LASTEN. Pc heer Melon beloofde, in 1870, in zijne fa meuze redevoering te St Nikolaas, dat het meer dan lijd was dat de burgers zelve voordeel tiokken uil den aangroeienden voorspoed des lands en dat een slaats-inkouien van 180 rnil- loen veel te veel was. Natuurlijk eindigde de tegenwoordige minister van finaneien zijne rede mei de fortneelc belofte dal de belastingen veel zouden verminderen, als geschenk van blijde intrede der klerikalen Wat zijn de tijden toch veranderd. Over eenige dagen maakt diezelfde heer Ma- lou officiëole bekend dat de Staat thans een in komen heeft van meer dan 2'20 miljoen per jaar Bravo bravo De liberalen hadden maar 180 miljoen als zij aan hel bestuur waren. En zij lieten nog een spaarpot van 80 miljoen in de staatskas achter. Nu hebben de klerikalen 40 miljoen meer per jaar te vei lierelieren en zij maken schulden op schulden en komen nog te kort. Hoe geestig! In vier jaren tijds hebben zij zoo wal drij honderd miljoen geleend. Dat is officieel Dus de belastingen zijn van 40 miljoen gere- rezen. Als w ij de som onder al de Belgen ver deden, die met mannen, vrouwen en kinderen ten gelalle van 5 miljoen zieltjes zijn. dan komt dit voor elk levend schepsel 8 frs per jaar ver heuging van laslen. Leg ze me daar. Vivat! de klerikalen, die hebben er een bandje van om kiekens te pluimen. En, oh ar me de gepluimde kiekens zijn vrij, burgers. Immers wij worden te rijk. militaire lasten. Weerom nieuws. Wij hebben roods een woord gezegd over de ontzaggelijke verzwaring der militie wetten, voor spruitende uit een artikel der militiewetten,artikel 72. Onder de oude wet, konden de huisvaders die zelve plaatsvervangers leverden, zich van alle ver antwoordelijkheid vrijstellendoor eene borgsom van 400 fr, die terrug gegeven werd met de intres ten aan 4 p. h. aan den remplacant, de helft bij hun onbepaald verlof en het overige bij hunne ge- heele vrijstelling. Integendeel de nieuwe wet stelt vast dat de af koop der verantwoordelijkheid bewerkt wordt door het storten van 800 fr. die de eigendom van den staat wordt liet verschil is aanzienlijk. De storting is verdubbeld, en in plaats van aan den remplacant, teruggegeven te worden met de intresten, wordt zij in beslag genomen door den Staat. Het is onmogelijk deze verhooging van lasten voorbij te gaan, opgelegd aan de huisvaders die, na 200 fr. op het spel gezet tehebben om desnoods het recht te hebben zelve een plaatsvervanger te zoeken, als de staat er geene kan leveren. Eiwel! de klerikale gazet ten die zooveel schreeuw den tegen de wet van 1870, keuren nu het nieuwe regiem goed ingehuldigd door het gouvernement St-Malou. Misbruiken worden begaan, volgens de dom perspapieren, en moet ze onmogelijk maken door de borgsom Ie verlioogen. Wel! maar waarom slaat M. Malou die som aan Was dat noodig Men eischt eene dubbele som en die 800 Ir. moeten bovendien nog in de staatskas in plaats van tot belooning van goed gedrag aan den remplacant te dienen. O militiewet van 1873, wat al streken en last geeft gij aan de huisgezinnen. Maar ook de klerikalen beloofden over vier ja ren de vermindering van militaire lasten. Men ziet het nu wel Mijnheer de Opsteller Eenige dagen geleden heb ik mij veroorloofd Ui. een feit aan te duiden dat in den vollen dag is gepleegd geworden; de politie was afwezig,en des anderendaags was liet alweer van den zelf den derdon. De politie mannen waren er niet te zien, in die inbraak op liet politie reglement onzer gelukkige stad, die, indien zij gepleegd was geweest door een liberaal met een proces verbaal en eene veroordeeling zou gevolgd zijn geweest, is zoo zachtjes verloopen zonder dal onze deftige en