Oorlog Oorlog
Stedelijke Raad.
van 1847, de geeskrai lit van't ministerken kun
nende, is er met zijne krukken naartoe gegaan,
om de voornaamste diensten te bestieren. O schit
terendste der schitterende onbekwaamheden
Zooverre beeft bet ministerie de aarts-dom
heid en de buitengewoone onbekwaamheid ge
dreven dat op dit ocgenblik al wie maar een
bankbriefken bezit, er mede naar de bank loopt,
om het te doen uitwisselen, uit vrceze dat wel
dra alles verloren zal zijn.
Terwijl den oorlog op onze grenzen .nakend
is. stookt het klerikaal ministerie den oorlof
binnen het land, door hare circulaire tegen de
openbare ambtenaren. Zij w eten niet wal wat zij
doen, de verblinden Het vuur smeult onder
de assehe. Wee hen indien het uitbreekt.
3» Als een ontegensprekelijk bewijs der on
bevoegdheid van het huidig kabinet vergenoege
het dagelijks een oogslag op het staatsblad te
werpen en kennis te nemen der medegedeelde
stuks van wegens den cenen of anderen minister.
Sedert 1830 zijn er onder al de minislerieu
zoovele Communiqués niet geweest als er al op
twintig dagen tijd door het ministerie d' Ane-
tlian van 1870 afgekondigd zijn geworden. En
met zulke mannen zit België op den hals toen
het bedreigd is dat den vreemde zich van zijn
grondgebied kome overmeesteren 0
Op vele punten van hei land en volgens groote
dagbladen van Vrankrijk. zou ons land zich in
groot gevaar bevinden, moet het ministerie d'Ane-
than aan het roer blijven. Vele geldschieters die
zon christelijk bedrogen zijn geworden aan de
banken van Langrand,zijn op hem zoodanig ver
bitterd, omdat hij in de landbouw bank eenc zoo
groote rol heeft gespeeld, als Commissaris enz.
enz. dat zij niet verstaan hoe de belgische natie
langer zijne tegenwoordigheid in het kabinet
gedoogd.
een weinig geduld meer bekomt als met eeue te
haastige werking. M. d'Anethan zal den berg
uftrekken zonder vele spartelingen.
NOG EEN STAALTJE VAN ONPARTIJDIG
HEID.
Het glorierijk ministerie d' Anclban heeft be
sloten dat de militairen, die hunne burgerrechten
zoowel als de andere heigen. volgens de wet,
Uitoeffenen, aan de kiezingen geen deel zullen
mogen nemen, daarliet hun verboden is hunne
bezetting-plaats een oogenblik te verlaten. Waar
gaan wij heen En hoe cene dergelijke slavernij
gedoogen en verdragen 't gaat te verre.
^acMAA/'ji/^vv
De vlaamsche gazel van Brussel deelt een ar
tikel mede over de gezindheden ontrent den
oorlog dat de uitdrukking is van het openbaar
gevoelen in geheel Belgiën en vele andere landen.
Gelijk zij het in zeer voortreffelijke bewoordin
gen zegt. is de oorlog slechts de spijs van ver
warde en raaskallende eerzucht en hoogmoed.
Het lot is geworpen De oorlog is verklaard
Zij spreken wel op hun gemak van den oor
log M. Gllivier en zijne vrienden, zij spreken
zeer op hun gemak de heeren monarken, die
zich bereiden om de zonen van het fransche
volk tegen de zonen van hel duitsche volk te
doen opstaan.
Men ziel het wol dat hun doorluchtig vel geen
gevaar loopt in de afgrijselijke slachterij die hun
ne hoogmoed voorbereidtmen ziet wel, wat
.er ook van kome. -- de mensehenmoorderij vol
bracht en de lijken begraven, dat de zegepra
lende vor^t en de overwonnen vorst zich aan
eene wel opgedischte tafel zullen wedervinden,
met een glas w ijn in de hand op de gezondheid
der slachterij zullen drinken en een nieuw con
tract van vriendschap voor drie zes negen jaren
aangaan dat des noods kan vernietigd worden.
