkheid be
stonden er ook kluizenaars, die bui
ten de bevolkte streken woonden, en
monikken in de kloosters. Deze wer
den gesticht door de ede.en, die er
groote giften aan schonken, en ze
verrijkten zich door de «vrijdom
men» (vrijstelling van belastingen).
De monikken legden zich speciaal
toe op den landbouw; het klooster met
de aanpalende gronden werd het cen
trum van de vestiging eener steeds
grooter wordende bevolking. De bar-
bareninvallen hebben het stelsel van
de Romeinsche «villa's», die door de
rijke eigenaars bezet waren, en dezer
latifundia (groote domeinen) niet
vernietigd. De invallers nemen de
beschikbare gronden in hun bezit
of doen de eigenaars een deel van
de hunne afstaan aan de opperhoof
den, die er zich vestigden, omringd
van hun half-vrije landbouwers en
tijdens de krijgsverrichtingen gevan
gen genomen slaven.
Zoo ontstond de domaniale ekono-
mie die een gesloten vorm had, ge
lijktijdig met het diep verval der uit
de Oudheid overgebleven steden. Die
ekonomie berustte op de voortbrengst
voor de bezitters der villa's of voor
de kloosters en op het uitruilen der
overproduktie. De cel ervan was niet
langer meer de familie, maar de ge
meenschap der villa of die van het
klooster. Naast de hoeve, met haar
landerijen, neerhof, veestapel, wijn
pers en brouwerij, maakten ook de
werkplaatsen, voor het smeden van
gereedschap en wapens en voor het
timmerwerk, deel van de inrichting.
De arbeid op de vi'la werd uitgevoerd
door slaven en lijfeigenen. Buiten de
villa's en kloosters waren ook nog
kleinere familienederzettingen te
vinden, met een primitieve inrich
ting, uitgebaat door vrijen en half-
vrijen, die belastingen en dwang ver
schuldigd waren aan de groote hee-
ren der villa's. Dat was het begin
der feodaliteit (leenroerigheid)
waarvan de voltrekking van de ze
vende tot de tiende eeuw het voor
naamste ekonomisch-po itiek feit der
vroege middeleeuwen is geweest.
Tegen de invallen der Mahomeda-
nen en der Noormannen (VlIIe en
IXe eeuwen) zocht het volk bescher
ming bij den onmiddelijkon heer, en
niet meer bij den koning daardoor
ontwikkelden zich kleine lokale po
tentaatjes, de voorloopers der latere
territoriale vorstendommen. In de
Xe en Xlle eeuwen verdween ten
slotte de vrije boerenstand. Door het
verlangen om bescherming tegen
roofridders waren de boeren dienst
baar geworden aan de kasteelheeren
(ridders) of aan de k' oosters hunner
streek.
De middeleeuwsche bevolking be
stond uit ridders met hun bende
(vrijen of ministerialen)de geeste
lijkheid. en eenige rechterlijk vrijen;
daarnaast de boeren, gewoonlijk
minstens gedeeltelijk van hun vrij
heid beroofd. Hun toestand bij de
kerk was beter dan bij de wereld
lijke heeren. De hoorigen had
den alle werken te doen en belastin
gen te betalen van af de verplich
ting om op een bepaa'den dag een
kaars aan de kerk te geven, tot het
•betalen van «tienden» onder den
vorm van landbouwprodukten. De
middeleeuwsche maatschappij was
er eene met sterk gescheiden sociale
kasten edelen, boeren, en eenige
ambachtslieden nochtans deze wer
den diep misprezen. Wat de hygië
nische voorwaarden betreft, deze
waren uitermate slecht leproosheid,
pest en andere epidemieën kwamen
veelvuldig voor. Als voeding was er
alleen brood, met erwten of boonen,
en vleesch; later gedroogde haring
(in onze streken). De eenige uitweg
voor lotsverbetering was de vlucht
(op doodstraf) naar gunstiger oor
den. vooral wanneer de steden ont
stonden. Deze nieuwe verschijning in
de feodaliteit heeft het lot der boeren
eenigzins verbeterd: de hoorigen wer
den rechterlijk bevrijd doch moesten
den grond tegen cijns blijven bebou
wen, met nog allerlei verplichtingen,
die steeds verergerden tot aan de
Fransche Revolutie van 1789.
