Donderdag 22 Juni 1899
5 centiemen per nummer.
5iste Jaar 3576
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Een toelichting
op de Encycliek over het
Arbeidersvraagstuk.
GELUKKIG SCHOT.
w
10 JUNI 1884.
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder
dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week
voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiëfi door de Post ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat. N. 31,
en in alle Postkantoren des Land.
Cuique Huum.
Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnisse cp
3e bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen t>ij
accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen deD
dijnsdag en vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Buret Ie
van dit blad.
Aalst, 21 Juni 1899.
In dezen tijd van verwarring en wan
orde, nu vooral in zake het sociale vraag
stuk de tegenstrijdigsto meeningen en
verderfelijkste dwalingen verkondigd wor
den, heelt onze Heilige Vader ongetwij
feld de wereld een ontzaglijken dienst
bewezen door de uitvaardiging zijner
Encycliek Renm Novarum. Dat pauselijk
stuk toch is een veilig richtsnoer in den
doolhof, waarin wij zoo licht zouden wor
den verwikkeld. Het doet ons de eenig
juiste oplossing aan de hand van de vele
twistpunten, die de tegenwoordige maat
schappij verdeelen en waarover zelfs on
der katholieken ernstig verschil heerschte.
Van het oogenblik dat de H. Vader ge
sproken heeft, is alle twijfel weggenomen
en weten wij, in alle kwesties het groote
arbeidersvraagstuk rakende, waaraan wij
ons te houden hebben.
Ondanks de meesterlijke duidelijkheid
der uiteenzetting heeft de Encycliek in-
tusschen op één punt aanleiding gegeven
tot twijfel, on wol in zake hot gowichtige
punt der bepaling van het rechtmatig
arbeidsloon.
Omtrent het loon van den werkman
staat in do Encycliek het volgende te
lezen
Dat werkgever en werkman zooveel
en zoodanige voorwaarden stellen als zij
goedvinden, dat zij zich bepaaldelijk ver
staan over het cijfer van het loon,
boven hun vrijen wil staat toch een ver
hevener en ouder wet van natuurlijke
gerechtigheid, te weten dat het loon niet
onvoldoende mag zijn voor een matig en
eerzaam werkman om van televen.
Naar aanleiding dezer zinsnede zijn den
H. Stoel een drietal vragen om verduide
lijking voorgesteld, waarop de H. Vader
een afdoend antwoord heeft gegeven.
Het eerste punt, waaromtrent ophel
dering verzocht werd, was de vraag of
door de natuurlijke gerechtigheid,
hierboven bedoeld, verstaan moest wor
den de commutatieve rechtvaardigheid,
dan wel de natuurlijke billijkheid.
Het antwoord op die vraag nu luidt,
dat de commutatieve rechtvaardigheid
bedoeld is, en dat wordt volgenderwijs
toegelicht.
Ofschoon de arbeid van den werkman
veel edeler is dan koopwaar, omdat die
arbeid uit de menschelijke vrijheid voort
komt, wordt hij toch als een soort koop
waar beschouwd cn geldt het loon eeni-
germate als een prys. Zoo zegt b. v. de
EEN
19* VERVOLG.
Een schot was zijnen val voorafgegaan en
toen de gravin de oogen verhief, zag zij eenen
•choonen, edelen jongeling op een klein-ko-
zakken-paard. Juist schoot hij een tweede
pistool af, weder rolde een dezer hongerige
vijandon in zijn bloed. Petrowitsch had zich
tot nu met den sabel tegen dit woedend roof
dier verdedigd, en dewijl de verbitterde
vijand plotseling nederstortte, zonder van
zijn wapen eenen dooden slag ontvangen te
hebben, zag hij verwonderd naar den jongen
man,die zijn door de wolven verschrikt paard
bedwong.
Heb dank, wie gij ook mocht zijn riep
Petrowitsch diep adem halend, en vroom het
oog verheffend vervolgde hij Zeo waar ik
leef, zendt u de heilige Iwan, welken ik in
den uitersten nood te hulp riep 1
Zonder te antwoorden sprong de onbe-
kendo redder van het paard, trok een kris
tallen fleschje uit den borstzak en goot van
van het weinige, dat het nog inhield, «enige
dreppelen in den door schrik verbleekten
mond der gravin. Daarop knielde hij, zonder
H. Thomas van Aquino Men noemt
loon hetgeen aan iemand wordt toegekend
tot vergelding voor zijn arbeid of moeite
als een soort prijs voor gezegden arbeid.
