t JOSEPH LAMBERT VAN PETEGHEM, 11eer Opsteller Indien er menschcn zijn die de klerikale bladen onzer slad lez n, en daar bij geval het verslag des gemtenteraads overzien, moeten zij zeer verwonderd zijn over deszelfs inhoud en nogtans zijn zij verknocht aan eene en dezelfde parlij. Verleden zaterdag kreeg ik, toevalliglijk, de twee bladen in de hand, las ze en vond hunne verhalen zeer verschillig. l>aar ik de zitting bijgewoond had w ilde ik mij v 'rzekeren hoe nauwkeurig onze klerikale lezers ingelicht waren. Zie hier wat ik er zoo al in vond Ik begin met het minst logenaehtig werk, met het Land. Het begint mel'te zeggen dat het verslag der vorige zitting goedgekeurd is na verscheidene terechtwijzingen van de heeren Van Wambeke en Monlils. Mij dunkt dat hij zijn woord niet goed gevonden heeft, in plaats van terechtwij zing hadde hij moeten hel woord zagerij ge bruiken. Want rechte zagerij was het voor den secretarisplaatsvervanger te plagen. Is het waar lijk geene zagerij voor M. Monlils te zeggen dat de landliuisbediende (gelijk 'l Land zegt, kent hij dan M. E. Plas niet?) de woorden 600 fr. revenu niet mocht gebruiken, daar hij gezegd had dat het huisgezin waarvan spraak was 600 fr. 's jaars toon, dit is geen inkomen, wal zou het dan zijn als het u belieft Ware ik niet vervaard te lang loopig te zijn voor de plaats, welke gij mij in uw geëerd blad zult gelieven te vergunnen, hope ik, dan zou ik u nog van andere plagerijen handelen, gepleegd door de heeren Monfils en Van Wambeke, maar door die eerste zult gij over al de andere kunnen oordeelen, zij waren allen even sterk. Het verslag is verders nog al wel tot op het Nr 3 van liet dag-orde. Het Land moet een diepziende korrespondent hebben, het zegt dat M. Monfils het nutteloos Vi ïdt voortaan nog de goedkeuring van de Raad te vragen over het budje' der middelbare school, vermits hij (de raad) aan de budjelten niets raag veranderen. Hewel, heer, dat M. Monfils dit gedacht heeft, dit is mogelijk, maar dat hij dit gezegd heeft dit is eene grove leugen: ik heb goede oogen en hoore zeer snel en ik verzeker u dat M. Monfils, in deze zaak, zijn mond niet geopend heeft; M. De Ryck gevraagd hebbende of er geene bemerkingen te maken waren, is M. Monfils rood geworden, heeft gelachen en zijn hoofd geschud. Dus zoo veel woorden, zoo veel valscheden, zoo veel leugens. Wat moeten de klerikale slimmerikken die de zittingen bij- woonen zeggen als zij dit verslag lezen, hoe is het mogelijk dat zij geene prolestatie sturen aan die kristelijke leugenaars die hen aldus voor den gek houden Volgens het Land is het dag-orde zoo volgt 1° Weldadigheids-budjet. 2° Akademie-budjet. 3" Middelbare school-budjet. En dit is het echt. De Denderbode zet zich gelijk altijd aan het fabrikeren, en komt uit op het volgende 1° Beslissing nopens liet hotel de 3 Koningen. 2° Straat van de Statie naar de Groote Markt. 