=4
IS'
n ei
tt zij c
ooi' all
>CHE
■Hinge
Zondag Juli 1901
5 centiemen per nummer
o;l'lc Jaar 5i>90
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
ten
Het recht
van Eigendom.
HET SPOOK
t alif
Vrijdenkers en
Onderwijs.
Internationaal Congres
ff Elk soldaat voor zijn lot
Uit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, ofide-
iagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week
voor de Stad 5 frank; met de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zei
maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
aindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Po«t ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar
Men schrijft in bij O. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31,
en in alle Postkantoren des Lands
Cuique Huum.
Per drukregel. Gewone 15 centiemen HekUmen fr. 1,1)0; Vonnisse cp
•V bladzijde 50 centiemen Dikwijls te herhalen bekendmakingen bh
accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
fteeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk legen den
dijnsdag en vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zicb t# wenden ten Bureele
van dit blad
u-oond
eneeshee
eidingen
ïitmuntg
zllen (ij
van den
•ijlen
odde-
ioud.
prijs
iard-
Aalst, 20 Juli 1901.
Het recht van eigendom wordt tegenwoor
dig van alle kanten aangevallen. De socios
van alle kleur betwisten zijne rechtma
tigheid de zoogezegde christen demo-
kraten ondermijnen voor hetoogenblik
het is de eerste stap tot zijne loochening
zijn grondbeginsel. Heeds hadden de
I beeren Daens een zijner uitingen betwist.
M, De Backer kon niet achteruit blijven
bij heeft dus ook in dit concert zijne aau-
j matigende stem laten hooreu en beweerd
dat het recht van eigendom niet steunt
op natuurrecht maar voorvloeit uit de
noodzakelijkheid der maatschappelijke
inrichting. Het privatief bezit zegt bij,
in K. R. van 30 Juni, of recht op per-
i soonlijken eigendom spruit dus niet uit
s persoonlijk recht of ook niet op de
s inprenting van dit recht in 't hert der
menschen 't natuurrecht neen, het
eigendomsrecht wordt enlcel door H na-
tuurrecht bekrachtigd als de alleen
mogelijke ordening der sameleving.
Wij kunnen maar niet begrijpen wat M.
De Backer aanzet zoo moedwillig als
valsch de wezenlijke grondslagen van het
I recht van persoonlijken eigendom to be
twisten en te ondermynen. Graag aanzien
de Daensisten den wereldbrief van Paus
Leo XIII van 15 Mei 1891 als hun vaan
del, maar zelfs als hun programma.
Waarom heeft M. Do Backer dien brief
niet herlezen, bijzonder daar hij de ver
waandheid heeft zich uitsluitend op de
leeringon der H. Kerk te steunen?
Op ziju minste mag men hem dus van
lichtzinnigheid beschuldigen. Wij willen
zijn geheugen opfrisscheu en geven daar
om, voor wij de vraag op onze beurt be
spreken, wat de groote Paus over recht
van eigendom schrijft. Men zal in onze
aanhalingen iu volle letters, uitdrukkelijk
kunnen lezen dat recht van eigendom als
grondslag 't natuurrecht heeft, wat door
M. De Backer wordt betwist.
Geven wij de Encycliek het woord
- Wat echter zwaarder weegt, het door
de socialisten aanbevolen geneesmiddel
is blijkbaar iu strijd met de rechtvaar-
digheid, want het recht van bezit
- van bijzonderen eigendom is den
mensch van natuurwege geschon-
- ken. Hier, evenals in meer andere
dingen, treedt het wezenlijk onder-
scheid in het licht, de* er bestaat tus-
schen mensch en dier.
