Qwze kunstschatten taaiden in q-efaiacht'
T
GEEN ONNOODIGE
OFFERS a. u. b.
POLITIEK PANORAMA
EEN WOORDJE OVER
NEUTRALITEIT
HOUD UW OORDEELEN
IN TOOM
ZONDAG 17 SEPTEMBER 1939
0,50tr. - Nr. 21 - 6Jaar socialistisch weekblad voor vlaamsch belgie
Na VOOR ALLEN
gelezen te hebben stuur
het blad op aan uw
gemobiliseerde
Uitgave
HET IS ZEKER GEEN GEMAKKELIJKE TAAK OP MATERIEEL EN OP GELDELIJK GEBIED VOOR
DE STEDEN OM DE WAARDEVOLLE KUNSTSCHATTEN DER MUSEA IN VERZEKERING TE
BRENGEN. ZELFS HET BERGEN MET DE MEESTE ZORG, DEZER KUNSTWERKEN, IN STERKE
KELDERS ZAL TOCH VOOR GEVOLG HEBBEN DAT AANZIENLIJKE SCHADE ZAL KOMEN
AAN DE BEROEMDE MEESTERWERKEN. ZOU HET DAN NIET BETER ZIJN, DAT MEN DE
KOSTBAARSTE ONZER KUNSTSCHATTEN IN VERZEKERDE BEWARING
ZOU BRENGEN IN HET BUITENLAND
POLITIEK WEEK-END
Degrelle oogst sukses
Duitschland
in..
De censuurkwestie
Onze mannen in de
regeering
Met den verrekijker
Pier Moeial.
VWR ALL
KEDAKT1E EN ADMINISTRATIE
St-Pietersnieuwstr. 64 Gent
Telefoon I51.il) (4 HJncn i
ABONNEMENTSPRIJZEN
l Jaar 23.00 fi
6 maanden 12.00 fr.
3 maanden 0,30 ir
Oostclieck Het Licht Gent: 56733
I
De regeering heeft goed gedaan een
ministerie van Voorlichting op te rich
ten. Ik ben zelfs de meening toege
daan dat het een dienst is die niet
meer zou mogen afgeschaft worden.
Dit ministerie is geroepen ten allen
tijde groote diensten te bewijzen en
wij moeten niet ver terugdenken om
van meening te zijn dat zekere pers-
kampagnes en verdachtmakingen on
mogelijk zcuden geweest zijn indien
een degelijke officieele dienst voor
voorlichting had bestaan.
De informatie moet ten allen tijde,
maar vooral NU een opvoedend karak
ter hebben.
Door de bevolking in te lichten cal
men zekere misbruiken voorkomen.
wy denken in dit verband allereerst
aan de bevoorrading, maar we denken
ook aan andere zaken, bijvoorbeeld de
kwestie der bescherming tegen lucht
aanvallen.
Dat men de bevolking in 't algemeen
en de openbare lichamen in 't bizon
der aanzet tot het inrichten van schuil
plaatsen, dat men zekere hulpdiensten
opricht, ook goed; maar dat men een
ieder er toe brengen wil zich een gas
masker aan te schaffen is een der
punten waarover het ministerie de be
volking zou moeten voorlichten.
Verre van mij de gedachte dat gas
maskers niet moeten behooren tot de
uitrusting van de soldaten; het verle
den heeft geleerd dat gasaanvallen
mogelijk en uiterst gevaarlijk zijn.
maar in hoeverre bestaat dit gevaar
voor de burgerbevolking verblijvende
honderden kilometers achter de ge-
vechtslinie
Indien dit gevaar werkelijk zoo groot
Is waarom dat niet dadelijk alles in
het werk gesteld om eenieder in 't
bezit te stellen van een masker Waar
om dan alleen de mogelijkheid van
bescherming overgelaten aan diegenen
die de middelen bezitten om gasmas
kers te koopen
In een dagblad verschijnende te
Brussel, verscheen een artikel waaruit
zou blijken dat het gevaar van gas
aanvallen op de burgerbevolking prak
tisch gesproken niet bestaat.
Het ministerie van Voorlichting zou
hier dus moeten optreden om aan
de bevolking de waarheid te zeggen.