5° Het armbestuur. Gij ziet dit Komt goed overeen, dit is beide 't zelfde. De Denderbode heeft elke interpellatie voor een Nr des dag-ordes genomen. Welke nauw keurigheid Ik ga voort met u de verkeerde dingen te melden zonder verdere opmerkingeu te maken. De legende zou te lang worden. Vooreerst een vreemdeling die hel blad zou lezen zou moeten denken dat men in de stad de gaz afgebroken heeften dit doet hij aan M. Monfils zeggen, het slaat gedrukt. Verders zegt hij dat de Raad de w-ijze van afbraak naar de sektie verzonden heeft. Hij heeft beslist die wijze naar de daaromgenoemde kommissie te verzen den? Welke gemeenschap bestaat er tusschen sektie en kommissie? M. De Ryck, heeft gezegd dat hij verwonderd was 3% te moeten betalen lot de volkomene be taling der 3 Koningen, terwijl het huis nog bewoond was. De Denderbode doet hem zeggen dat hij verwonderd w as de 5 °/0 te moeten be talen en nog meer omdat het huis nog bewoond TER NAGEDACHTENIS van Mijnheer Geboreti te Aalst den 12 April 1807 en overleden den 29 Maart 1870. MEDEBURGERS, Onder den druk van een gevoelig en groot verlies voor ons allen die den man van dichte bij gekend hebben, scharen wij ons rond het graf van ecnen rechtzinnigen vriend om aan zijne edele ziel een laatste vaarwel Ie zeggen. Niemand meer dan JOSEPH VAN PETEGHEM heeft er ooit recht toe gehad 't was een van die zelde vrienden die den een-gen waren God eerbiedigen, en Vaderland en Geboorteplaats hoog schatten. Verknocht aan al begrip van vooruitgang en vooral aan de waarheid, aan de veredeling van het maatschappelijk leven, was hij. een onverwinnelijk schutsel in alle kringen, die de moeilijke taak op zich hebben durven nemen de ontvoogding des geestes Ie verwezenlijken. De betrekkingen die hij met zijne medebroeders aaneenknoopte, ademden niet dan rechtschapenheid, overtuiging, bereid-en welwillendheid eens aangevangen werden zij eindeloos; zijne vriendschapsbanden kenden geene,grenzen't was eene zuivere en onbevlekte slaaf van zijn woord. En w ie heeft hem in de innigheid zijner bloedverwanten niet beneden W ant daar blonk zijne schooue inborst nog ten schitterendsteAl de gaven die den mensch beminnelijk maken waren hem ten deele gevallen Om uwe standvastigheid, uwe gelatenheid te beproeven, VRIEND JOSEPH, moes1 eene laatste, wreede en pijnlijke kwaal u aantasten En gij hebt alles met geduld uitgestaan, zonder een woord legenzeg, met de grootste onderwerping aan de Goddelijke wetten. Ja. ten gronde doordrongen dat de onsterfelijke geest tot volmaking van anderen ingeroepen wordt, stelde gij uwe hoop in het toekomende en gij slierft zoo als gij geleefd had. Uwe tallooze vrienden, JOSEPH, want gij haddet niet dan vrienden, vernamen uwe dood met smart, neerslachtigheid en tevens met deze hoogmedelijdende kreet Hij is niet meer, hij is ons eenige jaren te vroeg ontnomen, maar hij is nu de brave Zoon de onverbeterlijke Broeder, de echte Vriend, hy is nu toch van zijne afgrijselijke ongeneesbare folieringen ontslagen, en hij geniet al in de school der eeuwigheid de loon van zijne goede werken en onwrikbare gevoelens en deugden. Vaarwel JOSEPH Vaarwel tot wederziens is. Zou dit ook hetzelfde zijn? Die aan de zitting niet tegenwoordig geweest is zou wel kunnen veronderstellen dat M. De Ryck zou doen gelijk zekere klerikale kazakkekcerder, die de men- schen op straat zou zetten voor zjj w eten w aar in Odmiddclijk na dit, doet de schrijver M. Ver- brugghen eene geheele redevoering uitspreken. Zie hier wat hij gezegd heeft MaarM. De Ryck, dit is nu al drijmaal dat gij mij dit zegt, is dit zoo wonderlijk? Dan antwoordde M. De Ryck dat hij in het openbaar zijne gedachten mocht uiten. M. Van Wambeke (en niet M. Ver- brugghen) deed hem opmerken dat hij de con ditiën des verkoops moest kennen alvorens te koopen. Ik schrijf nu af wat er in den Dender