Donderdag 16 Februari 1899. 5 centiemen per nummer. S4ste Jaar 3540
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
ANTONIUS STILLEMANS
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Woensdagen Zaterdag van iedere week, onder
dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week
voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwilantiën door de Post ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31,
•n in alle Postkantoren des Land.
Cuique auum.
Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnisse ap
3« bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij
accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den
dijnsdag en vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Buret le
van dit blad.
Aalst, 16 Februari 1899.
door de bermhertiighcid Gods en de
genade van den H. Apostclijken Stoel,
IHHKCIIOI* VAM GEUIT,
Aan do geestelijkheid en geloovigen van
Ons Bisdom, zaligheid cn zegen in Onzen
Heer Jezus Christus.
«o» -
Zeer Beminde Broeders,
Nau, twee jaar geleden, over den Gods
dienst gesproken te hebben, onderhielden
Wij u, het verleden jaar, over het Geloof,
hetwelk er de grondslag van is. Dit jaar
willen Wij handelen over de Hoop.
De Hoop is de tweede der drie godde
lijke deugden, welke geheel het gebouw
van ons geestelijk leven uitmaken. Het
Geloof strekt tot grondslag, de Hoop
richt er de steunpilaren van op, de Liefde
is er de luisterlijke bekroning van.
Deze deugden noemt men goddelijke
deugden, omdat zij ter gelijker tijd God
voor beginsel cn tot voorwerp hebben.
Zij hebben God tot voorwerp. Zij zijn
de driedubbele band dio ons aan God
verbindt. Door het Geloof, geloovcn wij in
Hem, door de Hoop steunen wij op Hem,
door de Liefde leven wij voor Hem. Neemt
eencn dezer diie banden weg, cu gij ver
minkt do betrekkingen van den monsch
met zijnen Schepper.
Zij Lebben God als beginsel. In onder
scheiding met de zedelijke deugden, welke
wij aangeworven noemen, omdat men ze
moet aanwinnen door eigene en herhaalde
pogingen, hceten de goddelijke deugden
ingestoite, zij wordeu ons door God als
ingeënt, zoohaast het doopsel ous chris
tenen maakt. God mag wachten, bij ge
volg, tot dat wij de eerste, met de hulp
zijner gratie, aanwerven maar, voorde
tweede, die moet Hij ons, om zoo te zeg
gen, gelijk ze zijn, instorten. Dit wil noch
tans niet zeggen dat wij zelve niet moeten
werken om ze to volmaken. Ver van daar I
Het is juist tot bet ontwikkelen en het
vei sterken uwer Hoop dat deze herderlijke
brief strekken zal.
Gij ziet het, Z. B. B., dit onderwerp is
niet min belangrijk dan dit van verleden
jaar. Doorgronden wij het dus met eene
godvruchtige aandacht.
De Hoop is het volkomcu betrouwen,
waarmede wij op God rekenen voor de
vervulling onzor besteraming. Die bestem
ming kent gij. Z. B. B. De monsch is door
God geschapen om Hem in dit leven te
dienen en hiernamaals eeuwiglijk te aau-
schouwcn.
Het leven is de proef onzer getrouw
heid. De gelukzalige eeuwigheid zal er de
beloouing vau wezen.
Maar God dienou eu aan zijno wet ge
trouw blijven is niet altijd- gemakkelijk.
Er is al te dikwijls ecne meer dan men-
schelijke kracht toe noodig. Eilaas I onze
bedorveu natuur neigt ons tot het kwade
cu wordt maar al te veel uitgebaat door
den duivel eu de wereld, die eeuwige
vijanden onzer zaligheid. Oaze driften zijn
gedurig in opstand met de liefde Gods, de
liefde vau den evennaaste en de welgere
gelde liefde van ons eigen zeiven. De ver
vulling van den plicht legt ons eenen
rust-en genadeloozen strijd op. Wie van
ons herkent zich niet in dit beroemd
woord eens ouden schrijvers Ik zie het
goede, ik stem er mede in cn ik laat mij
medeslepen tot het kwade Wie van ous
heeft niet gezucht met den Heiligen Pau-
lus Ongelukkige die ik beu Wie zal
mij dan van het lichaam dezer dood ver
lossen (i)
Eu alsof ouzo eigene zwakheid niet ge
noeg ware, is de weg, welken wy te vol
gen hebben, vol van vijauden en hinder
lagen. De duivel met al zijne bederflijke
ingevingen, dc weredd mot al hare be-
diieglijke schijngoederen beloeren ous ge
stadig in den doortocht. Het is een feit
van dagelijksche ondervinding dat de
monsch, te middeu van zulke gevaren aan
zicli zei ven overgelaten, aan cene stellige
nederlaag is prijs gegeven.