Het dier is niet zijn eigen meester,
maar wordt geleid door het tweevoudig
instinkt zijner natuur. Eenerzijds treedt
dit instinkt op, om het dier in zijne ver-
richtingen te beschermen, zijne krach»
ten naar behooren te doen ontwikkelen,
het te brengen tot de daden die voor
ziju eigen behoud noodig zijn. Ander-
zijds werkt het om het dier zijne soort
te doen voortplanten. Dit dubbel doel
echter bereikt liet gemakkelijk door het
gebruik der zaken, die het rondom zich
in zyn bereik vindt verder dan deze
grens kan ook het dier niet, daar het
alleen boheerscht wordt door de zinnen
en door op zich zeiven staande zinue-
lijke indrukken.
Geheel anders is de natuur van den
mensch.
In hem bevindt zich het dierlijk
wezen in zijne volheid, in zijne volko-
menheid, en zoo bezit hij, zekerlijk niet
1 minder dan welk dier ook, het vermo-
gen van zinnelijk genot.
Maar de dierlijke natuur, hoe vol
maakt men ze ook in een dier veron
derstellen wil, is er zoo ver van af dat
zij de menschelijke natuur omvatten
zou, dat zij, veel lager dan deze, ge
schikt is om aan haar onderworpen te
worden en haar dienstbaar te zijn.
Wat den mensch adelt en hem tot
zijne eigene waardigheid verheft, dat is
de redelijke geest deze deelt hem zijn
karakter als mensch meê en scheidt
hem in geheel zijn wezen af van het
dier. Maar juist omdat de mensch nu
met verstand begaafd is, eijn de goe
deren der aarde hem niet enkel ten
n gebruike gegeven, gelijk aan de
dieren, maar hij heeft een persoon-
lijk recht op bezit met enkel van die
dingen welke door liet verbruik ver-
loren gaan; maar ook van dezulke die,
na gebezigd te zijnblijven bestaan.
Dit wordt nog duidelijker, wanneer
wij de natuur van den mensch nader
betrachten.
- Daar de mensch, met zijn denken,
i ontelbare voorwerpen omvat, uit de
tegenwoordige dingen tot de toekom
stige besluit en meester is van zijne
i haudelingen, zoo bepaalt bij in af-
haukelijkheid vau de eeuwige wetten
en ondergeschikt aan de Alwijze Voor
zienigheid Gods zich zeiven naar
vrije beschikking daarom ligt het in
zijuo macht, uit de verschillende din
gen die keuze te doen, welke hij tot
zijn eigen welziju, niet enkel voor het
tegenwoordige, maar ook voor de toe
komsthet meest dienstig acht.
Hieruit volgt dat hel recht op per
soonlijk grondbezit bestaan moeter
moeten rechten kunnon verworven
worden, niet alleen op den eigendom
van hetgeou door den bodem wordt
voortgebracht, maar ook op dien van
den bodem zeiven. Wat immers den
mensch een veilig voortbestaan van
ziju eigen levensonderhoud in de toe
komst kan waarborgen, dat alleen is de
grond met zijne voortbrengingskracht.
Voor den mensch heeft elke dag
zijne noodwendigheden vandaag be
vredigd, vragen zij morgeu eene nieuwe
bevrediging. De natuur behoort der
halve den mensch eene blijvende, nooit
Chetivynd-Park.
29" vervolg.
feiil
id au
is ei
igdl
En ik ben de markies van Chetwynd.
Zijt gij Tempest, de groote reiziger ik ken
uw naam sedert lang; wie in Engeland zou
niet van u gehoord hebben. Ik heb uwe wer
ken gelezen en ben u gevolgd in do wilder
nissen, waarin voor u geen Engelscbman
doordrong. n
Chetwynd sprak met oprechtheid, dit deed
den reiziger goed. Zij praatteu samen over
hunne reizen en maakten verder kennis
dauma ging Tempest naar beneden om te zien
of zijne koffers goed geborgou waren.
Beide mannen zagen elkander niet voor den
avoud weêr. De nacht kwum oen donker,
stormachtige nacht. Toch zat Chetwynd nog
altijd op hot dek, cn blikte iu do schuiiuendo
golven.
