NIEUWS- EN AANKONOIGINGSBLAD VAN DE STAD EN 'T ARRONDISSEMENT AALST. LAMBRECHT Zondag 10 Maart 1889* 10 centiemen per nummer 458te Jaar, !\T° 2545. 3 ABOJVNEMEJVTPRIJS ANNONCENPRMS 10,! DE DENDERBODE. Jil blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder éagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is 6 frank 's jaars r. 3,25 voor zes maanden fr. 1,75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. Men schrijtt in bij C. VAN DE PUTTE-GOOSSENS, Lange-Zoutstraat, N» 10, nabij de Groote Markt, en in alle Postkantoren des lands. Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen, tr. 1,00 Vonnissen op 3e bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdagavond. De onkosten der kwitantiën door de Post ontvangen, zijn ten laste van den schuldenaar. Calque Suam. ATXST, 9 MAART 1889 HENR1CUS-CAP.OLUS Doktor in Godgeleerdheid, door de bermhertigheid Gods en de genade van den H. Apostelijken Stoel, BISSCHOP VAAÏ GEMT. Aan de geestelijkheid en geloovigen van Ons Bisdom, zaligheid en zegen in Onzen Heer Jezus-Christus. Zeer beminde Broeders Wat onuitlegbare onzin, indien dit 5 antwoord, door onze redelijke natuur n d» geeischt, ons niet kon gegeven worden. Doch neen, zóó is het niet, God dank, en de hier noodige redeneeringen zijn zoo verheven niet, dat iedere mensch ze niet gemakkelijk kan vatten en begrijpen. Men moet hier enkel in toepassen 'l geen iedereen weel en dagelijks honderdmaal ondervindt, namelijk dat ieder uitwerksel eene genoegzame oorzaak vraagteen TZl grondsielsel dat de kinderen weten, en van hunne eerste jaren gedurig toepas- (I sen. Gelijk men uit de schoonte van een gebouw de kunst van den bouwmeester, inf.j uit de weelderigheid van den oogst de i' vruchtbaarheid van den grond en de be- J hendigheid des bebouwers, uit de gene- zing, door de medecijnenbekomen, dezer deugdelijkheid opmaakt zoo ook uit het bestaan der wereld, die door zich zeiven niet beslaat, maar gemaakt is, besluiten wij dat er is een Schepper der i wereld, een God en uit onze gedachten, -l woorden en vrijen wil, die onstoffelijk üggi zijn, besluiten wij dat de ziel onstoffelijk .4 is er. bijgevolg ook onsterfelijk. Wie dus d beweert dat men noch God noch onze ziel met zekerheid kan kennen, dat hij l|,lf ook bewere, dat wij, niet meer dan de dieren, de oorzaken van ziekten, van voorspoed, van geluk, van genezing, van i alle natuurlijke feiten of van iets wat er i voorvalt kunnen ontdekken. Doch wie j zou dit durven doen 't Ware de geheele i handelwijze der menschen, van klein tot e greot, van geleerd tot ongeleerd, tegen- spreken. Nu, durft gij dit niet, verwerpt dus in het een geval niet, wat gij, voor het ander aanveerdtschrijft gij aan t. ieder wereldsch wezen eene oorzaak toe. 4 schrijft dus eene oorzaak toe aan de wereld zelve, erkent God die er de Schepper van is schrijft ook eene oor zaak toe aan 't menschelijk begrip, aan Idpn vrijen wil en de vrije handeling, en erkent eene ziel die geestelijk is en niet sterven kan. En 't gene Wij hier zeggen, dat leerde Paulus over achttienhonderd jaren, aan de Romeinen van de heidenen sprekende Uetgene bekend is van God, zegde hij, is in den mensch openbaar het onzichtbare van Hem wordt van de. schepping, af uil de werken mei het verstand gezien Zijne eeuwige kracht en goddelijkheid. En hij j voegde er nog bij zij zijn onverschoon- j baar, omdat zij, alhoewel God kennende, Ihn niet als God verheerlijkt of gedankt pus hebben (2). Niet min klaar waren reeds de hd woorden van Salomo, duizend jaren vroeger, in zijn boek der wijsheid I onverstandig voorzeker zijn alle menschen \1 die God niet kennen... diegeen acht ge zjl 'vende op de werken, den werkmeester niet erkennen want uit de grootheid en de 1; schoonheid van het geschapene wordt de I Schepper ervan klaarblijkelijk gekend (3). En van onze onsterfelijke ziel spre- 6d.i *en(te> voegde Salomo er bij, de god Ie jfe.