En 't is nog niet alles bij eiken stap
komt het lijden ons bespringen. De ar
moede, de ziekte, de slagen dor dood, de
vijandschappen, de verraderijen, gansch
de treurige stoet der raenschelijke smer-
tcn maken maar al te dikwijls van het
leven eenen Calvarieberg, welken wij be
klimmen moeten ondereen zwaar kruis
gebukt. Dit is de onvermijdelijke toe
stand van den mcusch op aarde en het is
zijn plicht er zich gewillig in te gedragen.
Ziedaar dus, Z B. B., de dubbele over
winning, welke de mensch op aarde to
behalen heeft, om zijno bestemming te
vervullen over het kwade en het lijden
moet hij zegepralen. De taak is lastig,
maar met de hulp der gratie is hij er toe
bekwaam eu die hulp zal ous niet ont
breken. Reposita est hoec spes in si nu
meo. Deze hoop rust in mijn hert. (-2)
Ja, de christen verwacht van God zon
der. de minste vrees en vraagt Hem, met
zekerheid van aanhoord te worden, het
eeuwig leven en al wat hem daartoe hel
pen kan. Wij zijn zondaars, maar God
vraagt niet beter dan ons te vergeven. Wij
zijn zwak, maar hij is altij l bereid ons
bij te staan. Duizende vijanden besprin
gen ous, maar Hij verdedigt ous tegen
hunne aanvallen. Wij zeggen het Ilcm
alle dagen Mijn God, ik hoop met een
vast betrouwcu dat Gij mij zult goyen de
vergiffenis mijuer zonden, de gratie om
wel te leven en hierna het eeuwig leven.
Allo dagen vragen wij het Hem, cn 'tis
Hij zelf die het ons geleerd heeft ver
geef ons onze schuldcu 1 Leid ons niet in
bekoring Verlos ons van den kwade
Tot de aardsche goederen toe mogen
wij van zijne liefde verwachten, indico
wij Hem gotrouwlijk dienen. Zoekt eerst
het rijk Gods en al het overige zal u toe
geworpen ivorden, (3) Zeker zal en moet
liet leven altijd een strijd blijven. Maar
God wil toch'onze zwakheid niet over
drukken. Hij laat ons in wettige en gema
tigde genoegens eene heilzame rust toe,
waarin wij onze krachten kunnen her
stellen en onzen moed opbeuren. Deze
goederen nochtans mag Hij ons maar toe-
staau voor zooveel zij ous helpen kuuneu
tot de eeuwige zaligheid. Zij kunnen ons
dienen, cu dienen iuderdaau zeer dikwijls
tot valstrik. Het ware alsdau eene wreed
heid ons die te scheuken. Maar zij kun
nen ons ook, door het goed gebruik dat
wij er van maken, kostelijke en vrucht
bare middelen zijn van zaligheid. In dit
geval zal ze God ons niet weigeren. Alles
beschikt Hij tot welzijn zijner uitverkore
nen omnia propter electos.
IIoe hior, in het voorbijgaan, de chri-
steue oplossing niet bewonderd, Z. B. B.,
van het smartvolle raadsel des levens
Zoozeer de goddelooze ontsteld eu ver
bijsterd wordt bij hot bestareu van dien
beklagenswoerdigen toestand waaria do
mensch zich beweegt op aarde, waar de
deugd met de ondeugd, de vreugde met
de droefheid langs alle kauteu samen-
worstelen, even zoo ziet er de christene
klaar in eu is hij gerustgesteld. Ah Wij
begrijpen dat de ongeloovige wijsgeoreu
zich afvragen of hot levcu wel de moeite
weord is te levcu, ea dat zij de vraag op
lossen met aan den niet den voorkeur tc
geven. Maar voor ous, Christenen, is de
oplossing geheel anders. Ja, het leven is
de moeito wcerd to Icvcd, aangezien het
ons een eindeloos geluk verschaffen kan.
