EVOLUTIE TIJDENS DE
JAREN ZEVENTIG
De S.P. en
de Rationalisatie
van het Onderwijs
LEDEN WERVEN!
DE EVOLUTIE VAN DE PENDEL
IN 1908 WAS HUYSMANS TE AALST
KANDIDAAT VOOR DE KAMÉRS
DE ACTIEVE BEVOLKING EN
TEWERKSTELLINGSTRUCTUUR IN HET
ARRONDISSEMENT AALST
Strijd gaat voort
De Achillespees van deze regering...
Redaktie Administratie Publiciteit: Houtmarkt, nr. 1 9300 AALST
TFT. 053-70.51.51 - Postrekening nr. 000-0952464-21
Maandabonnement: 40 F - Jaarabonnement: 450 F
Verantwoordelijke uitgever: Willie Vernimmen, Houtmarkt 19300 AALST
VERSCHIJNT IN ALLE GEMEENTEN VAN HET ARRONDISSEMENT
Vrijdag 21 maart 1980
42® jaargang nr. 12
Weekblad van de S.P
De Jongsocialisten stellen
vast dat het kongres van de
Vlaamse socialisten heeft
aangetoond dat de tendens
tot vernieuwing, democrati
sering en radicalisering van
de partij duidelijk aan kracht
heeft gewonnen.
De Jongsocialisten spreken
vooral hun tevredenheid uit
over de beslissingen inzake
de openheid van de partij,
het meer betrekken van
niet-mandatarissen bij de
partijwerking, het behoud
van de mogelijkheden van
de Jongsocialisten, het vrij
democratisch verloop van
het congres.
De Jongsocialisten moeten
echter vaststellen dat het
kongres van de Vlaamse so
cialisten slechts een eerste
aanzet heeft gegeven tot
vernieuwing en dat een ge
deelte van het traditionele
partijapparaat geen geloof
hecht aan de noodzaak van
democratisering en radicali
sering. Dit is ondermeer tot
uiting gekomen in de artike
len over de samenstelling
van het partijburo, de posi
tie van de vrouw in de partij,
de kumulatieregeling, de
verbinding tussen politieke
mandaten en verantwoor
delijke partijfuncties.
De Jongsocialisten zullen
dan ook verder blijven mili-
teren voor de uitbouw van
de Socialistische Partij tot
een werkelijk democrati
sche, zelfbeheerde aktiepar-
tij die de definitieve door
braak van het socialisme in
Vlaanderen mogelijk moet
maken.
Niet volledig ten onrechte noemde de C.V.P.-er Frank Swaelen
bij de regeringsverklaring en de bespreking die daarop volgde
het onderwijsbeleid de Achillespees van deze regering; ook
C.V.P. voorzitter Tindemans beklaagde zich in de Kamer over
het feit dat de Eerste Minister in zijn verklaring over het
regeringsbeleid niet over de onderwijspolitiek had gesproken.
De stellingname van deze twee C.V.P.-figuren moet ons tot
waakzaamheid aanzetten want «als de vos de passie breekt,
boer let op uw ganzen».
Ofschoon ons land, reeds zwaar getroffen door een diepe
economische crisis en verscheurd door communautaire tegen
stellingen, best spanningen op andere terreinen kan missen,
zal het onderwijsbeleid onvermijdelijk de volgende maanden
in de schijnwerpers van de politieke arena verschijnen. Twee
feiten zijn hieromtrent duidelijk richtinggevend:
1. De C.V.P. stelt haar eerstvolgend congres in het teken van
het onderwijs;
2. De S.P. organiseert op 7 en 8 juni a.s. te Brussel een
nationaal congres met volgende thema's:
onderwijs en opvoeding (politiek gezien)
onderwijs en opvoeding (socialistische visie)
het wetenschappelijk onderzoek.