Evenals het nu een daad van rechtvaar-
heid is, iemand den billijken prijs te
geven voor de zaak, die men van hem
ontvangt, evenzoo is het ook een daad
van rechtvaardigheid het loon te geven
vooreen arbeid of werk.
Commutatieve rechtvaardigheid, laat
daarop de fl. Vader volgen; omdat, even
als koop en verkoop, ook arbeid en loon
tot wederzijdsch nut van beide partijen
dienen, zoodat de eene niet mag bena
deeld worden ten koste van den ander
on er dus tusschen werkgever eu werkman
een billijke overeenkomst moet zijn over-
komstig het beginsel van gelijke waarde.
Het criterium nu voor die gelijke waarde
moet gezocht worden in het onmiddellijke
doel, dat den arbeider den natuurlijken
plicht of de noodzakelijkheid tot werken
oplegt, namelijk de voeding en kleeding,
die hij noodig heeft om behoorlijk te kun
nen bestaan. Zoodra dit doel uoor hem
niet kan bereikt worden, met andere
woorden, wanneer hij zich met zijn arbeid
geen voldoende voeding en kleeding kan
verschaffen, is er wanverhouding tusschen
arbeid en loon, derhalve krenking der
der commutatieve rechtvaardigheid.
Hierbij dienen intusschen twee dingen
in acht genomen te worden. Vooreerst
dat evenmin als de waarde van koopwaar
ook die van den arbeid door de uatuur-
wet met juistheid bepaald wordt, maar
van een gemeenschappelijke schatting*
afhangt, zoodat ze eeuigszins vermeerderd
of verminderd kan worden, zonder aan
de rechtvaardigheid te kort te doen. En
ten tweede moet, bij de bepaling der bil
lijke verhouding tusschen arbeid en loon,
nie t enkel gelet worden op de gemeen
schappelijke schatting, maar ook op haar
duur, alsmede op den prijs der voedings
middelen of kleedingstukken, daar die
prijzen niet overal dezelfde zijn.
Gebeurt het nu dat een werkgever,
zonder de gerechtigheid geschonden te
hebben, groot voordeel van den arbeid
trekt, dan kan hij uit eigen beweging zijn
arbeider wat meer geven dan het bedon
gen loon maar dat is slechts een zaak
van welwillende billijkheid, waartoe hij
rechtens niet gehouden is. In dit geval
moet men de beginselen toepassen, die
voor billijken koop en verkoop gelden.
Een tweede vraag, die den H. Stoel
was voorgelegd, luidde als volgt:
Zondigt een werkgever als hij den
werkman een loon uitbetaalt, dat wel
voor diens eigen bestaan volstaat, maar
niet voor dat van zijn gezin, hetzij dit uit
een vrouw met een talrijk kroost bestaat,
op de lieden die hem met dankbetuigingen
overlaadden, acht te geven, nevens de slede
neder. Huiverend vestigde hij het oog eenige
oogenblikken in den pels, door de tanden van
den wolf verscheurd doch toen zag hij in
het bleeke, tegen het moederhart gelen nd
aangezicht der ongekwetste jonkvrouw, het
welk zich allengs begon te kleuren en sporen
van leven verried.
IX.
Het afgewend aanbod.
De wolven trokken eindelijk terug, en wel
haast verdween ban vreeselijk gehuil in de
verte. Eindelijk sloeg de jonge gravin de
oogen op zij zag haren redder, die zich met
angstige zorg over haar boog oogeublikke-
lijk hierop verzonk zij in een zoo diepen
droom, dat hare oogen, nauwelijks geopend,
zich weder sloten.
De jongman stond voor haar hij aan
schouwde haar met innige teederheid daar
hare oogen nu weer gesloten waren, luisterde
hij eenige seconden naar de Ademhaling.
Nu moeBt het toch eindelijk tot verklaring
komen.
De gravin, die van het eerste oogenblik
meende den jongen man nog eens gezien te
hebben, herkende hem dadelijk toen hij het
fleschje uit den borstzak trok. Diej) adem
halend ontwaakte eindelijk de maagd weder
bij het onverwacht verschijnen vaneen be-
hetzij dat het niet talrijk is. En zoo hij
zondigt, tegen welke deugd zondigt hij
dan
Het antwoord op die vraag is, dat zulk
een werkgever wel niet zondigt tegen de
rechtvaardigheid, maar soms wel kan
zondigen togen de liefde of de natuurlijke
billijkheid.
