w
Zondag 5 November 1899
5 centiemen per nummer.
54ste Jaar 3414
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
Pensioenkwestie.
De Moordenaari
I De Hel.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
LANDBOUW.
nP T? V üit Je
I
ZONDAGRUST.
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder
dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week
voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiëa door de Post ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31,
en in alle Postkantoren des Lands.
Cuique suum.
Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnissw «.p
3" bladzijde 50 centiemen Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij
accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den
dijnsdag en vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Bureele
van dit blad.
Aalst, 4 November 1899.
Die vraag van uiterst belang blijft
immer aan hot orde van den dag en
voortdurend houden do dagbladeu er
zich meè bezig. Wij moeten het niet meer
herbalen, zij verdient ook ieders aan
dacht. Men kent daarover hot gedacht
onzer groenen. Zij willen iedereen peu-
sioeneeren met bot geld van den Staal.
Dat is gemakkelijk om voorstellen maar
om uitvoeren, dat is wat anders. Pen
sioeneeren vraagt geld cn van waar zou
het vandaan komen. Onze groenen zeggen
het niet en om rodeu 1
Misschien als de chefs in de Kamers
zullen zitten dat zij alsdan het manna
zullen kunnen doen regenen, dat zij als
dan het tooverstokje zullen aanduiden
waarmede, lijk bij Foitcnatusbeurze, de
koffers van den Staat kunnen gevuld
worden.
Het is een al te gcroakkolyk steléel
alles aan den Staat vragen.
Dat laat hun toe, cu dat is de reden
waarom zij met hun pensioeueeren zoo
boog oploopen, de werklieden op te
ruien en bij hun te lokken. Zie ne keer,
als men arme drommel is, zou men bij
dezen niet stormend loopen die u in den
ouden dag, van uw zestigste jaar af, een
rustgeld beloven, groot genoog om ge
makkelijk en zonder zorg in den hoek
van deu haard uw baardbranderken onop
houdend te doen veunzen,
Dat gedacht hebben de groenen bij
hunne confraters de rooden gehaald. Die
Jans zijn immers verplicht om te meest
te beloven om de werklieden bij hun te
trekken of te houden I
rentboekje. Zoo iets zou overal moeten
bestaan want men weet dat vele werk
lieden goed zijn gezind maar dat zij het
niet over de moeite kunnen brengenden
eersten stap te doen.
De werkman moet zijn aandeel bij
brengen, dat zegt de gezonde rede. Het
rustgeld mag geen premie zijn aan vad
sigheid en luiaardij.
Voor de toekomst is de peusioenkwestie
voor een groot deel reeds opgelost. Hoc-
velen inderdaad zijn er niet die reeds op
de lijfrentkas zijn ingeschreven. Reeds
lang heeft Denderbode het gedacht ver
dedigd dat er spaarbonden in de school
moesten gesticht worden en dat, dank
aan den ouderwijzer, de geest van spareu
onder de jeugd en vandaar onder het volk
moest doordringen. Met genoegen mogen
wij vaststellen dat dit gedacht grootelijks
wordt bijgetreden en in voege gesteld.
Vele onderwijzers hebben zich geslacht
offerd en zich de moeite getroost die
spaarbonden in te voeren.
Zij hebben meer gedaan voor het geluk
der werklieden, voor den voorspoed van
het land dan de grootsten wetgever ooit
voor het welzijn van het volk heeft ver
richt.
By zijne intrede in de school krijgt in
menige stad het werkmanskind een lijf-
Blijft immer de gordiaansche knoop
de overgangsmaatregel. Over eenige we
ken las ik in Klókke Roeland Dat men
beginne met het stelsel van M. Roevens
toe te passen eu dau zal er toch iets ge
beuren.
Dat stelsel is het volgende
De mannen van 55 jaar eu ouder.
Voor hen moet iets verricht worden. Zij
hebben, om eoo te neggen, de gelegenheid
niet gehad voor hunnen ouden dag te
zorgen.
