Voor ïlllcn 's Volksuniversiteit ALGEMEENE CHEOPS EN DE CL/BIET NEUTRALITEIT EN NATUURLIJKE II. - DE MIDDELEEUWEN Een geheim van voor 6000 jaar! ast- m CENTRALE VOOR ARBEIDERSOPVOEDING Voor socialistische kadervorming ACHTSTE LES i. - HERLEVING VAN DEN HANDEL J. ONSTAAN EN ONTWIKKELING DER STEDEN VRAGEN ;:8 R - RECHTSKUNDIGE KRONIEK BOEKBESPREKING door LEO LANIA Het boek der heimatlosen Een stuk aktueele geschiedenis '4 - Voor Allen - 3 Sept. 1939' IN de Xle en Xlle eeuwen komen de veiligheid en ae zeker heid langzaam weder, waardoor een handelsherleving waar te ne men viel in een paar eeuwen ge raakt de handelaar van marskra mer tot reizend koopman. 1. Oorzaken. 1) Ophouden van de invallen en van de rooftochten der heeren. 2) De kruistochten. Deze brach ten het feudale Europa in aanraking met het Oosten, waar de godsdienst van den Islam invoege was, en de beschaving ver boven die van het Westen stond, zoowel op ekonomisch als kultureel gebied. Door de kruis tochten ontwikkelde zich de handels betrekkingen tusschen Ooster- sche en de Westersche gebieden, zoodat weldra in de eerste plaats een herpobloei van de Middelland- sche zeesteden .vooral Venetië, in trad. Internationale handelswegen werden aangelegd een eerste, die van in de Xe eeuw opnieuw Ooster- sche waren naar West-Europa brengt: Byzantium, Oekraïne, Bal- tische Zee, Brugge; van af de Xle en Xlle eeu, van het Oosten naar de Noordelijke steden der Middel- landsche zee; tenslotte Noord-Ita- lië naar den Rijn en de Neder landen .over de fooren van Cham pagne. De nieuwe wegen maakten het ruisverkeer mogelijk: Oostersche waren (wierook, specerijen, edelge steenten, andere luxevoorwerpen, tapijten, enz. werden in het Wes ten verhandeld; omgekeerd werden hout, amber, gedroogde haring, wol en wijn van de lage landen van Europa naar het Oosten uitgevoerd. Op werktuigkundig gebied brach ten de kruistochten den invoer mede in onze steden van windmolens en van nieuwe behandelingswijzen van metalen. Terloops moet hier ook wor den vermeld dat de exacte weten schapen (wiskunde), onder den In vloed van het Oosten, meer en meer worden beoefend in West-Europa, en dat de scheepvaart hier tot ontwik keling kwam, dank zij den invoer van het kompas en de lichte kon- struktie van schepen. 3) Door de centraliseerende macht der Westersche vorsten hervormen zich de staten en er komt meer orde, die door de machtige vazallen was verstoord geworden. In Germanië werd Otto de Groote (936-973), van het hertogdom Saksen, keizer van het Heilige Roomsch-Germaansche Rijk, als opvolger van Keizer Ka- rel de Groote. In Frankrijk komt het koninklijk gezag in handen van Hugo Capet <987). In Engeland werden de An gelsaksen verslagen door Willem van Normandië, de Veroveraar, te Has tings in 1066. Zijn nakomelingen werden de koningen van Engeland. 4) Verder werd de opleving van handel en nijverheid beïnvloed door ekonomische en sociale factoren. Tot de eerste behoorde o.m. de ontdek king van de zilvermijnen van Gos- ler, in Duitschland, die als de rijk ste van Europa beschouwd werden. Zij stelden ruilmiddelen ter hand, die in de middeleeuwen doorgaans ont braken. De grootere aanmaak van geld verving echter niet zoo rap den ruil in natura. In onze streken was de landbouwgrond schaarscher ge worden; de bevolking zocht naar an dere, meer rendeerende bedrijven, in handel en ijverheid. Dat was de oorzaak van uitwijkingen geworden; van de Vlaamsche kust naar Wales (Engeland) en van Brabant naar het oosten. Met de opkomst der ste den zal zich echter de industrie, en speciaal die van de lakenweverij, sterk ontwikkelen: Hiervoor werd de de grondstof, de wol, uit Zuid-Enge- land ingevoerd. Dat de schapenteelt hier weelderig bloeide kwam door het (feit, dat de bevolking weinig ge- njjgd was de beoefening van den landbouw, en liever de uitgestrekte weiden gebruikte voor het kweeken van vee. 2) De Handelswegen. Terwijl de oude Oostersche volken, de Grieken en de Romeinen de Middellandsche Zee gebruikten voor hun handelsver keer, was voor de Europeesche eko- nomie der Middeleeuwen, naast ge noemde zee, ook de Baltische zee van (groot belang. Er waren drie be langrijke richtingen van handelswe gen: 1) de weg van de Xe eeuw, van