huis, werd die bloedverwant van die functie af gezet, waarschijnlijk omdat er geen coupons meer af te snijden en te ontvangen waren. Wij treden in die bijzonderheden niet voor onze stadgenoten, die zeer goed weten wat hier in 'l spel is, maar voor onze lezers uit andere steden, die na die uitleggingen kunnen zien dat er geen woord waar is in dt zoogezegde logen straffingen welke men wil doen aannemen. Is er nu geen fortuin meer, en zal de alge- mrene erfgenaam, niet veel meer uil te deelen •hebben, gelijk de klerikale bladen beweren, wat bewijst dit? Dat liet grootste deel reeds binnengepalmd was vóór liet overlijden, dat de grootste sleur re°ds met de levende band was weg gegeven, en dal het geld van jufvrouw Jansscnt's huizen en fondsen reeds lang door den klerikalen ban kier te Brussel was ingekast. Indien liet dit is dat de klerikale hebben willen bewijzen, dat nemen wij goed aan, en ziehier wal men dien aangaande verhaalt De jesuieten zijn bij jufvrouw Janssens de eersten binnengedrongen. Onder bunnen invloed zijn de vaste goederen verkocht, de fondsen verdwenen en als het beste paartje weg was hebben de jesuieten gedacht dat hek schaap in huis was, en na rond gezocht te hebben om iemand te vinden, op wiens rug zij de snood heid dier daadzaken konden laden, hebben zij de plaats verlaten en zijn door de predikheeren vervangen geworden, die zoodanig het Heilig Graf bewaakt hebben dat de stervende noeh dag noch nacht eenen minuut alleen bleef. Het testament en daarop beroepen zich de klerikalen als opcene verdienste, sluit de familie niet geheel uit, zeggen zij, en M. ÏNotelteirs heeft er legaten voor ieder ingeschreven. Is dat niet edel, niet verdiensteljk? Zoo spoedig niet. De familie, waaronder arbeidende en zelfs behoeftige lieden, moest voor eike staak zoo wat honderd duizend franken ontvangen en meer maals bad pastoor Janssens en zelfs de overle dene tot hen gezeid gij zult nog eens wel zijn na mijne dood en goed kunnen leven. In plaats van dat, krijgen sommige leden duizend, andere maar drij, vier honderd franken een aalmoesken van hun eigen rechtveerdig goed. Maar onder welke voorwaarden? En hier blinkt geheel de kunst van jesuieterij uit. De erfgenamen krijgen een aalmoesken onder eonditie l°dat zij geen zegels zuilen doen leggen, 2* dat als de zegels gelegd waren, zij dezelve zonder beschrijving zouden laten ligten, 3° dat zij geene hoegenaamde moeilijkheid zullen ma- kén, het testament binnen het jaar zullen her kennen en hunne handen zullen kussen voor het bioksken dat nicht hun toewerpt om hun stilzwijgen te koopen. Die voorzorgen om de familie te hinden, om alle onderzoeking te beletten, alle licht uit te dooven, zeggen meer dan alle artikels van het Handelsblad en bewijzen aan die heilige heeren dat zij ten minsten voorzichtig zouden de Lier- sehe jesuietenstreken niet als daden van liefda digheid en mildheid aan hunne lezers op te disschen. i ad men niets te verbergen, dan waren zoo veie voorzorgen, om het zegelstellen te beletten, overbodig. Voegen wij er bij dat terwijl de familie van jufvrouw Janssens te samen omtrent 7.000 fr. krijgt, zij voor bij de 10,000 fr. missen beveelt en nog 4.000 franken bezet voor een jaargetij. Als men oprecht en eerlijk sterft, en het goed laat aan wie liet toekomt, dan zijn er geen duizend missen noodig om iemand in den hemel tc lezen Lierenaar ERFDEELROOVERIJ. Het Handelsblad gaal voort met de crfdeel- rooverij, in zaken van mejuffer Julia Janssens, te logenstraffen. Het blad beweert dat de Jesuieten en Preck- hferen voor niets in ganseh die erfenis zijn. Wij verwachten cr ons aan, dat het blad nog aan zijne lezers zal wijs maken, dal er te Lier geene Jesuieten of Preekheeren bestaan. Al te haastig vangt echter niet; want wij zijn over deze kwestie een sehotel aan 't gereed maken welke heel zwaar op de maag zal wcgCn van 't blad uit de Coppenolslraat. Koophandel TV. II. Bij het ter pers leggen vernemen wij dat een bloedverwant het testament van jufvr. Julia Janssens, aan het parket heeft aangeklaagd. Hel proces van den opsteller van de Cóte libre. dal voor het assisenhof van Brabant, aan het ontknoopen is, boezemt veel belang in. 