Het leven is, wel is waar, een strijd,
maar dc krooa wacht ons hierboven. Wij
zaaiou ia tranen, maar eens ruaaiou wij
in vreugde. Overigens is er niets in het
vooruitzicht van 't lijden en strijden on
zer levensbaan dat ons verschrikken mag,
bij eiken stap ontmoeten wij God bereid
om ons ter hulp te komen.
Maar aangezien niet ééuc leering bui
ten het Christendom, niet ééne hypothe
sis, om de wetenschappelijke taal te spre
ken, bekwaam is de oplossing van het
raadsel te geven, is de waarheid van het
Christeudom door 's menschop toestand
zelven bewezen. Dat ons leven eene wor
steling is en altijd zal zijn, is een bekend
en onbetwistbaar feit I Die leering dus
alléén is de waarheid, welke alléén de
worsteling uitlegt eu alleen den middel
geeft er in te zegepralen.
Wij mogen dus, ja, wij moeten op God
rekenen. Als waarborg hiervan hebben
wij Zijno liefde, Zijue machten Zijne be
loften. Hij wil ons helpen. Hij kan ons
helpeu, liij heeft cr zich plechtig too
verbonden.
Er ware eene ganscho verhandeliug
noodig, Z. B. B., om dezo drie gedachtcu
naar behooren te ontwikkelen. Zij zoudcu
het verdienen zij zijn immers do grond
slagen onzer Hoop. Wij kunnen ze noch
tans slechts eveu aauraken.
God wil ons heipon, want Hij bemint
ons. Wat is cr, wat kan cr ziju dat Zijne
liefdo overtreft V Hij is dc besfco der
vaders, 't Is altijd als Vader dat Hij in
het II. Schrift voorkomt. De II Augusti-
nus mocht zeggen dat niemand gelijk Hij,
Vader is, nemo tam pater. Maar Vader
zijn is Hem nog to weinig al kioameenc
moeder haar kind te vergeten, zegt Hij
ons bij Isaias. Ik toch zal u niet vergeten.
(4) liij wil ons geluk meer dan wij het
zelf willen. Zijn wij zondaars Ilij wacht
ons af tot inkeer, evenals de Vader den
verloren zoou, en zal hot als eeno eer
aanzien zich onzer te ontfermen, cxalta-
hirtus parcens vóbis. (5) Zijn wij zwak,Hij
zal ons beschermen evenals de hen hare
kleine kiekjes onder hare vleugelen. Hij
zegt het zelftanquam gallina pullos
suos sub alas. (6) Zijn wij ongelukkig
Hij onthaalt, troost eu versterkt al dege
nen die lijden Ego reficiam vos. (7)
Hij kan ons helpen. Zijne macht evou-
aart'Zijne liefde. Beilo zijn oneindig.
Vaders en moeders, het is dikwijls uw
hertzeer dat uwe liefde machteloos en
onvruchtbaar is. Zoo gaat het met God
niet. Hij kau al wat Hij wil. Ten ando
ren, Hij kent onze zwakheid. Hij weet
vau welk een slijk wij gevormd zijo. Hij
ziet al de gevaren waarin wij verkeeren
en schikt er zijnen bijstand naar. Het
hangt van ons af onder Zijne alwetend
heid en Zijne almacht een ondoordring
baar schild to vinden.
Eindelijk, Hij heeft het ons beloofd en
gezworen Vraagt, en gij zult bekomen,
petite el accipielis. (8) Ik zweer het bij
mij zelven: ik wil de dood niet van den
zondaar, maar dat hij zich bekeere en
leve, vivo ego dicit Domintisnolo mor
tem pcccatoris, sed ut convcrtatur et vivat.