Doen wij hier den heer Roevens opmer-
ken dat de lijfrentkas sedert 35 jaar be-
staatpensioen trekken was niet aan
het orde van deu dag.
Met 7 milliocn franks kan men iets
aanvangen. Daauuedc kau meu tegen
100 fr. per hoofd 70,000 werklieden,
eenen per honderd inwoners ter hulpe
komen. Ziedaar de vreugde den mood
om te leven, meer onderlinge liefde in
70 duizend huisgezinnen.
In eene gemeente van 1400 inwouers
zouden dus 14 gepensioeneerde ouder
lingen zijn.
n Ziedaar een overgangsmaatregel der
wet die omniddelijk in geheel België in
toepassing komt, en overal eene onbe-
schlijfelijke vreugde uit dankbare harten
zal doen opwellen.
M. Roevens die niet weinig eigenliefde
in het uiteenzetten van zyu eigen (sic)
stelsel ten toon spreidt want hij
spreekt er gedurig van - mijne gedach
ten van mijne eigene denkbeelden en
- hij waant zich sterk genoeg om ze flink
te weerleggen toont terzolfdertijd ook
een kinderlijke eenvoud.
Men moet weinig het volk kennen, er
weinig meè omgegaan hebben, om te dur
ven denken dat zulke overgangsmaatregel
zooveel vreugde uit dankbare harten zou
doen opwellen.
Zelfs wanneer men de natuur, ik wil
zeggen het hart van ons volk, aan zyn
eigen overliet, dat meu er zorgvuldig de
visschers in troebel water van vei wijderd
hield, dan nog betwijfel ik sterk deu
uitslag die or M. Roevens van verwacht.
De zucht naar meer is in onze tegenwoor
dige maatschappij te zeer doorgedrongen,
te diep ingeworteld om zich met eene
aalmoes te vredeu te stellen van wege
deugeue die zij als hun Voorzienigheid
ik spreek van den Staat hebben leeren
aanzien.
Vergeten wij niet wat tempeest van
afgunst over ons land zou losbeisten wan
neer zulke overgangsmaatregel zou toege
past worden. Welke kreet van favoritisme
on kozijutjeswinkcl zou opstijgen 1
Voegt daarbij dat overal de vijandelijke
partijen op elkander loeren gereed om de
driften van het volk op te ruien en, ten
prijzo van welke droeve middelen, oen
oogenblikkelijke overwinning te bohalen.
Herinner u toch eeus de oorlog, de schan
dalige strijd voor het druppelken in 1890
Gij zoudt ze zien schreeuweu onze rooden
en groeneu go zoudt ze zieu een oproep
doen op de driften van het volk, go zoudt
ze hooi en tieren Waarom is die gepen-
sioeneerd cn gij niet en tot do gepen-
sioeueerden zouden zij zeggen Gij hebt
hebt te veel om te sterven eu te weiuig
om te leven stemt voor ons en wij geven
het dubbel
Ik beklaag de partij die zulke maat
regel invoeren zou.
Hierover meer nog.
Voedering
WIE IS
NAAR HET HOOGDUITSCH
van
E Dl AR D WAGNER.
87,u VERVOLG.
Moord Wie kan zeggen dat men haar
vermoord heeft Men zal er op zweren dat
het een ongeluk ia en de markies zal een pro
ces, krijgen, dewijl hij geene balustrade aan
den rand des afgronds liet maken. Er zal aan
haar geen teeken te vinden zijn, hoe zij den
dood gevonden heeft. Ik ben te slnw, Jan,
dan dat ik iets onvoorzichtigs zou doen. Ik
zal de zaak ten uitvoer brengen en do helft
der belooning opstrijken.
Hebzucht was een hoofdkaraktertrek van
Filip Piron.
Als gij hem van nacht niet Bohuw ge
maakt hadt, Jan, ging Filip voort, zou hij
nog op het terras verschijnen, om zijne doch
ter weder te zien. Kom, wy zullen buiten op
loer gaan liggen.
