Donderdag 16 Februari 1899. 5 centiemen per nummer. S4ste Jaar 3540 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. ANTONIUS STILLEMANS DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Woensdagen Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwilantiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, •n in alle Postkantoren des Land. Cuique auum. Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnisse ap 3« bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Buret le van dit blad. Aalst, 16 Februari 1899. door de bermhertiighcid Gods en de genade van den H. Apostclijken Stoel, IHHKCIIOI* VAM GEUIT, Aan do geestelijkheid en geloovigen van Ons Bisdom, zaligheid cn zegen in Onzen Heer Jezus Christus. «o» - Zeer Beminde Broeders, Nau, twee jaar geleden, over den Gods dienst gesproken te hebben, onderhielden Wij u, het verleden jaar, over het Geloof, hetwelk er de grondslag van is. Dit jaar willen Wij handelen over de Hoop. De Hoop is de tweede der drie godde lijke deugden, welke geheel het gebouw van ons geestelijk leven uitmaken. Het Geloof strekt tot grondslag, de Hoop richt er de steunpilaren van op, de Liefde is er de luisterlijke bekroning van. Deze deugden noemt men goddelijke deugden, omdat zij ter gelijker tijd God voor beginsel cn tot voorwerp hebben. Zij hebben God tot voorwerp. Zij zijn de driedubbele band dio ons aan God verbindt. Door het Geloof, geloovcn wij in Hem, door de Hoop steunen wij op Hem, door de Liefde leven wij voor Hem. Neemt eencn dezer diie banden weg, cu gij ver minkt do betrekkingen van den monsch met zijnen Schepper. Zij Lebben God als beginsel. In onder scheiding met de zedelijke deugden, welke wij aangeworven noemen, omdat men ze moet aanwinnen door eigene en herhaalde pogingen, hceten de goddelijke deugden ingestoite, zij wordeu ons door God als ingeënt, zoohaast het doopsel ous chris tenen maakt. God mag wachten, bij ge volg, tot dat wij de eerste, met de hulp zijner gratie, aanwerven maar, voorde tweede, die moet Hij ons, om zoo te zeg gen, gelijk ze zijn, instorten. Dit wil noch tans niet zeggen dat wij zelve niet moeten werken om ze to volmaken. Ver van daar I Het is juist tot bet ontwikkelen en het vei sterken uwer Hoop dat deze herderlijke brief strekken zal. Gij ziet het, Z. B. B., dit onderwerp is niet min belangrijk dan dit van verleden jaar. Doorgronden wij het dus met eene godvruchtige aandacht. De Hoop is het volkomcu betrouwen, waarmede wij op God rekenen voor de vervulling onzor besteraming. Die bestem ming kent gij. Z. B. B. De monsch is door God geschapen om Hem in dit leven te dienen en hiernamaals eeuwiglijk te aau- schouwcn. Het leven is de proef onzer getrouw heid. De gelukzalige eeuwigheid zal er de beloouing vau wezen. Maar God dienou eu aan zijno wet ge trouw blijven is niet altijd- gemakkelijk. Er is al te dikwijls ecne meer dan men- schelijke kracht toe noodig. Eilaas I onze bedorveu natuur neigt ons tot het kwade cu wordt maar al te veel uitgebaat door den duivel eu de wereld, die eeuwige vijanden onzer zaligheid. Oaze driften zijn gedurig in opstand met de liefde Gods, de liefde vau den evennaaste en de welgere gelde liefde van ons eigen zeiven. De ver vulling van den plicht legt ons eenen rust-en genadeloozen strijd op. Wie van ons herkent zich niet in dit beroemd woord eens ouden schrijvers Ik zie het goede, ik