Donderdag 10 October 4901 5 centiemen per nummer 56" Jaar 5615
De Olievlek.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Land- en Tuinbouw.
IETS
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onde
igteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week
ior de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
aanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
ndigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Post ont-
ngen zijn ten laste van den schuldenaar
Men schrijft in bij O. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31,
in alle Postkantoren des Lands
Cnique mmm.
Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00 Vonnisse ep
bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij
accoord, Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
fteeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den
dijnsdag en vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden teD Bureele
van dit blad
Aalst, 9 October 1901.
Wij vertalen uit Le Bieti Public he1
ilgende welgeschreven artikel, dat wij
le onbevooroordeelde liberalen ter over-
eging aanbevelen
Voor de antiklerikale drukpers is de
evlek deze, welke de klerikale invai
aaktin ons land.
Met het inzicht de begeerlijkheid en
afgunst der antiklerikalen op te wek-
d, mengelt die drukpers op behendige
jze de cijfers van V Annuaire statistique
:t de inlichtingen der vrijdenkers-
iriften ondereen.
In 1846, zegt zij, waren er nagenoeg
9 godsdienstige genootschappen, behel-
ode 11,968 personen. Daarentegen telde
ia in 1890 ruim 1643 kloosters met
175 maonen en 25,323 vrouwen, 't Zij
itrent één kloosterling per 200 in-
ners.
a Deze statistiek biedt de gelegenheid
or't uitkramen van allerlei, overigens
inig afwisselende beschouwingen over
kloosterpest.
i Wij zouden nochtans willen weten
t er voor de toekomst van ons Vader-
ad verontrustend zitten mag in het feit,
op 200 personen er één is, die zich
Bwijdt aan het gebed, aan de boetveer-
;heid, aan bet onderwjjs der weezen,
q de verzorging der grijsaards, der ge-
ekkelijken, der krankzinnigen 1 En dat,
ider iets te vragen aan den Slaat, en
!t enkel van het gemeenschappelijk
lit het zuur gewonnen en streng nood-
kelijk brood te nemen, om te kunnen
■en zooals de armen leven.
In 1856 waren er juist 14,497 he
mden en ambtenaars van den Staat,
it bedrag hunner jaarwedden klom tot
,361,310 frauks, 't zij gemiddeld 1473
oks. Volgens de laatste statistiek,
or het beheer van geldwezen opge-
kt, telde ons land den 31 December
96, zoowat 33,647 agenten, welke den
ïat 85,856.506 franks kostten, 't zij
niddeld 2254 fr. per hoofd en per
In 1850 waren er 53,907 drank-
izen thans telt men er 194,543, of één
39 inwoners.
In 1840 veroordeelden de rechtban-
10,966 inwoners. In 1898 vonnisten
er 41,000. In 1846 waren er 3143
gesloten zinneloozen in 1898 telde
q er 14,585. In 1840 waren er 204
fmoorden in 1889 bestatigde men er
9.
2739 personen waren er in 1840 op-
DE ZOON
genomen in de bedelaarsbuizen in 1890
zijn er 17,125 geplaatst geweest.
Om dit alles bekommeren, veront
rusten zich onze vrijdenkers niet. Dat het
alcoolism vaöjaar tot jaar zijne verwoes
tingen uitbreide dat de ellende, ondanks
de tallooze werken van cbristene liefda
digheid, een overgroot aantal slachtoffers
make dat de gevangenissen, de gasthui
zen, de krankzinnigengestichten gedurig
hunne bevolking zien aangroeien, wat
goefc dat Dc viijdcnkerij heeft al wat an
ders te doen Een enkele geesel veront
rust haar de kloosterkwaal 1
- Wat het hulpmiddel daartegen be
treft, het voorbeeld van de Franscbe
vrijmetselarij beeft dit aangewezen men
moet de monikken verjagen, de klooster
zusters verdrijven, en hunne goederen
inpalmen.
n Dwazen 1 meent gy dat de roeping
der kloosterlingen zal verminderen, omdat
gij deze uit het Vaderland bant Weet
gij niet dat, voor de uitverkoren zielen,
de vervolging ook hare aantrekkelijk
heden heeft Kwam men in het kloos
ter om te smeren zooals gij beweert,
dan zou hét misschien voldoende zijn de
kloosters plat te leggen om de bron van
het apostelschap te doen opdrogen. Maar
de mannen en vrouwen, die de wereld
vaarwel zeggen, zoeken heel wat anders
dan hun gemak zij smachten naar zelf
verloochening en lyden om te gelijken
aan Christus, hunnen Meester. En al de
plagerijen, en al de pijnigingen, die gij
zult uitvinden om hen te ontmoedigen,
zullen enkel voor uitwerksel hebben
hunnen iever aan te vuren, huine ge
voelens te reinigen,hunne werking vrucht
baar te maken.
