dINN
t NL A NI/ -
Plaatsing van
discussiepunt in
GSM-masten ook
Vlaams Parlement
Dl Al Al
C Al 1 il Al IA
4 23 februari 2001 - "Voor Allen"
In het Vlaams Parlement
wordt een resolutie voorbereid
over de inplanting van GSM-
masten. De bevolking en dus
ook diverse parlementsleden,
stellen zich hierover immers
vragen. Uit de actiecomités
die in verband met dit pro
bleem overal worden opge
richt, blijkt dat er grote onge
rustheid heerst bij de-publieke
opinie.
Wat zijn de voornaamste rede
nen voor deze ongerustheid?
Ten eerste wordt de bevolking
telkens weer voor voldongen
feiten geplaatst. De beslissing
om een GSM-mast te plaatsen
wordt genomen door een
schepencollege of, soms tegen
de wil van de gemeente in,
door een hogere instantie.
Ten tweede worden GSM-
masten vaak ingeplant op
plaatsen die voor de bevolking
onlogisch lijken. Met alterna
tieve voorstellen wordt geen
rekening gehouden. De plaat
selijke beleidsverantwoorde
lijken zijn, vooraleer zij een
vergunning geven, niet ver
plicht om een milieueffecten-
rapport (MER) op te stellen of
om de bevolking te informe
ren.
Ten derde is er onzekerheid
over de mogelijke gevolgen
voor de gezondheid. Studies
en adviezen hierover spreken
elkaar tegen. Inmenging van
de opdrachtgevers bepaalt
vaak dé resultaten van derge
lijke studies. Tot dusver is nog
niet bewezen dat de straling
van GSM-masten schadelijk
dan wel onschadelijk is.
De vraag wie verantwoorde
lijk is voor de inplanting van
GSM-masten - en voor de
eventuele gezondheidsrisico's
ervan - is bijzonder ingewik
keld. Het heeft geen zin om de
verantwoordelijkheid door te
schuiven naar de lokale bestu
ren, want ook verschillende
ministers op Vlaams en fede
raal niveau dragen hiervoor
verantwoordelijkheid: de
Vlaamse ministers bevoegd
voor leefmilieu, gezondheid
en ruimtelijke ordening en de
federale ministers bevoegd
voor telecommunicatie en
volksgezondheid.
Er ontbreekt dus een duidelij
ke en handhaafbare regelge
ving. De diverse overheden
nemen hierover een verschil
lend standpunt in. Zowel de
ministers in de federale rege
ring als de gewestregeringen
bereiden een voorstel voor tot
het opstellen van normen
waaraan GSM-masten moeten
voldoen. Ook de Europese
Unie (EU) en de Wereldge
zondheidsorganisatie (WHO)
bereiden hierover aanbevelin
gen voor. Er worden dus heel
wat normen voorbereid, maar
de implementatie ervan wordt
pas in de periode 2002-2005
vooropgesteld.
Intussen worden steeds meer
GSM-masten geplaatst. Indien
er nog een operator op de Bel
gische markt actief zou wor
den, zal ook deze op zijn beurt
masten of antennes bijplaat
sen. Vooral instellingen die
geld nodig hebben, zullen eer
der geneigd zijn om hiervoor
toelating te geven: internaten,
kinderkribbes, sociale wo
ningbouwmaatschappijen,
kerkbesturen. Dit alles ge
beurt zonder MER. Een MER
biedt nochtans de mogelijk
heid om te controleren of de
locatiebepalingen wel vol
doende zorgvuldig is gebeurd
en dwingt bovendien de open
baarheid van bestuur af, waar
door de burgers meer betrok
ken worden bij het probleem.
Ten vierde hebben GSM-mas
ten niet alleen gevolgen voor
de volksgezondheid, maar ook
voor de ruimtelijke ordening.
Volgens de meest recente
norm is een vergunning nodig
indien een mast meer dan 40
meter hoog is. Die norm is
echter niet sluitend, want voor
antennes die men op hoge ge
bouwen plaatst, waardoor de
totale hoogte van gebouw en
antenne de 40 meter over
schrijdt, geldt deze regel niet.
Het plaatsen van GSM-masten
in open ruimte lijkt weinig
respectvol voor het milieu,
maar soms moet men een keu
ze maken tussen milieu en ge
zondheid.
Ten vijfde is er een schrijnend
gebrek aan controle. Hoeveel
zendmasten zijn er, hoe krach
tig zijn ze en waar zijn ze in
geplant? Een inventaris die op
deze vragen antwoord zou
moeten geven is er niet. Voorts
heeft de huidige beperkte con
trole van GSM-masten, uitge
voerd door het Belgisch Insti
tuut voor Post en Telecommu
nicatie (BIPT), enkel betrek
king op de effecten ervan op
de omgeving van de zendmast
en niet op de mensen die er
wonen.