stem er mede in cn ik laat mij medeslepen tot het kwade Wie van ous heeft niet gezucht met den Heiligen Pau- lus Ongelukkige die ik beu Wie zal mij dan van het lichaam dezer dood ver lossen (i) Eu alsof ouzo eigene zwakheid niet ge noeg ware, is de weg, welken wy te vol gen hebben, vol van vijauden en hinder lagen. De duivel met al zijne bederflijke ingevingen, dc weredd mot al hare be- diieglijke schijngoederen beloeren ous ge stadig in den doortocht. Het is een feit van dagelijksche ondervinding dat de monsch, te middeu van zulke gevaren aan zicli zei ven overgelaten, aan cene stellige nederlaag is prijs gegeven. En 't is nog niet alles bij eiken stap komt het lijden ons bespringen. De ar moede, de ziekte, de slagen dor dood, de vijandschappen, de verraderijen, gansch de treurige stoet der raenschelijke smer- tcn maken maar al te dikwijls van het leven eenen Calvarieberg, welken wij be klimmen moeten ondereen zwaar kruis gebukt. Dit is de onvermijdelijke toe stand van den mcusch op aarde en het is zijn plicht er zich gewillig in te gedragen. Ziedaar dus, Z B. B., de dubbele over winning, welke de mensch op aarde to behalen heeft, om zijno bestemming te vervullen over het kwade en het lijden moet hij zegepralen. De taak is lastig, maar met de hulp der gratie is hij er toe bekwaam eu die hulp zal ous niet ont breken. Reposita est hoec spes in si nu meo. Deze hoop rust in mijn hert. (-2) Ja, de christen verwacht van God zon der. de minste vrees en vraagt Hem, met zekerheid van aanhoord te worden, het eeuwig leven en al wat hem daartoe hel pen kan. Wij zijn zondaars, maar God vraagt niet beter dan ons te vergeven. Wij zijn zwak, maar hij is altij l bereid ons bij te staan. Duizende vijanden besprin gen ous, maar Hij verdedigt ous tegen hunne aanvallen. Wij zeggen het Ilcm alle dagen Mijn God, ik hoop met een vast betrouwcu dat Gij mij zult goyen de vergiffenis mijuer zonden, de gratie om wel te leven en hierna het eeuwig leven. Allo dagen vragen wij het Hem, cn 'tis Hij zelf die het ons geleerd heeft ver geef ons onze schuldcu 1 Leid ons niet in bekoring Verlos ons van den kwade Tot de aardsche goederen toe mogen wij van zijne liefde verwachten, indico wij Hem gotrouwlijk dienen. Zoekt eerst het rijk Gods en al het overige zal u toe geworpen ivorden, (3) Zeker zal en moet liet leven altijd een strijd blijven. Maar God wil toch'onze zwakheid niet over drukken. Hij laat ons in wettige en gema tigde genoegens eene heilzame rust toe, waarin wij onze krachten kunnen her stellen en onzen moed opbeuren. Deze goederen nochtans mag Hij ons maar toe- staau voor zooveel zij ous helpen kuuneu tot de eeuwige zaligheid. Zij kunnen ons dienen, cu dienen iuderdaau zeer dikwijls tot valstrik. Het ware alsdau eene wreed heid ons die te scheuken. Maar zij kun nen ons ook, door het goed gebruik dat wij er van maken, kostelijke en vrucht bare middelen zijn van zaligheid. In dit geval zal ze God ons niet weigeren. Alles beschikt Hij tot welzijn zijner uitverkore nen omnia propter electos. IIoe hior, in het voorbijgaan, de chri- steue oplossing niet bewonderd, Z. B. B., van het smartvolle raadsel des levens Zoozeer de goddelooze ontsteld eu ver bijsterd wordt bij hot bestareu van dien beklagenswoerdigen toestand waaria do mensch zich beweegt op aarde, waar de deugd met de ondeugd, de vreugde met de droefheid langs