Gij, vrydenkers, zult zeker gelukkig
zijn te vernemen, dat mannen en vrouwen
om uwentwille lijden voor hunnen gods
dienst maar boe zullen die smerten en
dit ballingschap van burgers, die nooit
iemand eenig nadeel berokkenden, voor-
deelig zijn aan het land
Gij berekent op een milliard (natuur
lijk) de onroerende goederen, die zij bezit
ten,wanneer het u veel moeite zou kosten
om voor een millioen hun toehoorende
eigendommen aan te wijzen. Wanneer
zij zullen vertrokken zijn, deze klooster
lingen, zonder ander reisgoed dan hun
nen paternosteren hun kerkboek, meent
gij dat het land dan een milliard rijker
zal geworden zijn Vraagt aan uwe
vrienden in Fraukryk, wat er van het
berucht milliard, dat zij het volk als
loon zijner ondankbaarheid beloofd had
den, zal overblyven, wanneer eens de
genootschappen zullen verstrooid zyn.
Wat waar is, 't is dat door de enkele
kracht hunner verknochtheid de klooster
lingen rond hen meer stoffelijke welda
den hebben verspreid, dan een milliard-
bezitter er zou kunnen bewijzen, die
zijne fortuin op edelmoedige wijze zou
gebruiken.
Frankrijk heeft er de droeve onder
vinding van opgedaan op het einde der
XVIII0 eeuw. Nadat het de kloosterlin
gen verjaagd en hunne goederen verbeurd
had, verbond er zich de omwenteling
toe allo ellenden te verzachten. Waren
er ooit meer ellenden' zonder hulp, dan
gedurende dit jammerlijk tijdvak En
zouden het meestenJeel der onheilen,
die in den loop der XIX6 eeuw de wer
kersklas geteisterd hebbeu, niet verlicht
zijk geworden, zoo het erfgoed der liefda
digheid vrijelijk hadde kunnen bestaan
en zich ontwikkelen
Maar de dweepers berekenen de nood
lottige gevolgen hunner hatelijke wetten
niet, noch wijken er voor terug. Zoodra
de gelegenheid er zich toe aanbiedt,zullen
zij hun werk van verwoesting herbe
ginnen. Het hoort de eerlijke en vader
landslievende burgers toe de dweepers
onmachtig te maken om de vrijheid te
redden.
Vooraleer de olievlek te willen te
keer gaan, dient er eene slijkvlek te wor
den uitgewisebt, Er is nog meer er zijn
etterige wonden, te b^len, 'lie het. maat
schappelijk lichaam verwoesten en ver
zwakken wonden, die verkankerd zijn
en tot op het been doorgedrongen.
Den dag, waarop men zich zal bezig
houden met deze wonden te genezen, zal
men er niet meer aan denken de klooster
lingen te verbannen, want men zal over
tuigd zijn, dat hunne medewerking onmis
baar is, en dat zy het geheim der gene
zing bezitten.
Tegen zwakheid van t£~mer?
beeuen bij varkens.
Jonge biggen lijden
dikwyls aan zwakheid der
beenen en bijzonder der
achterbeenen. In 't algemeen is die zwak
heid toe te schrijven aan het voedsel, dat
te arm is aan kalk eu phosphoorzuur.
Zoolang de biggen zuigen, geeft men
aan de zeug 20 tot 30 grammen voeder-
kalk met het rantsoen gemengd.
Van af zij gespeend zijn lot volkomene
ontwikkeling, geeft men per dag en per
varkeu, 5 tot 15 grammen voedcrkalk.
Voor dragende zeugen vermeerdert men
een weinig de laatste dosis, 't tot 20 gram.
Door het gebruik van voederkalk in de
voeding der varkens, ontwikkelen deze
zich sterk en snel, zij mesten beter eu zij
zyn minder onderhevig aan ziekten.
Daarenboven zijn de kweekende varkens
vruchtbaarder.