Immers, heeft de werkgever, overeen
komstig het antwoord op do eerste vraag
den werkman het verschuldigde loon uit
betaald, dan hoeft hij aan de gerechtig
heid voldaan. De arbeid is hot persoon
lijke werk van den arbeider en niet van
zijn gezin, dat er slechts bij betrokken is
in zoover de werkman het verdiende met
de zijnon deelt. Evenmin nu als het gezin
tot den arbeid bijdraagt kan het in bil
lijkheid gevorderd worden, dat om het
gezin het loon verhoogd worde.
Intusschen kan do werkgever hier zon
digen tegeD do liefde en dat wel op een
bijzondere wij zo. De arbeid van den
werkman strekt te zijnen voordeele. Tel
kens nu als hij verplicht is liefdadigheid
te oefenen, moet hij daarin ook do be
hoorlijke orde in acht nemen en volgens
die orde zijn de arbeiders, die voor hem
werken, hem nader dan andere armen,
die niets voor hem doen. De werkgever
moet dus bij voorkeur liefdadigheid oefe
nen jegens zijn werklieden door hun
ruimschoots uit liefde te geven dat hij
rechtens niet verplicht was, opdat het
aldus vermeerderde loon voldoende wordt
voor het onderhoud van het gezin des
arbeiders. Dit alles worde echter slechts
in algemeenen zin en als beginsel opge
vat, daar men niet lichtvaardig beslissen
mag of de werkgever al dan niet tegen
de liefde zondigt.
Hij kan ook zondigen tegen de natuur
lijke billijkheid. Wanneer hij bij voor
beeld van liet werk dos arbeiders groot
voordeel trekt, is hij uit zekere natuur
lijke billijkheid gehouden, hem wat meer
te geveu dan het overeengekomene; maar
het is duidelijk dat do arbeider volstrekt
geen recht heeft dit meerdere te vorderen.
Do derde vraag eindelijk, dio aan het
oordeel van den H. Stool was onderwor
pen, luidde als volgt
Zondigen de werkgevers, en om welke
reden zondigen zij, als zij, zonder geweld
of bedrog te gebruiken, een minder loon
uitbetalen dan het geleverde werk ver
dient en dan het eerlijk bestaan van den
werkman vordert, alleen omdat zich tal
van arbeiders aanbieden, die zich met
dat loon vergenoegen of daar vrijelijk in
hebben toegestemd
Op deze gewichtige vraag antwoordt de
H. Vader het volgende
kend aangezicht, was zij van den hevigsten
schrik tot eene soort van betooverende droo-
merij overgegaan eindelijk keerde ajj tot
haar volle bewustzijn terug.
Olga sprak de gravin teederlijk tot
hare dochter, kent gij dezen ollicier, onzen
redder
Of ik hem ken antwoordde de maagd,
met eene van vreugde en ontroering bevende
stem. Hij is toch zeker dezelfde, die eens met
hartroerende woorden onze hulp voor zijnen
zieken broeder ingeroepen heeft. Wij gaven
wat wij hadden, en met het fleschje dat hij
van mij ontving, roept hij mij nu hier tot
het bewustzijn terug. Dit is wonderbaar, het
is Gods wil
En uw broeder, die gij door droppelen
moest verster ken, waar is hij gebleven vroeg
de gravin dadelijk.Doch toen zij zag dat haar
redder het was Julias de oogen
neersloeg en verbleekte, beronwde haar deze
vraag.
Dit mag God weten antwoordde de
Beiersche officier, en vertelde in 't kort het
gebeurde, en hoe men hem bij het toonen
eener kaart, welke hem een edele Rns gege
ven had, als moordenaar vordacht had.
En hoe luidde de naam die op de kaart
sfr-d vroeg de gravin, door het lot van den
oltcier diep getroffen.
Iwan Dolgorowitsch.