alle kauteu samen- worstelen, even zoo ziet er de christene klaar in eu is hij gerustgesteld. Ah Wij begrijpen dat de ongeloovige wijsgeoreu zich afvragen of hot levcu wel de moeite weord is te levcu, ea dat zij de vraag op lossen met aan den niet den voorkeur tc geven. Maar voor ous, Christenen, is de oplossing geheel anders. Ja, het leven is de moeito wcerd to Icvcd, aangezien het ons een eindeloos geluk verschaffen kan. Het leven is, wel is waar, een strijd, maar dc krooa wacht ons hierboven. Wij zaaiou ia tranen, maar eens ruaaiou wij in vreugde. Overigens is er niets in het vooruitzicht van 't lijden en strijden on zer levensbaan dat ons verschrikken mag, bij eiken stap ontmoeten wij God bereid om ons ter hulp te komen. Maar aangezien niet ééuc leering bui ten het Christendom, niet ééne hypothe sis, om de wetenschappelijke taal te spre ken, bekwaam is de oplossing van het raadsel te geven, is de waarheid van het Christeudom door 's menschop toestand zelven bewezen. Dat ons leven eene wor steling is en altijd zal zijn, is een bekend en onbetwistbaar feit I Die leering dus alléén is de waarheid, welke alléén de worsteling uitlegt eu alleen den middel geeft er in te zegepralen. Wij mogen dus, ja, wij moeten op God rekenen. Als waarborg hiervan hebben wij Zijno liefde, Zijue machten Zijne be loften. Hij wil ons helpen. Hij kan ons helpeu, liij heeft cr zich plechtig too verbonden. Er ware eene ganscho verhandeliug noodig, Z. B. B., om dezo drie gedachtcu naar behooren te ontwikkelen. Zij zoudcu het verdienen zij zijn immers do grond slagen onzer Hoop. Wij kunnen ze noch tans slechts eveu aauraken. God wil ons heipon, want Hij bemint ons. Wat is cr, wat kan cr ziju dat Zijne liefdo overtreft V Hij is dc besfco der vaders, 't Is altijd als Vader dat Hij in het II. Schrift voorkomt. De II Augusti- nus mocht zeggen dat niemand gelijk Hij, Vader is, nemo tam pater. Maar Vader zijn is Hem nog to weinig al kioameenc moeder haar kind te vergeten, zegt Hij ons bij Isaias. Ik toch zal u niet vergeten. (4) liij wil ons geluk meer dan wij het zelf willen. Zijn wij zondaars Ilij wacht ons af tot inkeer, evenals de Vader den verloren zoou, en zal hot als eeno eer aanzien zich onzer te ontfermen, cxalta- hirtus parcens vóbis. (5) Zijn wij zwak,Hij zal ons beschermen evenals de hen hare kleine kiekjes onder hare vleugelen. Hij zegt het zelftanquam gallina pullos suos sub alas. (6) Zijn wij ongelukkig Hij onthaalt, troost eu versterkt al dege nen die lijden Ego reficiam vos. (7) Hij kan ons helpen. Zijne macht evou- aart'Zijne liefde. Beilo zijn oneindig. Vaders en moeders, het is dikwijls uw hertzeer dat uwe liefde machteloos en onvruchtbaar is. Zoo gaat het met God niet. Hij kau al wat Hij wil. Ten ando ren, Hij kent onze zwakheid. Hij weet vau welk een slijk wij gevormd zijo. Hij ziet al de gevaren waarin wij verkeeren en schikt er zijnen bijstand naar. Het hangt van ons af onder Zijne alwetend heid en Zijne almacht een ondoordring baar schild to vinden. Eindelijk, Hij heeft het ons beloofd en gezworen Vraagt, en gij zult bekomen, petite el accipielis. (8) Ik zweer het bij mij zelven: ik wil de dood niet van den zondaar, maar dat hij zich bekeere en leve, vivo ego dicit Domintisnolo mor tem pcccatoris, sed ut convcrtatur et vivat. (9) Rekent op mij die de wereld overwon nen heb, confidite, ego, vici mundum.