Hollandsch vee. Wij lezen in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant
De minister van waterstaat heeft aan
de commissarissen der koningin een
schrijven gezonden, waarbij wordt ge
wezen op de in Staatsct. van 5 September
laatstleden geplaatste, door hem geno
men beschikking tot verscherping van het
toezicht op vour België bestemde run
deren, in het belang van den Nederland-
schen uitvoerhandel van vee, met uitnoo
diging, de burgemeesters aan te schrijven
onverwijld ruchtbaarheid aan de zaak te
geven en tevens de aandacht der ingeze
tenen er op te vestigen, dat hun eigen
belang medebrengt, niet anders dan ge-
sonde en onbesmette dieren naar België
uit te voeren.
naar bet Engelscb.
41"* vervolg.
Hoe heet gij vroeg Jos.
August Spikeman. Vroeger mijnheer
ikeman, en nu Spikeman, de ketellapper.
□s nu verder gaan. Ik ben byna mijn
ilrikt rond over twee dagen zullen wij te
adetone zijn, waar ik mijne kamers heb, en
wij eenigen tijd zullen doorbrongen.
In den namiddag kwamen zij aan een klein
hucht, waar zij aten en sliepen. Spikeman
d het tot den middag geweldig druk met
•tels te lappen en scharen en messen te slij
d daarna trokken zij voort, en den twee-
n dag, na buiten de stad gewacht te heb-
!n tot het donker was, gaf Spikelman zijn
iel te bewaren aan den waard van eene
herberg, die hem goed soheen te ken-
m. Daarop wandelde hij met Jos naar het
waar hy zijne kamers had, en geleidde
im naar boven.
Toen Jos de kamer van Zpikeman binnen
trad, was hij zeer verwonderd hoe ruim,
luchtig en net gemeubeld zij was. Terwijl hij
Jos verzocht een boek te nemen en neer te
zitten, belde Spikelman om soheerwater en
begaf zich naar zijne slaapkamer. Toen hij
weder binnenkwam, geschoren, gewasscheu
en keurig gekleed, kon Jos hem nauwelijks
herkennen. Hij drukte zijne verwondering
uit, waarop Spikeman antwoordde Zie,
mijn jongen, niemand hier in de stad kent
myn eigenlijk handwerk. Ik ga weg en ik
kom terug als het donker is en de zwervende
ketellapper wordt niet herkeud niet dat ik
er zelf zooveel om geef, maar anderen doen
het, en ik eerbiedig hunne vooroordeelen. Zij
weten dat ik handel in ijzerwaren, en dat is
al zoo kom ik dan hier samyue rondreizen
uitrusten en leef als een heer, tot een gedeelte
van mijn geld verteerd is, en dan begeef ik
mij weder op weg. Ik ken hier vele deftige
menschen, en daarom zegde ik n, dat ik u
wellicht van dienst kon zijn. Hebt gij soms
ook betere kleederen
Ja, veel betere
Ga dan in myne slaapkamer, wascl
kleed u, en bewaar dit pak voor onze ti
ten.
Jos deed gelijk hem gezegd werd en toen
hy weer binnenkwam, sprak Spikeman
Ik heb gezien dat gy mijn vertrouwen
over den paraplu
ofte regenscherm;
't Seizoen der koude voeten en drui
pende neuzen, der vallingen en der regen
schermen slaat voor de deur, uu wordl de
regenscherm een onzer onafscheidbare
vrienden.
Een vriend, herhaalt men dikwijls, is
iemand die ons vergezelt als wij het goed
hebbeu en ons verlaat als er wolken aan
onzen levenshemel verschijnen dat kan
men van den regenscherm niet zeggen,
want juist in dit laatste geval gaat hij
meê om ons te beschermen. En onder ons
gezegd, ik geloof dat de regen een beetje
bang is voor den paraplu hoe dikwijls
hebt gij niet ondervonden, even als ik,
waarde lezer, dat juist als gij eenen regen
scherm meenaamt, de dreigende regen
zonder tronigeroer aftrok.
De paraplu is zoo oud niet als gij
meent; 't zijn alweer die eeuwige Chinee-
zen, die hem uitgevonden hebben de
oude Belgen droegen tegen den regen,
groote kapmantel"; ^nne herinnering daar
aan vindt gij iu de overgroote mantels
met geplooide kap, welke de oude vrouw
tjes 's winters nog soms in het daglicht
brengen en in de nieuwerwetsche «cabans»
die ook reeds oud beginnen te worden, is
die oude mode weer opgewarmd.