Het is vanzelfsprekend dat ook onze federatie, liefst in samen
werking met V.S.O.P. en A.C.O.D., haar houding terzake zal
dienen te bepalen. Waarover gaat het nu in hoofdzaak? De
schoolpactwetten van 1973 en 1975 voorzagen in de uitvoer
ing van:
een schoolplichtverlenging;
rationalisatie van de onderwijsniveau's met de blokkering
en oprichting van het Waarborgfonds voor Schoolgebouwen;
vervoer onder gelijke voorwaarden van alle leerlingen;
oprichting van de Hoge Raad voor Pluralistisch Onderwijs;
personeelsstatuut van het gesubsidieerd onderwijs;
eenvormige regeling van de bekwaamheidsbewijzen van
de leerkrachten.
Volledigheidshalve dient er op gewezen te worden dat de
uitvoering van dergelijke belangrijke ontwerpen de goedkeu
ring van de schoolpactcommissie moeten krijgen, daar vol
gens schoolpactresolutie 30 het alleen aan deze commissie
toekomt, te oordelen of de schoolvrede al dan niet in het
gedrang komt. De rol van de regering in deze commissie is
alles behalve determinerend; zij kan er hoogstens de motor
van zijn.
Vruchteloos werd gedurende zeven jaar gepoogd een akkoord
over de hoger geciteerde materies tot stand te brengen. Met
uitzondering van het hoger niet-universitair onderwijs van het
lange type, waarvoor in 1977 via de wetten op de studies van
Industrieel Ingenieur en Architecten een minirationalisatie tot
stand kwam, is de rest in 1980 nog steeds niet uitgevoerd...
Midderwijl is een ontwerp van rationalisatie en programmatie-
plan voor het secundair onderwijs tot stand gekomen, dat
naar verluid de goedkeuring van de schoolpactcommissie
zou hebben gekregen. Vermits de essentiële verzuchtingen en
belangen van de twee grote ideologische strekkingen in ons
land door dit plan geraakt worden, lijkt het mij noodzakelijk,
zonder de details ervan weer te geven, toch even het grond
principe te schetsen.
Het realiseren van een betere regionale spreiding in leefbare
scholen, met een zo breed mogelijke waaier van studierichtin
gen, gekoppeld aan een kostenbeheersing, zie daar de grondi
dee van de rationalisatie.
Dit principe tot werkelijkheid omzetten in alle bestaande
onderwijsnetten zal beslist niet van een leien dakje lopen...
Alois Van den Bossche
Federaal Voorzitter
Het station van Denderleeuw speelt een belangrijke rol in het vervoer
van pendelaars uit gans het arrondissement
De jaren zeventig hebben een drastische wending gegeven aan het
sociaal-economische verloop en tevens ook aan de verwachtingen
die wij daaromtrent hadden gekoesterd.
De jaarlijks gepubliceerde statistieken inzake tewerkstelling van de
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (R.S.Z.) en van de Rijksdienst voor
de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (R.S.V.Z.) geven welis
waar een recent en vrij nauwkeurig overzicht van de werkgelegen
heid, doch wat betreft de beroepsbevolking of de actieve woonbevol-
king kan sinds 1970 enkel worden gesteund op prognoses. Boven
dien bevatten deze ramingen geen gegevens betreffende de kenmer
ken van beroepsbevolking (zoals o.m. de sectorale structuur, de
socio-professionele structuur, het onderwijsniveau, de mobiliteit der
arbeidskrachten, e.d.).
Dank zij een sociaal-economisch streekproefonderzoek van het Natio
naal Instituut voor de Statistiek (N.I.S.) bij ongeveer 7,5% van de
bevolking, is het thans mogelijk te beschikken over een aantal
belangrijke en recente gegevens betreffende de socio-economische
structuur van de beroepsbevolking in het arrondissement Aalst, die
sedert 1970 grondige wijzigingen onderging.
Wij zijn er ons uiteraard van bewust dat de gebruikte steekproefme-
thode beperkingen met zich brengt en dat nog niet alle gegevens van
dit sociaal-economische onderzoek voorhanden zijn.
