TerOverweging
De DijkgraYen
Orgaan tier Christene Volkspartij.
oooooooooooooo
osososoaosoaoao
Na achtien maanden
Vrede
Zondag 25 HpHi isc'ó.
-fis per nummer 10 centiemen.
Twee*;*- Jaar? nr. 16
lilke schrijver is verantwoor
delijk voor zijne artikelen.
TOLK DER MAATSCHAPPELIJKE WERKEN.
Slaaf noch bedelaar
mag de Arbeider zijn.
Abonnementsprijs
Per jaar
Per 6 maand
Per 3 maand
fr. 5,00
fr2,60
fr. 1,40
Bureel en Redactie
R. VAN DER SCHELDEN,
DEERLIJK. West-Vl.
Aankondigingen
Kleine aankondigigtneenmaal
verschijnend fr. 0,50
Andere volgens overeenkomst.
Hij moet een vrij en
welvarend man in de
samenleving v jzeu.
Priester DaeRS,
«os-
Wie weet zit er op dit oogdfcbiik er
gens in de wereld geen vreemdeling,
vriend der vrijheid en vriend van het
vlaamsche volk door diens vroeger krach
tig durven, met het geschiedenisboek
van Vlaanderen in de hand en wordt hij
niet begeesterd door den heldenmoed t
onzer voorvaderen, door hetgeen zij eens
deden en offerden voor hun onafhanke
lijkheid, door hun mannelijke trotsheid
tegenover degroolen en machligen.
■Wie weet roepl hij thans niet met be
zieling uit Ik bewonder U, Vlaamsche
Volk, voorvechter der vrijheid 1 Gegroet
lichfzuil der middeleeuwen Wie
weet begeeft hij zich heden niet op reis
om aan ons, kinderen van zulke mannen
zijn groet en zijn hulde te brengen
Helaas, wat zou hij teleurgesteld zijn 1
Weinig of niels van het grootsche van
weleer zou hij vinden. Het vrijheids
vuur zou hij nog in flauwe vlamtjes vin
den flikkeren die slechts nog voor de
toekomst eenige hoop kunnen bieden.
De liefde voor zelfregeering zou hij
in Vlaanderen zien geketend en gêboeid
liggen door vreemden invloed en de
telgen waarop die liefde aan het wassen
was zou hij vinden liggen te sterven in
de gevangenissen of verbannen op vreem
den grond 1
Vrije werkersorganisatien, geestdrift
tot het gezonde politiek. leven weinig
van dat alles. Hij zou hier staan tegen
over een volk door vreemden ontzenuwd,
zijne taal veracht, bijna zonder onder
wijs in zijn taal, bestuurd door mannen
die het zonder zelfbewustheid heeft geko
zen.
Wat zou hij zien in Vlaanderen het
land der dorre beenderen
Puinhoopen en vernieling aüerwege,
stoffelijk en zedelijk verval. Werklieden
opeengestappeld in vervallene huizen en
houten kotjes, veelal zonder voldoende
bestaanmiddelen, Vlamingen miskend
door hun belgisch vaderland waarvoor
zij hun bloed ten beste gaven. Onder
de kfeine standen zou hij vinden een
onbewust volk dat doelloos leeft en toe
ziet, zonder zich te verroeren op de uit
moording van dezen die alles ofierden
voor zijne vrijheid en herwording. Onder
de rijke standen en hooge geestelijken
zou hij vinden de grootste lafaarden en
die ooit de wereld kende, mannen die
hun volk laten ten onder gaan en die den
vijand vooruit springen ter verdrukking
om den vriend te zijn van den vijand van
hun volk.
O vlaamsche volk wat zou Uw roem
dalen in den vreemde moest uwen wetke
lijken toestand gekend zijn. En van langs
om meer wordt hij gekend en vermindert
ook de achting die menu eens toedroeg,
't Wordt meer dan hoog tijd dat gij,
vlaamsche volk. het ernstig begint te
meenen en de hand aan 't werk slaat om
stoffelijk en zedelijk u op te richten.