Het zou toch geen nieuwigheid zijn
te vernemen dat de bevolking een
voudig bevreesd gemaakt wordt om de
fabrikanten van gasmaskers toe te
laten goede zaken te doen en goed te
verdienen, dank zij de onwetendheid
der bevolking.
In een gansch andere orde van ge
dachten past het wellicht ook aan de
regeering te vragen de bevolking geen
offers op te leggen die niet volstrekt
noodzakelijk zijn.
Bijvoorbeeld in verband met de mo
bilisatie of zoo gewild de oproeping
van een gedeelte der reservetroepen.
Zoo de militaire overheid hierover vol
ledig meester gelaten wordt, dan blij
ven de opgeroepenen onder de wapens
zonder dat rekening zal gehouden wor
den met gelijk welke overweging.
Het blijkt ons noodig ieder interes
sant geval de kans te geven zich te
doen kennen opdat geen mannen, in
de huidige omstandigheden wel te ver
staan, onder de wapens gehouden wor
den wier aanwezigheid bij 't leger het
land schade zou berokkenen door de
werkloosheid te vergrooten. Zekere
familietoestanden zouden ook moeten
in aanmerking genomen worden.
Hetzelfde zou kunnen gezegd wor
den betreffende zekere cpeischingen.
Het sluiten der koffiehuizen is wel
licht te verklaren, maar is die maat-
regel volstrekt noodzakelijk Zoo ja,
dat men het dan toch duidelijk zegge.
Het gaat toch niet op de inkomsten
van duizenden gezinnen te vermin
deren zonder ten minste beproefd te
hebben, hen bij middel van onweerleg
bare argumenten te bewijzen dat de
maatregel moet genomen worden.
Kritiek om te kunnen kritikeeren
Volstrekt niet. De toestand is veel te
ernstig maar juist daarom moeten
alle onnoodige offers vermeden worden
en zoo ook de gedachte dat een opge
legd offer overbodig zou kunnen zijn.
ROEFFEL.
DE Belgische openbare meening
stoort zich niet veel aan den
pelgrim Degrelle. die in het
geheim naar Berlijn trok en
zijn land door den mikro van Turijn
(Italië) bezwadderde. Reeds lang
vóór de huidige internationale ver
wikkeling was zijn liedje immers
uitgezongen.
Hij komt terug wat in vedette,
maar niet in eigen land Het zijn
immers de Duitsche bladen die het
geschrijf van Degrelle met veel eer
bied overdrukken en het voor eigen
volk laten doorgaan als de weergave
van den geest der Belgische bevol
king.
Wat doet Degrelle om Duitschland
zoo welgevallig te zijn Zijn blad,
of beter wat er van overschiet, doet
zijn best Frankrijk en Engeland te
beschuldigen stelselmatig onze neu
traliteit te willen schenden. Naar
zijn oude taktiek tracht hij kleine
incidenten op te blazen. Als die pal
jas denkt dat de Belgische openbare
meening hem al lang niet doorzien
heeft, vergist hij zich deerlijk.
Niemand misgunt hem overigens
het sukses dat de nazi's hem bezor
gen.
Zedeles oude liefde roest niet.
DE debatten rond «de mogelijke
invoering van de censuur» heb
ben bewezen dat ons land nog
niet rijp is de vrije meenings-
uiting op te geven.
Het zou tenslotte toch nog al kras
zijn dat men van uit het buitenland,
of omdat men moeilijkheden vreest
met een der oorlogvoerenden, ook al
zou verplicht zijn, al was het omdat
wij «neutraals, willen blijven, onze
elementairste vrijheden op te geven.
In even moeilijke omstandigheden
(de oorlog van 1870), ondanks het
feit dat België nog een piepjonge na
tie was, hebben heersehers als Bis
marck en Napoleon III van Leo
pold I en zijn regeering niet kunnen
verkrijgen dat de Belgische pers het
zwijgen zou opgelegd worden.
De oorlogvoerenden, en in het bij
zonder zij die graag de individueele
vrijheid geweld aandoen om hun dik-
tatoriaal stelsel in stand te houden,
dienen te weten dat zij zich geenszins
in te laten hebben met de gesteltenis
van onze openbare meening of van
de organen die er de uitdrukking
van zijn. Meenen zij toch druk te
moeten uitoefenen dan zou dat een
onbetwistbare aanslag op onze «on
afhankelijkheid» beteekenen.