De gegevens die nu bekend zijn, vonden wij belangrijk genoeg om ze
Lees door pag. 6
Op het Federaal Congres van het arrondissement Aalst bleek
eens te meer, dat onze Federatie van de BSP te weinig leden
heeft in vergelijking met andere arrondissementen van dezelf
de omvang.
ledereen dient zich er goed van bewust te zijn, dat de BSP -
binnenkort de SP - alleen macht kan verwerven als ze
behalve goede verkiezingsuitslagen kan steunen op een
uitgebreid ledenkorps. We weten ook dat vele mensen in de
waan verkeren dat ze «van de partij zijn» zodra ze zijn
aangesloten bij ons ziekenfonds, de vakbond, een wijkclub of
gepensioneerdenbond met eigen lidmaatschap.
Deze lidmaatschappen zijn in het kader van de Gemeenschap
pelijke Actie en van de werking in het algemeen van zeer groot
belang. Maar op het politiek vlak kunnen we geen resultaten
bereiken als bij de ledenwervingen onze partij over het hoofd
wordt gezien. Daarom heeft onze Federatie beslist dat elke
afdeling een belangrijke inspanning moet doen om in 1980
allen samen tot een toename van 1.000 leden te komen. Op 1
mei 1981 zullen de namen worden bekend gemaakt van de
afdelingen die in verhouding tot het aantal inwoners van hun
gemeente, het grootste aantal leden hebben aangeworven.
Ik doe hierbij een oproep tot iedereen om onze voorzitter van
de Federatie en het gehele Federaal Bestuur te steunen bij de
actie.
Voor 420 fr. per jaar (240 fr. voor gepensioneerden) wordt men
opgenomen in de partij wier verkozenen op deze wijze sterker
zullen worden gemaakt om de belangen van onze mensen en
van ons arrondissement te verdedigen! Laten wij ons allen
samen inspannen om de gestelde toename te bereiken!
Mare Galle
Minister van het
Vlaamse Gewest
Er is niet aleen een stijging van de
werkende beroepsbevolking maar
tevens is ook de mobiliteit van de
arbeidskrachten onbetwistbaar
toegenomen.
Het aantal van dezen, die dagelijks
reizen naar vast werkadres 5 keren
per week en meer, is van 1970 tot
1977 gestegen van 2.685.257 tot
2.782.257 personen, hetzij met cir
ca 100.000. De meesten daarvan
hebben de hoop opgegeven werk
in eigen streek te vinden.
Gedurende diezelfde periode,
heeft zich een dubbele belangrijke
wijziging voorgedaan, enerzijds
wat betreft de tijdafstand van de
woonplaats tot het werk en ander
zijds inzake het voornaamste ver
voermiddel dat gebruikt wordt om
zich naar het werk te begeven.
Tijdafstand
Er is onbetwistbaar een verbete
ring op het vlak van de afstand
spendel. Het aantal van de werkfo-
rensen die op minder dan 15 minu
ten van hun werkmilieu wonen is
gestegen met 150.000 arbeiders of
met 15%Ook de volgende groep,
tijdsafstand van 15 tot minder dan
30 minuten, is ook naar omhoog
gegaan met 40.000 personen.
Een daling wordt vastgesteld in de
groepen die nog altijd moeten be
schouwd als zijnde de slachtoffers
van de lange afstandspendel. Ver
geten we niet dat de tijdsafstand,
die wordt aangegeven, deze is van
het enkel trajekt.
Er zijn nog altijd 125.000 arbeiders,
die 1 uur tot minder dan 1.30 uur
nodig hebben om op hun werk te
geraken. Nog 40.000 anderen
staan voor een lange afstandspen
del van 1.30 uur tot minder dan 2
uur. Er is werkelijk een sociaal
onaanvaardbare pendel voor een
laatste groep van sukkels, 16.000
in aantal. Ze zijn 's morgens 2 uur
en meer op de weg en hebben 's
avonds dezelfde tijdsafstand nodig
om terug thuis te geraken.
Het is een kleine troost te kunnen
vaststellen dat in vergelijking met
1970, het aantal arbeiders van de
ze drie groepen respectievelijk ver
minderd is met 10%, 13% en 28%.
Met de wagen naar het werk
De verbetering inzake lange af
standspendel naar tijdsduur werd
blijkbaar niet overwegend bepaald
door een teruggang van het aantal
tewerkgestelden in verafgelegen
plaatsen, maar werd sterk be
ïnvloed door de gewijzigde ver
plaatsingsmogelijkheden. De auto
als bestuurder of als medereiziger
heeft andere vervoermiddelen ge
deeltelijk verdrongen.
