Voor ïlllcn 's Volksuniversiteit
ALGEMEENE
CHEOPS EN DE CL/BIET
NEUTRALITEIT
EN NATUURLIJKE
II. - DE MIDDELEEUWEN
Een geheim van voor 6000 jaar!
ast-
m
CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING
Voor socialistische kadervorming
ACHTSTE LES
i.
- HERLEVING VAN
DEN HANDEL
J. ONSTAAN EN
ONTWIKKELING DER
STEDEN
VRAGEN
;:8
R -
RECHTSKUNDIGE KRONIEK
BOEKBESPREKING
door LEO LANIA
Het boek der
heimatlosen
Een stuk aktueele
geschiedenis
'4 - Voor Allen - 3 Sept. 1939'
IN de Xle en Xlle eeuwen komen
de veiligheid en ae zeker
heid langzaam weder, waardoor
een handelsherleving waar te ne
men viel in een paar eeuwen ge
raakt de handelaar van marskra
mer tot reizend koopman.
1. Oorzaken. 1) Ophouden van de
invallen en van de rooftochten der
heeren.
2) De kruistochten. Deze brach
ten het feudale Europa in aanraking
met het Oosten, waar de godsdienst
van den Islam invoege was, en de
beschaving ver boven die van het
Westen stond, zoowel op ekonomisch
als kultureel gebied. Door de kruis
tochten ontwikkelde zich de handels
betrekkingen tusschen Ooster-
sche en de Westersche gebieden,
zoodat weldra in de eerste plaats
een herpobloei van de Middelland-
sche zeesteden .vooral Venetië, in
trad. Internationale handelswegen
werden aangelegd een eerste, die
van in de Xe eeuw opnieuw Ooster-
sche waren naar West-Europa
brengt: Byzantium, Oekraïne, Bal-
tische Zee, Brugge; van af de Xle
en Xlle eeu, van het Oosten naar
de Noordelijke steden der Middel-
landsche zee; tenslotte Noord-Ita-
lië naar den Rijn en de Neder
landen .over de fooren van Cham
pagne. De nieuwe wegen maakten
het ruisverkeer mogelijk: Oostersche
waren (wierook, specerijen, edelge
steenten, andere luxevoorwerpen,
tapijten, enz. werden in het Wes
ten verhandeld; omgekeerd werden
hout, amber, gedroogde haring, wol
en wijn van de lage landen van
Europa naar het Oosten uitgevoerd.
Op werktuigkundig gebied brach
ten de kruistochten den invoer mede
in onze steden van windmolens en
van nieuwe behandelingswijzen van
metalen. Terloops moet hier ook wor
den vermeld dat de exacte weten
schapen (wiskunde), onder den In
vloed van het Oosten, meer en meer
worden beoefend in West-Europa, en
dat de scheepvaart hier tot ontwik
keling kwam, dank zij den invoer
van het kompas en de lichte kon-
struktie van schepen.
3) Door de centraliseerende macht
der Westersche vorsten hervormen
zich de staten en er komt meer orde,
die door de machtige vazallen was
verstoord geworden. In Germanië
werd Otto de Groote (936-973), van
het hertogdom Saksen, keizer van
het Heilige Roomsch-Germaansche
Rijk, als opvolger van Keizer Ka-
rel de Groote.
In Frankrijk komt het koninklijk
gezag in handen van Hugo Capet
<987). In Engeland werden de An
gelsaksen verslagen door Willem van
Normandië, de Veroveraar, te Has
tings in 1066. Zijn nakomelingen
werden de koningen van Engeland.
4) Verder werd de opleving van
handel en nijverheid beïnvloed door
ekonomische en sociale factoren. Tot
de eerste behoorde o.m. de ontdek
king van de zilvermijnen van Gos-
ler, in Duitschland, die als de rijk
ste van Europa beschouwd werden.
Zij stelden ruilmiddelen ter hand, die
in de middeleeuwen doorgaans ont
braken. De grootere aanmaak van
geld verving echter niet zoo rap den
ruil in natura. In onze streken was
de landbouwgrond schaarscher ge
worden; de bevolking zocht naar an
dere, meer rendeerende bedrijven,
in handel en ijverheid. Dat was de
oorzaak van uitwijkingen geworden;
van de Vlaamsche kust naar Wales
(Engeland) en van Brabant naar
het oosten. Met de opkomst der ste
den zal zich echter de industrie, en
speciaal die van de lakenweverij,
sterk ontwikkelen: Hiervoor werd de
de grondstof, de wol, uit Zuid-Enge-
land ingevoerd. Dat de schapenteelt
hier weelderig bloeide kwam door
het (feit, dat de bevolking weinig ge-
njjgd was de beoefening van den
landbouw, en liever de uitgestrekte
weiden gebruikte voor het kweeken
van vee.