^loozen bestrijdende(4). Berouwhebbende lnd\ 01 Van zielsbenauwdheid zuchtende, zullen goddeloozen in het oordeel onder h$n zeSgon aezen zijn het die wij eertijds uit- 'g« lachten, en tot een voorwerp maakten van spotlied. Wij dwazenwij hielden hunnen levenswandel voor uitzinnigheid en hun einde zonder eer zie eenshoe zij thans gerekend worden onder de kinderen Gods en hoe hun lot onder de heiligen is. O gij allen dus, die niet meer gelooft of die wankelt in uw geloof, sluit toch uwe oogen niet langer voor de waarheid, die als eene zon voor u blinkt, doet ze open, hebt de begeerte van de waarheid te kennen, en zij zal u komen toegeloopen en uwe ziel hei leven en den vrede aan brengen. III. De uitnoodiging om zich tol God te bekeeren, die wij eerst deden aan hen die het Geloof verloren hebben, sturen Wij ook toe aan de geloovigen, die het Geloof bewaard hebben, doch wat zij gelooven niet genoegzaam belijden door hunne werken en daden, en een leven leiden dat met hun Geloof niet overeen stemmend gevonden wordt. Gelooven zonder genoegzaam volgens het Geloof te leven is ook niet nieuw in de wereld. Het bestond reeds ten tijde der Apostelen, daar de H. Jacobus in zijnen brief tot de geloovigen hen reeds vermaant over dit punt, en hun breed voerig toont hoe onredelijk deze handel wijze is. Waartoe zal het dienen, riep die hei- lige Apositl uit, indien iemand zegt het v Geloof te hebben, maar de werken niet heeft Zal dit geloof alleen hem zalig maken Abraham, onze vader, is hij niet uit werken gereclilveerdigd gewor- den, toen hij -lijnen zoon Isaac op hel altaar offerde Ziet gij wel, dal het Ge- loof medewerkte met zijne werken, en dal door de werken het Geloof volmaakt werd... Even als het lichaam zonder ziel dood is, alzoo is ook het geloof zonder de werken dood. (5) En inderdaad, eene kennis, eene over tuiging, eene wetenschap, waartoe die nen zij, als zij niet werkstellig gemaakt worden, als men er geen gebruik van maakt Een mensch, die de beste en zekerste middelen kent en bezit om schatrijk te worden, maar ze niet ge bruikt een zieke die weet wat hij. moet doen om zijne gezondheid zeker te her stellen, maar dit verzuimt te doen een ambachtsman of een kunstenaar, die vol kennis en behendigheid is om de schoon ste werken te maken, maar den tijd in luiheid overbrengt welk nut trekt hij uit zijne wetenschap, kunst of behendig lieid Of hij deze heeft of niet heeft, is het niet hetzelfde voor hern Ware het zelfs voor hem niet beter die niet te hebben, daar hij boven het ongeluk van niet te bekomen wat hij moest, nog de schandvlek draagt van zich vrijwillig in 't ongeluk geworpen te hebben Onrede lijk, uitwinning zal zulke handelwijze door eenieder genoemd worden. Welnu, maken al degenen, die het Geloof hebbende volgens het Geloof niet leven, zich niet piichtig aan ditonredelijk gedrag, dat zij zeiven komen te oor- deelen Maken zij zelfs zich daaraan niet nog duizendmaal plichtiger, daar het stuk opzer zaligheid alle aardsche belan den oneindig in weerde overtreft Dat zij eens hun leven overwegen, en zien wat zij doen. Zij gelooven vastelijk, want zij zouden vree/en hun Doopsel en hun Geloof te veivaken zij gelooven dat dit leven op aarde enkel een oogenbhk is van ons bestaan, eene rasse, doch be slissende proefneming van onze deugd, volgens welke proefneming ons eeuwig lot zal geregeld zijn en zij handelen alsof dit leven ons geheel bestaan zoude uitmaken, alsof er voor niets anders te zorgen ware als voor ons geluk hier op aarde. Zij zoeken naar de eer en glorie, naar de rijkdommen, naar de wellusten en vermaken op zulke wijze, als waren hier beueden de eenige echte eèr en glorie, de ware rijkdommen, de ware wellusten te vinden. Zij gelooven en zij erkennen dat God hun Schepper, Heer en Regeerder is, dat Hij hun Vader is en zij laten dagen en weken voorbijgaan zouder op Hem te denken en Hem aan te spreken, en zonder Zijne zegeningen te vragen. Wat zouden zij zeggen, moesten hunne kinderen zich ten opzichte huns vaders gedragen, gelijk zij het ten opzichte van God gedurig doen Zij weten dat