Het is oen wilde nacht, hoorde hij de
stem vau Tempest naast hem zeggeu. Ik
begrijp niet hoe de reizigers kuunen slapen,
ik zie gaarne het strijden en wordeu der ele
menten. n
En ik heb iu den laatsten tijd zooveel
j strijd in mijn leven gehad, dat ik naar rust
R verlang, zei Chetwynd.
I" Hebt gij ook leed gehad n vroeg de heer
Tempest.
Wie zou er geen hebben Vijftien maan
den geleden verloor ik mijne vrouw.
Is uwe vrouw gestorven n vroeg de
natuuronderzoeker.
u Ja zij is dood. Hebt gij niet gehoord, dat
ik zei, dat ik ze verloren heli
Ja, maar wij verliezon ook somwylen
onze vrouwen zonder dat zij sterven. Dit nu
is met mij het geval. Het was haar verlies
hetwelk mij maakte, hetgeen ik ben Tem
pest, de natuurvorscher. Indien ik haar niet
verloren had, ware ik beden de gelukkigste
aller Eugelschen - O ik aanbad haar, giug
hij op droevige» toon voort, zij was wel
arm, maar van goede familie. Na eeuigen tijd
verkeerd te hebben, trouwden wij. Mijne
hartochtelijke liefde beantwoordde zij, wel is
waar, zeer koel, doch ik hoopte op de toe
komst dwaas die ik was. üp zekeren avond
wy waren reeds drie jaren getrouwd
kwam ik t' huis vau eene lange reis, ik kwam
nau de deur van het salon, waar ik hoorde
spieken. Ik luisterde en hoorde mijne vrouw
zeggen, dat haar vader haar gedwongen had
mij te huwen, doch dat ze mij verafschuwde,
dat mijue liefde haar een gruwel was, dat ze
weuBchte dood te zijn en van mij verlost te
worden. Dat alles moest ik hooren ik werd
woedend. Ik zag in, dat de valsche troqw my
""-in om myn geld getrouwd had, ik vatte
uit to putten brou ter voldoening aan
de noodwendigheden aan te wijzen
en zulk eene bron kan slechts de grond
zijn met de gaven die er onophoudelijk
door wordeu voortgebracht.
- Er is dan ook geene reden te vinden
waarom de Staat zich dan met de alge-
- meeoe zorg voor allen zou belasten. De
i mensch toch is immers ouder dan de
- Staat, en bij bezat het recht tot in-
standhouding van zyn lichamelijk be-
staan vóór en aleer er van een Staat
kon sprake zijn.
- Dat verder God de Heer de aarde ten
gebruike heeft gegeven aan het geheel.)
menschdom, is geenzins in tegenspraak
met den byzonderen eigendom,
a Immers God heeft de aarde aan bet
menschdom overgelaten, niet in dien
zin als zouden allen, zonder onder
scheid, meester over die aarde zijn
- maar in zoover als Hij zelf aan geen
- eokelen mensch een byzonder deel
ervan ten bezit heefc aangewezen,maar
veeleer aau de vlijt der menschen en
- aan de wetgeving der volkeren de afba-
kening en verdeeling van den bijzon
deren eigendom hoeft overgelaten.
Overigens, hoezeer ook onder de
enkelen verdeeld, houdt de aarde niet
op de gemeenschap ten dienste te staan;
immers, er is geen mensch ter wereld
- die niet van de voortbrengsels dei-
aarde loeft. Wie zonder bezit is, heeft.
daartoe beschikking over zijnen arbeid,
en men kan zeggen dat alle bronnen
van bestaan ten laatste zijn terug te
brengen tot de bewerking van den
- grond of tot den arbeid in een of ander
vak, welks loou ten slotte van niet
elders dan van do vrucht der aarde
komt en met de vrucht der aarde ge
ruild wordt.