2) De Handelswegen. Terwijl de
oude Oostersche volken, de Grieken
en de Romeinen de Middellandsche
Zee gebruikten voor hun handelsver
keer, was voor de Europeesche eko-
nomie der Middeleeuwen, naast ge
noemde zee, ook de Baltische zee
van (groot belang. Er waren drie be
langrijke richtingen van handelswe
gen: 1) de weg van de Xe eeuw, van
het Oosten (Byzantium) over Rus
land (Novgorod, Kiev) naar de Bal
tische tzee, en van daar naar Lü-
beck en den Rijn, die door een baan
met Brugge verbonden was; 2) In
de Xle en Xlle eeuwen waren de
Westersche havens der Middelland
sche Zee het handelscentrum voor
het Zuid-Oosten); 3) De steden van
Noord-Italië Pisa, Genua, Vene
tië, waren door een baan met den
Rijn en de Nederlanden verbonden.
Belangrijke handelscentra in Zuid
en Neder-Duitschland waren: Ulm,
Augusburg, Nuremberg.
De kruistochten brachten grondi-
de wjijzigingen aan het leenroerig
stelsel: lijfeigenen kwamen in groqt
aantal vrij en trokken naar de
opkomende steden, alhoewel van een
anderen kant op het platte land het
gezag der grooten op dezer onder
danen versterkt werd.
Talrijke steden, waar de handel
zijn knoop- en rustpunt had, waren
gegroeid uit sommige ekonomische
gunstig gelegen domeindorpjes, b.v.
daar waar een rivier bevaarbaar
werd, waar een andere uitmondde,
waar een baan de rivier overstak,
enz. Sommige territoriale vorsten,
het belang van de handelstrafiek
voor hun eigen financies inziende,
beschermden, natuurlijk mits belas
ting en tol. den handel, die ander
zijds door de roofridders en de al te
veelvuldige tollen in zekere streken
belemmerd werd. Zoo werd in min
der gunstig gelegen gewesten, b.v. in
Brabant, door den landvorst arti
ficieel aan stedenbeschermhig ge
daan.
Er kwam dus een tegenstelling
tusschen de stad en de Feodaliteit.
Het belang der steden was: zich van
allen dwang, politieken en finan-
cieelen, bevrijden; de bestreving der
feodalen daarentegen was: handel
en steden fiskaal verstevigen.
Met de ontwikkeling van den han
del beginnen de kooplieden de we
gen van Europa met huifkarren te
berijden en de stroomen te bevaren
met vrachtschuiten van geringen
diepgang. Zij vertoefden dan, het
zij om hun waren uit te ruilen of
om den winter door te brengen, in
voor den (handel gunstig gelegen
plaatsen, zooals reeds hiervoor ge
zegd. maar vooral bij een versterkte
burcht, een abbij. De plaatsen ont
wikkelden zich tot «poorten», waar
ook vrijgekomen lijfeigenen een toe
vluchtsoord vonden. De op die ma
nier ontstane steden verschillen van
die van den heer; zij waren nieu
we staatsrechterlijke en ekonomi
sche eenheden. Zoo ontstonden
Gent, leper, Douai, Luik, Maes-
tricht, enz. Tusschen deze, en de
oude Romeinsohe steden zooals Ton
geren, Doornijk, Cambrai, Keulen,
Reims, enz., was er een groot ver
schil. Deze laatste steden waren on-
derscheidelijke het centrum van een
provincie of van een onderdeel er
van. Zij waren de zetel van een ad
ministratieve centrale inrichting,
en bekleeden als dusdanig een cen
trale ekonomische positie.
By de nieuwe steden in het Wes
ten was het anders. Hier is haar
oorsprong van sociaal ekonomischen
aard; de stad beheerschte geen pro
vincie; zij maakte inbreuk op het ge
zag van den heer. Langzamerhand
nochtans zal de stad veel gelijkenis
gaan vertoonen met die der Romei
nen.; wordt het middenpunt van
geld- en handelsverkeer, van vooruit
gang. Zij hangt echter ook af van
den buiten voor de landbouwproduk-
tyen; zij krijgt een militair uitzicht;
de burgerlijke vrijheid komt tot ont
wikkeling. Toch wordt hare finan-
cieele afhankelijkheid van den vorst
niet opgeheven: zij moet verder be
lastingen en tol blijven betalen.
Met de ontwikkeling der steden
kwam een specialisatie van den han
del tot stand: foorsteden (Thorout)
en metropolen (voortdurende han
dels- en industrieele bedrijvigheid).
Vlaamsche en Italiaansche steden
muntten hierin uit. Gent was het
centrum van de lakenijverheid; Brug
ge, aan het Zwin, werd een haven,
het «Venetië van het Noorden» en
een belangrijk handelscentrum.
Langzamerhand komt de stad in
tegenstelling met de belangen der
Feodaliteit. Zij wordt sterker, en
tracht de heerschappij van den vorst,
die een hinderpaal is voor hare so-
ciaal-ekonomische ontwikkeling, te
breken. De opkomende burgerij der
steden vangt tegen de feodale heeren
een strijd aan, die eeuwen later, zijn
ontknooping zal vinden in de Fran-
sche Revolutie van 1789.
1. Welke gevolgen hadden de kruis
tochten op de feodaliteit?