Eischtuwe rechten als volk en als waar
dige arbeiders. Eisc'nt van België uwe
vlaamsche leiders terug en eischt een
eigen bestuur voor 't vlaamsche volk.
Laat u in uwe beroepsgilden niet meer
leiden door de politiekers van den ouden
stijl, maar vereenigt u in vakverenigin
gen waar hebniet in de eerste plaats gaat
om de 'politieke partij m:ar waar de
werkersbelangen op het voorplan staan.
De macht der heerschers licht niet in de
sterkte der legers, noch in de opsluiting
in gevangenissen van ideaalrrenschen,
noch zelfs in hun millioenen.ze ligts'echts
in uw verderfelijk gedacht dat gij maar
de knechten zijt en hierdoor u onmachtig
en onwaardig gevoelt u zelf te verheffen.
De verbetering van den stoffelijken
toestand van het Vlaamsche volk moet
machtig bijdragen tot zijn verheffing op
zedelijk gebied.
Daarom, gij allen die ijvert voor de
ontslaving van uw volk blijft ook niet
langer onverschillig voor zijn toestand op
stoffelijk gebied. 3estudeert het middel
om den Vlaamschen arbeider in te lijven
bij vereen igingen waat hij lot een zelfbe
wust en wilskrachtig mensch wordt
opgeleid. R.V'
ÖlecUts cle Vlaam.
Nieuwe rijken rijzen
op der oude puin.
Slavenvolken spijzen
zich in den vrijheidstuin.
Willekeursgrendels knarsten,
vooroordeelen barsten
de aarde omhelst hei Recht...
Slechts de Vlaam blijft knecht.
Nieuw gedachten hakken
breede en lichte baan
Dorre takken knakken,
staat en stand vergaan.
De eens zoo trotsche groeten
zijn nu 's plebs genooten,
heften 't naar zijn vraag...
Slechts de Vlaam blijft laag.
Nieuwe winden wervlen,
wild verlangen brandt.
Schijnmacht sleet aan schervlen,
't volk is eindlijk 't land.
Boezems, oogen laaien
bij 't opstriemend waaien.
Menschheid groeit in storm.
Slechts de Vlaam blijft worm.
v (PARABEL)
Ze woonden op de hoogte, langs de
dijken... en 't volk woonde lager, in de
dalen.
Zij waakten uver de dijken.... en 't
volk arbeidde van den morgen tot den
nacht toe op het land en moest van 't ge
wonnen brood de dijkgraven mededeelen.
Zij waakten over de dijken.... want
moest de springvloed doorbreken, 't land
zou overstroornen, de vrnchten zouden
vernield worden en 't volk van honger
omkomen.
Zij verrichten alzoo heerlijk groolsch
werk, dachten ze. Ze waren bewust van
hun waardigheid, ze voelden zich veel
hoogèr ais 't volk uit de daten, veel voor
namer, veel nuttiger. Was het niet dank
hun beschuttend werk, dank hun ver
moeiend waken en zorgen, dat de spring
vloed in de bedding bleef, dat het volk
uit de dalen dag aan dag ongestoord kon
werken en iederen morgen een stuk brood
te eten had Zonder hen zou er geen
korer. bloeien, geen fabriekpoort zich
openen. Indien zij eens NIET daar waren
hoelang zouden de dijken aan den spring
vloed weerstaan.
En als 't water in 't land sloeg, dat
gruwelijke alles vernielende water, en het
vulde de dalen, die heerlijke dalen waar
't volk ploegde, waar 't koren waste,
waar de raderen ronkten, waar 't vee
gtaasde, en de maagdekens zongen, en
de hartekens minden. En als de spring
vloed dat alles vetnieligde...
God, dat ware de grootste ramp 1
En't volk uit de dalen, dat goed was,
én braaf én geloovend, én gedwee-het
zonk deemoedig neer voor de dijkgraven.