Ons land, als Staat, zal zich door
zijn «neutraliteitspolitiek» onthou
den op militair of diplomatiek ge
bied zich te mengen in den strijd die
nu aan gang is.
Dat beteekent voor een volk, dat
nog zeer sterk het aangedane leed
van de schending zijner onafhanke
lijkheid voelt, en begrijpelijkerwijze
meer dan sympathiek staat tegenover
de landen die het destijds bevrijd
hebben, een geweldige krachtsin
spanning krachtsinspanning die al
len die het goed meenen met ons
volk zich wel willen getroosten om
het zoo lang mogelijk te vrijwaren
van een nieuwe oorlogsramp.
Naar de mededeeling van den mi
nister van Voorlichting, partijgenoot
Wauters, die een tegenstander is
van de censuur, te oordeelen stelt de
kwestie zich niet meer.
Voegen wij daaraan toe dat de
Persbond zich nog eens kategoriek
uitsprak tegen de invoering van de
censuur.
België moet zich overigens nog
wénnen aan zijn «neutraliteitsposi
tie». Zwitserland en Holland hebben
daarin reeds meer ervaring en de
persvrijheid is er steeds in breede
mate geëerbiedigd geweest. Het is
daarenboven in het belang van de
eenheid van het land dat men die
vrijheid niet kortwiekt.
De censuur is overigens geen waar
borg van geloofwaardigheid, zou het
perswezen een doodelijken slag toe
brengen en de verantwoordelijkheid
van den staat tegenover het buiten
land op onnatuurlijke wijze vergroo
ten. Het is overigens de demokra-
tische pers niet die, in omstandigh-
den zooals wij nu doormaken en ook
in normale tijden, de belangen van
het land over het hoofd ziet.
Een stelregel dient ons in alle om
standigheden tot leiddraad
De vrijheid van den enkeling in
alle omstandigheden verdedigen en
in overeenstemming brengen met de
belangen van de gemeenschap.
Beknotting van de elementaire
vrijheden, om het even in welke om
standigheden en onder welke voor
wendsels toegepast, voert naar dwin
gelandij.
VOOR de zooveelste maal heeft
men op de socialisten beroep
gedaan om het land te helpen
besturen. Dat is onbetwistbaar
een groote eer voor de socialistische
arbeidersbeweging en haar voorman
nen, die tot die hooge bestuurspos
ten worden geroepen. Het is daar
enboven een zoete vergelding voor
al het onrecht dat onze politieke te
genstanders ons hebben aangedaan
in tijden van verkiezing...
Dat bewijst dat alle kleinzielige
politieke maneuvers in het niet ver
zinken als de hoogste belangen van
ons volk in het gedrang komen. Wij
socialisten mogen het pluimken op
onzen hoed steken in alle omstan
digheden de hocgere volksbelangen
te dienen. Wij zijn het die steeds
trachten de politiek op te voeren tot
een peil van eerlijkheid tegenover
het volk en onze tegenstanders. Wij
werden niet altijd met dezelfde munt
betaald...
Onze ministers zullen het voorwaar
niet gemakkelijk hebben. Vooral de
sociale vraagstukken zullen, voor de
reeds zoo zwaar door den krisis ge
troffen arbeidersbevolking, bijzonder
belangrijk zijn. Het is partijgenoot
Balthazar, die de zware taak van
minister van Arbeid en Sociale Voor
zorg te dragen heeft. Zijn eerste
zorg ging dan ook naar het vraagstuk
der vergoedingen voor de gezinnen
der wederopgeroepenen alsmede het
pensioen der gemobiliseerden die
hun bijdrage niet meer kunnen stor
ten.
Aan te regelen kwesties, die voort
vloeien uit den huidigen toestand,
zal het niet ontbreken. De arbeiders
stellen vertrouwen in hun minister
van Arbeid alsook in de vier andere
socialistische voormannenRik de
Man, Wauters, Soudan en Spaak.
Zij zullen het niet gemakkelijk heb
ben, maar kunnen rekenen op den
steun van een sterke socialistische
partij en een bewuste arbeidersklas
se die bewezen hebben opgewassen
te zijn voor hun taak.