Zy giugeu weder naar buiten.
Rochiiieu had zich dicht achter hen gehou-
Raapkoek
De raapkoeken mogen niet in water ge
weekt worden want indien men de koe
ken ia het water oplost, dau ontwikkelt
zich daarin eene eigenaardige vluchtige
olie, welke de dieren tegenspant, zoodat
zij dikwijls, alleen door honger gedreven,
het voeder tot zich nemen, wat bij eenigs-
zius groote hoeveelheden maag- en darm
ontsteking veroorzaken kao, en soms bij
kociëa een onaangenamen smaak aan
melk en boter geeft.
Raadzaam is het daarom, raapkoek
aan kleine stukjes, ter grootte eener noot,
gebroken, droog aan het rundvee te ge
ven. Men kan den fijngemaakten koek
over ander voeder beeu strooien. In het
alcalische speeksel en den doorgaans
even zoo terug werkenden inhoud derpeus,
heeft geene ontwikkeling van genoemde
vluchtige olie plaats. Nu de tijd van het
koekvoederen weêr aangebroken is, meen
den wij bovenstaanden raad nog eens tc
moeten geven, daar bet nog op veel plaat
sen de gewoonte is, raapkoek te weeken.
gekeurd hebben, dat de hoogere geeste
lijken want, op dit plechtig uur, moet
men elks verantwoordelijkheid vaststellen
die het wetsoutwerp hebben voorge
staan, dat de leden der geestelijkheid die
hunnen invloed hebben gebruikt om het
te doen aannemen en om de verontruste
gewetens gerust testellen, weieons bloe
dige tranen zullen storten bij 't zien van
al de puinen rond hen opeengehoopt.
(Zeerwel, rechts
Toen, verleden Vrijdag, de stemming
van artikel 1 outbaald werd door de toe
juichingen vauwege do Brusselscho af
vaardiging, heli ik gemeend de doodsklok
te hooren kli-ppou ja, de doodsklok der
katholieke partij. (Herha-ildc toejuichin
gen, rechts.)
Er zal geen katholieke partij meer
ziju er zullen maar groepen meer zijn,
kotterijeu zonder verband noch macht
't is er meê gedaan met de katholieke
politiek Wij zullen eene ongelukswet
hebben die al de sferen van de katholieko
bedrijvigheid zal treffen. Weldra zal de
dweepzucht haar werk hernemen. Men
zal beginnen met het lager ouderwijs te
outchristcnen I En dau zal men de klach
ten der katholieken hooren opstijgeu.
Maar in plaats van die bewonderenswaar
dige opwelling van allen, welke men
voorheen tegen de wet van 1879 zag ont-
i staan, vrees ik sterk dat het volk op het
gekerm zal antwoorden 't is uwe schuld,
5 gij hebt het gewild I (Herhaalde goed-
i keuringrechts.)
jj Welnu die ongelukswet zal ik niet
1 stemmen eu maar één ding spijt mij, 't is
jl dat ik geen tien stemmen Leb om er tien-
2 maal tegeu te stemmen I Levendige goed-
ji keuring op dezelfde banlcen.)
Jto J-i V rede voering
terVolkskamcr, zitting van 31 October 11.
door den heer Reynaort, van Kortrijk uit
gesproken, knippen wij 't volgende vol
gens 't beknopt verslag. Gij, catholieke
voorstaanders der E. V., overweegt I
De heer Reynaerfc. Doch ik heb
ougelijk nog te willen redeneeren de
stemmen zijn geteld Dio dwaze daad, die
zelfmoord van eeno partij, welke aan den
vijand het onschendbaar pand van de
christelijke overleveringen des lands zal
afstaan, de ongehoorde misdaad die tevens
een aanslag en een verraad is, zal ge
pleegd worden De eenen zullen ze lucht
hartig begaan, de anderen zullen de wet
stemmen met een gebroken hart I
Ik zeg dat zij, die de wet zullen goed-
I Hopteelt De Belgische hop betaalt
bij deu invoer in Duilschland een tolrecht
van 14 mark of fr. 17,50 per 100 kilogr.
terwijl de Duitsche hop vrij van alle recht
in ons land mag ingevoerd worden.