1. Welke waren de oorzaken en de
gevolgen van de invallen der barbaren
in het Romeinsche Rijk
2. Wat beteekent DOMANIALE eko
nomie t
Antwoorden vergezeld van een post
zegel van 0,75 Jr., sturen aan G. De
Vos, Zwijnaardsche steenweg 78, Gent.
DAGEN
Golflengte
267,4 m.
Golflengte 201,07 m.
Morgen
uitzending
Namiddag
uitzending
Avond
uitzending
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
07,00 10,00
07,00 - 10.00
07,00 10,00
07,00 - 10,00
07.00 - 10.00
07,00 - 10.00
07,00 - 10.00
13,00 - 20,00
13,00 - 17,00
14,00 - 20,00
13,30 - 18,00
14,00 - 20,00
13,00 - 21,00
14,00 - 17,00
geen
20,00 - 24,00
geen
20,00 - 24,00
geen
geen
21,30 - 24,00
DE VROUW ALS
KUNSTENARES
DE vraag, welke plaats aan de
vrouw in het leven toekomt,
duikt steeds weer op. Af en
toe, zeer driftig, wond ze
de hoofden op in de verschil
lende landen, die er de han
den mee vol hadden, en werd ze
even dikwijls zoowel akademisch als
politiek besproken. Wetensc aps-
menschen en geneesheeren, journa
listen en vrijheidsapostels hebben ze
belicht en niet het minst hebben zich
de vrouwen zelf met de kwestie be
moeid. Vaak ging het om gelijkbe
rechtiging in het openbaar leven,
dan weerom alleen om eenvou
dige gelijkwaardigheid. De twee
kwesties zijn nu in positieven zin
beantwoord geworden; er is heden
nauwelijks nog een beroep, waarin
de vrouw niet is binnengedrongen,
ternauwernood een waarin de leid
sters van het zwakke geslacht geen
buitengewone prestaties hebben ge
leverd. en er zal heden wel niemand
meer te vinden zijn om te beweren,
dat men de vrouwen in het algemeen
moet rangschikken achter d? man
nen. Als er nu stemmen opdagen
die de vrouw naar de keuken ver
wijzen dan schuilen daarachter
in het oogspringend kommercieele
en konkurentieredenen evengoed als
achter zooveel haatverschijnselen van
onzen tijd. Want precies de keuken
blijkt niet het oerdomein te zijn ge
weest van de vrouw. Hoe ware het
anders mogelijk dat aan de vorste
lijke hoven, in de groote hotels en
sanatoria precies mannen als hoofd
knik fungeeren? Overigens zijn man
en vrouw afzonderlijke wezens en ook
hun prestaties verschillen, maar
hebben daarom noch min noch meer
waarde. We kennen groote vrouwe
lijke navorsc'-ers, sportleeraars, poli
tiekers en jeugdrprmers en de gan-
sche wereld spreekt met eerbied,
zelfs met begeestering van haar;
alleen als men spreekt van kunst en
kunstenaars dan halen ook de ver
standige mannen met een gemakke
lijke ironie de schouders op en druk
ken zij de meening uit, dat het schep
pen aldus dusdanig slechts een man
nelijke bezigheid is. Dan vragen ze
soms naar de groote vrouwelijke
komponisten, airchitekten en beeld
houwers en verwijzen de vrouiw naar
den reproduktieven tak der kunst,
waar ze, zooals men weet, als instru-
mentiste buitengewone prestaties
heeft geleverd. Nu, het kan verkee-
ren, er rijn genoeg groote dichteres
sen, schilderessen en danseressen die
de thesis van het gemis aan prestatie
kracht ontzenuwen.
En welke vormen het mensohelijk
genie nog aannemen zal, kan men
niet op voorhand bepalen.
huwelijk was getreden en groote rond
reizen maakte, er een opdracht voor
haar in zag, precies de Fransche
klassieke auteurs populair te maken.
Hoezeer zij hedentendage nog, nu zij
zelf niet meer optreedt, vereerd en
als een autoriteit geschat wordt,
blijkt voldoende uit een klein dag-
bladbericht, dat voor enkele dagen in
de pers versoheen. Marlène Dietrich,
die in een van haar eerstkomende
films de rol van Georges Sand moet
vertolken, liet zich in Parijs door
de grootste vertegenwoordigster van
de Fransche tooneelkunst die in haar
jeugd zelf de rol gespeeld had, raad
geven. Zoo leeft het scheppend
genie van Sorel nog ver uit boven
den tijd van haar eigen tooneelspeel-
stersactiviteit.