God, hun Vader, de koning der koningen is, dat Hij verheven is boven alle eer en glorie, en dat hij de opperheerscher van Hemel en aarde hen als Zijne kinderen erkent, aanziet, be mint, en gedurig aanschouwt en zij schamen zich dien hemelsehen Vader te erkennen, te loven en te danken zij gedragen /.ich.als ware Hij te klein voor hen, als verdiende de godsdienst de ach ting niet van wij we personen Zij zijn overtuigd dat de dood op het onverwachts komt, dat zij slaat als men er minst op denkten zij durven voort leven in staat van doodzonde, in een ge durig gevaar van den hemel te verliezen voor altijd, en eeuwig te moeten lijden in de hel. De rede en het geloof schilderen hun de schoonheid en de verhevenheid af van een zuiver en eerbaar leven zij weten hoe de menschen zulk leven vereeren, en hoe God in den hemel honderdmaal zal wedergeven 't gene wij voor Hem verla ten en zij vluchten niet hetgene Gods geboden en liet geweten hun verbieden, zij geven den vrijen loom aan hunne drif ten. Zij kennen ook de grootheid van de H. Mis zij weten, hoe daar de slachtoffe- riiig van den Calvarieberg voor ons ver nieuwd wordtzij aanveerden niet min dat in de H Biecht onze zonden vergeven worden, en dat wij in de H. Communie versterkt en gespijzigd worden door hel lichaam en bloed van Jesus-Chrtétus zei ven zelden nogthans naderen zij tot die bronnen van gratie, van zegening en geluk, door Christus voor onze zaligheid ingesteld. Zij gebruiken ze als dienden zij meer tot last, dan tot ons voordeel. Zij begrijpen ook het groot belaag van de opvoeding der kinderen, hoe dezen van jongs af niet enkel onderween maar opgevoed en gevormd moeten worden naar Christus' voorbeeld, en hoe het on derwijs zonder godsdienst eene onge rijmde zaak is, daar het eerste en het noodzakelijkste er in ontbreekt en zie, welke verzuimenissen bij velen, welke onachtzaamheid len opzichte van die kin deren, die nogtans de glorie, de blijd schap eii de kroon der ouders moeten uitmaken. Eene zoo verbazende handelwijze, hoe onredelijk zij ook weze, komt men toch tegen. Van waar komt dit voort, hoe kan het geschieden dat men zoo tegen de rede en de wijsheid te werk ga Gelijk het lichaam verflauwt bij gebrek van spijze, zoo is het ook met de deugd als zij niet gespijzigd wordt, gaat zij ook te niet. Ongetwijfeld is het gebrek van spijze, de eerste oorzaak van dat flauw, dat half christelijk leven. Het geloof, de vaste overtuiging van al die groote waarheden is zoi.der uitwerksel omdat men het woord Gods, die de spijze der ziel is, niet aanhoort, en, als men het nog aan hoort, het.niet indachtig blijft. Men heeft lijd voor allerhande lezingen en studiën, ja, voor het aanhooren van vertellingen maar welken lijd geeft men om God, onzen Vader, te leeren kennen en Hem indachtig te zijn, om onderwezen te wor den in al hetgene wij wel dienen te weten voor ons eeuwig geluk, om te zien en te onderzoeken wat er te do- n en te laten is, om wel te leven en eene schoone kroon in den hemel te bekomen Welnu 't gene inliet oog of in het oor niet is, dat is ook in 't herle, nieten zoo is het christelijk leven noch in het herte noch in het werk, omdat men het niet over denkt noch aanschouwt, noch de leering ervan aanhoort. Bij deze eerste oorzaak, komt nog eene andere, het menschelijk opzicht, 't welk meer en meer macht heeft naar male men min op God en de geestelijke zaken denkt. Hoeveel slachtoffers vallen onder de klauwen van dezen vijand nietHoeveel bekeeringen, hoeveel goede werken, hoeveel belijdenissen van godsdienst en godvruchtigheid, hoeveel stichtende woorden worden toen niet ver-uirad, en dat dagelijks, uil menschelijk opzicht Men zou wel willen doen wat hei Geloof voorschrijft, men zou het volgeern doen; maar men vreest hetgene anderen -ouden kunnen zeggen. Men wijkt achteruit voor eene mogelijke bespotting 't is «Ie vrees der menschi, die dwaas en onredelijk is, welke de vrees Gods, de eenige en noodzakelijke vrees, komt vervangën en zóó, in plaats van God, den