Zitting van 25
Februari 1899.
REDEVOERING
van M. De Sadeleer
Antwoord des heeren Ministers.
De heer De Sadeleer. Om zoo te zeggen in eiken zittijd
heb ik gesproken over den toestand onzer arbeiders, die ieder
jaar naar Frankrijk trekken. Daar ik gisteren de vergadering
voorzat, kon ik mijn vroeger verzet dienaangaande'niet her
nieuwen; maar ik 'houdt er aan te verklaren dat ik mij veree
nig met de uitmuntende beschouwingen die gisteren in 't mid
den werden gebracht. Met mijne achtbare c-ollegas vraag ik
nogmaals aan de regeering, zooals ik het vroeger herhaal
delijk deed of zij niet nuttig oordeelt het blijkbaar ontoe
reikend getal onzer Consuls in Frankrijk te vermeerderen. Vijf
jaar geleden, deed de heer minister van buitenlandsche zaken,
op mijn verzoek, aan de Gemeentebesturen de lijst en het adres
van onze Consuls in Frankrijk zenden Voor onze arbeiders is
't van groot belang den naam en do woonplaats der Consuls te
kennen. Doch sinds dien zijn er veranderingen in de lijst ge
komen. Ik vraag dus dat ze aangevuld worden en opnieuw aan
onze gemeentebesturen gezonden die, ze den belanghebbenden
ter kennis zullen brengen.
Gisteren schandvlekte men terecht de vrijheidmoordendc
ontwerpen, die in de Fransche Kamer zijn aangeboden, en
met genoegen stelde ik vast, dat wij het hier allen daarover
eens zijn. Over zes jaar begon men de oorlog te verklaren aan
onze werklieden die te Maubeuge, Sous-Bois, enz., arbeiden.
De Fransche regeering had de zwakheid den door de Fran
sche Noordercompagnie genomen maatregel, waarbij er aan
onze arbeiders abonnementen tegen verminderden prijs wor
den geweigerd, niet te doen intrekken,
Later werden de Belgen verplicht zich ter meierij aan te
geven en een recht van inschrijving to betalen.'t Is dan dat
eenige afgevaardigden, rekenende op de toegevendheid der
Fransche regeering vier wetsvoorstellen overlegden, die voor
doel hadden onze landgenoten uit Frankrijk te sluiten trou
wens het loon zou niet toereikend geweest zijn om de belastin
gen te betalen
In deze vergadering klaagde ik die maatregelen aan welke
algemeene verontwaardiging verwekten en die, moesten ze
worden aangenomen, onze gooide betrekkingen met Frankrijk
in gevaar zouden brengen."
Dat ware, zegde ik toen, al de overleveringen van herberg
zaamheid van Frankrijk verloochenen. En ik bewees dat dit
voorstel in beide landen noodlottige gevolgen moest hebben
voor kapitaal en arbeid.
De voorstellers schijnen niette weten dat er in België tal
rijke Fransche huizen zijn gevestigd en dat onze handel met
Frankrijk meer dan een half milliard per jaar bedraagtOnze
arbeiders in Frankrijk vervolgen, is den weg voor mogelijke
weerwraak openen.
De Kamer vereenigdc zich eenparig niet dat protest: de heer
de Merode, die toen minister van buitenlandsche zaken was,
beloofde krachtdadige opmerkingen te Parijs te zullen doen
en zij hadden voor gevolg dat de Fransche regeering die voor
stellen bestreed. De eene werden ingetrokken en de andere
werden door de Kamer van afgevaardigden verworpen.
Die pogingen thans herhaald wordende op eene nog hate
lijkere wijze, wend ik mij tot den achtbaren minister van
buitenlandsche zaken en hoop dat de slappen welke hij te
Parijs zal aanwenden even gelukkige gevolgen zullen hebben
als dit met die van graaf de Merode t geval was.
De heer de Favereau, minister van buitenlandsche zaken.
Nagenoeg al do redenaars, die aan het woord kwamen
hielden zich bezig met den toestand onzer arbeiders die in den
vreemde, namelijk in Frankrijk gaan arbeiden. Ik begrijp die
bezorgdheid het lot dier werklieden is waarlijk belangwek
kend; ze verlaten het land om den kost voor hunne bloedver-
wonten te gaan winnen.