2. Hoe en waar ontwikkelden zich
de steden?
3. Welk verschil bestond er tusschen
de oude Romeinsche en de nieuwe
steden in West-Europa?
4. Van welken aard was het verzet
der steden tegen de feodale vorsten
Antwoorden, vergezeld van een post
zegel van 0,75 fr. sturen aan G. De
Vos, Zwijnaardsche steenweg 78, Gent.
Vv
Ken hoekje van het Constantin Meunier-museum, dat onlangs werd
geopend te Brussel, gewijd aan den grooten kunstenaar.
MIDDEN in het barre, gloeiende
zand van de Egyptische woes
tijn staan de pyramiden,
raadselachtige, geheimzinni
ge bouwsels uit een vergane periode
van glorie en hoogstaande kuituur.
Iedereen kent ze, ook al heeft men
ze nooit van nabij gezien. Doch hun
beeltenis is in millioenen exempla
ren over de wereld verspreid; hun
driehoekige symboliek wordt voor
duizend en een doeleinden gebruikt.
Laten wij ons eenige oogenblikken
bezighouden met de grootste van de
drie, de beroemde pyramide van Koe-
foe, of beter gezegd en beter bekend
onder den Griekschen naam van
Cheops; Cheops, de oude pharao,
wiens bouwsel de tand des tijds heeft
doorstaan en nu het eerste en eeni
ge overgeblevene is van de oorspron
kelijke zeven wereldwonderen. De
kolossus van Rhodus viel in zee, de
hangende tuinen van Babyion ver
molmden en vielen in puin. de pyra
mide staat daar nog steeds, welis
waar iets verweerd, doch zonder iets
van haar vorm en kracht ingeboet
te hebben.
Wat ook de beteekenis van dit
enorme bouwwerk moge zijn geweest
de gissingen, die omtrent deze
kwestie gemaakt zijn, zijn legio!
in ieder geval mogen wij gerust aan
nemen, dat het een ideaal stuk werk
verruiming is geweest, een objekt,
te vergelijken met de moderne wa
terbouwwerken in Amerika. Niet
minder dan tienduizend menschen
hebben aan deze pyramide geduren
de dertig jaren gewerkt zonder eeni
ge vergoeding, alleen op kosten van
den pharao, d.w.z. van den staat,
gevoed en gehuisvest. Wij mogen vei
lig aannemen, dat de eerste bedoe
ling van de pyramide een uitvloeisel
was van de oude Egyptische gedach
te, dat het storen van een doode voor
dezen pijn en een nieuwen dood be-
teekende. De pharao verzekerde zich
en de zijnen dus van een rustige
slaap.
Cheops' pyramide werd gebouwd
3850 jaar vóór Christus' geboorte en
staat vandaag de dag nog als sym
bool van energie en vakmanschap
in een volk, dat op een hoogstaande
kuituur kon bogen.
Het doel van dit uitzonderlijke
symbool is voor de menschheid langen
tijd evenzeer een raadsel geweest als
de eeuwige glimlach van de sphinx,
die niet ver daar vandaar in het
gloeiende zand ligt te roosteren. Men
heeft gedacht aan waterhouders, in
den geest van onze moderne reser
voirs, graanschuren, heiligdommen
als b.v. altaren en zelfs doodnuchter
aan graven. Het laatste denkbeeld
wilde er echter het minst van alle in;
men kon zich dat voorstellen van
rotsgraven en de kleinere pyramiden,
doch de eerzucht van een mensch om
een dergelijk imposant gedenkteeken
voor zichzelf en reeds tijdens het le
ven te laten oprichten, kon men
moeilijker begrijpen.
De zwervende woestijnnomaden
kenden het geheim reeds langer; zij
hadden alle beweegbare voorwerpen
reeds lang gestolen en daarmee hield
voor hen het denken op. Hier was
het. dat de Westerlingen doorzetten;
zij hebben de ware schatten voor het
menschdom uit de pyramiden ver
zameld en de wereld een inzicht ge
geven in de merkwaardige kuituur
van het oude Egypte. En uit de aller
laatste opmetingen zijn een aantal
verbijsterende feiten te voorschijn
gekomen, die ons voor de vraag stel
len of niet de techniek van»die oude
Egyptenaren de geperfektionneerde
i techniek van de twintigste eeuw na-
bijkwamen. Men aanschouwe slechts
het bouwsel neuwkeurig om te zien,
dat de steenblokken zoo aaneenslui
ten, dat er zelfs geen gilettemesje
tusschen te krijgen is. En dat zon
der cement
De allernieuwste bevindingen met
deze pyramide zijn genoteerd in het
werk van den Franschen abbé Mo-
reux, «La science mystérieuse des
Pharaons»Dit boek geeft een enor
me hoeveelheid cijfers en merkwaar
dige kombinaties van cijfers, die door
hun uitzonderlijke uitkomsten onmid-
deliik in het oog springen.
En deze cijfers hebben opnieuw
en ten overvloede bewezen welk een
fabelachtige technische hoogte de
Egyptenaren reeds bereikt hadden,
ondanks de remmen van gebrekkige
hulpmiddelen en moeilijk te verkrij
gen grondstoffen.