het Oosten (Byzantium) over Rus land (Novgorod, Kiev) naar de Bal tische tzee, en van daar naar Lü- beck en den Rijn, die door een baan met Brugge verbonden was; 2) In de Xle en Xlle eeuwen waren de Westersche havens der Middelland sche Zee het handelscentrum voor het Zuid-Oosten); 3) De steden van Noord-Italië Pisa, Genua, Vene tië, waren door een baan met den Rijn en de Nederlanden verbonden. Belangrijke handelscentra in Zuid en Neder-Duitschland waren: Ulm, Augusburg, Nuremberg. De kruistochten brachten grondi- de wjijzigingen aan het leenroerig stelsel: lijfeigenen kwamen in groqt aantal vrij en trokken naar de opkomende steden, alhoewel van een anderen kant op het platte land het gezag der grooten op dezer onder danen versterkt werd. Talrijke steden, waar de handel zijn knoop- en rustpunt had, waren gegroeid uit sommige ekonomische gunstig gelegen domeindorpjes, b.v. daar waar een rivier bevaarbaar werd, waar een andere uitmondde, waar een baan de rivier overstak, enz. Sommige territoriale vorsten, het belang van de handelstrafiek voor hun eigen financies inziende, beschermden, natuurlijk mits belas ting en tol. den handel, die ander zijds door de roofridders en de al te veelvuldige tollen in zekere streken belemmerd werd. Zoo werd in min der gunstig gelegen gewesten, b.v. in Brabant, door den landvorst arti ficieel aan stedenbeschermhig ge daan. Er kwam dus een tegenstelling tusschen de stad en de Feodaliteit. Het belang der steden was: zich van allen dwang, politieken en finan- cieelen, bevrijden; de bestreving der feodalen daarentegen was: handel en steden fiskaal verstevigen. Met de ontwikkeling van den han del beginnen de kooplieden de we gen van Europa met huifkarren te berijden en de stroomen te bevaren met vrachtschuiten van geringen diepgang. Zij vertoefden dan, het zij om hun waren uit te ruilen of om den winter door te brengen, in voor den (handel gunstig gelegen plaatsen, zooals reeds hiervoor ge zegd. maar vooral bij een versterkte burcht, een abbij. De plaatsen ont wikkelden zich tot «poorten», waar ook vrijgekomen lijfeigenen een toe vluchtsoord vonden. De op die ma nier ontstane steden verschillen van die van den heer; zij waren nieu we staatsrechterlijke en ekonomi sche eenheden. Zoo ontstonden Gent, leper, Douai, Luik, Maes- tricht, enz. Tusschen deze, en de oude Romeinsohe steden zooals Ton geren, Doornijk, Cambrai, Keulen, Reims, enz., was er een groot ver schil. Deze laatste steden waren on- derscheidelijke het centrum van een provincie of van een onderdeel er van. Zij waren de zetel van een ad ministratieve centrale inrichting, en bekleeden als dusdanig een cen trale ekonomische positie. By de nieuwe steden in het Wes ten was het anders. Hier is haar oorsprong van sociaal ekonomischen aard; de stad beheerschte geen pro vincie; zij maakte inbreuk op het ge zag van den heer. Langzamerhand nochtans zal de stad veel gelijkenis gaan vertoonen met die der Romei nen.; wordt het middenpunt van geld- en handelsverkeer, van vooruit gang. Zij hangt echter ook af van den buiten voor de landbouwproduk- tyen; zij krijgt een militair uitzicht; de burgerlijke vrijheid komt tot ont wikkeling. Toch wordt hare finan- cieele afhankelijkheid van den vorst niet opgeheven: zij moet verder be lastingen en tol blijven betalen. Met de ontwikkeling der steden kwam een specialisatie van den han del tot stand: foorsteden (Thorout) en metropolen (voortdurende han dels- en industrieele bedrijvigheid). Vlaamsche en Italiaansche steden muntten hierin uit. Gent was het centrum van de lakenijverheid; Brug ge, aan het Zwin, werd een haven, het «Venetië van het Noorden» en een belangrijk handelscentrum. Langzamerhand komt de stad in tegenstelling met de belangen der Feodaliteit. Zij wordt sterker, en tracht de heerschappij van den vorst, die een hinderpaal is voor hare so- ciaal-ekonomische ontwikkeling, te breken. De opkomende burgerij der steden vangt tegen de feodale heeren een strijd aan, die eeuwen later, zijn ontknooping zal vinden in de Fran- sche Revolutie van 1789. 1. Welke gevolgen hadden de kruis tochten op de feodaliteit? 2. Hoe en waar ontwikkelden zich de steden? 3. Welk verschil bestond er tusschen de oude Romeinsche en de nieuwe steden in West-Europa? 