De volkeren zijn toch nog dom, als men naziet
dat zij in vredetijd de koningen en prinsen moe
ten betalen en dan door die vet betaalde heeren
in tijd van oorlog, naar de menschenslachterij
gezonden worden onder voorwendsel van roem
en van lauweren
Hoeveel eeuwen zullen er dan nog verloopen
eer de mensehen zullen begrijpen, dat zij ge
schapen zijn om hun onderling te helpen, te die
nen, hunne voortbrengselen te verwisselen, enz.
maar niet om zich onderling te doorschieten, te
doorstekenen dit ten voordeele van een handvol
gekroonde hoofden w ier voldoeningen ons gansch
onverschillig moeten zijn
Wat zeggpn wij onverschillig Toch niet.
Hunne voldoeningen zijn doorweekt van onze
opofferingen en van ons lijden. Het volk moet
immers tevens zijn goud en zijn bloed opofferen
om den hoogmoed van eencn prins te slreelen.
Is het niet genoeg gezeg i dat de voldoening
van dezen hoogmoed voor ons een eeuwig be
dreigende vijand is
Alles wel uitgerekend, w at doen ons de twis
ten en krakeelen der koningen en keizers
En omdat het niet zal behagen aan meester
Napoleon, die zijne bijzondere dynastische ge
voeligheid heeft, dat een prins van Hohenzollern
den spaanschen troon beklimme, daarom moet
gansch Europa ten vuur en ten bloede gebrach1
w orden Daarom moet de bloem der jeugd on
der het schroot der kanonnen of onder de bal
len der Chassepots of Albinis vermorzeld worden'
Hoe dom is nog de verblindheid der volkeren
Wateenige doorluchtige farceursbedekt
met kruisen en linten, beslissen op hun gemak
terwijl ze uitgestrekt in hunnen zetel liggen en
eene goede eigaar rooken, dat dc oorlog zal
verklaard worden.
mo?ien°firoe'(iers tegen broeders optrekken om
te dooden of om gedood te worden
Het is ongehoord 1
En wat nog meer ongehoord is, dat is dat
de volkoren als eene kudde gedwee naar de slacht
bank geleid, zich niet afvragen wat belang zij
er in hebben met poeder te verschieten en arme
duivels te vermoorden zooals zij, en die cr zich
wéinig om bekreunen of een zekere heer van
Hohenzollern, ja of neen, den troon van Spanje
beklimt.
Wij weten niet meer goed welke wijsgeer de
volgende overweging deed
Als men wel zoekt vindt men dat men zich
altijd meer te beklagen heeft van den prins voor
wie men vecht dan voor dien legen wien men
oorlog voert.
Eene andere w ijsgeer heeft nog gezegd
De ongelukkigen die in den oorlog tegen
elkander moeten strijden zijn als dieren, welke
men in cenen zak opsluit. Men schudt den zak
zij hijten zich en verscheuren elkanderdoch
niet een enkel onder hen denkt er aan in
de hand te bijten die den zak vast houdt. Het
geen nogtans hunne algemeene verlossing zou
daarstellen.
Wij gclooven dat het onmogelijkds de kwes
tie des oorlogs heter te beschouwen. vooral
als de oorlog niet verklaard is om de onafhanke
lijkheid van den haard te verdedigen. Het is meer
dan eene heilige plicht, h^t is eenc groote
noodwendigheid tc strijden tot het laatste drup
pel bloed, legen struikroovers, ten onr chtc
overw innaars genoemd, die zich zouden willen
meester maken van den vrijen grond eens vrijen
volken.
Maar de oorlog aangegaan voor de schoone
oogen van eenen prins, of voor een dynastiscb
belang. dat schijnt ons ongerijmd, ja brutaal
en afschuwelijk.