Ach, mijn God riep de gravin by het
Er is gezegd dat de arbeid van den
werkman, hoewel eigenlijk geen koop
waar, toch tot meerdere duidelijkheid
met een koopwaar mag vergeleken wor
den, omdat hij met betrekking tot de
gelijkheid van het loon, alles aanbiedt
wat de koopwaar heeft mot betrokking
tot den prijs en zelfs nog iets meer. Dien
tengevolge mag men redelijkerwijze van
het mindere tot het meerdere besluiten.
Welnu, bij een koop is het eigenlijk ge
zegd niet geoorloofd iets te koopen voor
minderen prijs dan het, tijden en plaat
sen in aanmerking genomen, volgens de
gemeene schatting waard is. Veel min
der dus is het geoorloofd, maar strijdt
tegen de rechtvaardigheid, een geringer
loon uit to betalen dan de geleverde ar
beid verdiende, dat wil zeggen voldoende
voor een eerlijk bestaan.
Wij zeiden eigenlijk gezegd, want
er kunnen zich bijzondere gevallen voor
doen, waarin do werkgevers gerustelijk
werklieden kunnen aannemen, die zich
met een niet geëveni edigd loon vergenoe
gen. Bij voorbeeld als de werkgever niet
het minste voordeel tiok, of als het voor
deel geheel onvoldoende voor hem was
om behoorlijk te bestaan, als hij een
geëvenredigd loon uitbetaalde, en nog
sterker: als hij door dit loon zelf aan ver
lies zou zijn blootgesteld. In dit en der
gelijke gevalleu geldt het, hoewel op het
eerste gezicht een kwestie van gerechtig
heid mee gemoeid is, veeleer een kwestie
van liefdadigheid.
Het was verleden zaterdag, 10 Juni,
vijftien jaar geleden dat het hatelijk libe
raal ministerie viel, het miuisterie
van den dwang en den schooloorlog, en te
dier gelegenheid schrijft Hel Handels
blad van Antwerpen het volgende
Den 10 Jnni1 1884, dus vijftien
jaar geleden, vierden wij de wegkegeling
van het laatste liberaal ministerie, en do
gebeurtenissen hebben eenen zoodanigen
loop genomen, dat wij de verrijzenis van
dit laatste niet meer zullen beleven.
In vijftien jaar tijd, mag men zeggen
dat'het liberalism zoodanig gezakt is, dat
het nog enkel eene redplank ziet in de
samenspanning met de rooden, bij middel
van het zoogeuoemd cartel.
o Vijftien jaar nu reeds duren ook,met
kleine tusschenpoosen, de somberste
voorzeggingen immers, het land ging
baukroet, de katholieken konden niet
regeeren, de katholieke ministers waren
onmachtigen, de liberalen alleen hadden
daar verstand van
*i> De Belgische vrijheden zouden wel
dra verdwijuen de inkwisitie zou in de
plaats komen de scholen zouden leeg-
hooren van dezen naam. Welke treurige mis
grepen baart toeh de krijg Hij, die die
kaart gaf,is mijn zoon hij werd eenige dagen
geleden door deu kogel van eenen in het
woud verborgen vijaud, zwaar gewond. De
ongelukkige, dien men op heeter daad be
trapte, onderging dadelyk zijn verdiend lot
hij had het zich zolven voorbereid. De ko
zakken-aanvoerder, die a aan gene zijde der
Niemed aanhield, moest elecht ingelicht zijn.
Doch wij hebben alle reden om God voor deze
misgreep te danken, want alleen op znlke
wijze kondet gij onze redder worden en wij
zullen u zoolang besehermen tot dat het ver
woestend rad van den oorlog voorbygerold is.
Eu mijn broeder en de wakkere oude
dienaar? vroeg Julius, door blijdschap eu
terzelfdertijd door een opnoemlijk leed aau-
gedaaa.
Zij zullen, indien de kozakken hen ge
vangen hebben, op bevel van mijnen zoon
zeker gevonden en gelijktijdig met n in vei
ligheid gebracht worden doch zijn zij reed»
op hunne terugreis naar 't vaderland, zoo
bescherme hen God gelijk voorheen En na,
mijnheer, neem plaate bij ons iu de slede. Gij
zijt bleek eu hebt veel geleden. Zet u op uw
gemak eu bedien u van het pelsdeken, dat
voor u ook groot genoeg is.