4. Van welken aard was het verzet der steden tegen de feodale vorsten Antwoorden, vergezeld van een post zegel van 0,75 fr. sturen aan G. De Vos, Zwijnaardsche steenweg 78, Gent. Vv Ken hoekje van het Constantin Meunier-museum, dat onlangs werd geopend te Brussel, gewijd aan den grooten kunstenaar. MIDDEN in het barre, gloeiende zand van de Egyptische woes tijn staan de pyramiden, raadselachtige, geheimzinni ge bouwsels uit een vergane periode van glorie en hoogstaande kuituur. Iedereen kent ze, ook al heeft men ze nooit van nabij gezien. Doch hun beeltenis is in millioenen exempla ren over de wereld verspreid; hun driehoekige symboliek wordt voor duizend en een doeleinden gebruikt. Laten wij ons eenige oogenblikken bezighouden met de grootste van de drie, de beroemde pyramide van Koe- foe, of beter gezegd en beter bekend onder den Griekschen naam van Cheops; Cheops, de oude pharao, wiens bouwsel de tand des tijds heeft doorstaan en nu het eerste en eeni ge overgeblevene is van de oorspron kelijke zeven wereldwonderen. De kolossus van Rhodus viel in zee, de hangende tuinen van Babyion ver molmden en vielen in puin. de pyra mide staat daar nog steeds, welis waar iets verweerd, doch zonder iets van haar vorm en kracht ingeboet te hebben. Wat ook de beteekenis van dit enorme bouwwerk moge zijn geweest de gissingen, die omtrent deze kwestie gemaakt zijn, zijn legio! in ieder geval mogen wij gerust aan nemen, dat het een ideaal stuk werk verruiming is geweest, een objekt, te vergelijken met de moderne wa terbouwwerken in Amerika. Niet minder dan tienduizend menschen hebben aan deze pyramide geduren de dertig jaren gewerkt zonder eeni ge vergoeding, alleen op kosten van den pharao, d.w.z. van den staat, gevoed en gehuisvest. Wij mogen vei lig aannemen, dat de eerste bedoe ling van de pyramide een uitvloeisel was van de oude Egyptische gedach te, dat het storen van een doode voor dezen pijn en een nieuwen dood be- teekende. De pharao verzekerde zich en de zijnen dus van een rustige slaap. Cheops' pyramide werd gebouwd 3850 jaar vóór Christus' geboorte en staat vandaag de dag nog als sym bool van energie en vakmanschap in een volk, dat op een hoogstaande kuituur kon bogen. Het doel van dit uitzonderlijke symbool is voor de menschheid langen tijd evenzeer een raadsel geweest als de eeuwige glimlach van de sphinx, die niet ver daar vandaar in het gloeiende zand ligt te roosteren. Men heeft gedacht aan waterhouders, in den geest van onze moderne reser voirs, graanschuren, heiligdommen als b.v. altaren en zelfs doodnuchter aan graven. Het laatste denkbeeld wilde er echter het minst van alle in; men kon zich dat voorstellen van rotsgraven en de kleinere pyramiden, doch de eerzucht van een mensch om een dergelijk imposant gedenkteeken voor zichzelf en reeds tijdens het le ven te laten oprichten, kon men moeilijker begrijpen. De zwervende woestijnnomaden kenden het geheim reeds langer; zij hadden alle beweegbare voorwerpen reeds lang gestolen en daarmee hield voor hen het denken op. Hier was het. dat de Westerlingen doorzetten; zij hebben de ware schatten voor het menschdom uit de pyramiden ver zameld en de wereld een inzicht ge geven in de merkwaardige kuituur van het oude Egypte. En uit de aller laatste opmetingen zijn een aantal verbijsterende feiten te voorschijn gekomen, die ons voor de vraag stel len of niet de techniek van»die oude Egyptenaren de geperfektionneerde i techniek van de twintigste eeuw na- bijkwamen. Men aanschouwe slechts het bouwsel neuwkeurig om te zien, dat de steenblokken zoo aaneenslui ten, dat er zelfs geen gilettemesje tusschen te krijgen is. En dat zon der cement De allernieuwste bevindingen met deze pyramide zijn genoteerd in het werk van den Franschen abbé Mo- reux, «La science mystérieuse des Pharaons»Dit boek geeft een enor me hoeveelheid cijfers en merkwaar dige kombinaties van cijfers, die door hun uitzonderlijke uitkomsten onmid- deliik in het oog springen. En deze cijfers hebben opnieuw en ten overvloede bewezen welk een fabelachtige technische hoogte de Egyptenaren reeds bereikt hadden, ondanks de remmen van gebrekkige hulpmiddelen en moeilijk te verkrij gen grondstoffen. 