Hieruit blijkt wederom dat
- eigenbezit teenenmaal een eisch
is der natuurwet. De aarde ver-
schaft, en wel iu grooten overvloed,
alles wat tot de instandhouding en vol-
makiug van het aardsche bestaan noo-
dig is, maar zij kau niet uit zicbzelve
geven, dit wil zeggen zonder bearbeid
- te worden en verzorgd door den
mensch. Wendt nu de mensch tot het
bewerken en vruchtbaar maken van
den grond zijn lichaam en geestes-
n krachten aan, dan verkrygt hij daar-
doorjuistdeu eigendom over het ge-
deelte, dat door hom werd bewerkt
by heefc er om zoo te zeggen, don stem-
pel opgedrukt vau zijn eigen zeiven.
Ten volle rechtmatig moet derhalve
heeten, dat dit gedeelte van den grond
zijn eigendom en zijn recht erop onaan-
tastbaar blijve.
Die aanhaling is de uitdrukkelijke
veroordeeling vauM. De Backer's ziens
wijze. Zonderling mag het heeten dat hij
niet beter dien wereldbrief kent die bij
als ziju leidschrifc aanziet als zijn pro
gramma uitroept. Op andere punten
komen wij ten gepaste tijdö, terug. De
zaak is de moeite weerd de grondslag
der samenleving is inderdaad in kwestie
en wordt door M. De Backer ondermijnd.
De stevigheid van het gebouw moet er
noodzakelijker wijze door lijden.
Op Sixendag hielden te Leuven de vrij
denkers een Congres.
Het onzijdig of beter het ongodsdienstig
onderwijs stond aan het hoofd van het
dagorde.
De vrijmetselarij viert hare razernij in
Frankrijk bot tegen de kloosterlingen die
daar het christen onderwijs geven. Men
verbiedt hun samen in een klooster te
wonen, eigeudommen te bezitten, het volk
kosteloos te onderwijzen, arme zieken en
ziünöloozen te verzorgen en dit alles uit
haat tegen den Catholieken Godsdienst.
Hier zullen de vrijmetselaars, wanneer
zij den piiester niet kunnen uit de school
bouden, ouderwijzers en leerlingen tegen
hem opstoken, wanorde onder die lessen
zoeken te stichten en alzoo trachten hem
het uitoefenen van zijn ambt, voor wat
het geven van de godsdienstlessen aan
gaat, onmogelijk te maken.
Iu de groote steden waar vele onder
wijzers in do vrijmetselaarslogie zijn inge
lijfd zal uit helsch werk deels gelukken,
doch in kleinere steden en op den buiten,
zullen ouders en meesters nog meer op
hunne hoede zijn tegen deze volksbeder
vers.
Nu het groot deel van de onderwijzers
koimen de noodzakelijkheid van den
Godsdienst, zij weten dat hij niet alleen
noodig is voor het andere leven of voor
bet behoud van orde in de samenleving
maar dat hij het beste middel is in de
school om niet alleen eene goede opvoe
ding maar een goed onderwijs te geven.
De Godsdienst is het beste wat er bestaat
om de kinderen te overtuigen tot orde,
werkzaamheid, gehoorzaamheid, tucht eu
alles wat er in de school noodig is. Dit
weten onze onderwyzers eu daarom mo
gen wij nog altijd zeggen -Zij zullen haar
niet hebben, de schoone ziel van 't kind.n
Vergadering der linkerzijden.
Woeusdag morgend hielden de liberale
on socialistische liukcrzijden eene verga
dering.
Men had het weer over het vrouwen-
stemrecht, dat door de liberalen als een
politiek gevaar werd beschouwd.
Geen beslissing werd genomen.
Er werd besloten, eene bestendige pro-
pagande in te richten voor het A. S. der
mannen en een comiteit te gelasten met
de inrichting daarvan.
Dit comiteit bevat 6 liberalen en 6 so
cialisten.