DE eerste dagen van den oorlog zijn achter den rug. De
beroering en de ontzetting van het eerste uur gaan
stilaan liggen, temeer daar thans eerst het besef tot
de bevolking schijnt door te dringen dat wij er buiten
zijn geblevenEen vaststelling die overigens geen
verwondering baren kan. Wij zijn er immers niet aan gewend
buiten schot te blijven. 1914 en zijn rampzalige gevolgen hebben
te diepe sporen nagelaten, geestelijk en stoffelijk. Het zal dan
ook wel een tijdje duren vooraleer wij ons in het nieuw «regime»,
dit der neutraliteit thuis gevoelen.
Met de kalmte is ook die eeuwige geest van kritiek weerge
keerd. In vergaderingen, in de pers, in gesprekken van man tot
man, is men o.m. begonnen het begrip «neutraliteit» onmee-
doogend te ontleden en uit te rafelen. En reeds hier en daar
teekenen zich, in het raam van spitsvondige en ingewikkelde
polemieken, geschilspunten en oneenigheden af, die voorloopig
nochtans het principesdomein niet overtreden.
Erger is het waar van zekere zijde kordaat partij \vordt
gekozen en waar men de neutraliteittracht toe te lichten
als een politiek van lafheid en verraad tegenover een zoogezegde
traditie.
Laat ons een oogenblikje klaar en duidelijk zijn en het
geval met gezond verstand beoordeelen. Gansch de kwestie
is trouwens zoo ingewikkeld niet als zekere kommentaar wel
veronderstellen laat.
Daar is een tweeledig dilemma gesteld ofwel doen wij alles
wat in onze macht is om aan de ontzettende ramp te ontsnap
pen en schikken wij ons naar de regels der onzijdigheid; ofwel
aanvaarden wij voor ons land den oorlog en houden wij er
rekening mede dat wij in het strijdperk moeten treden.
DAARBUITEN BESTAAT GEEN ANDERE MOGELIJKHEID.
Wij gelooven niet dat het antwoord van de natie, en in het
bijzonder dit van de arbeidende massa's, in dit verband twijfel
achtig of dubbelzinnig luiden kan. Het is een feit HET VOLK
WIL GEEN OOULOGSAVONTUUR.
Dat men dan ook de logische konklusie uit deze geestes
gesteldheid trekke met tucht en plichtsbesef de geestelijke
offers brengen om aan den dans te ontkomen; de regeering iu
de mate van het mogelijke helpen bij het vervullen der zware
taak die haar in dit verband op de schouders weegt.
Wij weten het wel er loopen tal van zwartkijkers rond die
beweren dat wij fataal toch in den bloedigen maalstroom zullen
medegesleept worden. Vooreerst is het nog ver van uitgemaakt
dat zij gelijk zullen hebben. Tweedens beteekent elke dag van
vrede een besparing van kostbaar bloed en een korting van de
gruwelijkste ellende. Ons inziens vormen de kansen en de
mogelijkheden dan ook reeds een inzet die de grootste inspan
ningen waard zijn.
Het valt niet te loochenen dat de sympathieën van ons volk
naar het kamp gaan dat tegen den brutalen aanrander is ten
velde getrokken.
Men dient er ook rekening mede te houden dat bvb. de
Waalsche bevolking in het bijzonder, door traditie en andere
affiniteiten, nauw begaan is met de belangen onzer Zuiderburen.
Maar dit alles is niet van aard een zelfmoord te wettigen.
De verontwaardiging is even groot als de ontzetting bij het
overschouwen van de feiten die fataal naar het bloedbad hebben
geleid.
De verontwaardiging bij de arbeidersklasse, wier beweging
gegrond is op de verzuchting naar rechtvaardigheid en men-
schelijkheid, dagteefcent overigens niet van gisteren, toen Polen
als jongste slachtoffer van het brutaal geweld werd uitgekozen.
Wij hebben Ethiopië zien afslachten. Wij nebben Spanje
zien overrompelen; wij hebben moeten toezien op den overval
op Oostenrijk, Tsjechoslowakije. Albanië. Al internationale mis
daden waaraan de demokratische groot-mogendheden in zekere
mate medeplichtig waren.
Wij zijn nochtans afzijdig en neutraal gebleven. Zou een
dwergland als het onze deze misdaden kunnen verhinderen?