(9) Rekent op mij die de wereld overwon
nen heb, confidite, ego, vici mundum.( 10)
Hier zou men gansch het II. Schrift moe
ten aanhalen, het II. Schrift dat niets
anders is als de blijde tijding der aan de
mcnschen vau goeden wil beloofde eu
gebrachte zaligheid.
Dikwijls, wel is waar, maken wij ons
onwaardig van de goedheid onzes Vaders
en stellen wij hinderpalen aan de uit
stortingen zijner liefde. Maar, o onuit- i
sprekelijko geheimenis 1 God heeft het
middel gevondenomzijne rechtvcerdigheid
eu zijne bermhertigheid te bevredigen
Justitia et pax osculatcc sunt. (11) Hij
heeft zijnen eenigen Zoou gezonden, die
het losgeld onder euveldaden heeft be
taald. Hij kau ons altijd vergeven, Jesus-
Christus heeft voor ous uitgeboet. Hij
kau ons altijd bijstaan, Jesus-Christus
heeft voor ons verdiend. Dank aan het
lijden eu de verdiensten van Jesus-
Christus, zal Hij, altijd getrouw aan zijne
macht en aan zijne liefdo.
Nochtans, bemerkt het wel, Z; B. B.,
het is de praktische zijde dezer on
derrichting wij mogen slechts op Gods
hulp rekenen voor zooveel wij Hem met
betrouwen aanroepen. Zoolang Petrus
zich op zijucn Meester betrouwt, wandelt
hij op do golveu. Zoohaast hij twijfelt,
verzinkt hij. Maar hij aauroept Hem
dadelijk reikt de Meester hem dc haud
toe cu doet hem met vasten tred op do
woelige zee vooruitgaan. Ziedaar gausch
dc werking der Hoop en desgebeds. Van
God wanhopen, is de hand loslaten welke
ons geleidt en ondersteunt. In God hopen
is die hand vastnemen en ons hare hulp
en haren steun verzekeren. Zulkdauig is
de natuur zelve der zaken. Gij mistrouwt
u van God gij brengt smaad aan zijno
macht of aan zyno goedheid: Hij trekt
zich terug. Maar gij vertrouwt u op God
eu gij roept Hem tot uwer hulp: dit ver
eert eu treft Hem: Hij is aau zich zelven
do verrechtveerdiging uwer verwachting
verschuldigd. Het vertrouwen wekt de
welwillendheid op, het gebed lokt de
weldaad uit even als de zeilsteen het
ijzer aantrekt en do stem den weerklank
doet ontstaan. Het kan niet anders.
Opent dus teenemaal uwe herten aan
de Hoop, Z. B. B. Het gebed is do Hoop
in werkdadigheid. Bidt, en gij zult zaJig
worden. De godgeleerden verwittigen ons
dat wanneer wij ons in eenen neteligen
toestand bevinden eu wij de gratie niet
hebben om er over te zegepralen, wij die
gratie altijd bekomen kuDneu door het
gebed; en dat, voor wat de gratie des
gebeds betreft, dezo ons nooit ontbreekt.
De H. Francisous van Sales zegt ons dat
het gebed als een barometer van het
christelijk leven is. Als het gebed steigt,
steigt ook het christelijk leven. Als het
gebed daalt, dan zien wij aanstonds het
christelijk leven dalen. Het gebed, be
sluit hij, is het zekere middel om zalig
te worden.