Zooals men reeds weet, heeft de regeering talrijke pogingen
aangewend om hunnen toestand te verbeteren. Er zijn onge
veer een half millioen werklieden, die in Frankrijk gaan ar
beiden, en hun toestand verdient des te meer beschermd te
worden daar de mecslen onder hen er uit Vlaanderen heen
trekken al kunnen zij weinig of geen Fransch.
Onze dienst der Consuls is reeds op zeer voldoende wijze
ingerichtmaar te oordeelen naar de woorden van zekere
leden der Kamer, zou men wellicht denken dat wij maar
weinig of geen Consuls in Frankrijk bezitten. Welnu, voor het
oogenblik zijn er 35 posten én alvorens in te richten, moeten
wij eerst al de noodige inlichtingen hebben. Reeds werd door
den heer de Merode een onderzoek dienaangaande ingesteld,
en ik zal dat onderzoek doen voortzetten om te zien wat er te
doen staat, 't Ware echter onmogelijk overal Consuls aan te
stellen. We moeten noodzakelijk eene keus doen.
't Deed mij genoegen te hooren dat de heer Maenhaul hulde
bracht aan de Consuls te ltijsel en te Angers; doch ik moet er
bijvoegen dat de andere Consuls denzelfden lof verdienen.
De achtbare verslaggever vroeg inzonderheid het inrichten
van consulsposten in Brie en Beauce, alsmede te Lens, te
Orléans en te Armentières; van den anderen kant vragen de
heeren Lorand en van Limburg het aanstellen van een Consul
te Longwy: die verschillende vragen zullen onderzocht worden
door den agent aan wien liet door mij bedoeld onderzoek zal
worden opgedragen.
De heer Huyshauwer verlangt dat er Consuls worden ge
kozen, die beide landstalen kennen. In beginsel geeft de regee
ring steeds de voorkeur aan oandidatcn, die deze voorwaarden
vereënigen. doch men vindt ze niet altijd en'l is beter eenen
Consul te benoemen, die geen Vlaamsch kent, dan geenen
Consul hoegenaamd. Doch dan is er in dat consulaat een
beambte die zeer goed Vlaamsch kent. Onze Vlaamsche en
Waalsclie medeburgers zullen dus in onze consulaten in
Frankrijk steeds iemand vinden die ze verstaat.
Onder de duizenden Belgen, die in Frankrijk werken, zijn er
die onderstand behoeven. Zooals reeds werd gezegd, bewijzen
de Belgische liefdadigheidsmaatschappijen, 't Werk de Vla
mingen en de Union Beige te Parijs, in dat opzicht groote
diensten, en met genoegen breng ik haai' hier een welver
diende hulde.
Doch de heer Maenhaut zou willen, dat er op de begrooting
een krediet worde uitgetrokken, om de Belgen in den vreemde
te ondersteunen. Ik doe het achtbaar lid opmerken dat daarvoor
reeds eene som op de begrooting staat, doch dat die onderstand
geen soort van kostgeld mag worden: want dan zouden de
Belgen in den vreemde beter worden behandeld dan zij, die
in hun vaderland blijven, en soms ook verre van hunne woon
plaats arbeiden. Er kan niet aan gedacht worden ze naar hun
vaderland terug te sturen.
Ik heb mfj bezig gehouden met het onderzoek van het vraag
stuk betreffende het tot stand brengen van eene overeenkomst
tusschen Frankrijk en België tot wederzijdschen onderstand
der behoeftigen uit heidelanden. Dat onderzoek is nog niet
afgeloopen, doch uit do verslagen onzer Consuls deeaik de
overtuiging op dat feitelijk onze behoeftige landgenooten in
Frankrijk door de weldadigheidsbureelen op gelijken voet
met de Franschen worden behandeld. Niettemin zal hot onder
zoek van dat vraagstuk worden voortgezet.
De heer De Sadeleer vroeg mij de lijst onzer Consuls in den
vreemde aan de Gemeentebesturen opnieuw te zenden. Dien
wcnscli zal ik volgaarne inwilligen.
De heer De Sadeleer. Ik zeg u dank voor deze verklaring.
De heer de Favereau, minister van buitenlandsche zaken.
Wat de betwistingen betreft welke kunnen oprijzen tus
schen do vreemde werkgevers en de Belgische arbeiders, heeft
Frankrijk edelmoedig aan deze laatsten kostelooze rechtsple
ging en verdediging toegestaan.Zijn er gevallen geweest waar
Belgen moeite hadden eenen advocaat te vinden, dan verzoek
ik de achtbare leden mij dio gevallen te doen kennen.