Aldus werd toentertijd onze verontwaardiging gesust.
Zijn wij sindsdien dan veel grooter en sterker geworden?
Zijn onze belangen sindsdien van richting veranderd? Is het
volk dan verzoend met de gedachte zich willens en wetens te
laten verpletteren in een strijd tusschen de Europeesche reuzen?
En moest het gebeuren dat de voorspellingen van de
zwartkijkers toch uitvallen, dan zullen wij met verdubbelde
krachten onzen plicht doen, gesterkt door de overtuiging dat
wij alles hebben gedaan om de ramp van ons af te wenden;
gesterkt door het besef dat wij op onze beurt het slachtoffer
zijn van een aanslag op onze vrijheid en onze zelfstandigheid.
Laat ons dus het getwist rond de neutraliteit staken en laten
wij die kwestie aan de regeering over.
ïntusschen zijn er tal van andere vraagstukken die al onze
aandacht vereischen.
De oorlogstoestand in Europa heeft ons sociaal-ekonomisch
evenwicht uiteengerukt. Het bedrijfsleven is ontredderd. Er
moet georganiseerd worden. Dat de verlichte geesten zich wijden
aan het ontwerpen van initiatieven. Dat de breede massa's door
kalmte en tucht er toe bijdragen de orde in het huishouden zoo
snel mogelijk te herstellen. Dat zal veel beter zijn dan het licht
zinnig en gevaarlijk spel met de netraliteit waarvan ALLE
BELGEN TENSLOTTE TOCH HET DOEL DEN VREDE
BIJTREDEN.
D.
Pier Moeial
heeft zich
reeds verzoend
met den nieu
wen toestand.
Geen moppe
ren meer!
Die mode is
voorbij.
Alles heeft zijn
tijd: de Lambeth-walk, de neer-
golvende coiffure, de vitterij en
tal van andere dingen, waaraan
we ons reeds hadden gewend.
Naar den duivel ermee!
Leve de discipline en het een
sluitend, formeel, apodictisch,
gemotoriseerd oordeel.
Voor den journalist wordt het
zelfs een gezegende periode: on-
noodig nog uw hersenen te pijni
gen om er iets nieuws op te vin
den. Ge schrijft de officieele
berichten en mededeelingen af
en daarmee punctum!
Op die manier kunt ge nooit
«w vingers verbranden, of zelfs
een opstopper oploopen.
Iedereen die de pen hanteert
moet maar doen gelijk de bloem
lezers, ge weet wel die heeren
die links en rechts een beetje
gaan grasduinen en op een goe-
ten dag met een boek voor de
pinnen komen waar ze geen
regel eigenhandig in geschreven
hebben, maar waarop hun naam
toch prijkt.
Dat is de methode! En ik ben
vastbesloten ze voortaan ook toe
te passen.
Ziehier om te beginnen een
citaat uit een artikel van den
heer Haushofer, voor luttele
maanden verschenen in het
Zeitschrift fur Geopolltik*
«Nog in den wereldoorlog was
van de ridderlijke spelregels
van het oude Europa veel over
gebleven. Gevangenen zijn in
het algemeen niet uitgemoord;
de geaccrediteerde diplomaten
zijn ook uit vijandelijke landen
in het algemeen zonder schade
voor leven en gezondheid naar
huis gezonden. In de komenden
oorlog zullen de diplomaten
moeite hebben om naar huis te
komen en de dood uit de lucht
zal voor vrouwen en kinderen
geen halt maken.»
Verwacht nu niet van mij dat
ik aan deze regels eenige onge
paste beschouwingen ga vast-
knooven.
Zeker, wat die diplomaten be
treft, hun vertrek uit Duitsclv-
land en dit van hun Duitsche
collega's uit Engeland en Frank
rijk. is ditmaal wat ongewoon
in zijn werk gegaan. Men heeft
die heeren namelijk tegen elkan
der uitgewisseldgelijk tot hier
toe alleen met krijgsgevangenen
placht te geschieden... en inzake
den dood uit de lucht, die voor
vrouwen en kinderen geen halt
zal maken*, daar zou men mis
schien kunnen wijzen op 't geen
iv Polen gebeurt... maar ssst!..
Geen woord daarover!
Ik ben een objectief bloemle
zer, meer niet.