Ten anderen, Z. B. B., mogen zij alléén
op den Hemel rekenen, dio er zich ook
werkelijk op toeleggen om christelijk te
leven, het is tc zeggeu, om do zonden te
vluchten, hoetveerdigheid te plegen en
hunne goede werken te vermenigvuldi
gen. Eilaas schreef reeds de II. Paulus
aan de eerste christenen Velen zijn er
onder uen ik zeg het alweenendedie
gcenen anderen God hébben als het genot,
quorum Deus venter est, en onvermijdelijk
zullen verloren gaan, quorum finis inte-
ritus. (12) Er zyn christenen tc vinden,
die wel de christene Hoop niet hebben
verstooten,maar toch leven alsof zij geeno
Hoop hadden. Zij leven in een werkelijk
materialismus, cu schijnen niets anders
aan het leven te vragen als de goederen
der aarde. Ah vergeet het niet, Z. B. B.,
er zijn geene tweo wegen die ten Hemel
leiden. Do breede baan welken gij volgt
leidt naar het verderf. Haast u in deu
engen weg der christene zeden terug te
keeren, God beware ous de wegen der
zaligheid te verengen I Maar Hij behoedo
ons niet miu ze buitenmate to verbroe
den 1 Het ware geene Hoop meer, het
ware vermetelheid. Is de eerste zalig, hoe
verderfelijk de tweede 1
Wat zijn wij gelukkig, Z. B. B.,de Hoop
te bezitten I Maar wat ziju zij te beklagen
die er van beroofd ziju 1 Qui spein non
habenl (13) Geene verdedigiug tegen het
kwade eu do droefheid 1 Eene gemiste
bestemming Eu wat zij ook doen, het
eeuwig ongeluk in 't vooruitzicht. Maar
wat zeggen wij Hun leven zelf is eene
vervroegde hel. Is de grootste foltering
des verdoemden Diet de wanhoop De
christen dichter heeft op den voorgevel
zijner hel met recht geschreven Gij die
binnengaat, laat alle hoop daar Vreemd
zegt ons de H. Apostel Paului, aan het
goddelijk verbond, hospites tcstamento-
rum, zijn de beloften des eeuwigen levens
voor hen niet, promissionis spem non
habcntcs. Van op deze wereld tot de bcroo-
ving van God veroordeeld, sine Deo in
hocmundo, (14) dompelen zij zich in alle
buitensporigheden ten einde hunne toan-
hoop te verdooven, desperantcs, semetipsos
tradiderunt impudicitice et avariiite. (15)
En wanneer, oven als den veiloreu zoon,
dit walgelijk voedsel hun geweigerd wordt,
hebben zij geeneu andereu toevlucht als
deu zelfmoord. IJselijk 1 Zij deuken iu
den niet te vluchten c-n zij vallen ver
schrikt aan dc voeten huns Rechters.
Maar wij, Z.B. B., wij hebhen de Hoop,
eu met haar do beloften zoo van het tegen
woordige als van het toekomende leven
Noch de moeilijkheden der deugd, noch
de ongevallen des levens, noch de vrees
van het oordeel Gods zijn bekwaam ons
te beangstigen. Do zee dezer wereld heeft
schoon onze schuit rond te slingeren, wij
kunnen niet vergaan. Wat zouden wy
vroezen?Wij dragen eene eeuwige bo-
stemming 1 Wij zijn onverwrikbaar vast-
geaukerd aan do eeuwige oevers 1 Dc
Hoop, zegt de II. Paulus, is voor de ziel
dio anker van zaligheid welke niet missen
kan. (16)
Blijft dus onwankelbaar, Z. B. B., io
de Hoop welke u het Evangelie schenkt,
stabiles et immobiles a spe EvangeUiHjl)
Het is het geheim der deugd eu dos
gcluks. Logt u gedurende den hsiligen
Vastentijd toe om er de beweegredenen
van te doorgronden. Hoe meer onze hoop
aanneemt, hoe meer onze zaligheid verze
kerd is. Vreemdelingen en reizigers op
aarde, tanquam advenas et peregrinos
super terram, (18) zijn wij op weg naar
het vaderland. De Hoop is de ster die ons
geleidt. Moge haar licht eiken dag zoeter
aau onze oogon glinsteren, tot dat zij,
stilstaande over het huis van onzen
hemelschen Vader, ons uitnoodige ter
eeuwige rust I
Schikkingen voor de Vasten.
Ingevolge de bijzondere macht welke Wij
an den Heiligen Stoel ontvangen hebben,
vorgunnen Wij, gedurende de aanstaande
Vasten, de volgende dispensatiën of toelatin
gen
I. Het is toegelaten boter en zuivel te ge
bruiken alle dagen van den Vasten.