'V I
V
v 'v
DOORSNEDE DOOR DE PYRAMIDE VAN CHEOPS
1. Koningskamer; 2. Koninginnekamer3. Groote galerij; 4 Ingang-
5. Richting hemelpool; 6. Grot in basis; 7. Basis.
De oude bouwmeesters der Egypte
naren gebruiken als maatstaf de cu-
biet, een lengtemaat, gelijk ongeveer
aan 83 van onze centimeters De?e
maat is voor het nageslacht geble
ven doordat de bouwers in de z.g.
koningskamer, in het binnenste van
de pyramide, een soort drempel ge
bouwd hebben, die precies het vijf
en twintigste deel van een cubiet
hoog is, welke hoogte men weer aan
genomen heeft als een soort duim,
door Egyptologen gebruikt. De leng
te van dit drempeltje bedraagt pre
cies vijf van die duimen en men
neemt aan, dat deze kleine verhe
venheid opzettelijk als een soort
standaardmaat aangebracht is en te
vergelijken is met onze platinameter,
die te Parijs bewaard wordt
Verder is men tot de konklusle
gekomen, dat de vier zijvlakken van
de pyramide precies naar de vier
hoofd windrichtingen wijzen. Er is
inderdaad een kleine afwijking, doch
deze bedraagt niet meer dan vier
minuten van een cirkel, een onnoem
lijke kleinigheid
Weer een bewijs van de astrolo
gische vaardigheid van deze lieden,
wanneer men bedenkt, dat de afwij
king van het Parijsch observatorium
niet minder dan achttien cirkelminu
ten bedraagt.
Natuurlijk is het aan de buiten
kant van de pyramide zeer moeilijk
meten, daar de meeste geulen volge-
stoven zijn en een gedeelte van de
deksteenen verweerd is. Doch de
grondvesten zijn nog steeds zoo goed
als ongeschonden gebleven, waar
schijnlijk dank zij de groote droogte
en het alles afsluitende, fijne zand.
Vanuit dit grondvlak gemeten, heeft
men dan ook gemakkelijk de juiste
hoogte en oppervlakte kunnen aflei
den.
Eenig werken met de cubiet brengt
ons een aantal typische uitkomsten
van groote cosmografische beteeke
nis. Neemt men b.v. de hoogte van
de pyramide in duimen en men ver
menigvuldigt dit getal met millioen,
dan komt men tot een getal van
148.209.000 K.M., een afstand, die,
volgens de moderne astronomen ge
lijk is aan de afstand van aarde tot
zon. Vermenigvuldigt men de cubiet
met tien millioen, dan krijgt men
als uitkomst de helft van de lengte
der poolas tot op een centimeter
nauwkeurig. Verder is de halve aard
as gelijk aan de cubiet, vermenig
vuldigd met 10 tot een zesde macht.
Hieruit valt af te leiden, dat de cu
biet afgeleid moet zijn van de lengte
der aardas of van de afstand aarde-
zon en wanneer dat zoo is, dan moe
ten de oude Egyptenaren deze af
standen reeds zeer nauwkeurig ge
kend hebben. Daaruit volgt ook, dat
de cubiet een heel wat betrouwbaar
der maat is dan onze meter. Immers
de meter is het 40.000.000ste deel
van de aardomtrek en die aardom
trek is veranderlijk. De poolas daar
entegen is onveranderlijk.
Zoo kan men eveneens de juiste
duur van het jaar uit de maten der
pyramiden afleiden. Een jaar is nu
eenmaal niet precies gelijk aan 365
dagen, doch altijd een deel van een
dag langer. Om tot het juiste getal
te komen heeft men de omtrek van
de pyramidebasis genomen. Deze be
draagt 36.524.200 Egyptische dui
men; het astronomische jaar duurt,
volgens de moderne berekeningen
precies 365.242 dagen. De groote
gang, die uitmondt aan de noordzijde
van de pyramide en die naar bene
den gericht is, wijst met haar hoog
ste opening precies naar de hemel
pool, die in het verlengde van de
aardas ligt. Wanneer men dus lang
uit in die gang zou gaan liggen en
het oog gericht hield op de opening,
dan zou men des avonds steeds de
poolster kunnen zien. Tijdens de
bouw van de pyramide werd de he
melpool gevormd door de ster Alpha
in het beeld Draak, welk verschil te
wijten is aan het zwaaien van de
aardas, die een kegel beschrijft met
het grondvlak omhooggericht. Een
omwenteling van die as duurt 25827
jaar; na deze periode zal dus de ster
Alpha opnieuw vlak voor de uitmon
ding van de groote gang astaan. Dit
zeer gewichtige getal voor de astro
nomie is weer in de pyramide-afme-
tingen terug te vinden. Men neme
daarvoor de diagonalen van het
grondvlak in duimen en telt de beide
lengten samen.