( 10) Hier zou men gansch het II. Schrift moe ten aanhalen, het II. Schrift dat niets anders is als de blijde tijding der aan de mcnschen vau goeden wil beloofde eu gebrachte zaligheid. Dikwijls, wel is waar, maken wij ons onwaardig van de goedheid onzes Vaders en stellen wij hinderpalen aan de uit stortingen zijner liefde. Maar, o onuit- i sprekelijko geheimenis 1 God heeft het middel gevondenomzijne rechtvcerdigheid eu zijne bermhertigheid te bevredigen Justitia et pax osculatcc sunt. (11) Hij heeft zijnen eenigen Zoou gezonden, die het losgeld onder euveldaden heeft be taald. Hij kau ons altijd vergeven, Jesus- Christus heeft voor ous uitgeboet. Hij kau ons altijd bijstaan, Jesus-Christus heeft voor ons verdiend. Dank aan het lijden eu de verdiensten van Jesus- Christus, zal Hij, altijd getrouw aan zijne macht en aan zijne liefdo. Nochtans, bemerkt het wel, Z; B. B., het is de praktische zijde dezer on derrichting wij mogen slechts op Gods hulp rekenen voor zooveel wij Hem met betrouwen aanroepen. Zoolang Petrus zich op zijucn Meester betrouwt, wandelt hij op do golveu. Zoohaast hij twijfelt, verzinkt hij. Maar hij aauroept Hem dadelijk reikt de Meester hem dc haud toe cu doet hem met vasten tred op do woelige zee vooruitgaan. Ziedaar gausch dc werking der Hoop en desgebeds. Van God wanhopen, is de hand loslaten welke ons geleidt en ondersteunt. In God hopen is die hand vastnemen en ons hare hulp en haren steun verzekeren. Zulkdauig is de natuur zelve der zaken. Gij mistrouwt u van God gij brengt smaad aan zijno macht of aan zyno goedheid: Hij trekt zich terug. Maar gij vertrouwt u op God eu gij roept Hem tot uwer hulp: dit ver eert eu treft Hem: Hij is aau zich zelven do verrechtveerdiging uwer verwachting verschuldigd. Het vertrouwen wekt de welwillendheid op, het gebed lokt de weldaad uit even als de zeilsteen het ijzer aantrekt en do stem den weerklank doet ontstaan. Het kan niet anders. Opent dus teenemaal uwe herten aan de Hoop, Z. B. B. Het gebed is do Hoop in werkdadigheid. Bidt, en gij zult zaJig worden. De godgeleerden verwittigen ons dat wanneer wij ons in eenen neteligen toestand bevinden eu wij de gratie niet hebben om er over te zegepralen, wij die gratie altijd bekomen kuDneu door het gebed; en dat, voor wat de gratie des gebeds betreft, dezo ons nooit ontbreekt. De H. Francisous van Sales zegt ons dat het gebed als een barometer van het christelijk leven is. Als het gebed steigt, steigt ook het christelijk leven. Als het gebed daalt, dan zien wij aanstonds het christelijk leven dalen. Het gebed, be sluit hij, is het zekere middel om zalig te worden. Ten anderen, Z. B. B., mogen zij alléén op den Hemel rekenen, dio er zich ook werkelijk op toeleggen om christelijk te leven, het is tc zeggeu, om do zonden te vluchten, hoetveerdigheid te plegen en hunne goede werken te vermenigvuldi gen. Eilaas schreef reeds de II. Paulus aan de eerste christenen Velen zijn er onder uen ik zeg het alweenendedie gcenen anderen God hébben als het genot, quorum Deus venter est, en onvermijdelijk zullen verloren gaan, quorum finis inte- ritus. (12) Er zyn christenen tc vinden, die wel de christene Hoop niet hebben verstooten,maar toch leven alsof zij geeno Hoop hadden. Zij leven in een werkelijk materialismus, cu schijnen niets anders aan het leven te vragen als de goederen der aarde. Ah