Wij zouden nieuwsgierig zijn, bij voorbeeld,
eenen boer van Bretagne te ondervragen, en f
langs eenen anderen kant cenen inwoner van
Pommcrcn, die ondanks hunnen wil in soldaten-
kleederen gesloken zijn. onder voorwendsel van
conscriptie of van landwehr, en die men den
eenen tegen den anderen slaat en stampt met be
vel van zich te bedekken met bloed en met
roem
Wij zijn zeker, en we \v illen een wedspel aan
gaan, dat de bretaansche boer nooit van den prins
van Hohenzollern heeft hooren spreken en het
hem weinig kan schelen wie er koning in Span
je wordt. Wij wedden dat de inwoner vanPom-
meren niet weet waarom hij den boer van Bre
tagne moet kapot maken. Wij zijn even verze
kerd dat, zoo gij aan beiden vroegtWat
scheelt hel u dat de prins van Hohenzollern
koning van Spanje zij
Zij zouden te samen antwoorden
Dit is ons wél gelijk. Indien de Spanjaards
lust gevoelen om aan eenen bijzonderen een jaar
lijks sommetje van twintig miljoen te betalen
dal zijn hunne zaken, en niet de onze. Wij
betalen onze lasten in Spanje niet en daarom
kan het ons niet schelen.
Dat zouden de sukkelaars antwoorden en zij
zouden gelijk hebben.
Afzonderlijk genomen, al de arme duivels die
men naar het slachtveld zendt hebben volstrekt
de zelfde gedachten over de zaak welke zij moe
ten verdedigen en die zij maar al te dikwijls
niet keunen.
En dit is zelfs zeer ongelukkig, omdat, wisten
zij waarom ze vechten, het zeker ware dal zij
het meest van den tijd in het geheel niet zouden
willen vechten, en sabel en geweer naar den
weerlicht zouden zenden
Om tot ons vertrekpunt terug te komen, vra
gen wij het u, geachte lezer, of gij, even als wij
niet verontwaardigd zijt, over het gemak, over
de wijze waarmede, de herders ran Iff roll; to
werk gaan, om den oorlog te verklaren. De oor
log, op onzen tijd vooral, met de middelen van
verwoesting die men bij de hand heeft, dc
norlogiseene algemeene slachterij, eenen aanslag
zander naam.
En een twist van koningen of van diplomaten
ontstaan voor den troon waarvan vrouw Isa
bella weggejaagd is. zou genoegzaam zijn om
ganschc volkeren te verpletteren
Als men in al de beschaafde landen het schavot
verbrandt en de doodstraf afschaft, dan is het
onmogelijk, dat er nog duizende menschenlevens
opgeofferd worden voor de grillen van gekroonde
hoofden.
Weg met den oorlog Leve de vrede
E3S3£r<E3—
KIEZINGEN VOOR DE KAMERS.
De liberale associatie van bet arrondissemet Aalst, den
19 dezer in algemeene vergadering bijeengeroepen, heeft
besloten ln het strijdperk te treden voor de algemeene
kiezingen van 2 augusti.
Indien de kiezers hunne belangen en den waren toe
stand der belgische zaken, begrijpen, vaderland en voor
uitgang liefhebben en zich niet blindelings tot den af
grond hunner verlies willen laten sreleiden, dan zullen
zij allen hunne stem geven aan mannen die zich als
volksvertegenwoordigers aanbieden, om de behoeften
van landbouw, nijverheid, en neringen voor te staan en
te verdedigen, gedragslijn waarvan zij niet zullen
afwijken.
De volgende kandidaten vereenigen al de vereisebten
om hun programma ten besten te verwezenlijken allen
zijn als voortreffelijke burgers gekend en voegen eene
lange ondervinding aan uitgestrekte kennissen in alle
vakken en kunsten, in een woord 't zijn verdienstvolle
mannen zoo in de politiek als in het praktisch leven
Men stemme dan voor:
MM. Bijl-Spitaels, te Geeraedsbergcn.
Cumont-Faider, te Aalst.
Vandernoot, Josef, te Moorsel.
SENATEURS:
MM. Germanes, grondeigenaar te Grimmingen,
Van Assche-De Conink, te Aalst.
De raad heeft zich den 18 dezer ten 6 ure
's avonds vergaderd, om het onderzoek des bud-