Natuurlijk is het aantal merk
waardige getallen met deze nog lang
niet uitgeput; men vindt er gegevens
omtrent het gewicht van de aarde,
over het oneindige getal (pi), dat
meestal wordt uitgedrukt in de breuk
22/7, enz., enz.
Ook de standplaats van de pyra
mide is bijzonder. Zij staat n.l. pre
cies op het zwaartepunt van het
vasteland, d.w.z. daar, waar men,
waarheen men van dat standpunt uit
ook heenziet, steeds het grootste stuk
land voor zich heeft liggen. De leng
te- en breedtegraad van de pyrami
den snijden meer land dan welke
andere lengte- of breedtegraad, die
men wenscht aan te leggen.
De vraag blijft, hoe zjj aan deze
wetenschap kwamen. Ook hierover
zjjn de geleerden het niet met elkan
der eens, De eene zegt, dat deze we
tenschap in den boezem van het volk
zelf gegroeid moet zijn. de ander be
weert, dat het een erfenis is van
een verdwenen beschaving en men
noemt namen als Atlantis.
Zeker is natuurlijk niets, dooh de
merkwaardige feiten blijven bestaan
en daar rest ons niets anders dan
een groote bewondering.
HET bezoek van den Duitschen
gezant van Bülow-Schwante
aan den Koning in betrekking
met de houding van Duitsch
land tegenover België in geval van
konflikt heeft opnieuw het vraagstuk
van de neutraliteit van ons land
naar voor gebracht. Het is niet de
rol van de rechtskundigen kroniek
schrijver over de wenschelijkheid of
de opportuniteit van een neutrali
teitspolitiek zijn advies te geven.
Maar het is eens te meer gebleken
dat over het beginsel «neutraliteit»
en hetgeen men er tegenover stelt
«onafhankelijkheid» verwarring ge
noeg bestaat opdat het niet zonder
nut zou zijn de rechtskundige zijde
van het neutraliteitsvraagstuk onder
oogen te nemen.
Men heeft ten overstaan van een
eventueel konflikt tegenstellingen
willen zien tusschen onafhankelijk
heid en neutraliteit omdat men is
uitgegaan van een misverstand.
Wanneer men b. v. zegt dat België
geen neutraliteitspolitiek meer voert
dan wil men daardoor alleen verkla
ren dat de bestendige neutraliteitspo
litiek die ons door vroegere traktaten
werd opgelegd tot het verleden be
hoort, maar dit wil niet zeggen dat
in een bepaalden oorlog België niet
meer neutraal zou kunnen zijn. Alles
hangt dus af van het onderscheid
tusschen een bestendige neutraliteit
en een gelegenheidsneutraliteit. Het
geen van Duitschland gevraagd
wordt als tegenprestatie voor de niet-
schending onzer grenzen en de eer
biediging van onze onafhankelijk
heid is de gelegenheidsneutraliteit.
Terzelfder tijd werd de klemtoon
gelegd op een strikte neutraliteit.
Door sommige werd dit opgevat als
een «strenge» neutraliteit. Ook dit
kan tot begripsverwarring aanleiding
geven. Gewoonlijk zal een strikte
neutraliteit ook streng zijn, maar
daarmede is het begrip «strikt», als
juridisch beginsel, niet opgeklaard.
Een strikte neutraliteit geldt als het
tegenovergestelde van een welwillen
de neutraliteit. En om heelemaal
duidelijk te maken dat strikt en
streng niet hetzelfde is kan het bij
voorbeeld gebeuren dat een land een
strenge welwillende neutraliteit van
het andere land opeischt in plaats
van een gelijke balans tusschen de in
konflikt zijnde partijen.
De neutraliteit is eenvoudig de toe
stand van een volk dat aan den oor
log geen deel neemt. Maar zonder
aan den oorlog deel te nemen kan
men aan eene der oorlogvoerende
groepen voordeelen of gemakken ver
schaffen die men aan de andere niet
geeft; het is ook mogelijk dat het ver
schil der wederzljdsche militaire en
ekonomische strukturen bij de oor
logvoerenden van dien aard is dat de
gemakken die men hen kan geven
verre zijn van dezelfde beteekenis te
hebben. Vandaar dat het zeer moei
lijk af te wegen valt of men zich aan
een strikte neutraliteit houdt; de be
langen van de oorlogvoerende par
tijen verscheiden zijnde bestaat er
geen volstrekte maatstaf om uit te
maken waar de strikte neutraliteit
eindigt en waar de welwillende be
gint.
Moraliteit: men beweegt zich op
een terrein vol wolfijzers en schietge
weren.