waakzame politie er iets beeft van bcslaligd. Dus een. Drij a vier weken geleden, werd een grijsaard, zonder iemand aantespreken, of iets ongeoor loofd te doen. aangerand op eene ongehoorde wijze: een metsersgasl werkende aan de huizen van d'heer Cli. Lienart, nam een lialfkareel- steen en wierp dien naar het hoofd van den man; waarschijnlijk had hij het op zijnen hoed ge mikt; gelukkiglijk. niet vast in de hand. kon hij hem niet aanraken en de steen suiffelde aan zijne ooreti; en verbrijzelde zich nevens hem op den grond; de aanslaanders laakten de daad: en de sukkelaar, na eenige woorden legen- sprekens, zou wel de zaak zonder vervolg gela ten hebben. ware een politie agent, die dit van verre had gezien, er niet tussclieugekomen, die den dader aankondigde dat hij proces-verbaal er zou van opgemaakt hebben. Wal is tr van de zaak geworden Niets, liet waren mannen van den zelfden boedel. Gedurende de vastenavond dagen, ik vermeen hel was den tweeden zondag, was er veel volk in de herberg: den Koning van Spanjie, zij was opgeprop l,de gemaskerden leverden zich vrolijk aan hunnen tater, het geen men noemt devas- tenavondintriguen hoorde men van alle kanten; de eenen lachten de andere w as ongeduldig Een gemaskerde was in gesprek met Manuelle- ken,die geerne zijne tong scherpt tegen anderen, maar niet verdraagt dat men hem somtijds on- noozele waarheden zegrieen woord eken kittelde zijne ooren. Hel manneken sprong op van ra zernij, vatte eenen marmeren solferstek bak en wierp dien waar hij vliegen wilde.En helaas,den zegger was in de menigte gedrongen en de bak, met een overgroot geweld geworpen, raakte ten volle het hoofd van een jongheid die niets bad gezegd of gedaan. De slag was zoo lievig dal liet bloed in overvloed stroomde;zijne kleederen wa ren aanstonds als die van een slachter, en de gewonden viel in onmacht; men kwam hem ter bulpe, hij was aangedaan van eene groote won de aan het hoofd. Al de aanslaanders vielen op den dader uit,en beschuldigden hem van moord. En wal antwoorde die onbeschofte Ik meende dal het een liberaal was die mij dat kwam te zeggen. Des anderendaags, zoo men mij verze kert, werd er een klacht gedaan aan de politie; de ouders van den jongeling wilden eene veroor deeling met vergoeding van den plichligc; maar het was alweer onder mannen van den zelfden dee^eni; liet waren bokskens van de eerste soort en de zaak bleefEn drij. Des avonds op een anderen dag, werd een jongeling van zestien jaren in de zoutstraat van eenen steenkapper aangerand en ontving aldaar eene zoo hevige vuistslag in bet aangezicht dat liet bloed hem afstroeide zijne voorste tan den waggelden in den mond en waarschijn lijk heeft hij ze daarna verloren.En de oorzaak? De katbolijke kapper had cenigen lijd te voren een woordenwisseling met den vader van den jongeling gehad en van dien oogenblik had hij besloten dat hij, op de eene of andere wijze, op den eenen of den anderen van zijn huisgezin, vraak zoude genomen hebben. En inderdaad weinige dagen daarna, brengt hij zijn besluit ten uitvoer. De zaak wordt de politie kenbaar gemaakt en men verzocht er vervolg aan te ge ven. De zaak is waarschijnlijk onderbleven want ik heb er niets meer van gehoord.Dat ware niet te verwonderen,want dit geschiedt nog eens onder personen van dezelfde meening het waren weeral katholijke jannen, die op eenezoo chris telijke wijze de voorschriften van den zaligma ker naleven. Wat zegt gij daarvan En vier. Als er hedendaags eene benoeming plaats grijpt door den minister van justitie, welke aan den Uien public niet aanslaat, schreeuwt hij luidkeels dat hij door de lusschenkomst van een zevende ministerie is