In afwachting van een sluiten
de wetgeving over de inplan
ting van GSM-masten is het
nodig dat men nu al een gam
ma aan aanbevelingen formu
leert. Hierbij kan men uitgaan
van het voorzorgprincipe - de
Verklaring van Rio indachtig -
en voorlopig stellen dat een
GSM-mast zich op minstens
300 meter van bewoond ge
bied moet bevinden.
Minister Vera Duo onderlijnt
dat deze problematiek bijzon
der complex is. Het probleem
van de impact van GSM-mas
ten op de ruimtelijke ordening
en de volksgezondheid is ont
staan, doordat iedere GSM-
gebruiker verwacht altijd en
overal zijn toestel te kunnen
gebruiken. Bovendien moet
men niet alleen wijzen op de
mogelijke gezondheidsrisico's
van GSM-masten, maar ook
op de volgens sommigen veel
ernstiger risico's van GSM-
gebruik. Het verschil is dat het
iedereen vrij staat al dan niet
gebruik te maken van een
GSM, maar dat niemand er
voor kiest om vlakbij een
GSM-mast te wonen.
Op wetenschappelijk vlak be
staan er zeer veel tegenstrij
digheden. In Vlaanderen wijst
één deskundige op de gevaren
die er ook bij zeer lage volta
ges zouden bestaan. Deze we
tenschapper heeft zijn stelling
uitgebreid geargumenteerd
voor de Hoge Raad voor
Volksgezondheid, die de norm
heeft aanvaard en op zijn beurt
minister Aelvoet heeft geadvi
seerd. De internationale stu
dies, o.a. van de WHO, zijn
geruststellender, De WHO
stelt 40,2 volt als maximum.
Deze norm houdt ook reke
ning met het voorzorgprinci
pe, wat ook verklaart waarom
andere wetenschappers nog
hogere normen hanteren.
Deze tegenstrijdigheden be
moeilijken de taak van de po,-
litiek verantwoordelijken. In
het Waals gewest werd een
norm van 3 volt opgelegd. In
het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest had men ook die in
tentie, tot bleek dat deze norm
daar bijna overal overschreden
wordt. De meetwaarden in
Vlaanderen schommelen tus
sen 1 en 5 volt.
Een extra complicatie is dat de
metingen uiteenlopen. Dit be
moeilijkt ook het opleggen
van afstandsnormen. Site-sha
ring, het gebruiken van een
mast door meerdere operato
ren is interessant vanuit het
oogpunt van ruimtelijke orde
ning, maar doet wel het volta
ge stijgen. Het zou wel haal
baar zijn voor België, indien
men vasthoudt aan de afge
sproken 20 volt-norm. Het
gaat om een logaritmische
waarde, de voorzorgsfactor
van de Belgische norm is dan
ook viermaal groter dan de
WHO-norm van 40 Volt, Bel
gië is overigens het enige land
dat afwijkt van de WHO-
norm.
De minister is geen voorstan
der van een MER of een mi
lieuvergunning voor GSM-
masten. Er is uitgebreid gedis
cussieerd over de vraag wie
verantwoordelijk was voor de
pyloon. Volgens één strekking
is een pyloon een product.
Productnormen behoren tot de
federale bevoegdheid, terwijl
emissienormen een geweste
lijke bevoegdheid zijn. Minis
ter Aelvoet - hierin bijgetre
den door de Raad van State -
verdedigde echter de thesis
dat zij bevoegd is voor het op
leggen van blootstellingsnor
men.
Er bestaat nu een federale ge-
zondsheidsnorm. Het Vlaamse
gewest is bevoegd voor de
bouwvergunning met inbegrip
van eventuele afstandsnor
men. De Minister wenst hier
aan geen MER te koppelen,
maar wel een meldingsplicht.
Het BIPT heeft zich geënga
geerd om uitgebreide metin
gen voor en na het plaatsen
van een GSM-mast en om de
ze gegevens door te geven aan
de gewesten. Ook het plaatsen
van masten zal strenger ge
controleerd worden.
Het was initieel de bedoeling
van federaal minister Aelvoet
om bepalingen over de afstand
en een differentiatie naar de
verschillende bevolkingsgroe
pen op te nemen in de norm.
Experts waren echter geen
voorstander van afstandsnor
men. Een differentiatie naar
bevolkingsgroepen zou de
argwaan bij de bevolking nog
vergroten. Daarom pliet de
minister om één enkele norm
te hanteren, die uitgaat van de
belangen van zwakste bevol
kingsgroep en op de hele be
volking wordt toegepast.
De commissie Leefmilieu,
Ruimtelijke Ordening in het
Vlaams Parlement heeft dan
ook de drie bevoegde Vlaamse
ministers - minister Vogels,
minister Van Mechelen en mi
nister Dua - een standpuntbe-
paking gevraagd over moge
lijke initiatieven die het
Vlaamse gewest, in aanvulling
op de federale norm, zou kun
nen nemen.
Jacques TIMMERMANS
Voorzitter commissie
Leefmilieu, Natuurbehoud en
Ruimtelijke Ordening in het
Vlaams Parlement