'T is een dier tooneelen waaruil vele waarheden ontrent de Gnantiele operalien van Langrand's maat schappijen zullen aan liet liclit gebracht worden. Men leest ze in al de fransche dagbladen met gretigheid. Wij bepalen ons met de mededecling der eerste zitdag dier zaak die wellicht drij of vier dagen nog het hof kan ophouden en daar de Uitgestrektheid dér getuigenissen, wélke door verschillige persooneit nu en dan herhaald wor den en niets ter zake meer bekend maken, met de engheid onzes blads niet overeenkomt, stellen wij ons voor al de getuigenissen en verklaringen te ontleden en die zóó korfbondig mógelijk, maar niet teminopeene duidelijke wijze, samen te vatten men zal aldus in onzen aanstaanden nommer het historiek van de Werkingen der Langrand's maatschappijen aantreffen, eri op weinig tijd en met kleine moeite de inzichten der bijzonderste bewerkers, waaronder ver scheidene klerikale oud-ministers, op zijn dui zendste gemak kunnen bewonderen, verheffen of honenen dat met volle kennis van zaken. Het geluk vliegt, die 't pakt heeft het; maar 't geluk staal dikWils dicht bij de schande. Geld en goed zijn de algemeene oorzaken des verderfs der samenlevingook zijn ze de eerste en de grootste wapens in de handen der klerikalen die eer en deugd aan het afgodsbeeld van den dag slachtofferen I)e voorzitter Holvoet beeft voor assessors MM. Ambroos en Hermignies, voorzitter en onder-voorzitter der rechtbank van eersten aanleg. De zetel van het openbaar ministerie is be kleed door M. Verdussen, MM. Dumonceau en Paul Janson nemen plaats op de verdetfigings- bank. De beschuldigde, door dén heer voorzitter ondervraagd, Verklaard Amand Mandel te heeten, oud 29 jaren, geboren te Presbourg (Hongarië), dagbladschrijver, wonende te Brussel. De heer greffier geeft lezing van de beschul- digingsakle. In dil dokument zijn al de artikels opgenomen door de Cóte libre afgekondigd, en den hoon bevattende die de opperhoofden der parketten aan minachting blootstellen, door te bevestigen dat zij in het onderzoek der zaak Langrand, aan hunne plicht zijn te kort gebleven, door het onderzoek te lang te rékken, dat zij hel aanslagen der boeken niet hebben bevolen, dat hen had kunnen inlichten, dat zij geene compta belen hebben doen benoemen, dewijl die zaak van aard was, om die benoeming onvermijdelijk te maken dat zij niets hebben nageziendat zij tot ondervragingen hebben laten overgaan in strijd met de gezonde reden en alzóo een schreeu wend misbruik van gezag hebben begaan. Men gaaf over tot bet oproepen der getuigen. Zij zijn ten ge talie van 64, waarvan 23 door het openbaar ministerie' en 41 door de verdediging zijn gedagvaard. Onder de getuigen bevinden zich MM. Coumont. bestuurder der Algemeene Bank van openbare werken; Arntz, advokaal', professor ter Universiteit; graaf Edgard Duval de Beaulieu; Bcleourt, onderzoeksrechter; ge neraal Ablay; De Decker, staatsminister; Erèbe. opslellervanden Journal de Bruxelles; Janssens lid van de Kamer der volksvertegenwoordigers. M. de Voorzitter, tót dert beschuldigde. Er is u lezing gegeven van de vervolgde artikels. Vol hardt gij in"de verklaring, dat gij de schrijver zijt van die artikels? De beschuldigde. Ik volhard in die verklaring. De verdediger Janson geeft lezing van dè fei ten, waarvan de beschuldigde, gebruik makende van het dekreet op de drukpers, voornemens is de bewij'zeh voor den jurij aan te toonen en waaruit zal Jdijken, dat er geen laster is in de vervolgde artikels. De feiten die M* Janson aanhaalt zijn ten getalle van twintigdaaronder treffen wij aan Dat ten gevolgè der klacht, die den 29 Octo ber 1868 was neêrgelegd, het onderzoek niet alleen tegen M. Langrand-Dumonceau moest worden gericht, maar tegen de bestuurders der maatschappijen, door hem gesticht Dat het onderzoek uitsluitelijk tégen M. Lan grand-Dumonceau is gedaan Dat i et onvermijdelijk was, om de waarheid te ontdekken, onmiddelijk al de hoeken, de stukken en dokumenten in de klacht aangeduid, aan te slagen Dat men zich ook moest verzekeren van de grootboeken en stukken in de agentschappen van