Daar komt nog bij dat niets zoo
onvast is als de beginselen die in
internationaal recht heerschen. Ter
wijl het privaat recht eeuwen van
ontwikkeling achter zich heeft is het
internationaal statenrecht van veel
jongeren datum. Gezien het daaren
boven de uitvoerende hand mist die
het sanktionneern der overtredingen
mogelijk maakt is er ten overstaan
van de toepassing heel wat vlotting
in het spel. Het is gewoonlijk een
kwestie van machtsverhoudingen en
de partij die over de meeste kansen
beschikt om het te winnen pleegt
dan ook veel meer «welwillendheid»
te genieten vanwege de neutralen
dan deze voor wie de overwinnings
mogelijkheden meer problematisch
zijn. Vandaar dat er op het stuk der
neutraliteit heel wat verscheidene
nuanceeringen bestaan en dat het
dan ook zeer moeilijk is een mid
delmaat van algemeen geldende re
gelen ten behoeve van de neutrale
staten op te maken. Nochtans heeft
de lie Konferentie van den Vrede in
1997 een .aantal voorschriften be
paald die de rechten en plichten der
neutrale staten uitmaken. Wfj zul
len in een volgend artikel nader
daarop terugkeeren.
Het blijkt uit deze betrekkelijk jon
gen datum ten overvloede dat we
hier tegenover een zeer nieuw recht
staan. Dit zal des te min verwonde
ren wanneer men bedenkt dat het
begrip «neutraliteit» zelf niet buiten
gewoon oud is.
In de oudheid kende men het een
voudig niet en hield men zich een
voudig aan het principe van den Bij
bel «Wie niet met mij is is tegen
mij.» Het is pas met de XVe eeuw
dat deze notie stilaan hare intrede
gemaakt heeft in de tusschenstaat-
sche verhoudingen.
Na den wereldoorlog, onder in
vloed van het tot stand komen van
den Volkenbond, heeft men een tijd
lang gedacht dat de neutraliteit op
nieuw van de baan zou geraken en
dat de wederzijdsche bijstand tegen
den gemeenschappelijken aanvaller
de algmeenheid der aangesloten sta
ten tot een eventueel konflikt zou
doen toetreden. Maar men herinnert
zich nog de kampanje die tegen art.
16 van het Volkenbondspakt werd ge
voerd met het gevolg dat de opvat
ting gangbaar is geworden dat het
lidmaatschap van den Volkenbond de
verplichting niet insloot werkdadig
op te treden tegen den aanvaller.
Zoodat de neutraliteit blijkbaar
niet uitgediend heeft...
VOOR de zooveelste maal in de
geschiedenis staat Polen nog
maals in het midden van de
algemeene belangstelling.
Maar nooit is dit land zoc'n hevig
brandpunt geweest als op dit oogen-
blik niet Dantzig, noch enkele
Duitsche minderheidsgroepen buiten
het Ille Rijk, maar net Poosch
grondgebied, met zijn industrie en
natuurlijke rijkdommen, is het voor
werp van Hitler's onverzadigde roof
zucht geworden. Ethniscue en poli
tieke voorwendsels zijn bedrieglijke
onzin; in werkelijkheid gaat het om
ekonomische doeleinden, rat wisten
wij al lang, heel lang; wij hebben
nooit anders over de oo-vaak van
internationale konf likten gedacht,
en de gevolgen hiervan hebben ons
altijd in het gelijk gesteld Nu heeft
de bourgeoisie eindelijk afstand ge
daan van haar specifieke nuichelarij,
en hare pers verzwijgt nier meer de
ware doeleinden van den kapitalisti-
schen oorlog, door een ideologisch
misvormde natie, op bevel van een
waanzinnig alleenheerscher, nage
streefd.
Polen heeft een rijken boden, maar
is nog een jong industrieel land.
Door zijne twintig jaar jonge onaf
hankelijkheid heeft het zich weten
op te werken, en is thans op weg
een belangrijke positie in s wereld's
ekonomie te gaan bekleeden.
Over de huidige ekonomische toe
standen in het Ille Rijk hoeven we
niets te zeggen. Wij weten hoe het
er gesteld is. Duitschland heeft land-
honger, omdat het gansche volk over
den Rijn honger heeft. Daarom wil
Hitier eenvoudig Polen inpalmen. Hij
heeft het in «Mein Kampf» voorzien.
Onbewust heeft hij hiermede voor
speld dat zijn volk, wanneer hij het
onder de vuist van het Nazisme zou
hebben gebracht, honger zou heb
ben geleden. Zijn op het hakenkruis
blindgestaarde, onderwerpingsgezin-
de volgelingen, hebben niet klaar ge-,
zien. Een geval van massaal geestelijk
masochisme het Duitsche volk wil
geslagen worden uit liefde «für das
vaterland».
En zoo wordt het in den oorlog ge
stuurd tegen Polen, omdat de uitweg
naar het Westen versperd is, en om
dat Polen ekonomische uitbreidings
mogelijkheden biedt; Hitler's regime
heeft die noodig om in leven te blij
ven.
Polen bezit in Opper-Silezië, Dom-
browa, Krakau en Teschen, steenko-
lengebieden met een gezamenlijke
oppervlakte van ongeveer 4000 vier
kante kilomter, het achtste van Bel
gisch grondgebied. Tot 1C00 meter
diepte gerekend is de voorraad 60-
70 milliard ton. Bruinko.en komen
voor in het N. W. des lands tot een
vooraad van ongeveer 65 millioen
ton. Langs den noodrand van de
Karpaten komen aardolië, steenzout
en kalizout voor; aardolie en aard-
was (Ozokeriet) komt in een strook
van 400 km. lengte voor bij Joslo,
Drohobycz en Stanislawow. waar ook
natuurlijk aardgas gewonnen wordt.