750
CECILE SOREL
Er bestaat evenwel een kunstge
bied, waarin de vrouw zich openbaart
als ware ze daarvoor geboren, en
waarop vele kritici, zelfs haar een
overwicht toekennen over haar man
nelijke kollegas: dat zijn de planken.
Het vraagstuk, tenzelfdertijd te ver
tolken en te vernieuwen, lost ze met
haar instinkt, met haar aanpassings
vermogen en met haar gevoelsdiepte
zoo volmaakt op, dat ze veel meer
dan de mannelijke partner in staat
is, uit haar eigen wezen een werk
te vervormen zonder het geweld aan
te doen.
De groote tooneelspeelsters hebben
dit eene gemeenschappelijk: na een
min of meer moeilijk begin veroveren
ze tenslotte niet alleen lauweren,
suksessen en triomfen, maar ze wor
den de afgod van hun publiek, van
een heele stad, ja van de wereld. Ze
worden dan niet alleen bewonderd
maar werkelijk bemind. De groote
tooneelspeelster verschaft niet alleen
heerlijke uren, ze sc'r.ept zulk een ge
wichtig kultureel bezit, ze geeft niet
alleen zichzelf en den dichter waar
van ze de vertolkster is, neen ze
put den tijd uit waarin ze leeft.. En
wie van haar kunst geniet, heeft
door haar intensiever geleefd. Een
vrouw die eveneens door haar
publiek werd verafgood en die tien
tallen van jaren geheel Parijs be-
tooverde was de beroemde tooneel
speelster Cécile Sorel. Haar eigen
lijke naam is Céline-Emilie Seurre,
maar weldra was er geen mensch
meer die dat wist en het woord
Sorel was een begrip geworden.
Sorel werd in 1873 te Parijs ge
boren. Nog zeer jong, pas een meisje
nog, was haar lotsbestemming voor
haar en haar omgeving zeer duide
lijk. Ze wilde en zou op de planken
staan, ze voelde zich er toe geroepen,
van op de scène menschen te ver
heffen, te doen leven, gelukkig te
maken.
«Het ü'reater» zei eens Voltaire,
«is een beter leermeester dan het
lijvigste boek.. Een weldra tou ook
het kleine meisje tot de verkondigers
en leermeesters behooren. Om te be
ginnen echter werd ze leerlinge van
den beroemden Delaunay, en debu
teerde ze op zeventienjarigen ouder
dom als Minerva in Orphée aux
Enfersin het Parijsche Edentheater.
Statig en zeker van de overwinning
ging ze van sukses tot sukses, totdat
ze aan de Comédie Francaisewerd
verbonden. Nu was ze reeds de
groote Sorel en vervulde hare zen
ding, de dichters van Frankrijk aan
een kunstminnend publiek voor te
stellen, ja, zelfs te celebreeren, ge
lijk ze het in latere jaren, nadat ze
reeds met den graaf de Ségur in het
SOFONISBE ANGUISCIOLA
(Zelfportret).
Terwijl het theater in verhouding
laat voor een vrouw toegankelijk
werd en tot aan den drempel der
18e eeuw de vrouwenrollen door
mannen werden vertolkt (iets dat in
het klassiek tooneel in Japan bij
voorbeeld heden nog het geval is),
kwam de vrouw op andere kunstge
bieden reeds sedert lang tot zeer
uitgebreide produktiviteit, zooals
b.v. in de schilderkunst. Als we even
een blik werpen op de 16e eeuw,
dan vinden we er een vermaarde
schilderes, in een zesdubbele uitgave.
Zes dochters werden daar in een
vermogend Italiaansch midden ge
boren, groeiden, werden mooi, sluw,
eigenwillig en grepen, van hun pril
ste jeugd af, naar het penseel en het
palet. De beroemdste ervan werd
Sofonisbe, en het valt moeilijk te
zeggen, wat in haar het meest te
bewonderen viel, haar palet of haar
vlijt. Ze beeft een niét te tellen
aantal portretten geconterfeit, en als
ze nu juist niet een bestelling had
uit te voeren of het portret van een
hoveling, van een hertog of van een
rijken koopman af te werken, dan
diende zij zichzelf tot model, of ge
bruikte daartoe een van haar zusters.