'V I V v 'v DOORSNEDE DOOR DE PYRAMIDE VAN CHEOPS 1. Koningskamer; 2. Koninginnekamer3. Groote galerij; 4 Ingang- 5. Richting hemelpool; 6. Grot in basis; 7. Basis. De oude bouwmeesters der Egypte naren gebruiken als maatstaf de cu- biet, een lengtemaat, gelijk ongeveer aan 83 van onze centimeters De?e maat is voor het nageslacht geble ven doordat de bouwers in de z.g. koningskamer, in het binnenste van de pyramide, een soort drempel ge bouwd hebben, die precies het vijf en twintigste deel van een cubiet hoog is, welke hoogte men weer aan genomen heeft als een soort duim, door Egyptologen gebruikt. De leng te van dit drempeltje bedraagt pre cies vijf van die duimen en men neemt aan, dat deze kleine verhe venheid opzettelijk als een soort standaardmaat aangebracht is en te vergelijken is met onze platinameter, die te Parijs bewaard wordt Verder is men tot de konklusle gekomen, dat de vier zijvlakken van de pyramide precies naar de vier hoofd windrichtingen wijzen. Er is inderdaad een kleine afwijking, doch deze bedraagt niet meer dan vier minuten van een cirkel, een onnoem lijke kleinigheid Weer een bewijs van de astrolo gische vaardigheid van deze lieden, wanneer men bedenkt, dat de afwij king van het Parijsch observatorium niet minder dan achttien cirkelminu ten bedraagt. Natuurlijk is het aan de buiten kant van de pyramide zeer moeilijk meten, daar de meeste geulen volge- stoven zijn en een gedeelte van de deksteenen verweerd is. Doch de grondvesten zijn nog steeds zoo goed als ongeschonden gebleven, waar schijnlijk dank zij de groote droogte en het alles afsluitende, fijne zand. Vanuit dit grondvlak gemeten, heeft men dan ook gemakkelijk de juiste hoogte en oppervlakte kunnen aflei den. Eenig werken met de cubiet brengt ons een aantal typische uitkomsten van groote cosmografische beteeke nis. Neemt men b.v. de hoogte van de pyramide in duimen en men ver menigvuldigt dit getal met millioen, dan komt men tot een getal van 148.209.000 K.M., een afstand, die, volgens de moderne astronomen ge lijk is aan de afstand van aarde tot zon. Vermenigvuldigt men de cubiet met tien millioen, dan krijgt men als uitkomst de helft van de lengte der poolas tot op een centimeter nauwkeurig. Verder is de halve aard as gelijk aan de cubiet, vermenig vuldigd met 10 tot een zesde macht. Hieruit valt af te leiden, dat de cu biet afgeleid moet zijn van de lengte der aardas of van de afstand aarde- zon en wanneer dat zoo is, dan moe ten de oude Egyptenaren deze af standen reeds zeer nauwkeurig ge kend hebben. Daaruit volgt ook, dat de cubiet een heel wat betrouwbaar der maat is dan onze meter. Immers de meter is het 40.000.000ste deel van de aardomtrek en die aardom trek is veranderlijk. De poolas daar entegen is onveranderlijk. Zoo kan men eveneens de juiste duur van het jaar uit de maten der pyramiden afleiden. Een jaar is nu eenmaal niet precies gelijk aan 365 dagen, doch altijd een deel van een dag langer. Om tot het juiste getal te komen heeft men de omtrek van de pyramidebasis genomen. Deze be draagt 36.524.200 Egyptische dui men; het astronomische jaar duurt, volgens de moderne berekeningen precies 365.242 dagen. De groote gang, die uitmondt aan de noordzijde van de pyramide en die naar bene den gericht is, wijst met haar hoog ste opening precies naar de hemel pool, die in het verlengde van de aardas ligt. Wanneer men dus lang uit in die gang zou gaan liggen en het oog gericht hield op de opening, dan zou men des avonds steeds de poolster kunnen zien. Tijdens de bouw van de pyramide werd de he melpool gevormd door de ster Alpha in het beeld Draak, welk verschil te wijten is aan het zwaaien van de aardas, die een kegel beschrijft met het grondvlak omhooggericht. Een omwenteling van die as duurt 25827 jaar; na deze periode zal dus de ster Alpha opnieuw vlak voor de uitmon ding van de groote gang astaan. Dit zeer gewichtige getal voor de astro nomie is weer in de pyramide-afme- tingen terug te vinden. Men neme daarvoor de diagonalen van het grondvlak in duimen en telt de beide lengten samen. Natuurlijk is het aantal merk waardige getallen met deze nog lang niet uitgeput; men vindt er gegevens omtrent het gewicht van de aarde, over het oneindige getal (pi), dat