Het gebruik van de auto is geen
aanduiding van het benutten ervan
voor eerder grote afstanden. Voor
de pendel over een tijdsduur van 1
uur en meer is vooral het spoor het
dominerend vervoermiddel ge
bleven.
Meer dan de helft, 52% van het
aantal werkforensen, verplaatsen
zich met de wagen. In 1970 was
het 43%. Met de fiets doen nog
13% de verplaatsing, maar het is
nog 30% in West-Vlaanderen en
meer dan 20% in Oost-Vlaande-
ren. Bus, metro en tram komen op
de derde plaats met 12%. Er zijn er
nog 10% die het te voet doen.
Het spoor vooral heeft een belang
rijk deel van zijn klienteel verloren.
Van 17,3% in 1970 is het terugge
vallen tot 8,7%.
Pendel naar Brussel
Van de verschillende pendelstro
men in ons land is deze naar Brus
sel veruit de belangrijkste. Het aan
tal arbeiders tewerkgesteld in de
Brusselse agglomeratie ligt heel
wat hoger dan te Brussel wonende
beroepsbevolking. Van de buiten
Brussel wonende bevolking pende
len circa 9% dagelijks naar de
hoofdstad.
Het is vooral na de tweede wereld
oorlog dat het aantal pendelaars
naar Brussel is gaan stijgen. Er
waren er slechts 11.000 in 1896,
27.000 in 1910 en 65.000 in 1930.
Daarna kwamen we rap boven de
honderdduizend, nl. 133.000 in
1947, 190.000 in 1961, 246.000 in
1970 en 285.000 in 1977. De Brus
selse forensen komen uit alle delen
van het land.
Lees door pag. 6
Ik wil voor een keer afwijken van
de sociaal ekonomische kroniek
om mijn steentje bij te dragen
voor het aanleggen van een ar
chief over de socialistische ar-
beidsbeweging in het arrondis
sement.
In de aanvang van de XXste
eeuw hebben Camille Huysmans
en Albéric De Swarte een plaats
ingenomen in de geschiedenis
van het socialisme in de Dender
streek. Ze hebben beiden een
belangrijke rol vervuld.
Ik herinner me nog in 1927 aan
wezig te zijn geweest toen Camil
le Huysmans, als Minister van
Openbaar Onderwijs, naar Ge-
raardsbergen kwam om de op
richting van een rijksmiddelbare
school te bespreken. Tijdens het
onderhoud, deed hij met een ze
kere humor opmerken dat het
niet de eerste maal was dat hij
naar onze Denderstreek kwam.
Hij was reeds voor de eerste
wereldoorlog meetings komen
houden te Geraardsbergen, in de
omliggende gemeenten als ook
in de andere steden van het ar
rondissement Aalst. Hij kwam
toen als kandidaat volksverte
genwoordiger.
Uit het boek van Denise De
Weerdt en Wim Geldolf «Camille
Huysmans Geschriften en Docu
menten» neem ik het volgende
over.
«Voor de verkiezingen van 27
mei 1906 was Camille kandidaat
te Brussel, maar hij bracht het
slechts tot opvolgend lid. Hij
werd voor de verkiezingen van
24 mei 1908 te Aalst voorgedra
gen, daar zijn kandidatuur te
Brussel niet mogelijk bleek, zelfs
niet met de steun van de groep
Halle-Vilvoorde. Huysmans be
reidde deze sprong voor op het
einde van 1906 door in contact te
treden met Alfred Nichels, toen
malig partijsecretaris te Aalst. Hij
leidde de verkiezingen te Aalst
samen met Alfred Nichels.
De strijd was zwaar, want er
waren gewichtige tegenkandida
ten, o.m. Woeste en priester
Daens. De liberalen en de
socialisten hadden met het oog
daarop een kartel gesloten,
waarbij elke partij voor haar ei
gen kandidaten zou stemmen.
Lees door pag. 6