In de laatste tijden werd nu een pro
cédé op punt gesteld om dit aardgas
industrieel te behandelen met het
oog op het vervaardigen van vloei
bare brandstof voor auto s en indu
strieele motoren. Voorloopig is de
produktie van de synthetische es
sence slechts 2000 ton in het jaar;
men voorziet echter dat deze produk
tie weldra zal vertiendufcbeld wor
den, vooral nu, gezien de oorlogs
kansen. De zoutmijnen zijn Wielicz-
ka en Bochnia zijn reeds sedert
eeuwen wereldbekend. De hoogvlak
te van Tarnowitz bergt rijke afzet
tingen van zink- en loodertsen. Ijzer
ertsen van beteekenis komen langs de
hellingen der Poolsche Jura tusschen
Krakau en Wielun aan de oppervlak
te.
Naast een buitengewoon rijke
voorraad in vaste, vloeibare en gas
vormige brandstoffen bezit Polen dus
ook die grondstoffen, welke als basis
dienen voor een reeds uitgebreide
metaal -en scheikundige industrie
hoogovens, zink- en staalfabrieken,
zwavelzuur, zoutzuur, springstoffen,
enz. Toch slorpen de nijverheid en
de mijnbouw slechts één vijfde van
de bevolking op; meer dan 60 0/0 der
Polen houden zich bezig met land
bouw, ongeveer 10 0/0 met nandel en
verkeer! de rest is verdeeld over al
lerlei beroepen. Deze verhoudingen
veranderen m een snel tempo, ten
voordeele van de industrie, wier pro-
dukten (steenkolen, cokes, petroleum,
zink, textielwaren, enz.) een groo-
ter wordende uitvoer kennen.
Polen is voornamelijk een land-
bouwstaat, wiens grondgebied groo-
tendeels behoort tot de uitgestrekte
Noord-Europeesche laagvlakte, die
zich verder naar Rusland tot in Si-
bzerië uitstrekt. Men treft er dan
ook dezelfde gewassen aan als bjj ons:
rogge, gerst, haver, vlas, aardappe
len, suikerbieten, enz. Opvallend is
het groote aantal kleine bedrijven.
In 1920 stelde een wet de maximum-
bedrijfsgrootte vast op 60 hektaren
voor de landbouwbedrijven in en
rond de groote steden en de indu
strieele distrikten en hooger tot 180
hektaren en verder nog tot 300 hek
taren in andere deelen des iands. De
kleinste bedrijven worden vooral aan
getroffen in de vroegere Russische en
Oostenrijksche gebieden, (vaar in de
XlXe eeuw om politieke redenen tot
verdeeling werd overgegaan. In de
vroegere Duitsche gebieden in het
Westen liggen de meeste grootbedrij
ven, die beter uitgebaat worden en
daardoor ekonomisch beter rendee-
rend zijn. Hier bestaat ook een beter
verkeersnet. In het oude Galicië. dat
vroeger Oostenrijksch grondgebied
was, waren de dorpen sterk overbe
volkt, en de overtallige lanoarbeiders
konden geen werk in fabrieken vin
den. Oostenrijk heeft steeds de in
dustrie in de bijlanden meer tegen
gegaan dan bevorderd. Wij zien nu
hetzelfde gebeuren vanwege Duitsch
land, dat sedert den anschluss van
Oostenrijk dezes nijverheid verwaar-
loosst in het belang van de Duitsche
groot-industrieelen
Van af het oogenblik dat Polen een
onafhankelijk gebied werd, zijn de
ekonomische toestanden in het oude
Oostenrijksch gebied sterk gewijzigd
geworden. De vroegere in den land
bouw onbruikbare arbeidskrachten
werden grootendeels in nieuwe indu
strieën opgenomen, vooral in den
mijnbouw en in de metaalnijverheid.
Wat Polen's handelsbalans betreft,
deze sloot in de jaren 1933-34 met
een batig saldo voor het land in
1933 voerde het voor 921,9 millioen
zloty In en voor 1047,5 million zloty
uit; in 1934 voor 851 millioen in en
voor 980,7 millioen uit. Ingevoerd
worden katoen, wol, plantaardige
vetten, koffie, thee, cacao rijst, ru
we huiden, vellen en pelzen, oud
ijzer, elektrische machines en apüa-
raten, tabak, haring, enz. Polen
voert daarentegen uit hout, spek,
rogge, tarwe, gerst, eieren, varkens,
suiker, wollen garens, papierhout,
naast staal, steenkolen en cokes,
reeds hooger vermeld.
Dat is het land waarop de roof
lustige blikken van het Ille Rijk, en
wellicht ook die van de U.S.S.R., ge
richt zijn.
DE wereld lijdt nog sterk onder
de rampzalige gevolgen van
den wereldoorlog. Een van de
ergste kwalen is wel de emigra
tie welke honderdduizenden wegrukte
van hun «levensruim», van het mid
den waarmee zij vertrouwd waren
en hen als stuurlooze wrakken over
de grenzen dreef.