bode te lezen staal Daarop antwoordde M. Verbrugghen dat het reeds de derde maal was dat hij (M. De Ryck) hem deze dwaasheid door stak en dat hij beter zou doen eerst de conditiën naar te zien welke hij. M, De Ryck, gecenseerd was te kennen. Dat is wederom zeer nauw keurig niet waar? De kwestie der straat door de kazerne werd ook naar de kommissie der 3 Koningen gezonden en niet naar de sektiegelijk hij liet nogmaals schrijft. Van het armbestuur sprekende zegt hij dat MM. Van Wambeke en Monfils verklaard heb ben geene uitleggingen noodig te hebben van wegens M. Levionnois, maar wel de stukken ten einde ze zelf te kunnen onderzoeken. Bij den Denderbode moeten de woorden een ander be- teekenis hebben dan bij mij, want M. Nan Wambeke heeft M. Levionnois verzocht zich des zaterdags 's avonds in de sektie te begeven ten einde uitleggingen te doen daar M. Levionnois dien avond niet vrij was, is men overeengeko men zieh maandag te vereenigen. Gij ziet hoe hij alles verstaal. Van eene petitie spiekende voor het jdaatsen van lantaarns doet hij M. Monfils zeggen dat er aan ieder huis nog een lantaarn zou gevraagd worden indien alle vragen ingewilligd werden. M. Monfils zegde dat men zich in alle zittingen zou moeten onledig houden hebben met zulke petitien indien men ze allen inwilligden. Als ik de twee artikels dus gelezen had merkte ik bij mijn zelve op dat dit niet te verwonderen was dat deze verslagen niet juist waren, daar ik nog nooit de redakleurs dezer bladen in de openbare zittingen gezien hadinderdaad wie heeft er ooit jesuïelen gezien, ten minste langgerokte? Met dit kort overzicht zult gij kunnen oor deelen. heer Opsteller, hoe die kiislelijke gazet schrijvers de feilen vervalschen en hoe verre men ze mag gelooven. OntvangtC.. V.. Een groot getal onzer voornaamste stadsge noten vernomen hebbende' dal er gedurende hunne afwezigheid een rekwest aan Z. M. ;de Koning toegestuurd is geweest, strekkende tot de behouding van den geachten heer Ch. Boone, als gemeente-secretaris onzer stad. hebben eene nieuwe aanvraag den heere Minister van het inwendige toegezonden om aan het eerste verzoek schrift gehecht te worden. Wij laten,hier den tekst van dit rekwest volgen, welke wij. bij gebrek aan plaats in ons vorig nommer uiet heb ben kunnen inlasschen. AAN ZIJNE MAJESTEIT LEOPOLD II, KONING DER BELGEN. SIRE Het is de ondergeteekende kiezers en in- wooners der stad Aalst te wete gekomen, dat de bestendige deputatie van den provincialen raad van Oostvlaanderen bij een besluit van 12 dezer, niet alleenlijk de beslissing, genomen bij meerderheid eener enkele stem, van den ge meenteraad dezer stad, rakende den heere secre taris Boone, heeft goedgekeurdmaar dat zij zelf bij misbruik van gezag hem nog eens van zijn ambt heeft willen ontzetten. Wij willen, Sire, bij Uwe Majesteit dit on rechtvaardig besluit, die willekeurige beslissing aanklagen. Wij steunen op de vrijheid van den burger; aangezien de betrokken ambtenaar alleenlijk het onafnccmbaar recht van kiezer heeft uitgeoffend met de openbare en politieke daden te beoor- deelen van eenen kandidaat tot de raadkamer dezer stede. j, Wij steunen op de waardigheid der openbare gewrochten van Lind en Denderbode die niets anders bevatten dan liuicheluars perten en dompers-aan tijgingen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Den Yker | 1870 | | pagina 2