meestal wordt uitgedrukt in de breuk 22/7, enz., enz. Ook de standplaats van de pyra mide is bijzonder. Zij staat n.l. pre cies op het zwaartepunt van het vasteland, d.w.z. daar, waar men, waarheen men van dat standpunt uit ook heenziet, steeds het grootste stuk land voor zich heeft liggen. De leng te- en breedtegraad van de pyrami den snijden meer land dan welke andere lengte- of breedtegraad, die men wenscht aan te leggen. De vraag blijft, hoe zjj aan deze wetenschap kwamen. Ook hierover zjjn de geleerden het niet met elkan der eens, De eene zegt, dat deze we tenschap in den boezem van het volk zelf gegroeid moet zijn. de ander be weert, dat het een erfenis is van een verdwenen beschaving en men noemt namen als Atlantis. Zeker is natuurlijk niets, dooh de merkwaardige feiten blijven bestaan en daar rest ons niets anders dan een groote bewondering. HET bezoek van den Duitschen gezant van Bülow-Schwante aan den Koning in betrekking met de houding van Duitsch land tegenover België in geval van konflikt heeft opnieuw het vraagstuk van de neutraliteit van ons land naar voor gebracht. Het is niet de rol van de rechtskundigen kroniek schrijver over de wenschelijkheid of de opportuniteit van een neutrali teitspolitiek zijn advies te geven. Maar het is eens te meer gebleken dat over het beginsel «neutraliteit» en hetgeen men er tegenover stelt «onafhankelijkheid» verwarring ge noeg bestaat opdat het niet zonder nut zou zijn de rechtskundige zijde van het neutraliteitsvraagstuk onder oogen te nemen. Men heeft ten overstaan van een eventueel konflikt tegenstellingen willen zien tusschen onafhankelijk heid en neutraliteit omdat men is uitgegaan van een misverstand. Wanneer men b. v. zegt dat België geen neutraliteitspolitiek meer voert dan wil men daardoor alleen verkla ren dat de bestendige neutraliteitspo litiek die ons door vroegere traktaten werd opgelegd tot het verleden be hoort, maar dit wil niet zeggen dat in een bepaalden oorlog België niet meer neutraal zou kunnen zijn. Alles hangt dus af van het onderscheid tusschen een bestendige neutraliteit en een gelegenheidsneutraliteit. Het geen van Duitschland gevraagd wordt als tegenprestatie voor de niet- schending onzer grenzen en de eer biediging van onze onafhankelijk heid is de gelegenheidsneutraliteit. Terzelfder tijd werd de klemtoon gelegd op een strikte neutraliteit. Door sommige werd dit opgevat als een «strenge» neutraliteit. Ook dit kan tot begripsverwarring aanleiding geven. Gewoonlijk zal een strikte neutraliteit ook streng zijn, maar daarmede is het begrip «strikt», als juridisch beginsel, niet opgeklaard. Een strikte neutraliteit geldt als het tegenovergestelde van een welwillen de neutraliteit. En om heelemaal duidelijk te maken dat strikt en streng niet hetzelfde is kan het bij voorbeeld gebeuren dat een land een strenge welwillende neutraliteit van het andere land opeischt in plaats van een gelijke balans tusschen de in konflikt zijnde partijen. De neutraliteit is eenvoudig de toe stand van een volk dat aan den oor log geen deel neemt. Maar zonder aan den oorlog deel te nemen kan men aan eene der oorlogvoerende groepen voordeelen of gemakken ver schaffen die men aan de andere niet geeft; het is ook mogelijk dat het ver schil der wederzljdsche militaire en ekonomische strukturen bij de oor logvoerenden van dien aard is dat de gemakken die men hen kan geven verre zijn van dezelfde beteekenis te hebben. Vandaar dat het zeer moei lijk af te wegen valt of men zich aan een strikte neutraliteit houdt; de be langen van de oorlogvoerende par tijen verscheiden zijnde bestaat er geen volstrekte maatstaf om uit te maken waar de strikte neutraliteit eindigt en waar de welwillende be gint. Moraliteit: men beweegt zich op een terrein vol wolfijzers en schietge weren. Daar komt nog bij dat niets zoo onvast is als de beginselen die in internationaal recht heerschen. Ter wijl het privaat recht eeuwen van ontwikkeling achter zich heeft is het internationaal statenrecht van veel jongeren datum. Gezien het daaren boven de uitvoerende hand mist die het sanktionneern der overtredingen mogelijk maakt is er ten overstaan van de toepassing heel wat vlotting in het spel. Het is gewoonlijk een kwestie