BINNENLAND De zware ontploffing in Toulouse 4 26 oktober 2001 - "Voor Allen" In de commissie Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening van het Vlaams Parlement werd op 24 september 2001 van gedachten gewisseld over de preventie in zake zware bedrijfsongelukken (cf. Toulouse). De aanmaak of opslag van ge vaarlijke producten heeft be trekking op de zogenaamde Sevesoproblematiek. Een aantal feitelijke gegevens over de lig ging van de met AZF (Toulou se) vergelijkbare productie-een- heden in Vlaanderen kunnen worden versterkt. Dit geldt ove rigens ook inzake de informatie over de veiligheidsmaatregelen, een aspect dat eveneens inte graal tot de bevoegdheid Leef milieu behoort. Wat de aspecten Leefmilieu be treft, wordt gesteld dat 'De Seveso Il-richtlijn (en het Belgische Samenwerkingsak koord dat deze richtlijn omzet), kent twee categorieën van be drijven. Hoge-drempel-Seveso- bedrijven moeten o.a. een vei ligheidsrapport opstellen. Lage- drempel-bedrijven zijn kennis- gevingsplichtig. In Vlaanderen zijn er twee Seveso-bedrijven die veilig- heidsrapportplichtig zijn om wille van de aanwezigheid van ammoniumnitraat of meststof fen op basis van ammoniumni traat in hoeveelheden die de ho ge drempel overschrijden. Dit zijn bedrijven die werken met een vergelijkbare hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen dan het bedrijf AZF in Toulouse. Beide veiligheidsrapportplichti- ge bedrijven, BASF in de haven van Antwerpen en Oiltanking Gent, bevinden zich in een in dustriezone die ver verwijderd is (een tiental kilometer) van de dichtstbijzijnde agglomeratie. Op dit moment weten we niet hoeveel Seveso-bedrijven de bedoelde stoffen opslaan in hoeveelheden boven de lage drempel. De regelgeving die dit soort bedrijven verplicht om een kennisgeving aan de over heid over te maken werd nog maar onlangs van kracht (Sa menwerkingsakkoord gepubli ceerd in het Belgisch Staatsblad van 16/06/2001). Momenteel zijn er in Vlaande ren in totaal 99 hoge-drempel- Seveso-bedrijven die eventueel een zwaar ongeval met chemi sche stoffen kunnen veroorza ken. Sommige ervan kunnen potentieel een even zwaar onge val veroorzaken als dat in Tou louse. Voor 63 van die bedrijven is er een (omgevings)veiligheidsrap- port opgesteld dat de risico's onderzoekt en beschrijft. Dit rapport werd gevoegd bij de aanvraag voor een milieuver gunning. Het behoort tot de taak van de vergunningverle nende overheid deze risico's in te schatten en uit te maken of ze al dan niet aanvaardbaar zijn. Dit rekening houdende met alle mogelijke (o.a. sociaal-econo mische) factoren, waaronder de noodzaak inzake het bewaren van voldoende afstand. In het veiligheidsrapport wor den ook de mogelijke domino effecten naar omliggende be drijven onderzocht. De Vlaam se overheid legt sinds enkele ja ren de nadruk op onderlinge af spraken tussen bedrijven die in de effectzone van de ongevallen liggen. Daarnaast bevat Vlarem II af- standsregels inzake de opslag van gevaarlijke stoffen en gas sen. De oorzaak van het ongeval in Toulouse is nog niet vastge steld. Deze kwestie heeft, voor wat betreft de verklaring van de omvang van de ramp evenwel minder belang. Dit in tegenstel ling tot de ligging van het be drijf. In heel wat gevallen kunnen ontwikkelingen of factoren die extern zijn aan het bedrijf bij dragen aan een mogelijke cata strofale omvang van een onge val. Soms werden al eerst wo ningen of woonzones toegela ten in de (onmiddellijke) omge ving van dergelijke bedrijven, soms door onwetendheid, soms door onwil van de bevolking of plannende overheid. De Seveso II richtlijnen (96/82/EG) heeft hierop inge grepen. Artikel 12.1 van deze richtlijn bepaalt o.a. 'De lidstaten dragen er zorg voor dat de ten doel gestelde preventie van zware ongevallen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen in hun beleid inzake de bestem ming of het gebruik van de grond en/of in andere toepasse lijke takken van het beleid in aanmerking wordt genomen. Ze streven de verwezenlijking van die doelstellingen na door toezicht op: a) de vestiging van nieuwe inlichtingen; b) de in ar tikel 10 bedoelde wijzigingen van bestaande inrichtingen; c) nieuwe ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen zoals verbindingswegen, openbare lokaties, woongebieden, wan neer de plaats van vestiging er van of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar onge val kunnen vergroten of de ge volgen ervan ernstiger kunnen maken.' De richtlijn legt de lidstaten verder op om in hun beleid re kening te houden met de nood zaak om op een lange-termijn- basis voldoende afstand te be waren tussen Seveso-bedrijven enerzijds en woongebieden, door het publiek bezochte ge bieden, waardevolle natuurge bieden en bijzonder kwetsbare gebieden. In het Samenwerkingsakkoord wordt terecht gesteld dat de ge westen volledige bevoegdheid hebben over ruimtelijke orde ning en dus alle wetgeving daar rond door hen moet worden geïnitieerd. Binnenkort