Vooraleer over te gaan tot dn bespreking der verschillende prestaties, schijnt het ons niet van belang ontbloot, een paar punten uit de alge- nieene statuten van het Landjuweel in herinne ring te brengen en de wijze waarop de jury haar moeilijkeen kiesche taak opvatte, te be lichten. Ditmaal waren de beroepsakteurs van beider kunne uitgesloten geworden, wat voor den vo- rigen prijskamp niet het geval was. Inderdaad toen mochten tooneelspeelsters, die deel uit maakten van een vast gezelschap hun mede werking aan maatschappijen verkenen. Daar het vooralsnog niet mogelijk lijkt, datveree- nigingen optreden zouden met eigen vrouwe lijke krachten, werd nogmaals uitzondering gemaakt voor de betaalde, onafhankelijke ac trices, die als lid in een syndikaat mochten ingeschreven zijn. In een der artikels van de verordeningen ter regeling van dezen wedstrijd, wordt er uitdruk kelijk op gewezen, dat de vertooning het trouwe beeld moet zijn van de waarde eener rederij kerskamer. Verder besloot de jury geen rekening te hou den met de kunstwaarde der opgevoerde stuk ken, die alle door de toezichtskommissie waren aanvaard geworden. Wel zou er nagegaan worden of het werk gekozen werd in overeen stemming met de krachten waarover de veree- niging voor de opvoering kon beschikken. Verder diende dan de vraag onderzocht of de vertolking het stuk gediend had of niet, kortom of de intenties van den auteur volledig werden weergegeven. Eerst nadien zou worden overgegaan tot het becritiseeren der afzonder lijke prestaties in hun. verband tot het geheel. Bij de beoordeeling van het optreden eener maatschappij, die twee stukken op haar pro gramma had gebracht zou de kunstavond in fijn geheel beschouwd, in aanmerking komen voor mogelijke klasseering. We willen er hier terloops nog op wijzen, dat de jury, nog vóór ze een brief van den eerst opfredenden mededinger den Willem Ogiers- kring ontving, bij het beoordeelen van het werk door deze maatschappij gepresteerd,reke ning had gehouden met de moeilijkheden, welke noodlottig, aan het eerst bespelen van een pas voltooid tooneel verbonden zijn. De Willem Ogierskring van Antwerpen, trad op met Eerloosdrama in Dbedrijven door W. G. van Nouhuys en De Glimlach van den Faun, spel in 1 bedrijf, uit het Kransch van Andre Rivoire, vertaald doorM. Sabbe. Toen deze vereeniging er toe besloot Eerloos op te voeren zal ze zich wel niet voorgesteld hebben, daardoor op eenige wijze bij te dragen tot vernieuwing van het repertorium. Het stuk behoort al jaren tot het courante speelplan van alle maatschappijen. Een der juryleden merkte op, dat het kan gerangschikt worden in die reeks van drama's, welk zóó spoedig verouderen dat men, enkelen tijd later, zelf verbaasd staat wijl men niet begrijpt hoe men ze eens bewon deren kon De vertolkers van den Willem Ogierskring schijnen er niet eens te hebben over nagedacht of het niet mogelijk was, door een origineel spel, nog wat kleur aan de vele vale plekken in het stuk te geven. Er was over het algemeen eerder een voorliefde voor liet melodramatische in de uitbeelding waar te nemen. Eerloos werd gespeeld op de meest tra- ditioneele manier, d. i. zooals gewetensvolle liefhebbers het vroeger reeds honderd maal deden. Een eerzame middelmaat werd zelden overschreden. In de teekening der verschillende figuren ontbrak over het algemeen een persoonlijke conceptie. Verschillende spelers gaven den indruk angstvallig uit te voeren, wat hun door de leiding was opgelegd. Daardoor werd het spel niet tot een meeleven der actie. Het sche matische van Van Nouhuys'menschen bleef behouden, werd niet aangevuld door de eigen levenservaring der acteurs. Niet het aandikken van dramatisch aandoende trekken kan er toe bijdragen <>m een