Tegelijk met de Tsaristische Rus-,
sen werden de menchewiki (socia
listen) uit Sowjet-Rusland gedreven.
Zij hadden te kiezen tusschen de
vlucht, den vestingdood of... Siberië.
Deze menschendrommen werden op
gevolgd door de opgejaagde kommu-
nisten uit Hongarije en andere Bal-
kanstaten. Daarna volgden de anti
fascistische Duitschers, Oostenrij
kers, Tsjechen. Daaronder waren er
ook menschen die nooit aan politiek
deden maar om een of andere reden
door de «kondotierri» (de diktatoriale
bendeleiders) werden opgejaagd.
Al deze menschen moesten trach
ten een nieuw bestaan te vinden,
wat in deze tijden van internatio
nale krisis een «fata morgana»
evenaart.
De toevloed dezer ontwortelden
was zóó groot dat zelfs de demokra-
tische landen beschermingsmaatre
gelen troffen om zelf onder deze
massale volksuitdrijvingen niet te
gaan lijden. Die «beschermingsmaat
regelen» waren niet altijd zeer geluk
kig en humaan. Vaak werden on-
schuldigen terug in de armen, of be
ter onder de valbijl, van hun beul
gesleept.
Men heeft In de demokratische
landen tot hiertoe zich niet al te
druk gemaakt met het zoeken van
«breeder» oplossingen. Maar, dat
zijn beschouwingen, die alhoewel zij
gepast zijn, ons buiten het kader
van de boekbespreking zouden voe
ren.
Het is de taak van den kritikus
het boek dat hij te ontleden heeft te
situeeren. Met «Grenzen» is dat niet
moeilijk, omdat de schrijver ervan
zijn «doel onder het bereik van zijn
bogen» gesteld heeft. In heel het
werk zal men tevergeefs zoeken
naar zwaarwichtige overpeinzingen
over de problemen waarvoor de per-
sonnages gesteld zijn, ook werd er
geen plaats gegeven aan principieele
haarkloverijen.
Daarmee zeggen we niet dat de
schrijver getrouw het le t n heeft
weergegeven. Dat schijnt meer het
geval te zijn met de emigranten die
er in optreden dan met de spionnen.
De spionnentypes lijken ons wel
wat geclicheerd. Maar dat vermindert
in niets de waarde van het boek.
Het zou onbegonnen werk zijn te
trachten een samenvatting te geven
van het verhaal.
Talrijke personen worden ten too-
neele gevoerd en hun geschiedenis
is zeer handig gevlochten tusschen
die van de emigranten, de «heimat-
lose kanonnenkoning» Lewitzky, de
Wit-Rus Krasnow, Barnes van het
Intelligence Service, Grusin van den
Gepoe en Berger de emigrant-jour
nalist die zoowat de hoofdfiguren
vormen van dat modern drama.
Buiten de klassieke nazi-moord op
den zoon van den machtigen kanon
nenkoning, Lewitzky, door zijn
«kampfgenossen» van het nazMisch-
Oekreinslegioen, zoekt men in het
werk tevergeefs gruwelscènes. Des te
sterker werkt het relaas van den
moord op den nietsvermoedenden en
aan verraad totaal onschuldige.
De zelfbeperking vanwege de
schrijver, die nochtans stof genoeg
had om te «chargeeren» pleit voor
zijn evokatietalent.
Zóó gereserveerd hij zich toonde
in het weergeven van spannende si
tuaties en botsingen, zoo los staat
hij bij het relaas van de «zielige»
maar sterk erotische liefdesgeschie
denis van Berger, de emigrant-jour
nalist, die slechts zijn persoonlijk
evenwicht terugvindt nadat hij op
brutale wijze door het voorwerp van
zijn hartstocht wordt gesard.
Het boek heeft geen «end» al kun
nen wij de uiteindelijke verzoening
van Berger en zijn vrouwtje Gertru
de als een «happy end» aannemen.
We begrijpen den schrijver.
Zijn persoon en zijn dooreenge-
strengelde intriges staan zóó dicht
bij het aktueele dat het toevoegen
van een waarachtig slot zou neer
komen op «toekomstvoorspelling»,
wat in deze omstandigheden nogal
gewaagd zou zijn.
Wie eens buiten de «grenzen» van
eigen beperkten gezichtskring wil
kijken zal door het werk van Leo
Lania niet ontgoocheld worden.
Het is een uiterst geschikt werk
voor onze openbare boekerijen en
verdient een voorname plaats in de
rij van de meldenswaardige werken
geschreven in de emigratie.
Tuur de SWEEMER
«GRENZEN» door Leo Lania. Uit
gegeven door de «Nederlandsche
Keurboekerij» Prijs ingenaaid
46.75 fr.; gebonden59,50 fr.
Verkrijgbaar bij «De Vlam»,
socialistische boekhandel, 64, St.
Pietersnieuwstraat, Gent.