van machtsverhoudingen en de partij die over de meeste kansen beschikt om het te winnen pleegt dan ook veel meer «welwillendheid» te genieten vanwege de neutralen dan deze voor wie de overwinnings mogelijkheden meer problematisch zijn. Vandaar dat er op het stuk der neutraliteit heel wat verscheidene nuanceeringen bestaan en dat het dan ook zeer moeilijk is een mid delmaat van algemeen geldende re gelen ten behoeve van de neutrale staten op te maken. Nochtans heeft de lie Konferentie van den Vrede in 1997 een .aantal voorschriften be paald die de rechten en plichten der neutrale staten uitmaken. Wfj zul len in een volgend artikel nader daarop terugkeeren. Het blijkt uit deze betrekkelijk jon gen datum ten overvloede dat we hier tegenover een zeer nieuw recht staan. Dit zal des te min verwonde ren wanneer men bedenkt dat het begrip «neutraliteit» zelf niet buiten gewoon oud is. In de oudheid kende men het een voudig niet en hield men zich een voudig aan het principe van den Bij bel «Wie niet met mij is is tegen mij.» Het is pas met de XVe eeuw dat deze notie stilaan hare intrede gemaakt heeft in de tusschenstaat- sche verhoudingen. Na den wereldoorlog, onder in vloed van het tot stand komen van den Volkenbond, heeft men een tijd lang gedacht dat de neutraliteit op nieuw van de baan zou geraken en dat de wederzijdsche bijstand tegen den gemeenschappelijken aanvaller de algmeenheid der aangesloten sta ten tot een eventueel konflikt zou doen toetreden. Maar men herinnert zich nog de kampanje die tegen art. 16 van het Volkenbondspakt werd ge voerd met het gevolg dat de opvat ting gangbaar is geworden dat het lidmaatschap van den Volkenbond de verplichting niet insloot werkdadig op te treden tegen den aanvaller. Zoodat de neutraliteit blijkbaar niet uitgediend heeft... VOOR de zooveelste maal in de geschiedenis staat Polen nog maals in het midden van de algemeene belangstelling. Maar nooit is dit land zoc'n hevig brandpunt geweest als op dit oogen- blik niet Dantzig, noch enkele Duitsche minderheidsgroepen buiten het Ille Rijk, maar net Poosch grondgebied, met zijn industrie en natuurlijke rijkdommen, is het voor werp van Hitler's onverzadigde roof zucht geworden. Ethniscue en poli tieke voorwendsels zijn bedrieglijke onzin; in werkelijkheid gaat het om ekonomische doeleinden, rat wisten wij al lang, heel lang; wij hebben nooit anders over de oo-vaak van internationale konf likten gedacht, en de gevolgen hiervan hebben ons altijd in het gelijk gesteld Nu heeft de bourgeoisie eindelijk afstand ge daan van haar specifieke nuichelarij, en hare pers verzwijgt nier meer de ware doeleinden van den kapitalisti- schen oorlog, door een ideologisch misvormde natie, op bevel van een waanzinnig alleenheerscher, nage streefd. Polen heeft een rijken boden, maar is nog een jong industrieel land. Door zijne twintig jaar jonge onaf hankelijkheid heeft het zich weten op te werken, en is thans op weg een belangrijke positie in s wereld's ekonomie te gaan bekleeden. Over de huidige ekonomische toe standen in het Ille Rijk hoeven we niets te zeggen. Wij weten hoe het er gesteld is. Duitschland heeft land- honger, omdat het gansche volk over den Rijn honger heeft. Daarom wil Hitier eenvoudig Polen inpalmen. Hij heeft het in «Mein Kampf» voorzien. Onbewust heeft hij hiermede voor speld dat zijn volk, wanneer hij het onder de vuist van het Nazisme zou hebben gebracht, honger zou heb ben geleden. Zijn op het hakenkruis blindgestaarde, onderwerpingsgezin- de volgelingen, hebben niet klaar ge-, zien. Een geval van massaal geestelijk masochisme het Duitsche volk wil geslagen worden uit liefde «für das vaterland». En zoo wordt het in den oorlog ge stuurd tegen Polen, omdat de uitweg naar het Westen versperd is, en om dat Polen ekonomische uitbreidings mogelijkheden biedt; Hitler's regime heeft die noodig om in leven te blij ven. Polen bezit in Opper-Silezië, Dom- browa, Krakau en Teschen, steenko- lengebieden met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 4000 vier kante kilomter, het achtste van Bel gisch grondgebied. Tot 1C00 meter diepte gerekend is de voorraad 60- 70 milliard ton. Bruinko.en komen voor in het N. W. des lands tot een vooraad van ongeveer 