indruk van echt-levende menschelijkheid te wekken. Zoo groeide de rijksontvanger van den Heer Verslraete.die zich evenwel als een verdienstelijk speler deed gel den, niet bo /en het gewoon convenlionneele uit. Het militaire in houdingen voorkomen van den H. Van de Putte (de-luitenant) deed theatraal aan. Toch gaf hij in de detailleering zijner rol blijken van kunnen. Degelijk karakteriseerend werk presteerde Mej. Mertens(Emma Ilahna)en ook Mej. Segers trof vaak den juisten toon als Anna. M. Van Damme (Antoon Bosman) zette de min-goede tradities dergewone liefhebberij voort en bracht hierdoor de homogeneïteit hij pooien in het ge drang. Wei werd er nogal natuurlijk geconver seerd in een betrekkelijk zuivere taal, welke echter niet heeleinaal van dialectische smetten vrij bleef: De Glimlach van den Faun, dat met sierlijk heid in een vlug tempo dient te worden vertolkt, werd op sommige momenten uitgebeeld als een realistische schets. De teere poëtische atmosfeer, die het gebeuren omwaast, was uiteengereten. Het leek of er voor de ojitredenden enkel een eerste plan bestond. Den markies (M. Van Damme) mangelde het aan distinctie. Pascal (M. Van de Putte) mocht gratievoller zijn. Mej. Segers speelde met luchtigheid de rol van Rose. Maar het ontbrak haar aan argeloosheid. Scherp van lijn en pittig als karakteriseering bleek de uitbeelding van den H. Verstraete als Francois. De Broedermin van Brussel, speelde Onder Een Dak, tooneelspel in drie bedrij ven, door Jan Fabricius en Onder Ons, drama tisch tafereel van M. Emants. Alhoewel, in Onder Een Dak, langs den kant der mannen geen enkele uitbeelding volledige voldoening schonk, gjoeide het geheel toch tot een betrekkelijk sterke en getrouwe weergave van het dramatischeconflict zooals de auteur het in zijn ontwikkeling schetste. Er werd een homogeen ensemble bereikt, dat nog gesterkt werd door een keurige toonoelsehikking. Van den stijfhoofdigen vader maakte de II. Bogaerts een brok stugge werkelijkheid, die hij wist vol te houden tot in de oindtooneelen, wanneer door de harde korst het milde gevoel heenhreekt. Die overgang werd Hink weergegeven. Tegen een neiging om naar ouderwelschen trant te acteeren zij hier toch even gewaarschuwd. Wolter (M. Tessens) was de opvliegende boer, in koppigheid zijn vader gelijk. Maar in deze uitbeelding misten we vooral die schakeeringen waardoor de keuze der steedsche Dora begrij pelijk wordt voor het publiek. M. De Jong had nog meer reliëf kunnen geven aan zijn weer gave van den pedanten schoolfrik, M. Patteet speelde met natuurlijke losheid de rol van Jan wiens grappigheid hij nochtans geen eigenaar dig karakter wist te geven. Het heele stuk door bleef de notaris zwak. Dora was Mej. Van Harneveldt. Zij speelde met groote soberheid, slaagde er toch in sterk te ontroeren en voortdurend te boeien. Heur Dora uitbeelding bezat eenvoud en gratie. Er zat groeikracht in haar vertolking, die gesteund bleek op een scherpe ontleding van het uit te beelden karakter. In het derde bedrijf kwam het dramatisch temperament der speelster tot volle ontplooiing, zonder dat daardoor de warme levensechtheid maar een enkel oogenblik in het gedrang geraakte. We hadden Lena (M.Rouma) graag wat minder modieus en eenigszins snib- biger gezien. Dan zou deze anders meer dan gewoon-verdienstelijke prestatie, gewis aan dramatische kracht gewonnen hebben. Mevr. De Deken gaf een treffende uitbeelding van het zeurige Antje te zien een levendige tegenstel ling tot dien grapjas van een Jan. Meer natuur lijke naieveteit zou de prestatie van Mej. Log man niet ontsierd hebben. Bijwijlen werd de eenheid der uitspraak door een Vlaamsch tintje in gevaar gebracht. Het spelen van Onder Ons, waarin de rejilie- ken elkaar met