mensch als oppersten meester doel dienen en ver eeren. Hierbij voegt zich noch de natuurlijke hoogmoed van 't menschelijk herte, waar door wij ons zoo moeilijk onderwerpen aan allen overste, maar zonderling nog aan God, die de overste is der oversten, en daarenboven voor ons onzichtbaar is en alzoo min indruk op ons maakt. Deze hoogmoed, zoo hevig aangehitst door al wat de wereld zegt en doet, belet er velen hunne knieën te buigen voor God gelijk het behoort. Zij schamen zich voor God neder te knielen, de Sacramenten, die het Geloof aanbiedt, te aanveerden, en de oefeningen van den Godsdienst te volgen zij zijn gewoon zich overal aan 't hoofd te stellen, en zich niet te onder vverpen en zoo achten zij zich te groot, om zich voor God te verootmoedigen, om te erkennen dat er boven hun verstand een oneindig machtiger verstand, het verstand Gods bestaat, en om de myste riën die God veropenbaart door het Ge loof te aanveerden. Gij ziet het dus, gij allen die gelooft doch volgens het Geloof niet leeft, uw Geloof, dat geene werken voortbrengt, is dood in zich zëlven en kan u geenszins ter zaligheid helpen. Verfoeit dus en haai deze onredelijke handelwijze, welke gij zeiven in alle andere zaken veroordeelt, en doet uw leven aan uw Geloot beant woorden. De oor-aken van uw ongeluk zijn tastbaar, zij liggen voor uwe oogen verwijdert die minachting der waarheid, dn menschelijk opzicht en dien hoog moed, en de godvruchtigheid zal in uw hert herleven. IV. Diezelfde uitnoodiging der H. Kerk Convertimini ad Dominumbekeert u tot God, sturen Wij ook nog tot u, die God dient uilter herte en u tracht op de ware godvruchtigheid toe te leggen. Alhoewel gij vastelijk gelooft al hetgene God ver openbaard heeft, en dat Geloof door uwe werken belijdt, moet gij nogtans u ook nog bekeeren wij moeten van dag tot dag door ons gedragen onze handelwijze ons meer en meer van de wereld verwij deren, en nader tot God komen. Hel Evangelie leert het ons wij moeten vol maakt zijn gelijk onze hemélsche Vader volmaakt is (6), estate perfecti sicut et paler vester ccetestis per feelus esteb wij moeten Christus' voorbeelden ten beste navolgen exemplum dedi vobis, ut que- madmodum ego feci, ita et vos facialis (7). Wat is er hiprtoe te doen Waarin moet gij ook uw leven veranderen, u be keeren Gelijk het van zelf spreekt, moet gij u meer en meer toeleggen om op God te denken, en Hem in alles te aanschouwen, 't Werk wil zijn meester zien, zegt hel spreekwoord en 't werk onzer zaligma king, 't werk der werken, het allerzalig ste en allernoodzakelijkste, het verheven- sle en moeilijkste werk vereischt dit nog meer dan alle andere. Iedereen weet, hoe het aanschouwen van eenen meester dezer aarde vrees inboezemt van te mis doen, moed bijzet om onzen plicht te vol brengen, en vlijtig maakt om ons werk ten beste mogelijk te verrichten. Wat zal het niet zijn, a|s wij God, den meester der meesters, mei de oogen van de rede en met die van het Geloof aanschouwen Als wij bij ons den Schepper aanschou - wen van ons zeiven, van al wat rond ons is, van hemel en aarde, die, op iederen oogenblik van ons bestaan, ons in 't leven behoudtals wij dien oppersten Heer aanzien, die gansch meester is van ons en van al wat er bestaat, en uit wiens handen wij alles ontvangen als wij onze oogen gevestigd houden op den be heerder van alles, die van 't begin tot liet einde alle dingen bestiert en bewaart tot ons geluk, die ons en alles wat er is ten volmaakste kent, tot liet laatste lener- greepje, van onze taal hoort, tot den kleinsten iicfitvan ons herte waarneemt, die vol liefde voor ons allen is, en Zijne almach ige hand tot ons uitstrekt, om ons te zegenen en te helpen. Zullen wij dan iets verzuimen van 't gene God of Zijne Kerk ons gebiedt, iels doen dal verboden is, 't goed dat wij doen uit eigenliefde of uit hoogmoed verrichten, in de eischen onzer driften toestemmen O neen dat gedacht van Gods allerheiligste tegen woordigheid belet alle zonde, niet enkel de uitwendige