Er bestaat dan ook een reeks zelf
portretten, waarvan de schoonste
in Weenen, Florencië en Leningrad
hangen. Maar haar beroemd schil
derij is het doek, dat drie van haar
zusters bij het schaakspel conterfeit.
De leivendigheid van de gezichten,
de familaire atmosfeer die u aan
grijpt, de harmonie van de compo
sitie getuigen van de kooge schep
pingskracht dezer zonderling sterke
kunstenares.
Sofonisbe werd rond 1527 in
Cremona geboren en stierf op onge
veer negentig jaar te Palermo.
Vele jaren bracht ze door te
Madrid als schilderes van het keizer
lijk hof. Het is in ieder geval be-
merkenswaardig, dat een vrouw,
precies in een bloeitijd van de schil
derkunst, toen de wereld overvol was
van beroemde penseelbeoefenaars,
niet alleen op gelijken voet bleef
staan met haar mannelijke kollegas,
maar nog vaak hun glans kon over
stralen.
Heel haar leven bestond uit oefenen,
oefenen en weer oefenen. Bij haar
bewaarheidt zich weer het oud ge
kende spreekwoord dat de ware
kunstenaar zijn eigen geluk moet
opofferen. Het dolce far niente, het
droomen, het gondelen in liefdes
avonturen en vermaken, al hetgeen
in het leven van ieder jong meisje
gewoonlijk een vanzelfsprekende ge-
luksbron is, was de kleine Anna ont
zegd. Haar blik was enkel o peen
doel gericht: een groote danseres
worden, de grootste danseres van
haar tijd. En ze bereikte dit dan ook!
Als de zwakke krachten van haar
overgevoelig lichaam dreigden te ver
lammen, dan dacht ze aan de ver
maarde Taglioni en weer liep nieuwe
wilskracht door haar aderen. Haar
opmarsch naar den roem gebeurde
verrassend snel. Den 31sten Januari
1885 geboren, werd ze na enkele
stages in de provincie medelid van
de Russische keizerlijke hoftroep,
terwijl ze in 1904 reeds den titel
van eerste danseres veroverde. Maar
dat, wat voor zooveel harer kollegas
het einddoel van al haar ambities
beteekende, was voor haar slechts
een etappe. Ze wilde ook de groote
steden buiten de grenzen van haar
Russisch vaderland doorreizen en
pas had zij gedebuteerd of ze ging
met een in den beginne zeer kleine
en later zeer aanzienlijke troep de
heele wereld doorloopen. Fokin, die
zooveel nieuwe balletten creeërde,
schiep ook voor haar de «Stervende
awaan» die aan de basis van haar
wereldberoemdheid liggen zou.
Dit stuk, dat niet alleen een einde
loos sukses behaalde, is tevens een
merkteeken in de geschiedenis van
den dans want het leidt aiover starre
balletten naar den modernen expres-
siedans.
Heeft de vrouw als artiste op elk
gebied haar taak te volgen en zich
aan haar beroep met ziel en lichaam
toe te wijden opdat aldus eens de
uitslag daarvan direkt wordt bereikt,
dan geldt dit principe in de hoogste
mate voor de dichtkunst, want van al
de menschelijke uitdrukkingsmidde
len is het woord het diudelijkst
Daarom merken we bij alle werkelijke
dichters, dat de zuiverheid der ge
dachte met de vlotheid van de pen
en het karakter met de overtuigings-
ikracht overeenstemt. In de heerlijk
ste harmonie treft ons echter voor
namelijk deze twee karaktertrekken
bij de vrouw, die een boek heeft ge
schreven, dat, de bijbel uitgezon
derd, de grootste oplage heeft be
reikt die een boek ooit kende. In
dit boek gaat het niet over geestes-
vraagstukken, niet over liefde en
haat, niet over afzonderlijke lotge
vallen, maar over de verdelging van
PAWLOVA
op de planken met haar reiskoffer
die de toiletten der artiste bevat.