't voornemen, haar dan ook niet langer door
mijn aanwezigheid te martelen. Ik giug heen,
zonder haar te zien, schreef haar een brief,
waarin ik haar zeide, dat ik alles wist en dat
zy van dit oogenblik vrij was. Sedert heb ik
de trouwelooze niet meer gezion. Nu keer
ik naar Engeland terug om haar graf te zien
of een blik te werpen in haar golaat, zoo
nog leeft. Ik zal mij echter niet bekend ma
ken. Doch niet meer om haar te zien keer ik
weêr, maar om een anderen heiligen plicht te
vervullen, dien ik te lang verwaarloosd
heb.
Bemiot gij nwe rronw nog n vroeg
Chetwynd.
Neeu, met mijne achtiug stierf ook mijne
liefde voor haar. Zij bedroog mij, toen zij
zeide mij to bemionen, zij had een valsch hart,
haatte eu verafschuwde mij. Gij ziet dus, mijn
lord, dat het beter is eene vrouw door den
dood te verliezen, zooals gij.
Lord Chetwynd zocht de hand van den ge
leerde en drukte ze innig.
üwe smart is grooter dan de mijne, B
iprak hij. Laten wij vrienden wezen. Gij
zyt nlleen in de wereld, sta mij toe voor u
meer te zijn dan een vreemdeling. Nooit zag
ik een man, die my op het eerste gezicht zoo
aantrok. n
Het zij zoo, ofschoon een levensmoede
man, gelyk ik geen passende vriend voor u
is. Gy zijt nog jong, lord mettertijd zult gij
learen uwo smart met gelatenheid te dragen. ij
Uw geluk is niet door eene trouweloose hand
der kleine burgerij te Namen.
De volgende omzendbrief is uitge
zonden
Een tweede Internationaal Congres der
Kleine Burgerij moest in 1900 te Bern
(Zwitserland) vergaderen. Verschillige om
standigheden hebben de uitvoering van
dit ontwerp belet. Wij hebben dus het
Congres tot dit jaar uitgesteld, en het zal
op 15 en 16 September aanstaande te
Namen gehouden worden, aan de Kursaal
vau de Maas, onder het voorzitterschap
van M. L. De Bruyn, gewezen micister,
Volksvertegenwoordiger.
De Vcreeniging voor studie en verdedi
ging der belangen van de Kleine Burgerij
heeft met de inrichting gelast 't Namen-
t> ,rau het Syndicaat der
Reizigers, Bedienden, Handelaars en
Bazen. Dit Comiteit heeft zich verschei
dene personen toegevoegd, wier keuze een
stellig bewijs is dat de strekking van het
Congres hoofdzakelijk wetenschappelijk,
huishoudkundig en maatschappelijk is,
zonder het minste politiek doel.
Van nu af is het beslist, de werkzaam
heden in vier afdeeliugen te schikken, en
ziehier breedvoerig welke vragen iedere
afdeelingzal bespreken.
1. Vereeniging en beroepsonderwijs
De vakvereeuigingen van aankoop, van
verkoop en van bewerktuiging; do samen
werkende maatschappijen de groote ma
gazijnen en bazars bet beroeps- en han
delsonderwijs.
2. Crediet. Te bekomen crediet
Banken en ouderlingen bijstand. Goed-
koope woningen. Te geven crediet ge-
reede betaling, afslagzegels, enz.
1'a belastingen en rechterlijke vraag
stukken. De patenten, zegels op aan-
plakbrieveu, baukroeten proceskosteo,
kostelooze raadpleging, gerechtelyke in
richting handelsrechtbanken, enz.
•4. Nijverheidswetgeving. Arbeids
ongevallen openbare verkoopiugen van
me uwe waren afverkoopen rondleur-
derij oneerlijke mededinging werk- eu
nij verheidsraJeu goedemannenraden
Zondagrust.
De redenaars en verslaggevers kunnen
naar keuze eene der twee nationale talen
gebruiken.
Wij verzoeken u dringend ons uwe bij-
trediog vóór den 1 Augusti te laten ge
worden, en er hij te voegen welke punten
gy verlangt op de dagorde te brengen, en
welke verslagen gij ons zoudt willen Toor-
lezeu.