aangew ezen en de minister ze ten uitvoer moet brengen. Welnu, wat zou den wij wel moeten inroepen, wal invloed ol tusschenkomst, belet bel vervolg van aange klaagde feiten van den aard dien wij komen aan te halen. Wij zullen ons zekerlijk de moeite niet geven die optezoeken. Wat raakt hel ons! Dat zij vechten en kijven indien dit de roep van de bokken is,dat zij zich elkaar mishandelen in dien hunne inborst dit vereischt, en dat zij malkanderen opfretten voorzoo veel bunnen eet lust tot dit punt is aangedreven; men zal ze welhaast onder de mensohenelers rangschikken. Heden telt men onder die bende van cartouche veie klerikalen, oneindig vele schijnheilige ka tholijke pilaarbijters, bokken, bokkenrijders, razenden van allen aard;maar de bovengenoemde menschenfretlers ontbraken er nog. Op die wij ze is bet spel bijna volmaakt., proficiat geluk en voorspoed op uwe reis. Staken wij bier, voor bet oogenblik. ons on derzoek; en laat ons eens spreken van liet on derhoud der stad; men zegt dat er geld ont breekt, dat zij hare schuld niet kan kwijlen! wat er van is zal ik zekerlijk niet doorsnuffelen; desiadhuisniannen, alle allerdoornuftige en alles wetende wijsgeeren zullen hunne zaken wei weten op de pooien te zetten en geld doen spruiten als vuilkruid daar waar geen is. Nog. tans als men de straten doorkruist is men niet genegen dit gezegde voor coinptant te aanvoer den; langs alle kanten ziet men versieringsw er ken aanvatten, squares inrichten,wandelingen projeleeren en veel andere die maar zouden ge daan worden als liet noodige en noodzakelijkste is afgelegd. Zoudet gij met mij niet zeggen. Mijn heer de Opsteller, dat bet beter ware,indien zij zich wat meer bezig hielden met bel reinigen der straten het weghalen van de oneindige massa slijk, modder van allen aard die men in al de wijken der stad ontmoet. Zoude het niet he ter zijn dat men straten en walerloopen onder hield en opende, dan zouden zij met den min sten regen niet ovcrsiroomen en deinwoneis lx- lellen zich naar hunne woonst te begeven. Ik zal hier maar eene aanhalen,en aan Mijnheer de Schepenen gelast met de stadswerken vragen of hij sedert lang de Erembodegemsche straat is door gegaan en gezien heeft in welken slaat de zaken zich bevinden. Sedert zeer langen tijd is de aan dacht van onze mannen hier op ingeroepen ge weest maar drommel alles is vruchteloos Mijnheer Ghceraerdis die veel houdt van kapel- lekens te bezoeken, went zijne stappen zekerlijk niet naar het kappclen ter muren, want dan zoir de man ook al in de modder moeien poclscn. De grachten welke de waters moeten afleiden zijn gevuld, de onderaardsche goot versluisd,de kalseiden met eert voet slijk en met w aler over dekt. Maar wat zou ik zeggen, er zijn van dien kant geen kiezers aan te winnen en dan is hel ook de moei ie niet w aard zich met zulke bcuze- lingen onledig te houden. De sladsmannen- hebben den dienst der mest- karre op eenen geiicelen anderen voel ingericht: in iedere wijk der stad ontmoet men twee man nen in een karreken gespannen, gelast waar schijnlijk met liet opkuischcn der stralen; mijn dunkens, is liet nu als te voren, de straten blij ven de zelfde en zijn nu nog onbegankelijker dan te voren. Die ongelukkige administrateurs zoeken geda lig en vinden niet, men zal ten langenlesti welmoeten bekenneu dat zij liet op eene ver keerde richting hebben gemikt en van den dal geleid worden. In afwachting, Mijnheer de Opsteller, dat d( persoon met de werken gelast, eens des nachts door guide droomen wordt bezield om docheem iets goeds te kunnen inrichten, blijve ik mei

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Den Yker | 1874 | | pagina 2