groote snelheid moeten kruisen en elk gezegde een spontaan reageeren is op het geen onmiddellijk voorafgaat, leek te zwaar een taak voor deze spelers. Er ontbrak distinc tie en natuurlijkheid in de conversatie, waaruit de geestigheid moet opvonkelen, wat maar uiterst zelden het geval was. Voor Taal en Vrijheid van Aalst had zich gewaagd aan het vertolken van een van Von- del's treurspelen Jo^ef in Dothan. Terloops wezen we reeds op de hooge ver diensten van deze poging om den grootsten on zer klassieken nader te brengen tot de massa. Voor Taal en Vrijheid heeft bewezen dat ook dilettanten, die zich willen onderwerpen aan de strenge tucht van een bevoegd leider, hetzgn. klassiek repertorium mogen aandur ven. De in vele ojizichten merkwaardige pre- statie van Voor Taal en Vrijheid was in de eerste plaats de vrucht van de hardnekkige werkzaamheid door den spelleider, Dr J. O. De Gruyter, bij de instudeering blijkbaar aan den dag gelegd. Zijn opvattingen waren het die aan deze vertooning een zeer speciaal karakter leenden. Dr De Gruyter maakte van Jozef in Dothan, waarin de passieve en elegisch aangelegde Jo zef de hoofdfiguur is, de tragedie van Ruben, in wiens gemoed een strijd wordt gestreden zóó menschelijk, dat daardoor "het heele gebeuren veel dichter komt te staan bij het meer gewone gevoelsleven van den doorsnee-toeschouwer en ook begrijpelijker wordt voorde massa. Dr De Gruyter heeft er naar gestreefd het eeuwig- menschelijke dat van alle tijden is, zooveel mogelijk naar voren te brengen. In de Vondeliaansche tragedie onderscheidt hij twee elementen het menschelijke en het hemelsehe. Dit laatste is vertegenwoordigd door de engelen en door Jozef, waarin de regisseur terecht de preafiguratie van Christus ziet. Daar om draagt hij ook op het tooneel het traditio— neele bijbelsche kleed. Het aardsche motief wordt geïncarneerd door de overige broeders, die op zeer realistische wijze gestoken zijn in ana chronistische gewaden van Vlaamsche boeren een procédé, dat aan den Breughel der Kin dermoord en aan al onze volksche voorstellin gen van het groote Christus-drama herinnert. In overeenstemming met deze opvatting ver deelde de regisseur de speelruimte in twee dee- len Het voortooneel suggereert - aldus Dr De Gruyter in zijn inleidend woord - door zijn strakke onveranderlijkheid, zijn groote, rustige kleurenvlakkon, wit, blauw en goud, de hooge hemelsehe vrede. Dit is de hoogte waarop zich de engelen bevinden, onbeweeglijk verheven op hun voetstuk, waarvan de koele strakheid, het bont-bewogen gebeuren op het achtertooneel blijft omlijsten als een veilige belofte. Het achtertooneel stelt nu eens het diepgele gen dal voor, waar zich de drooge put be vindt, waarin Jozef om te beginnen wordt neer gelaten, dan weerde heuveltop waar Jozefs broers, bij 't weiden van hun kudden mekaar voor hun maaltijden ontmoeten. Zoo beproefde de regie atmosfeer te scheppen, niet door de getrouwe weergave van een be paald milieu of een op historische gronden on aanvechtbare teekening van bepaalde personen, doch door al haar krachten te richten op dit ééne doelde kern van het drama naar buiten en binnen het bereik van den toeschouwer te brengen Dergelijke opvatting kan aanleiding geven tot liet formuleeren van bezwaren, al was het maar het volgendedat de Vondeliaansche geest geweld werd aangedaan. Aan het zgn. realisti sche element wordt door den dichter veel min der aandacht geschonken dan aan 't symbolisch karakter van Jozefs lijden als voor-verbeelding van Christus' calvarie. Het gaat eigenlijk niet op den christelijken Renaissancedichter, die de bekeerling Vondel was, een Breugheliaansche

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Taal en Vrijheid | 1922 | | pagina 2