In 1902 moet ons handelstraktaat met
Duitschlaud vernieuwd worden. Do recht-
veerdigheid eischt dat onze Belgiscge hop-
kweekers op gclijkeu voet gesteld wor
den met huune Duitsche mededingers, i.
a. w. dat de Duitsche hop 't zelfde tol
recht bij den invoer io België zal beta
len dan de Belgische hop by den invoer
in Duitscbland.
Wij roepen er van nu af de aandacht op
in van onze achtbare Senators eu Volks
vertegenwoordigers.
De Gazette van Merchtem deelde on
langs mèe dat de hopkweekers dier streek
eene petitie naar de kamers gaan sturen
eene wet vragende die de brouwers zal
verplichten, hop in hot bier te koken in
steê vau al dio prutsen van scheikun-
dige stoffen, dio ons goed Vlaamsch bior
bederven cn ons lijf vergiftigen.
Hopkweekers der Aelsterscho streek,
wat denkt gy er van?... Ware het niet
goed 't voorbeeld der Brabanders na te
volgen
den en hoorde nu en dan gedeelten van hun
gesprek. Hy verborg zich in eenen hoek,
wachtende op de dingen die komen zouden.
Zijne nieuwsgierigheid was zeer gespannen.
Wees nu stil en spreek geen woord, Jan,
zegde Filip, toen zy zich op ocne veile plaats
hadden nedergezet. Als hij zich nog eenmaal
laat zien, zal hij ons niet ontloopen.
Toen Sofie weêr tot haar zelve kwam, lag
haar vader over haar heeugebogen, in eenen
angst, te groot om in woorden te kunnen wor
den beschreven. Zy herkende hem, niette
genstaande zijn gekleurd gezicht eu haar. Zij
stamelde zacht zijnen naam en sloot dan we
der de oogen.
De pogingen haars vaders, om haar tot het
bewustzijn terug te brengen, gelukten.
Vader duisterde zij, en hare blauwe
oogen zagen bevreesd in 't rond. Vader zijt
gij het werkelijk
Ik ben het, Sofie. Zeg mij, waar gij ge
wond zijt. Ik vind geene gebroken ledematen,
noch gevaarlijke kneuzingen. Zijt gij iuwen-
dig gekwetst Adem eeus diep, mijn kind,
Soiie gehoorzaamde en ademde lang en diep
zonder pijn.
Ik denk dat ik Blechts oonige lichte
kneuzingen heb, zegde zij. Ik herinner mij
nu alles, iemand slingerde mij in den afgrond.
Ik dacht dat ik zeker zou sterven. Hoe hebt
gij my gered Ik zou knunen gelooven dat ik
dood ben en wij ons in «ene andere wereld
n wederom zag zij verwouderd om
bevinden
zich heen.
Zy lag op een bed van zachte matrassen en
dekens. Rondom haar ware kale muren, zon
der venster en zonder zichtbare opening, die
frissche lucht toeliet. De kleine ruimte werd
door eene aan de munr hangende lantaarn
verlicht. Eeno ruwe houten bank, eene soort
gelijke tafel en eenen leunstoel waren al de
meubelen ran het ouderaardsch vertrek. Eon
ij paar aan don munr bevestigde bakken waren
jj met allerlei soort van levensmiddelen gevuld,
■j Sofie beschouwde deze dingen en zag dan
f haren vader aan.
Zijn edel gelaat was uitgeteerd en had eone
.1 kommervolle uitdrukking. Ilij scheen in den
i laatsteu tijd met armoede gekampt te hebbon
i en door te groote ontroering geschokt te zijn.