Alle verslagen moeten ous toekomen
voor den 15 Augusti, ten einde gedrukt
te kunnen worden.
Alle bijtredingen en meèJeelingeu moe
ten gezonden worden aan den algemeeneu
secretaiis, Kruisstraat, 30, Namen.
De inschrijvingsprijs voor het congres
is gesteld op 3 fr. per persoon, zonder de
documenten, en op 6 frank met de docu
menten, te weten een afdruksel van het
algemeen stenographisch verslag en van de
gedrukte verslagen. (Het stenographisch
verslag van het congres van Antwerpen,
een boekdeel in 8° van 730 bladz. kost in
ken handel 10 fr.) De bytrelers kunnen
daarenboven goedkoop afzonderlijke af
druksels der verslagen bekomen.
Hot congres is van nu af verzekerd van
de hoogste beschermingen en van de
krachtigste ondersteuniog. Een groot ge
tal kringen en geleerden van den vreemde
hebben ook hunne medewerking beloofd.
jg» (Remedie tegen den zonneslag)
KV wordt heden door groene Pie ge-
eisch t.
In 1887 dacht groene Pie er gansch an
ders over. Op 31 Juli schreef hij
Elk gedwongen soldaat is elk slaaf
is elk huishouden afgebeuld.
Niemand gedwongen soldaat, is de
Vrijheid voor elk, de weerdigheid, het
eiode van die eerlooze en barbaarsche
lotmgsdagen, de ontsmetting der ka-
zern.-
En dat durft zich als een man van
princiepen voorstellen
Wat ajuin I
gestoord, gij kuut hertrouwen en een deel van
uw verloren geluk terug winnen. Gy zyt nog
te jong om te wanhopen. n
Den volgenden dag helderde het weder op
en de boot liep op den bestemden ty'd de ha
ven van Marseille binnen.
Lord Chetwynd en de heer Tempest be-
trokkeu hetzelfde hotel, samen reisden zij
naar Engeland en namen weder hun intrek in
één logement. Eer lord Chetwynd den vol
genden morgen opgestaan was, waren de
hoeren Sunders en Gilbert Monk reeds aange
komen, en werden by den markies toege
laten.
Ik ontving gisteren uw telegram uit Pa
rijs, lord, n zei Sanders en snelde hierheen.
De heer Monk was in Chetwynds-park en
kwam mede. De tijding uwer terugkomst
heeft in het graafskap eene buitengewone
7reugde verwekt. n
Men heeft u zeer gemist, Chetwynd,
zei Monk lachende. De boeren wilden u
eene feestelijke ontvangst bereiden, doch San
ders gaf niet toe, omdat hij wist, dat u dit
onaangenaam was. n
Ik zal vandaag nog met u terugkeeren,
de markies bedaard. Ik heb een vriend in
Genua opgedaan, dien ik overreden wil, moe
te gaau. Het is nu tien uur ik zal bij hem
gaan. n
Hij verontschuldigde zich en ging naar de
kamer van Tempest.
Deze zat aan zyn tontbijt met tal van ga.
zetten op tafel, wier inhoud hij gretig ver
slond. Toen Chetwynd binnentrad stond hij
op eu verzocht hem te gaan zitten.
Mijn stiefbroeder en miju opzichter zyn
mij reeds tegemoat gereisd, zei Chetwynd
na de gewone begroeting, u Heden verwacht
meu mij reeds op het slot en ik kom u ver
zoeken om mij te vergezellen. Mijn huis staat
voor u oj.en en het zal mij genoegen doen,
u tot gast te hebbsn, zoolang gij verkiest.
De geleerde schudde het hoofd.