65 millioen ton. Langs den noodrand van de Karpaten komen aardolië, steenzout en kalizout voor; aardolie en aard- was (Ozokeriet) komt in een strook van 400 km. lengte voor bij Joslo, Drohobycz en Stanislawow. waar ook natuurlijk aardgas gewonnen wordt. In de laatste tijden werd nu een pro cédé op punt gesteld om dit aardgas industrieel te behandelen met het oog op het vervaardigen van vloei bare brandstof voor auto s en indu strieele motoren. Voorloopig is de produktie van de synthetische es sence slechts 2000 ton in het jaar; men voorziet echter dat deze produk tie weldra zal vertiendufcbeld wor den, vooral nu, gezien de oorlogs kansen. De zoutmijnen zijn Wielicz- ka en Bochnia zijn reeds sedert eeuwen wereldbekend. De hoogvlak te van Tarnowitz bergt rijke afzet tingen van zink- en loodertsen. Ijzer ertsen van beteekenis komen langs de hellingen der Poolsche Jura tusschen Krakau en Wielun aan de oppervlak te. Naast een buitengewoon rijke voorraad in vaste, vloeibare en gas vormige brandstoffen bezit Polen dus ook die grondstoffen, welke als basis dienen voor een reeds uitgebreide metaal -en scheikundige industrie hoogovens, zink- en staalfabrieken, zwavelzuur, zoutzuur, springstoffen, enz. Toch slorpen de nijverheid en de mijnbouw slechts één vijfde van de bevolking op; meer dan 60 0/0 der Polen houden zich bezig met land bouw, ongeveer 10 0/0 met nandel en verkeer! de rest is verdeeld over al lerlei beroepen. Deze verhoudingen veranderen m een snel tempo, ten voordeele van de industrie, wier pro- dukten (steenkolen, cokes, petroleum, zink, textielwaren, enz.) een groo- ter wordende uitvoer kennen. Polen is voornamelijk een land- bouwstaat, wiens grondgebied groo- tendeels behoort tot de uitgestrekte Noord-Europeesche laagvlakte, die zich verder naar Rusland tot in Si- bzerië uitstrekt. Men treft er dan ook dezelfde gewassen aan als bjj ons: rogge, gerst, haver, vlas, aardappe len, suikerbieten, enz. Opvallend is het groote aantal kleine bedrijven. In 1920 stelde een wet de maximum- bedrijfsgrootte vast op 60 hektaren voor de landbouwbedrijven in en rond de groote steden en de indu strieele distrikten en hooger tot 180 hektaren en verder nog tot 300 hek taren in andere deelen des iands. De kleinste bedrijven worden vooral aan getroffen in de vroegere Russische en Oostenrijksche gebieden, (vaar in de XlXe eeuw om politieke redenen tot verdeeling werd overgegaan. In de vroegere Duitsche gebieden in het Westen liggen de meeste grootbedrij ven, die beter uitgebaat worden en daardoor ekonomisch beter rendee- rend zijn. Hier bestaat ook een beter verkeersnet. In het oude Galicië. dat vroeger Oostenrijksch grondgebied was, waren de dorpen sterk overbe volkt, en de overtallige lanoarbeiders konden geen werk in fabrieken vin den. Oostenrijk heeft steeds de in dustrie in de bijlanden meer tegen gegaan dan bevorderd. Wij zien nu hetzelfde gebeuren vanwege Duitsch land, dat sedert den anschluss van Oostenrijk dezes nijverheid verwaar- loosst in het belang van de Duitsche groot-industrieelen Van af het oogenblik dat Polen een onafhankelijk gebied werd, zijn de ekonomische toestanden in het oude Oostenrijksch gebied sterk gewijzigd geworden. De vroegere in den land bouw onbruikbare arbeidskrachten werden grootendeels in nieuwe indu strieën opgenomen, vooral in den mijnbouw en in de metaalnijverheid. Wat Polen's handelsbalans betreft, deze sloot in de jaren 1933-34 met een batig saldo voor het land in 1933 voerde het voor 921,9 millioen zloty In en voor 1047,5 million zloty uit; in 1934 voor 851 millioen in en voor 980,7 millioen uit. Ingevoerd worden katoen, wol, plantaardige vetten, koffie, thee, cacao rijst, ru we huiden, vellen en pelzen, oud ijzer, elektrische machines en apüa- raten, tabak, haring, enz. Polen voert daarentegen uit hout, spek, rogge, tarwe, gerst, eieren, varkens, suiker, wollen garens, papierhout, naast staal, steenkolen en cokes, reeds hooger vermeld. Dat is het land waarop de roof lustige blikken van het Ille Rijk, en wellicht ook die van de U.S.S.R., ge richt zijn. DE wereld lijdt nog sterk onder de rampzalige gevolgen van den wereldoorlog. Een van de ergste kwalen is wel de emigra tie welke honderdduizenden wegrukte