Kort voor haar dood, die plaats
had den 23sten Januari 1931, verliet
ze nogmaals haar landgoed in Enge
land en ving zij een rondreis aan
die haar laatste zijn zou. En weer
bracht ze het publiek in vervoering
net zooals in haar jeugd door haar
zwevende luchtigheid, de meisjes
achtige gratie van haar bewegingen
en haar buitengewone technische
vakkennis. Weliswaar was de tijd
niet blijven stilstaan, had de dans
kunst nieuwe vormen aangenomen,
moderne eischen gesteld, en andere
vrouwentypes uitgebeeld, maar ook
de enthoesiasten van Wigman-Laban-
Duncan konden zich aan de betoove-
ring van de Pawlowa niet onttrek
ken. Ze nad, zooals altijd, haar eigen
ensemble met zich mede, maar het
grootste sukses boekte ze steeds met
haren solodans.
Met een ijzeren tucht heeft deze
vrouw haar carrière bewerkstelligd.
Zijzelf gaf toe dat zij zich omzeg
gens nooit een liefhebberij of zelfs
een poos rust had kunnen getroosten.
HARRIET BEECHER-STOWE
de wereldberoemde schrijfster
van De Hut van Oom Tom
een groote menschelijke vernedering:
de afschaffing van de slavernij der
negers.
Harriet Beeoher werd den 14den
Juni 1812 in Connektikut geboren.
Ze was de dochter van een dominee
en de lucht die zij inademde was
er een van gerechtigheid, denkens-
vrijheid en menschwaardigheid. Het
jonge meisje werd onderwijzeres en
huwde, op vierentwintigjarigen leef
tijd den professor Stowe.
In den tijd was er een scherpe
strijd voor en tegen den slavenhan
del. Met hartstocht verdedigde de
jonge vrouw haar overtuiging, en als
men haar teeder, mooi madonen-
geeioht bekeek, stond men verbaasd
over haar strijdlustige ziel! Maar
woorden alleen volstonden haar niet,
en ze greep naar de pen. Het ge
schrevene heeft, wat men ook zegge,
een grootere beroeringswaarde, het
dringt verder door, het komt ook
onder de oogen van onbekenden. Ze
heeft waarschijnlijk nooit vermoed
hoe snel dit boek geweldig in alle
middens zou inslaan. Het werd een
enorme sensatie. Het schudde de
gemoederen wakker, het greep de
menschen aan, die van de uitge
breidheid en van den gruwel van den
slavenhandel feitelijk geen sikkepit
afwisten, het beïnvloedde politiekers,
het schudde het wereldgeweten wak
ker. of misschien schiep het dit!
«De hut van Onkel Tom» heden
door oud en jong goed gekend en
bemind, werd destijds verslonden.
Het boek heeft ook nu van zijn
overtuigingskracht, van zijn dichter
lijke allure, van zijn boeiende vertel
kunst en van zijn esthetische uit
straling niets verloren.
Te dien aanzien hadden hoofd en
hart, voorlichting en medelijden,
strijdlust en dichterlijk gevoel het
heerlijkste bondgenootschap gesloten
dat men zich kan indenken, en heden
nog lezen wij die bladzijden, die
even goed blijken te zijn geschreven
geworden voor den huidigen tijd als
voor dien van tachtig jaar geleden.
tGeen natie kan vrijblijven, waar
de vrijheid een voorrecht is en niet
een grondwet-»luidt het in een ge
sprek van dien roman: «De Hut van
Onkel Tom».
Mevrouw Beecher Stowe schreef
nog veel interessants en schoons;
de volledige uitgave van haar werken
bevat ongeveer twintig deelen; maar
haar roem dagteekent van den tijd
dat de Hut van Onkel Oom ver
scheen, want in dit boek is ze niet
alleen een dichteres, maar ook een
steun, een zuster der onderdrukten,
kortom, in den edelsten zin van het
woord: VBOUW!
Af. De Monzie, Fransch minister van openbare werken, bij zijn bezoek
aan de nieuwe petroleumbron te Saint-GaudensHij onderhoudt zich met de
ingenieurs en werklieden die het prospektiewerk tot een goed einde
brachten. Rechts, met gevouwen handen, de werkman die de eerste
de petroleum uit de aarde zag opwelmen
Het zoeken naar petroleum in de
West-Europeesche landen is sedert
lang aan de orde van den dag. Maar
nog nooit heeft men de opsporingen
naar die kostelijke orandstof zoo
koortsachtig voortgezet als in de
allerlaatste tijden. Vooral in Enge
land en in Frankrijk, en zelfs bij
ons was dat het geval, al kan rren
wat België betreft, niet spreken van
grootsoheepsche ondernemingen zoo
als in de twee voornoemde landen.