Zijne oogen blauw als saphyr, lagen diep in
het hoofd, en zijn voorhoofd was gerimpeld,
iets wat zij vroeger nooit gad opgemerkt,
ij Zy luisterde opmerkzaam, toen hy ver-
'j haalde hoe hij haar gered had. Zij beproefde
ij op te staan, maar viel, zwak als een kiud.
i weêr in haar kussen terug haar hoofd gloei-
!de en haar teeder lichaam beefde.
Waar zyn wy vroeg zij,
In het altaarkabinet, antwoordde haar
vader. Ik voerde u hierheen, dewijl ik niet
j wist, waarheen ik u andere brengen zou. Ik
heb mij reeds sedert veertien dagen hier ver-
i borgen gehouden. Lig stil Sofie, gy hebt «ene
Daar is geene Hel I
Wie zegt «lat
Zijn het brave en deugdzame menschen?
Neon, alle dezen vreezen de Hel, en
daarom trachten zij braaf en deugdzaam
hun leveu over te brengen om de ver
schrikkelijke Hel te vermijden.
Zijn het geleerde menschen
Volstrekt niet. 't kau gebeuren, dat
sommige menschen zeer ervaren misschien
ia het eon of ander vak der menschelijke
wetenschap hooveerdig en stoutmoedig
het geloofspunt der hel in twijfel trekken.
Doch dan doen zij het enkel met den
mond, want zij ziju geenszins over hun
gezegde overtuigd. In de zaken van 't
Geloof zijn zij doorgaans zoer onwetend,
eu niet ééns hebben zij het groot boek
der eindbestemmiog des raeuschen bestu
deer. Wie loochent de Hel
Het zijn menschen, die meer dau wij
dezelve vreezen, en in hun hert weuschen
dat er geene bestonde. Zij leven er maar
op aan hun gedrag is der Helle weerdig.
Om hunne levenswijs te verrechtvecrdigen
zouden zij willen dat er geene Hel ware;
doch daarom bestaat zij niet min.
Daar is eone Hel.
Dat heeft ons God zelf veropenbaard
dat heeft Christus, de zoon Gods, uitdruk
kelijk geleerd; dat staat op mecigvuldige
plaatsen in de heilige Evangeliën beves
tigd. Wie dat loochent, zal evenals de
rijke-vrek iudo Hel wordeu begraven.
Daar is oeue Hel.
Wat De koningeu der aarde hebben
gevangenissen om hunne weerspannige
onderdanen to straffen; en God do koning
van het heelal, zougeenen kerker hebben
voor de overtreders zijner wetten eu do
beleedigers Zijner Majesteit
Gelijk de dief «loor het menschelijk
gerecht govangeu eu gekerkerd wordt,
zoo zal de booze onverhoeds door Gods
rechtveerdigheid getroffen ia de eeuwige
gevangenis worden opgesloten.
Gelijk het uitzinnig zou zijn voor deu
misdadiger, te zeggeu dat er geene ge
vangenis is oven uitzinnig is het voor
deu booze, te zeggen dat er geene Hel is.
mijne plaats, daar ik, lijdend aan het
flerccijn, mij niet bewegen kon. Oamid-
delijk daarop komt de brave horder terug
binuon eu zegt Mijnheer, wil ik u eens
voor goed en voor altijd van dat ding af
helpen gij zult er in eens van ontslagen
zijn, indieu gij stipt mijn raad volgen
wilt. Neem alle dagen zoo omtrent 15
grammen ruwe ajuin. Deze plant bezit de
eigenschap de zouten op te lossen, in de
waterorgaueu die do oorzaken zijn van
het flerecijn. Gy kunt dit geneesmiddel
uemen hoe, waarof wanneer gij verkiest,
met brood, met vleesch, bij uw middag
maal, onverschillig dit alles, maar de
hoofdzaak is dat de ajuin ruio moet zijn.