van hun «levensruim», van het mid den waarmee zij vertrouwd waren en hen als stuurlooze wrakken over de grenzen dreef. Tegelijk met de Tsaristische Rus-, sen werden de menchewiki (socia listen) uit Sowjet-Rusland gedreven. Zij hadden te kiezen tusschen de vlucht, den vestingdood of... Siberië. Deze menschendrommen werden op gevolgd door de opgejaagde kommu- nisten uit Hongarije en andere Bal- kanstaten. Daarna volgden de anti fascistische Duitschers, Oostenrij kers, Tsjechen. Daaronder waren er ook menschen die nooit aan politiek deden maar om een of andere reden door de «kondotierri» (de diktatoriale bendeleiders) werden opgejaagd. Al deze menschen moesten trach ten een nieuw bestaan te vinden, wat in deze tijden van internatio nale krisis een «fata morgana» evenaart. De toevloed dezer ontwortelden was zóó groot dat zelfs de demokra- tische landen beschermingsmaatre gelen troffen om zelf onder deze massale volksuitdrijvingen niet te gaan lijden. Die «beschermingsmaat regelen» waren niet altijd zeer geluk kig en humaan. Vaak werden on- schuldigen terug in de armen, of be ter onder de valbijl, van hun beul gesleept. Men heeft In de demokratische landen tot hiertoe zich niet al te druk gemaakt met het zoeken van «breeder» oplossingen. Maar, dat zijn beschouwingen, die alhoewel zij gepast zijn, ons buiten het kader van de boekbespreking zouden voe ren. Het is de taak van den kritikus het boek dat hij te ontleden heeft te situeeren. Met «Grenzen» is dat niet moeilijk, omdat de schrijver ervan zijn «doel onder het bereik van zijn bogen» gesteld heeft. In heel het werk zal men tevergeefs zoeken naar zwaarwichtige overpeinzingen over de problemen waarvoor de per- sonnages gesteld zijn, ook werd er geen plaats gegeven aan principieele haarkloverijen. Daarmee zeggen we niet dat de schrijver getrouw het le t n heeft weergegeven. Dat schijnt meer het geval te zijn met de emigranten die er in optreden dan met de spionnen. De spionnentypes lijken ons wel wat geclicheerd. Maar dat vermindert in niets de waarde van het boek. Het zou onbegonnen werk zijn te trachten een samenvatting te geven van het verhaal. Talrijke personen worden ten too- neele gevoerd en hun geschiedenis is zeer handig gevlochten tusschen die van de emigranten, de «heimat- lose kanonnenkoning» Lewitzky, de Wit-Rus Krasnow, Barnes van het Intelligence Service, Grusin van den Gepoe en Berger de emigrant-jour nalist die zoowat de hoofdfiguren vormen van dat modern drama. Buiten de klassieke nazi-moord op den zoon van den machtigen kanon nenkoning, Lewitzky, door zijn «kampfgenossen» van het nazMisch- Oekreinslegioen, zoekt men in het werk tevergeefs gruwelscènes. Des te sterker werkt het relaas van den moord op den nietsvermoedenden en aan verraad totaal onschuldige. De zelfbeperking vanwege de schrijver, die nochtans stof genoeg had om te «chargeeren» pleit voor zijn evokatietalent. Zóó gereserveerd hij zich toonde in het weergeven van spannende si tuaties en botsingen, zoo los staat hij bij het relaas van de «zielige» maar sterk erotische liefdesgeschie denis van Berger, de emigrant-jour nalist, die slechts zijn persoonlijk evenwicht terugvindt nadat hij op brutale wijze door het voorwerp van zijn hartstocht wordt gesard. Het boek heeft geen «end» al kun nen wij de uiteindelijke verzoening van Berger en zijn vrouwtje Gertru de als een «happy end» aannemen. We begrijpen den schrijver. Zijn persoon en zijn dooreenge- strengelde intriges staan zóó dicht bij het aktueele dat het toevoegen van een waarachtig slot zou neer komen op «toekomstvoorspelling», wat in deze omstandigheden nogal gewaagd zou zijn. Wie eens buiten de «grenzen» van eigen beperkten gezichtskring wil kijken zal door het werk van Leo Lania niet ontgoocheld worden. Het is een uiterst geschikt werk voor onze openbare boekerijen en verdient een voorname plaats in de rij van de meldenswaardige werken geschreven in de emigratie. Tuur de SWEEMER «GRENZEN» door Leo Lania. Uit gegeven door de «Nederlandsche Keurboekerij» Prijs ingenaaid 46.75 fr.; gebonden59,50 fr. Verkrijgbaar bij «De Vlam», socialistische boekhandel, 64, St. Pietersnieuwstraat, Gent.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1939 | | pagina 4