En daj; aan dag arbeidden zij naarstiger.
En de dijkgra-'en, dte woonden langs
de dijken op de hoogte, deden heel, heel
ernstig en in ruil voor hun koninklijk-
grootsch werk. eischten zij hun deel van
de voorbrengst uit de dalen. En elke dag
eischten zij wat meer.
Er, 'l volk uit de dalen gaf meer. Het
zwoegde, het zweette, het leed.... maar
kom als de dijkgraven HUN werk eens
staakten, als zij de dijken eens gingen
verwaarloozen en 't water brak door....
Zoo gaf het volk uit de dalen zonder
morren zijn kostelijk zweet voorde dijk
graven.
Maar zij, die woonden langs da dijken
op de hoogte, eischten immer meer, im
mer meeren dat goede, goede, brave.
brave, gedweeë volk uit de dalen, gaf
immer meer.
En 't gebrek woonde in de dalen..., en
de honger... en d'ellende... en de onrust-,
en 't geween..- en 't gevloek Maar
vermanend staken de dijkgraven den
vinger op en wezen naar den vloed die
hooger was geklommen en begon te
ruischen.
Dan zweeg hei volk uit de dalen,
arbeidde en schonk zijn zweet....
De dijkgra.en vervormden dat edel
menschenzweet in klinkend goud en
hoopten het op in ijzeren kofiers. Dat
goud, tot groote hopen gestegen, scherpte
't begeeren der dijkgraven nog meer. Ze
werden gelijk hartelooze monsters die
met duizend armen 't bloed en 't leven
uit de dalen opslorpen.
En de vloed achter de dijken steeg
hooger
De drilt tot goud scherpt de zinnen.
Zoo deden de dijkgraven op zekeren dag
eene wonderbare ontdekking. Een hunner
had aarde genomen van den dijk, had
die aarde gesmolten en ze was in louter
goud veranderd En nu namen zij dage
lijks een deel aarde van den dijk en smol
ten ze tot goud.
De vloed steeg
Maar 't volk uit de dalen wist niet dat
de vloed steeg ,- het wist ook niet dat de
dijkgraven ieder dag een deel aarde van
de dijken wegnamen om tot goud te
smelten.
Doch de vloed begon te ruischen.. te
grollen.... te schuimen. De winden slaken
op en joegen het schuim tot in de dalen.
Het volk liep bevend van angst en
onrust, tot de dijken.
Is cr springvloed
Ja, er is springvloed doch zijt rus
tig. Ce dijken zijn sterk. Arbeidt maar
vlijtig door. en zorgt dat de oogst tijdig
in de schuren is...
't Volk ging terug naar de dalen en
zette zich opnieuw aan den arbeid.
De vloed steeg.:..
('t Vervolgt.) DE LANGEGRAAF.
't Eerst noodige is iets zijn. het tweede
is hebben Zich zelf zijn is iets lijn wie
iets is, wint en heeft... Daarom heeft de
Vlaming niets, omdat hij niet iets, niet
zich zelf is.
Toen in November van 'i jaar '18 aan
gekondigd werd dat den oorlog gedaan
was, steeg er een zucht van verlich'ing
uit alle borsten op. Gedaan was ons lij
den. België zou zich, geholpen door zijn
bondgenooten, waarvoor het zich ge
slachtofferd had, spoedig weer herstellen,
werk en welstand brengen voor zijn volk,
bloeiën als weleer en... Duitschland zou
al de gedane schade betalen.
Helaas I wat al ontgoochelingen en
teleurstellingen zijn er ons niet ten deel
gevallen.
We hebben nooit gedacht, dat ons land
zoo maar plots als bij tooverslag zou
hersteld geweest zijn van de hardeslagen,
mear toch hoopten we terecht, dat het
zich langzamerhand uit de puinen zou
opgericht hebben, en in zijn noeste vlijt
door zijn bondgenooten zou gesteuntj
geweest zijn.