In Engeland schijnt men onlangs
tot een gunstig resultaat te zijn ge
komen, terwijl de Fransche bodem
tot voor korten tijd nog geen enkel
spoor van aardolie losliet. Na een
jarenlange prospektie is eindelijk in
den nacht van 14 ou 15 Juli laatst
leden het wonder gebeurd: in de Py
reneëen, te Saint-Gaudens, is van
uit een diepte van ongeveer 1500 me
ter, in een machtige straal petroleum
naar de oppervlakte ontsproten!
Daarmee is Frankrijk's eer gered,
en, wat belangrijker is, voor dit land
in zekere mate een grootere gerust
heid verzekerd. De verwe2ienlijking
van Frankrijk's hoop uit eigen bo
dem petroleum te winnen komt ten
gepasten tijde: de natuur schijnt het
land in de voorbereiding van zijn
gewapenden weerstand tegen een
eventueelen inval van zijn vijanden
te hebben willen medehelpen.
Er is geen land ter wereld waar
het vraagstuk der vloeibare brand
stoffen meer de geesten en de ver
antwoordelijken der landsverdediging
heeft beziggehouden dan Frankrijk.
Geen wonder! Het is niet de eerste
maal dat wij hier over die zaak
spreken petroleum is de zenuw van
den oorlog geworden, en heeft bijna
het geld in dezen luguberen geesel
onttroond. Frankrijk heeft wel veel
bosschen, waarvan het hout kan die
nen als brandstof voor speciaal inge
richte wagenmotoren; maar zoo'n
stookmiddel moet meestal plaatselijk
gebruikt worden, en het is zeer on
zeker dat een eventueele oorlog juist
zou plaats grijpen in een streek waar
men bosschen ontginnen kan.
Frankrijk heeft ook veel graan dat
door de alkoholstokerijen in vloei
bare brandstof kan omgezet worden;
maar zoo'n brandstof, alkohol dus,
valt veel te duur, zelfs gemengd met
essence of andere stookolies. Op het
gebied der aanwending dezer hulp-
brandstoffen heeft de Fransche in
dustrie sedert het einde van den oor
log heel wat vorderingen gemaakt
evenwel niet in voldoende mate om
de uit Amerika, Roemenië en Rus
land ingevoerde aardolie te vervan
gen. Deze aardolie is dan ook cn-
misbaar gebleven. Daarom heeft
men nooit opgehouden den bodem te
doorsnuffelen in de hoop de zoo
vurig begeerde vloeistof te kunnen
winnen.
De oorlog 1914-18 had het door
slaggevend belang van de bevoorra
ding in petroleum veropenbaard.
«Een druppel petroleum is een drup
pel bloed waard» zei in dien tijd
Clemenceau de «tijger» terwijl Lord
Curzon deze krijgsbeeldspraak uit
vond «De geallieerden zijn naar de
zegepraal gevaren op een vloed van
pretroleum». En aangezien men se
dert vijf en twintig jaar niet meer
opgehouden heeft aan oorlog te den
ken zijn de hierboven aangehaalde
gezegden waarheden gebleven, en
hebben de Franschen zich verder in
gespannen om zich van het buiten
land onafhankelijk te maken inzake
vloeibare brandstoffen.
Dat hebben ook Duitschland en
andere Europeesche landen gedaan,
doch op een verschillende manier,
b.v. door de produktie van syntheti
sche brandstoffen uit steenkolen.
In tijd van vrede verbruikt Frank
rijk ongeveer vijf millioen ton pe
troleum; zijn distilleerinrichtingen
zijn in staat een hoeveelheid van
zeven millioen ton te bewerken. Tot
op heden bracht het zelf slechts ge
middeld 100.000 ton per jaar voort
uit ejgen bodem, n.l. te Pachelbronn,
in den Elzas, in Algerië en in Ma
rokko.
De derricktoren, veertig meter
hoog, te Saint-Gaudens, waarmede
fiet de prospektors gelukte petro
leum uit den Franschen bodem
te winnen.