M. Langrand in Belgie bestaande, om ze in overeenstemming te brengen met de geschriften van het midden-bureel van Brussel en ze aan bel onderzoek van experlen onderwerpen Dat men rechterlijke commissièn naar Hon garië moest zenden, voornaamste zetelplaats van M. Langrand, om nauwkeurige inlichtingen te bekomen over de weerde zijner linantiëele operaliaën. Verder ddt de vervolgde artikels geéne aantij gingen bevatten, die niét verrechtveerdigd zijn verre van zich schuldig gemaakt te hébben aan hoon en laster, hij enkel iu belang van bét publiek de plichten heeft vervuld, die hem zijne hoedanigheid van dagblagsehrijver oplegde. M. Mandel. Alvorens uitleggingen te geven Over de tefvolgde artikels, begeert hulde te bren gen aan Belgie en zijne instellingen. In elk ander land, waar ik de magistraten zou hebben aan gevallen ware ik uit het land gedreven geworden zegt hij. Hier, dank aan die uitmunde instellin gen, dank aan de liefde lot de vrijheid welke al de Belgen b'eZield, heb ik kunnen schrijven, wat ik als éeften plicht aanzie. Het is omdat ik Bel gie bemin, dat ik gedacht heb. de kuiperijen van oneërlijké linanéiemannen te doen kennen en het mijne plicht achtte de magistraten aan te duiden', die, in mijne overtuiging hunne plicht niet deden. De beschuldigde doet vervolgens hel historiek kennen van de finantiële instellingen van M. Langrand. Hij houdt staande dat hel bedrog en de kuiperijen in' de financiële operalien van M. Langrand en zijne mede-beetuurders, zeer me nigvuldig zijn. Hij bchoudtzijne beschuldiging tegen het par ket. Men heeft, zegt hij, zich bepaald bij het on derzoek tegen Langrand, terwijl men ook moest Onderzoeken legen zijne medeplichtigen. Zijne medeplichtigen-heeft mërt als getuigen ter ontlas ting in het onderzoek gehoord. Men zou die me deplichtigen hebben moeten vervolgen, maar men heeft zich voor het aanzien der persoenen onthouden. Ik daag het openbaar ministerie uit lieden staande Ie houden, dal die mannen niet schuldig zijn Indien M. Langrand weer in Bel gie kwam, ik ben zeker dat hij zou worden aan gehouden. Weihoe Ik, eenvoudig dagbladschrijver, ik ontdek bewijzen van een overgroot bedrog, en gij. parket, die in uw bezit meer voldoende mid - delen hebt om de waarheid te ontdekken, gij bepaald umetde medeplichtigen.de vertrouwde en betaalde bedienden, te ondervragen U Hat ernstig Men kan dat niet beweren. Eén treffelijk dagbladschrijver, zegt de be schuldigde, moet niet aarzelen in het vervullen eenër plicht. Ik heb verklaard, in mijne over tuiging, dat men een zoo onbekwaam en zoo on voldoende parket moest afzetten. Dé juri zal mij dit recht laten wedervaren, dat ik niet geaarzeld heb mijne plicht als dagbladschrijver na te ko men. M. Ferdussen. substituut van den procureur- generaal. Ik w il op dit oogenblik niet pleiten. Ik heb hel recht van den beschuldigde geërbiedigd, om uitleggingen te geven. Maar voor het einde van dit verhoor, wil ik protesteren tegen deze onweerdige beschuldiging, tot het opperhoofd van het parket gericht, dat hij bevreesd was van eene hoegenaamde persoonlijkheid. Indien er eene onweerdige beschuldiging is, is het degene die bestaat in te zeggen, dat onze moedige pro cureur-generaal bevreesd is geweest. Mr Janson. Ik heb maar een enkel woord te zeggen liet is die beschuldiging, welke juist het proces Uitmaakt. Wij beweren te zullen bewijzen dut de heer procureur-generaal bevreesd is ge weest'. dat hij terug is geweken voor de vervol ging uit hoofde van vervalschingenaftoggelarijen. M. Ferdussen. substituut van den procureur- generaal. Gij zult dat niet bewijzen. Mr Janson. Wij zullen het bewijzen; EEN BEZOEK. 'T BEGIJNTJE. Goed xoo, mijn lieve, ik geloof dat hel nn genoeg is voor heden niet waar? En denkt eens op den dag van morgen. DE PASTOOR. Dat is zeer wel om zeggen mijne engelin, maar in deze omstandigheid, denkt men noch op verledene noch op toekomende maar op het tegen- woordige. 'T BEGIJNTJE. Oh! Oh! Oh!.... Maar zeg eens gisteren beloofde gij mij te zeggen wanneer de kontributieb gingen afslagen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Den Yker | 1870 | | pagina 2