Sedert dien tijd neem ik alle dagen
eene kleine saus met ajuin, na hem fijn
gesneden te hebben voeg ik or mostaard,
olie en azijn bij, en dit gaat er in, als
een brief in de briefbus, zegt hij zoo, het
is voor mij eeno lekkeroij. Nu, ieder is
vrij van te doen en te laten, zegt hij,
maar sinds dien tijd heb ik zelfs geene
vermaning van het florecijn moer gehad.
En inderdaad, zogt Catrien, over
eenige jaren sprak ik eens met een doc
tor welke 45 jaren lang als doctor i vu t
Trapisten-abdij van Achel gepratikeord,
had, en ik herinner mij nog dat hy my
zegde dat hij op al dien tijd geen eakel
jichtlijder in de bevolkte abdij waarge
nomen had De Trapisten hebben zeker
een uiterst matig leven, maar ook gebrui
ken ze in hun matig regiem veel ruwe
ajuin. Is 't nu de matigheid zelve of wel
het gebruik vau die ruw plant, welke do
Trapisten van die kwaal bovrijdde. Dit
valt te zien, toch is het middel eenvoudig
geuoeg om er eeue proeve vau te nemen.
Middel tegen rhumatism en flere-
cyn. Dat de rbeumatismlijders eu
flerecynisteu do laatste bovenal, bij tijds
nog al wat moeten doorstaan, dit lijdt
geene kwestie, co dan zegt men hen voor
allen troost, dat het een hoereuziokte is
uu daar zijn ze wel meè, terwijl niemand
beu helpen kan. Een zekere mijnheer
Sander, schrijft donderdag uit Amster
dam aan de Patriots, dat hij een aller
beste middel weet, om die kwaal te voor
komen, en hij spreekt uit eigeu onder
vinding. Daarbij haalt hij deze historie
aan: Zekeren dag kreeg ik bezoek van
den heer pastoor van Oud Vroenhoven
dicht bij Maestricht mijne vrouw bracht
hem bij zijn vertrek tot aau de deur iu
kleine wonde aan het hoofd, die ik verbinden
moet.
Hy bracht kond water, waschte de wonde
af, en verbond haai- met eenen zakdoek. Toen
dit geschied was, ging hij naar eenen bak,
schonk een glas wijn in en bracht het by
Sofie die het met smauk uitdronk en zich er
door gesterkt gevoelde. Zij kon nog niet op
staan en lag kalm op haar bed, de oogen lief
devol op haren vader gerieht.
Als gij mij niet gevonden hadt, vador,
zegde zij plotseling, zon ik bij het vooruit
stekende pant afgestort zijn en was dan zeker
verloren geweest. De man, die er my in
slingerde, was ongetwijfeld Filip l'iron.
Hoe wonderlijk, dat gij mijnen Bchrecuw
hoórdet en mij kwaamt redden.
lederen nacht ben ik op het terras ge
weest, in de hoop er u aan to treffen, Sofie.
Dikwijls kwam ik vroeger, en dikwijls ook
later, maar ik kon u niet voor heden avond
vinden. Ik begon reeds te vreezen dat gij het
slot verlaten hadt.
Ik ben drie dagen afwezig geweest, voor
eeue reis naar Parijs met mevrouw Bartn.oux.
Maar zeg mij, vador, waar ha&ldet gij dit
bed en deze levensmiddelen
üp eenen nacht versehalte ik mij toe
gang op het kasteel, door een bij toeval niet
gesloteu venster. Ik sloop in eeue logeerka
mer eu nam daar de dekens ik ging voor de
tweede maal terug en haalde de matrasseu.
Den volgenden nacht bracht ik, door middel
van datzelfde venster, waarop inen niet scheen
te letteneen bezoek aan de spijskamer en
den kelder om mij van spijs en drank te voor
zien. De dagen heb ik hier, de naehten bui
ten doorgebracht. Op den gezelschapsavond,
toen de ruïnen verlicht waren bevond ik mij
inde kapel- Ik zag en hoorde mijne.... me
vrouw Mixtome, hoewel zij mijne tegenwoor
digheid niet vermoed kan hebben.