Julius maakte opmerking en wilde, om de
vrouwen niet lastig te zijn, naast don ouden
Petrowitsch plaats nemen doch moest, daar
loopen; kortom, duizend eu éen plagen
van Egypte gingen ons op het lijf vallen,
en dat enkel en alleen omdat het land het
aftrekken der liberalen als een wezenlijk
soulagement, als eene algemecne ont
lasting had begroet.
Van 1884 af, is do liberale partij
allengs al meer en meer eezakt, en met
den nijd en de woede in het hert, heeft
zij geone enkele barer donkere voorzeg
gingen zien bewaarheden.
Integendeel I
Sedert den val van 't liberaal kabi
net, ziju wij volop in vooruitgang en ont
wikkeling gekomen, en terwijl de toestand
onzer financiën onder de liberale regie
ring deerlijk stond, is deze onder da
katholieke regeering bloeiend,en de bonts
zijn geen goochelspel, zoo als deze van
liberale stadsregeeringen.
Onze vrijheden zijn machtiger en
meer geëerbiedigd dan ooit, en de inkwi
sitie, dio men ons over vijftien jaar voor
spelde, is niets meer dan het vertelseltje
der bloedkaros, waarmeè men destijds
kinderen en oude vrouwen trachtte bang
te maken I
Met het liberalisme zyn integendeel
de dwang, de willekeur, de dwingelandij
die op kleine beambten, op de kleine bur
gerij drukten, verdwenen; de scholen zijn
meer bezocht dan vroeger; het getal kin
deren iu de staatsscholen, beliep destijds
tot 310,000, en nu heeft de Staat 750,000
leerlingen te inspecteeren.
Bloeiend getuigen onze scholen, in
alle vakken van onderwijs, dat wij met
den val van het liberalisme niets verlo
ren, alles gewonnen hebben.
Handel en nijverheid zijn in vooruit
gang, en hadden wij die rampzalige
werkstakingen niet, die door de socialis
ten van tijd tot tijd aan ons werkvolk
worden epgedrongen, wij zouden ons in
onzen toestand nog meer mogen ver-
Laat ons elkander goed verstaan.
Indien de oude doctrinaire partij dood en
begraven is, dan toch heeft deze recht-
streeksche afstammelingen nagelaten, die
men in al hunne vooroordeelen en ongods
dienstige dwalingen der oude party tracht
op te kweeken.dwalingen die tevens onze
grondwettelijke instellingen, de familie,
den eigendom en de christelijke zedeleer
belagen.
Dat cadcaiike laat de venijnige slang
van het liberalisme op hare baan achter.
Die nieuwe vijand is echter min te
vreczen dan het oud doctrinarisrae dit
laatste huichelde, en gelukte er in nog
veel onnoozele of kortzichtigo menschen
om den tuin te leiden de socialisten van
hunnen kant hebben reeds openlijk hunne
troeven uitgespeeld, en het publiek weet
wat kaarten zij in handen hebben I
de gravin niet toegaf, in de ruime slede zich
tegenover haar zetten. Het kozakkenpaard
werd voor de andere gespaunen, om de vaart
te bespoedigen, en al spoedig gleed de slede
weer vlug over de sneeuw heen.
De overgaug vnn een radeloos omzwerven
in ongebaande woudpaden, waar achter eiken
heuvel, onder eiken struik en in elke diepte
doodsgevaar schuilde, tot dit wonderlijk
wederzien, aan hetwelk zich redding hechtte,
beroerde Julias zoodanig, dat hij nu ook in
diepe droomerij verzonk en de oogen
sloot zooals vroeger Olga gedaan had. De
gravin dacht dat de officier door de uitge
stane vermoeienissen afgemat was, en stoorde
daarom zijne schijnrast door geen woord.
Olga wendde geen oog van Julius af. Zy
scheen in zijne gelaatstrekken de toekomst te
willen outcijferen en de gravin, in ernstige
gedachten verzonken, nam .baar dagboek en
teekende den dag en het uur van bet uitge
stane gevaar er in op.
Het woud werd nog immer dichter, immer
duisterder,doch weldra daalde de slede in een
dal door overhangende zwarte rotaen bescha-
duwd. Liuks op de hoogte prijkte, in verhe
vene majesteit, een versterkt slot, dat do
bewonderaar met eerbied aan verledene eeu
wen deed berinneren. Een schninsche, steile
weg leidde omhoog om die op te kunnen
klimmen, moesten de paarden de laatste
krachten inspannen. (Wordt voortgezet.)