Wat de Fransche wetten aangaat, die onze werklieden
treffen heb ik de Kamer reéds gezegd dat ik aan de Fransche
regeering heb doen opmerken dat het eene daad zou zijn van
kwade buurschap. Ook ben ik overtuigd dat do regeering der
Republiek zich krachtdadig zal verzetten legen die ontwerpen
welke inbreuk maken op de gocdo faam van do aloude Fran
sche herbergzaamheid
De heer Bethune, verslaggever. Ik zeg den heer Minis
ter dank voor zijne gewichtige verklaringen, vooral wat
betreft den toestand der Belgische werklieden die in Frankrijk
gaan arbeiden ze zullen overal met veel genoegen vernomen
worden. Ik vraag hem echter niet te wachten naar de uitslagen
van het onderzoek dat hij ons beloofdo, en van nu af aan con
sulaten in te richten te Compiégne en te Orléans.
De heer Minister beloofde insgelijks aan onze Gemeentebe
sturen van Vlaanderen de lijst van onze Consuls in Frankrijk
te zenden die maatregel zou onder andere, goed kunnen
uitgebreid worden tot het arrondissement Atli
De hoer de Favereau Minister van buitenlandsche zaken.
We zullen die lyst aan al de Gemeentebesturen doen ge
worden.
De heer Bothune. De achtbare Minister drukte zijn
vertrouwen uit, dal de Fransche regeering hare goedkeuring
niet zal geven aan de wetsvoorstellen welke bij de Fransche
Kamer werden ingediend en die zoo kwellend zijn voor onze
werklieden, llij voegde erbij, dat hij alle middelen zou aan
wenden opdat wij voldoening'zouden bekomen. Die verklaring
zal bij onze arbeidersbevolking gunstig onthaald worden.
Ik zeg den heer Minister levens dank den staf te hebben
gebroken over de belachelijke aanvallen die tegen onze diplo
matische ambtenaren werdén gericht.
Zooals hij het herinnerde, hebben onze jonge diplomaten
veel bostuurswerk, zonder te spreken van de rechterlijke
bedieningen die zij soms moeten oefenen, vooral in het Oosten.
Verschillende onzer diplomaten deden zeer belangrijke ge
schiedkundige opzoekingen, onder andere in de zuiderlanaen
van Europa, betreffende ons eigendomsrecht op de aloude
stichtingen aldaar door Vlaamsche kooplieden voorheen tot
stand gebracht.
Aan de legende welke men te dien aanzien in omloop
wil brengen, kan geen geloof gehecht worden door hen die
onze agenten in den vreemde recht willen laten wedervaren.
De h';er De Sadeleer. Ik zeg den hoer minister dank
voor het antwoord dat liij mij gaf en ik hoop, dat, dank aan
zijne krachtdadigheid, dat bij de Fransche Kamer ingediende
wetsvoorstellen, welke ik bedoelde, niet zullen gestemd wor
den. Ze zouden overigens noodlottige gevolgen voor Frankrijk
zelve hebben.
Thans wensch ik enkele woorden te zeggen over ons han
delsverdrag met Engeland, dat in Juli laatstleden werd opge
zegd. De hoer minister antwoordde mij reeds dienaangaande
dal de onderhandelingen werden voortgezet, maar ik zou
willen weten of zij op het punt zijn tot eenen uitslag te leiden
anders zou men eene voorloopige overeenkomst moeten sluiten
niet alleen met Engeland maar ook met de koloniën.
Het vroeger verdrag was inderdaad toepasselijk op de kolo
niën en op Canada, 't Schijnt dat de Engclsche regeering thans
tracht verschillende verdragen te sluiten voor iedere
harer koloniën, volgens welke verdragen onze voortbreng
selen met wezenlijke verbodsrechten zouden getroffen worden.
De heer Minister. De heer De Sadeleer sprak van ons
handelsverdrag. Die zaak wordt door ons niet uit het oog ver
loren. De onderhandelingen worden voortgezeten, inmiddels,
hebben wij eene voorloopige overeenkomst gesloten waarbij
wij op denzell'den voet als de meest begunstigde natie behan
deld worden verscheidene koloniën, onder andere Indië, zjjn
die overeenkomst toegetreden, en die toetredingen worden
achtereenvolgens in het Staatsblad afgekondigd.
Bijvoegsel aan DEN DEN DERBODE van Zondag 5 Maart 1899,