vergeet het niet, Z. B. B., er zijn geene tweo wegen die ten Hemel leiden. Do breede baan welken gij volgt leidt naar het verderf. Haast u in deu engen weg der christene zeden terug te keeren, God beware ous de wegen der zaligheid te verengen I Maar Hij behoedo ons niet miu ze buitenmate to verbroe den 1 Het ware geene Hoop meer, het ware vermetelheid. Is de eerste zalig, hoe verderfelijk de tweede 1 Wat zijn wij gelukkig, Z. B. B.,de Hoop te bezitten I Maar wat ziju zij te beklagen die er van beroofd ziju 1 Qui spein non habenl (13) Geene verdedigiug tegen het kwade eu do droefheid 1 Eene gemiste bestemming Eu wat zij ook doen, het eeuwig ongeluk in 't vooruitzicht. Maar wat zeggen wij Hun leven zelf is eene vervroegde hel. Is de grootste foltering des verdoemden Diet de wanhoop De christen dichter heeft op den voorgevel zijner hel met recht geschreven Gij die binnengaat, laat alle hoop daar Vreemd zegt ons de H. Apostel Paului, aan het goddelijk verbond, hospites tcstamento- rum, zijn de beloften des eeuwigen levens voor hen niet, promissionis spem non habcntcs. Van op deze wereld tot de bcroo- ving van God veroordeeld, sine Deo in hocmundo, (14) dompelen zij zich in alle buitensporigheden ten einde hunne toan- hoop te verdooven, desperantcs, semetipsos tradiderunt impudicitice et avariiite. (15) En wanneer, oven als den veiloreu zoon, dit walgelijk voedsel hun geweigerd wordt, hebben zij geeneu andereu toevlucht als deu zelfmoord. IJselijk 1 Zij deuken iu den niet te vluchten c-n zij vallen ver schrikt aan dc voeten huns Rechters. Maar wij, Z.B. B., wij hebhen de Hoop, eu met haar do beloften zoo van het tegen woordige als van het toekomende leven Noch de moeilijkheden der deugd, noch de ongevallen des levens, noch de vrees van het oordeel Gods zijn bekwaam ons te beangstigen. Do zee dezer wereld heeft schoon onze schuit rond te slingeren, wij kunnen niet vergaan. Wat zouden wy vroezen?Wij dragen eene eeuwige bo- stemming 1 Wij zijn onverwrikbaar vast- geaukerd aan do eeuwige oevers 1 Dc Hoop, zegt de II. Paulus, is voor de ziel dio anker van zaligheid welke niet missen kan. (16) Blijft dus onwankelbaar, Z. B. B., io de Hoop welke u het Evangelie schenkt, stabiles et immobiles a spe EvangeUiHjl) Het is het geheim der deugd eu dos gcluks. Logt u gedurende den hsiligen Vastentijd toe om er de beweegredenen van te doorgronden. Hoe meer onze hoop aanneemt, hoe meer onze zaligheid verze kerd is. Vreemdelingen en reizigers op aarde, tanquam advenas et peregrinos super terram, (18) zijn wij op weg naar het vaderland. De Hoop is de ster die ons geleidt. Moge haar licht eiken dag zoeter aau onze oogon glinsteren, tot dat zij, stilstaande over het huis van onzen hemelschen Vader, ons uitnoodige ter eeuwige rust I Schikkingen voor de Vasten. Ingevolge de bijzondere macht welke Wij an den Heiligen Stoel ontvangen hebben, vorgunnen Wij, gedurende de aanstaande Vasten, de volgende dispensatiën of toelatin gen I. Het is toegelaten boter en zuivel te ge bruiken alle dagen van den Vasten. II. Het is toegelaten eieren te eten alle dagen, uitgenomen op Asch-Woensdag en Goeden-Yrijdag. Degenen die verplicht zijn te vasten, mogen buiten de Zondagen, maar eenmaal daags eieren eten, te weten op den voornaamsten maaltijd, en niet op de collatie; en zulks moeten zij ook onderhouden op de andero vastendagen van het