II. Het is toegelaten eieren te eten alle
dagen, uitgenomen op Asch-Woensdag en
Goeden-Yrijdag. Degenen die verplicht zijn
te vasten, mogen buiten de Zondagen, maar
eenmaal daags eieren eten, te weten op den
voornaamsten maaltijd, en niet op de collatie;
en zulks moeten zij ook onderhouden op de
andero vastendagen van het jaar. Op al de
dagen van de Vasten, is het toegelaten eieren
to gebruiken tot het bereiden van andere
spijzen.
III. Wij staan het gebruik van vleoseh toe
op :len Zondag, Maandag, Dinsdag, Donder
dag en Zaterdag van iedere week, uitgenomen
op deu Zaterdag van Quatertemper (25 Fe
bruari) en den Zaterdag der Goede-Week.
Degenen die.verplicht zijn te vasten, mogen,
bniten de zondagen, maar eenmaal daags
vleesch eten, te weten, op den voornaamsten
maaltijd, eu niot op de collatie en dit geldt
ook voor vleeschsoep en jeugd.
IV. Het is verboden, zolfs aan degenen die
mogon vleesch eten, vleesch en visch te eten
op één en denzelfden maaltijd, niet alleen
alle dagen van de veertigdaagsche Vas tee,
do Zondagen inbegrepen, maar ook alle an
dero vastendagen van het jaar.
V. Men ia verplicht drij maal te lezen den
Vaderons en den Wees-gegroet, en eens de akten
van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw iederen
dag dat men van bovengemelde dispensatie
van vleesch te eten, gebruik zal maken.
Men zal zich nochtans van deze verplichting
kunnen ontslaan, met eene aalmoes, ieder
volgens zijno middelen en godvruchtigheid,
in den offerblok van de Vasten te storten.
Deze aalmoes, die verplichtend is voor allen
die do voorgeschrevene gebeden niet onder
houden, zal tot goede werken besteed wor
deu, volgens Ons advies en de gebruiken van
dit Bisdom.
VI. Aan de militairen van allen graad,
aan hunne huisvrouwen, kinderen en dienst
boden, alsook aan de andere personen die
dadelijk in militairen dienst zijn, staan Wij
het gebruik van vleesch toe op alle dagen van
het jaar, uitgenomen op Goeden Vrijdag.
Met de militairen stellen wij gelijk de gen
darmen, de douaniers, do «ommissarissen en
bedienden van politie die in werkelijken
dienst zijn, de bedienden welke in dienst zijn
op de treinen van den ijzeren weg en op de
trams, alsmede de in dienst zijnde postboden
en bedienden der accijnsen.
VII. Wij rnoenen aan de geloovigen van
A3 Bisdom wederom te moeten herinneren,
dat de Vastendagen, buiten do voertigdaag-
sclie Vasten, zijn de Woensdagen, Vrijdagen
en Zaterdagen van Quatertemper de V igilie-
dagen voor Sinksen, voor de plechtigheid van
de HH. Petrus en Paulus, voor Onze-Lieve-
Vrouw Hemelvaart, Allerheiligen en Kerst
mis en dan nog, dat het al de rijdagen van
het jaar verboden is vleesch te eten, behalve
deu Vrijdag, waarop Korstmis zon vallen.
VIII. Iugezion do tijdsomstandigheden, en
ingevolge de bijzondere macht, Ons verleoud
door Zijue Heiligheid den Paus van Itome,
laten Wij toe aan al Unze diocesauen, dit
jaar, vleesch to eten, zelfs meermalen daags,
op Sint Marcusdag en op de Kruisdagen.
Om dezolfde beweegredenen en ingevolge
dezelfde macht, vergunnen Wy insgelijks aan
al Unze diocesanen, tot aan dekasten van
het toekomend jaar, vleesch te eten, zelfs
meormalen daags, op al de Zaterdagen van
het jaar die geene vastendagen zijn.
Ten einde te voldoen aan bet verlangen
van den H. Vader, moeten Wij de geloovigen
die van deze toelating zouden gebruik maken,
aanwakkeren, om daarvoor andere goede
werken te doen, en bijzonderlijk het gebod
van het vasten en van het vleeschdervou stip-
telijk te onderhouden.
IX. Wy laten toe, gebruik te maken van
afgesmolten vet in plaats van Boter alle da
gen van het jaar, behalve op Asch-Woensdag
-Vrydag.