Ik zou dat gaarne doen, n zei hydoch
ik kan niet. Ik heb een heiligen plicht te ver
vullen, dit heb ik u reeds gezegd. Ik kwam
alleen naar Londen, omdat dit in mijn weg
ligt en vertrek heden avond nog om eene ge
vaarvolle zeereis te ondernemen, die ik niet
langer uitstellen kan. Misschien kom ik wel
eens bij u, doch nu loopen onze wegen uit
elkaar. God zegene u
Hij stond op en greep lord Chetwynds
hand. Zij namen hartelijk afscheid en Chet
wynd keerde bij zijne vrienden terug, waarna
hij^sposdig uit Louden vertrok.
De heer Tempest ging weer aan tafel zitten
en nam de gazet ter hand.
Plotseling gaf hy een luiden gil en liet het
blad vallen.
Hoedood n fluisterde hy,
dood 1 n
Hij nam de gazet en las nog eeus
Vreeselijk ongeluk op zee. Wij vernemen
dat het schip Wawe River, de eigenaar
heer Dunnalle te Glasgow, den tienden vau
verleden maand met man en muis vergaan is.
De Stinkvisch. Io sommige rivie
ren van Bntsch Noord-Amerika komt een
soort van stinkvisch voor, die zoo rijk is
aan olie (of vet en traan), dat hij gedroog-
den toestand als keers of fakkel kan wor
den gebruikt. Zulk een gedroogde visch
wordt, als mea licht noodig heefc, met
den steert naar boven in een klomp leem
gestoien of in een gespleten stuk hout
vastgeklemd. Wanneer men hem aan-
b-an,dtLb'J (la'JeIÜk en gestadig,
terwy zyn hcht sterker is dan van eene
vette keers. Het liefst gebruikt men deu
stinkvisch als fakkel in de open lucht,
omdat men dan geen last heefc van deu
dikken rook, dien hij verspreidt. De visch
wordt om zijne lichtgevende eigenschap
pen op zoo hoogen prijs geschat dat de
bewoners van de streken, waar hij eevan-
gen wordt, daarmede een voordeeligen
ruilhandel drijven met de bewoners van
minder begunstigde streken. IQ zekere
tijden van het jaar zwemt de stinkvisch
uit de zee in ontzaglijke hoeveelheden de
rivieren op en wordt dan gemakkelijk
gevangen in fuiken van mandewerk. Ge
durende de twee of drie weken, waarin
de vangst plaats heeft, dient hij veel als
voedingsmiddel. Voor aandoening der
longen is die olie een even heilzaam,
maar veel smakelijker middel dan lever
traan.
Do schooner met oen tweede schip, Ailsio
genaamd, geraakten door een storm ran den
weg. Ailsie werd zeer gehavend en an
kerde te St. Kilda. Den 9 der vorige maand
verlieten beide vaartuigen St. Kilda om naar
Glasgow te stevenen en op Wave River
was de heer David Gwellan en echtgenoot*.
Den tienden werden beide schepen door
een vreeselyken storm geteisterd, die op den
Oceaan veel schade aanrichtte. De Waver
River n zonk met man en muis en de Ailsie»
kon de ongelukkigen niet ter hulp komen.
De kapitein der Wave River laat eene
vrouw met vijf .kinderen aohter het «chip
was verzekerd. De gezondheid van den heer
David Gwellan was reeds lang geschokt en
hy was op reis naar Schotland om een genees
heer te raadplegen. Het ongelukkig paar laat
geen kinderen na, want hunne gehuwde aan
genomen dochter, Bernice Gwellan, is een
jaar geleden gestorven. De arme bewoners
van St-Kilda zulleu de edele echtelieden be
treuren, want zij verliezen hunne weldoeners.
De heer Tempest staarde lang op de laatste
zinnen.
Dood n zuchtte hij. Bernice is dood
de Gweilans ook. Ik heb le lang gewacht
en mijne plicht niet vervuld nu is het te
laat. Nooit zal ik haar meer zien, nooit eenen
kus meer op hare wangen kunnen drukken
0 Bernice mijn arm kind Nu sta ik alleen
op de wereld, ik heb geen kind meer
(Wordt voortgezet.)