zal een ontwerp van MER-VR-decreet milieueffec ten- en veiligheidsrapportage aan het Vlaams parlement wor den voorgelegd. Dat decreet voorziet onder meer in de op maak van een nieuw in strument, nl. een 'ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR)'. Een RVR moet worden opgesteld wanneer een ontwerp van Ruimtelijk Uitvoeringsplan ter tafel ligt waarvoor een verband bestaat met een Seveso-inrich- ting. De cel Veiligheidsrapportage van de Afdeling Algemeen Mi lieu- en Natuurbeleid van AMI- NAL zal instaan voor de inhou delijke opvolging van dit instru ment. In het MER-VR-decreet wor den de inhoudelijke aspecten van het RVR geregeld. Het RVR-luik van het ontwerpde creet zal" evenwel slechts in werking treden wanneer proce durele aanpassingen zijn ge beurd aan het decreet Ruimte lijke Ordening. In het Samenwerkingsakkoord (artikel 35) is voorzien in een geregeld overleg tussen de ge westen en de federale ministe ries die betrokken zijn bij de (arbeids)veiligheid en de nood- planning. Het Vlaams Gewest heeft hierin een trekkersrol ge speeld en is nog steeds actief medewerker van dit overleg.' In hoofde van de bevoegdheid Ruimtelijke Ordening kan in derdaad worden bevestigd dat er ter zake een samenwerkings akkoord bestaat tussen de fede rale staat en het gewest dat het grootste deel van de problema tiek regelt. Met betrekking tot de Ruimte lijke Ordening hangt de rege ling samen met het vooront werp van decreet betreffende de milieueffecten- en veiligheids rapportage. In dit voorontwerp wordt een regeling voorzien in zake de ruimtelijke uitvoerings plannen waarbij in bepaalde ge vallen een veiligheidsrapport zal moeten opgemaakt worden voorafgaandelijk aan het ruim telijk uitvoeringsplan. Dit vei ligheidsrapport heeft tot doel om na te gaan welke bedrijven kunnen toegelaten worden in bepaalde gebieden en met wel ke risico-contouren rekening moet worden gehouden. Het is tevens de bedoeling om bij elk nieuw gewestelijk ruim telijk uitvoeringsplan na te gaan of Seveso-bedrijven kunnen toegelaten worden. Is dit niet het geval dan zal dit ook vastge legd worden in bestemmings voorschriften. In overleg met de bevoegde ambtenaren voor de veiligheidsrapportage van AMINABEL wordt door de ad ministratie Ruimtelijke Orde ning nagegaan hoe de bestem mingsvoorschriften voor grote of voor kleine Seveso-bedrijven zouden kunnen uitgewerkt wor den. Vooruitlopend op de nieuwe de- cretale regeling inzake veilig heidsrapportage was voorge steld AMINABEL reeds toe te voegen in het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 2001 tot aanwijzing van de ad ministraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen. Op advies van de Raad van State (advies nummer 31.288/1 d.d. 22 maart 2001) gebeurde dat uiteindelijk niet omdat er nog geen uitzicht was op de precieze inhoud van het decreet. Dit neemt niet weg dat alle betrokken partijen prin cipieel akkoord zijn om AMI NABEL toe te voegen aan de lijst van adviesinstanties. Even wel wordt er - om te voorkomen dat AMINABEL voor ieder ruimtelijk uitvoeringsplan ad vies moet geven - heden tussen AROHM en AMINABEL naar de beste benadering gezocht. In afwachting van de resultaten van betreffend overleg is er (nog) geen initiatief genomen om ter zake het besluit be treffende de adviesverlenende instanties aan te passen. Via informele afspraken tussen de administratie Ruimtelijke Ordening en AMINABEL wordt evenwel toegezien op de ze problematiek. Immers, in af wachting van een definitief de creet betreffende de milieuef fecten- en veiligheidsrapporta ge wordt nu reeds voor de ge westelijke ruimtelijke uitvoe ringsplannen aan de bevoegde ambtenaren voor de veilig heidsrapportage van AMINA BEL gevraagd of er grote of kleine Seveso-bedrijven zijn op het geografisch gebied dat gevat is door het ruimtelijk uitvoe ringsplan. Daarnaast wordt de afdeling ook uitgenodigd op de plenaire vergaderingen. Verder wordt er in het overleg tussen AMINABEL en de ad ministratie (AROHM) gezocht naar een goede formule om ge meenten, provincies en het ge west informatie te geven over de ligging van grote en kleine Seveso-bedrijven. Bij prioriteit wordt dit gedaan voor de grote Seveso-bedrijven. Dit heeft tot doel de initiatiefnemer bij de opmaak van een ruimtelijk uit voeringsplan in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren over de specifieke lokatie van deze bedrijven. Gelet op wat voorafgaat meen ik dan ook te mogen stellen dat - ondanks het feit dat de nieuwe decretale regeling inzake veilig heidsrapportage zich in een voorontwerpfase bevindt eu het feit dat AMINABEL (nog) niet fungeert op de lijst van advies instanties - AMINABEL door de administratie Ruimtelijke Ordening (systematisch) wordt geconsulteerd voor informatie over bestaande Seveso-bedrij ven en de in aanmerking te ne men risico-contouren. Jacques Timmermans Voorzitter Commissie Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 2001 | | pagina 4