En mijnheer Lepage znchtte diep.
Sofie drukte liefdevol zijne hand. Ter neer
geslagen en bekommerd zag hij er uit, als
man dio den beker des lijdens tot aan den
bodem gelodigd heeft, en nu nog slechts op
den verlossing brengenden dood wacht.
Eenige minuten lang beerschte er eene
diepe stilte in het ouderaardseh vertrek, dan
vroeg mijnheer Lepage
Waar is mevronw Eugenie nn
Te Parijs, vader, antwoordde Sofie zacht;
zij zal de volgende week naar Montfa;on te-
rugkeeren.
Eu August Bartineux? Is hij ook iD Parijs?
Ja vader. H\j vergezelt haar altijd, en
als zy naar Montfafon terugkeert, zal hij
Charlemont komen.
Zal het huwelijk spoedig plaats hebben
Binnen eene maand, zegde mevronw
Bartineux. Maar geloof mij, vader, mevronw
Eugenie bemint hein niet, zij heeft het mij
Het is waar, dat zy er aan denkt
dionstdoende Apotheker Zondag 5 No
vember 1899, Mr Callebaut, Boter
markt.
Echt schandalig. Wij lezen in
den Veurnaar
Nauwelijks schijut het liberalism
hier iu Veuroe, dank aau de medehulp
vau eenige flauwhertigo en misnoegde
catholiekeu, wederom het hoofd boven
water to krijgen, of onze stad wordt hot
tooneel van schandelijke feiteu, die ons
een voorsmaak zijn van hetgeen ons te
wachten staat, indien ooit eene liberale
meerderheid op hot stadhuis komt zetelen.
Te midden den nacht na de kiezing,
hebben eenige wisje-wasjes aan verschei
dene huizeu goddciooze streken uitgeme
ten, waarover ieder deftig man schande
spreekt.
Zij trok keu door de straten, onder
het zingen van litaniën en hot bidden van
len paternoster, en voor oenige huizen
ging het zoo verre, dat zij neerknielden
en het sacrificie der Mis nabootsten.
't Is noodig dat daar spoedig einde
aan komo.
hem te tronwen, hem beloofd heeft zijne
vrouw te worden, maar onder voorwaarde
dat hij uwen naam rechtvaardigt en den moor
denaar mijns ooms aan het gerecht overlevert.
Ik weet het. Ik vernam het uit haren
eigen mond. Zij bemint my nog, Sofie, zy
heeft nooit aan mij getwijfeld en nooit opge
houden mij te bemiDnen. Ik hoorde, dat zij
dit tot Augaet Bartineux zegde. Ik hoorde
haar verklaren, dat zjj gaarno mijn lot wilde
deelen, dat zij voor mij, vaderland, eer en
allee prijs geven wilde, dat onze scheiding
niet op haren aandrang geachiedde en dat zy
met vreugde mij iu mijue ballingschap ge
volgd zou hebben. Maar zij kon niet. Onver
gelijkelijke liefde, die rijkdom, eer en alles,
wat de wereld verblindt, wil opofferen O,
Sofie, wij hebben eene groote font begaan met
naar Frankrijk te komen I Als ik wist dat
Eugenie boos was en mij haatte, zon ik myn
lot beter kannen dragen dan nn. Ik beminde
haar zoozeer, dat ik mijne ziekelijke ja-
loerschheid verdragen kon, zoolang ik haar
gelukkig waande maar te weten, dat zij mjj
bemint, dat onze scheiding haar smart ver
oorzaakt, dat zy om mij heeft geweend, dat
zij om mij slapelooze nachten en bange dagen
doorleefde, dat zij, evenals ik, geledon heeft,
o, mijn God, dat kan ik niet verdragen,
i Waarom werd ik zoo smadelijk miskend
Waarom moet ik voor de misdaad van een
ander boeten (Wordt voortgezet)