Nu wordt beweerd dat de zoo pas
ontdekte laag te Saint-Gaudens de
produktie der sterkste petroleum-
bronnen ter wereld zal overtreffen.
Maar naast petroleum zal de bron
ook nog zeer groote hoeveelheden
brandbare gassen voorbrengen, wat
niet te versmaden is. Wat er ook
van weze, Frankrijk heeft bij tijds
misschien wel een waardevolle troef
in handen gekregen, die door som
mige zijner naburen nijdig zou kun
nen begeerd worden. De nabije toe
komst zal uitwijzen hoe die buren
daar op zullen reageeren. Want van
over de Pyreneëen kan men nog alles
verwachten. Het toeval wil nu juist
dat het petroleumveld van Saint -
Gaudens, als het werkelijkheid mocht
worden, gelegen zal zijn in de streek
die in het Zuid-Westen de grens
vormt tusschen de groote democrati
sche natie en den vazaalstaat van
Duitschland en Italië, beide landen
die tot op heden het geluk nog nist
hadden op eigen bodem petroleum-
bronnen te ontdekken.
De nieuwe natuurlijke aanwinst
van Frankrijk heeft nog een ander
uitzicht dan dat van een waardevol-
len industrieel-ekonomischen faktor,
n.l. dat van de vergrooting van den
nationale rijkdom, waarbij elk par-
tikulier winstbejag wordt uitgeslo
ten. De produktie van Saint-Gaudens
zal inderdaad volledig aan den staat,
die de opsporingen uitvoerde, be
hooren. Een private maatschappij!
die vroeger een exklusieve vergun
ning bezat voor de petroleumpros-
pektie in de streek, heeft sedert een
heelen tijd reeds haar werkzaamhe
den gestaakt, daar deze niets oplever
den en afstand van haar privilege ge
daan. Het «Office National des Com
bustibles liquides», dat onlangs in
het Ministerie voor Openbare wer
ken werd opgenomen, heeft voor
rekening van den Staat voor een
zestal maanden de opzoekingen
voortgezet, met het goed gevolg dat
er petroleum werdt gevonden.
Van nu af heeft het ministerie
zich het recht van prospektie en
exploitatie voorbehouden over een
oppervlakte van bijna tienduizend
vierkante kilometer, en op 3 Oogst
1.1. verscheen in het Journal Officiel
een dekreet-wet waardoor een zelf
standige petroleum-regie werd opge
richt, «met het oog op alle opeoe-
kingsoperaties en de voorloopige ex
ploitatie van petroleum op het grond
gebied van het Fransche moeder
land». Dezie regie, met industrieel
karakter, zal over een autonoom
budget beschikken. Zoo zal de
Fransche Natie niet het slachtoffer
worden van een spekulatieve finan-
cieele rush naar de petroleumvelden
deze schat zal een nationaal goed
blijven.
St-Pietersnieuwstraat 64,
GENT - Postcheckn. A
Engels 43.45.62
DE NIEUWE
DE KLEINE PARADE
door Henriëtte VAN EYK
OPROER DER KINDEREN
door ARNOLD ULITZ
JODEN ZONDER GELD
door MICHAEL GOLD
DE GROOTE SCHULD
door VICKY BAUM
EN EEN VROUW VERDWIJNT
door E. D. BIGGERS
DE BEWAARSCHOOL
(heidruk) door LEON FRAPIE
Elk 288 pag. druks. In welverzorgde
uitvoering met smaakvol gekleurd
omslag.
Waarom lijden aan
HOOFDPIJ*
MIGRAINE
TANDPIJN
GRIEP
RHEUMATIEK
ZENUWKOORTSEN
PIJN DER
MAANDSTONDEN
als de
WON'PERBARE BRUINE POEDERS
van
der Apotheek DE POORTERE. te
ST-NIKLAAS-WAAS, U oogenbltk-
kelijk zonder schadelijke gevolgen
van deze pijnen zullen bevrijden.
De doos van 8 poeders i 4 frank.
De drledubb' doos 25 poeders 10 fr.
Te verkrijg. In alle
goede apotheken c<
vrachtvrij tegen
postmandaat
Gebruikt ze eens,
U zult nooit geen
andere meer
gebruiken.