maar ook alle inwendige, daar God zoowel het inwendige als het uiterlijke ziet het beteugelt en dempt alle driften, hoe lievig zij mogen wezen, en spoort aan om alle aardsche goed te verachten, hoe groot en verheven wij hel ons mogen inbeelden. En men denke niet dat die aandacht op God eene over- drevene zaak zij, neen als wij gedurig met God bezig zijn, doen wij enkel wat de Rede en het Geloofvereischen. Hij is toch wezenlijk overal tegenwoordig Hij geeft ons metterdaad door Zijne almacht allo oogenblikken het leven Hij onder steunt ons gedurig Hij ziet zonder op houden, op eene oneindig volmaakte wijze, al wat wij denken, begeeren, wil len, doen of verzuimen Hij is altijd bereid om ons te helpen. Is er dus iets redelijker, iels rechtveerdiger dan op Hem te denken, Hem uit de oogen niet te verliezen, Hem gedurig door de Rede en het Geloof te aanschouwen Hoe onbe tamelijk ware het niet, in de tegenwoor digheid van eenen grooien weldoener dezer aai de, naar hem niet te zien, en met hem niet bezig te zijn en zie, God, de weldoener der weldoeners, is bij ons en wij zouden het te veel achten op Hem lp denken, en onze aandacht op Hem te vestigen! Uit de godvruchtige aandachtigheid op God vloeit rechtstreeks het gebed, 'twelk ook een der bijzonderste middels van zaligheid is, die wij dagelijks met meer en meer volmaaktheid moeten gebruiken. De samenspraak is de band die de rede lijke schepselen vereenigt, en het gebed, dat de samenspraak is met God, is de band die den mensch met God zijnen Schepper en oppersten Heer verbindt. W ie niet bidt, die weigert God aan te spreken en bijgevolg Hem te erkennen die niet wel en met veel bidt, die blijft te kort aan den plicht van zijnen hemel- schen Vader te erkennen, en met Hem als met zijnen besten Vader te handelen. En hoe schoon en verheven is toch het gebed niet? Is niet de natuurlijkeen da delijke bekentenis van onze kleinheid en zwakheid, bekentenis die, op de bevende lippen van den kranken mensch, een onwederstaanbaar en onoverwinnelijk wapen wordt tegen den Hemel zeiven. O ja, waai geene macht noch sterkte telt, waar alle aardsche en hemelsche wapens niets vermogen waar men de onover winnelijkheid in persoon tegenkomt, daar behaalt het gebed den palm der zege praal. Deri almogenden en ouoverwinne- lijken God, voor Wien alle schepselen zijn alsof zij niet waren, ontwapent het Zijne misnoegdheid en gramschap doet hel buigen, en het opent de schatten Zijner bermhertigheid en liefde. Niets heeft de. H. Schriftuur met klaardere woorden bevestigd dan die eindelooze macht van het gebed Al wal gij zult vragen met geloof, zult gij ontvangen, zegde Christus (8), en Hij voegde er nog bij al wie vraagt, die ontvangtwie zoekt vindt: en wie klopt dien zal men open doen. We zenlijk dus wordt de mensch, die uit ter herte bidt, door die smeeking als met Gods almacht bekleed hij wordt mees ter van Gods hert en van al Zijne schat ten. Dat zoo machtig en zoo heilig gebed, bemint het, neemt het als uw wapen op, wint er raeê den vrede op aarde en de hemelsche kroon voor't ander leven. Begint dus den dag met een volmaakt gebed doet er mede Gods schatten open en de hemelsche dauw der goddelijke zegeningen zal op al uwe gepeinzen en werken nederdalen, om er eene zalige vruchtbaarheid aan mede te deelen, en ze te overstorten met blijdschap en vreugde, Gedurende den dag verheft uw hert tot uwen hemelschen Vader, vraagt «Jat Hij u altijd als bij de hand zoude leiden, en als den appel van Zijn oog zou vrijwaren van alle ongeluk. Bij het eten doet door uwe bede de scheppingswoorden als herb-ven, opdat God door de spijs u de ge/.ondlieid en een langen gelukkig leven zoude verleeuen. Siuil den dag door het gebed als de geheele Natuur z.ich tot de rust begeeft, terwijl alles zwijgt ei» na» u stoort, verheft dan uwe ooge w God die in de hemelen woont, t den Vader Die u gedurende den dag als in Zijne armen droeg, en bekomt door

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1889 | | pagina 1