jaar. Op al de dagen van de Vasten, is het toegelaten eieren to gebruiken tot het bereiden van andere spijzen. III. Wij staan het gebruik van vleoseh toe op :len Zondag, Maandag, Dinsdag, Donder dag en Zaterdag van iedere week, uitgenomen op deu Zaterdag van Quatertemper (25 Fe bruari) en den Zaterdag der Goede-Week. Degenen die.verplicht zijn te vasten, mogen, bniten de zondagen, maar eenmaal daags vleesch eten, te weten, op den voornaamsten maaltijd, eu niot op de collatie en dit geldt ook voor vleeschsoep en jeugd. IV. Het is verboden, zolfs aan degenen die mogon vleesch eten, vleesch en visch te eten op één en denzelfden maaltijd, niet alleen alle dagen van de veertigdaagsche Vas tee, do Zondagen inbegrepen, maar ook alle an dero vastendagen van het jaar. V. Men ia verplicht drij maal te lezen den Vaderons en den Wees-gegroet, en eens de akten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw iederen dag dat men van bovengemelde dispensatie van vleesch te eten, gebruik zal maken. Men zal zich nochtans van deze verplichting kunnen ontslaan, met eene aalmoes, ieder volgens zijno middelen en godvruchtigheid, in den offerblok van de Vasten te storten. Deze aalmoes, die verplichtend is voor allen die do voorgeschrevene gebeden niet onder houden, zal tot goede werken besteed wor deu, volgens Ons advies en de gebruiken van dit Bisdom. VI. Aan de militairen van allen graad, aan hunne huisvrouwen, kinderen en dienst boden, alsook aan de andere personen die dadelijk in militairen dienst zijn, staan Wij het gebruik van vleesch toe op alle dagen van het jaar, uitgenomen op Goeden Vrijdag. Met de militairen stellen wij gelijk de gen darmen, de douaniers, do «ommissarissen en bedienden van politie die in werkelijken dienst zijn, de bedienden welke in dienst zijn op de treinen van den ijzeren weg en op de trams, alsmede de in dienst zijnde postboden en bedienden der accijnsen. VII. Wij rnoenen aan de geloovigen van A3 Bisdom wederom te moeten herinneren, dat de Vastendagen, buiten do voertigdaag- sclie Vasten, zijn de Woensdagen, Vrijdagen en Zaterdagen van Quatertemper de V igilie- dagen voor Sinksen, voor de plechtigheid van de HH. Petrus en Paulus, voor Onze-Lieve- Vrouw Hemelvaart, Allerheiligen en Kerst mis en dan nog, dat het al de rijdagen van het jaar verboden is vleesch te eten, behalve deu Vrijdag, waarop Korstmis zon vallen. VIII. Iugezion do tijdsomstandigheden, en ingevolge de bijzondere macht, Ons verleoud door Zijue Heiligheid den Paus van Itome, laten Wij toe aan al Unze diocesauen, dit jaar, vleesch to eten, zelfs meermalen daags, op Sint Marcusdag en op de Kruisdagen. Om dezolfde beweegredenen en ingevolge dezelfde macht, vergunnen Wy insgelijks aan al Unze diocesanen, tot aan dekasten van het toekomend jaar, vleesch te eten, zelfs meormalen daags, op al de Zaterdagen van het jaar die geene vastendagen zijn. Ten einde te voldoen aan bet verlangen van den H. Vader, moeten Wij de geloovigen die van deze toelating zouden gebruik maken, aanwakkeren, om daarvoor andere goede werken te doen, en bijzonderlijk het gebod van het vasten en van het vleeschdervou stip- telijk te onderhouden. IX. Wy laten toe, gebruik te maken van afgesmolten vet in plaats van Boter alle da gen van het jaar, behalve op Asch-Woensdag -Vrydag.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1899 | | pagina 1