De regenscherm, zeggen zijne vijanden,
is een meubel, welk het water dat op
hoed en jas had moeten vallen, op broek
of rok laat druipen. Dat kan de zuivere
waarheid zijn voor hedendaagsche, nieu
werwetsche prullekens, maar spreek mij
van dien goeien stevigen, ouden, blauwen
paraplu die van vader tot zoon overging
en waar een heele familie kon onder
waardig zyt, en daarom is het onnoodig u te
verzonken aan niemand iets van mijn eigen
lijk beroep te zeggen. Wij zullen nu eenige
bezoeken gaan afleggen, en ik zal u als mij
nen neef voorstellen.
Zij gingen samen uit, en Jos overtuigde
zich met hoeveel achtiug Spikeman in do def
tig8te kringen ontvougen werd, en hoe groot
aanzien hij genoot. Overal werden zij als wel
kome gasten ontvangen. Ongel akkig echter
was er geeDe geschikte betrekking voor Jos
te vinden, zoodat deze, op aandringen van
Bpikeman, besloot voorloopig by hem te
blijven.
Hy schreef nu aan Mary om haar zijn
adres op te geven, en vertelde haar dat hij
eene plaats gevonden had, zonder echter
juist te zeggen wat het eigenlijk was.
Zoo brachten zy eenigen tijd genoeglijk
door, tot Spikeman op zekeren dag tot Jos
»gde, dat het tyd werd om weer hunne rond
reis te beginnen, om voor de koude dagen
terug te zijn, want dat zij wel drie maanden
afwezig bleven. Na overal afscheid genomen
te hebben, ruimden zij thuis alles op, trok
ken hunne armoedige kleêren weêr aan, en
toen het donder geworden was, deden zij de
kamers op slot en begaven zich naar de
kleine herberg, waar het slijpwiel bewaard
werd. Spikeman had de voorzorg gebruikt
zyn gezicht met stof en vuil te
schuilen; dat was me een paraplu Hoe
veel menscbenlevens redde hij niet, ten
tijde van brand, met als valscherm te
dienen voor ongelukkigen die moesten
kiezen tusschen levend geroosterd te wor
den of met verbrijzelde leden op den grond
terecht te komen; gaat dat eens beproeven
met een onzer hedendaagsche speel
tuigjes.
Waarde lezer of beter gij keurige leze
res, die zoo wel de bloemen van den hoed
of het maaksel van het kleed uwer vrien
dinnen weet te onderscheiden, hebt gij al
ooit opgemerkt, hoe elke persoon zijne
manier heeft van den regenscherm te
dragen en hoe die manier afhangt van
ieders karakter
Er zijn menschen die nooit eenen para
plu meenemen al regende het oude
wijven;» dat zijn lamlendigen,welke Gods
water over Gods akker laten loopen, soms
ook lieden die het te lastig vinden dat
meubelstuk overal rond te slepen of ein
delijk vechtersbazen, want die houden
niet van regenschermen.
De krijgshaftigen dragen hunnen para
plu rechtop, met de kruk in de tesch,
soms ook op den schouder.
De pronkers zwieren er mede als met
een wandelstokje, de kruk wiegelt beval
lig langs de a grond en de punt is flink
naar boven gekeerd.
Andere houden hem stevig onderden
arm gekneld, om hem niet te verliezen en
niemand tegen het lijf te loopen, en plaat
sen hem deftig tusschen de beenen als zy
zitten; dat zijn de voorzichtigen.
Anderen zwaaien hem in volle straat
rond alsof de wereld de hunne was het
zijn de uitgelatenen, gaat hen uit den weg.
Zaagt gij nooit lieden die, den regen
scherm achter de armen doorgestoken,
eene halve straat noodig hebben; dat heet
ik ongegeneerden. Stoort ze niet, er is
weinig goeds meê te halen.
Hoeveel andere manieren zijn er niet
om eenen paraplu te dragen vele men
schen kunnen daar geenen weg mee. Het
zijn by zonder die meenen dat iedereen
hen beziet.
Zelfs weinigen hebben er verstand van,
eenen paraplu open te houden al weet
nochtans iedereen dat de regen uit de
wolken valt.
God beware u, waarde lezer, van ooit
onder denzelfden paraplu te loopen met
iemand, die er geen begrip van heeft hem
open te houden I
Kadastrale verdeeling. Men
meldt dat de nieuwe kadastrale verdeeling
andermaal is uitgesteld en de lasten van
1902 op de oude basis zdlleu geheven
worden.
verzocht Jos hetzelfde te doen. Toen zij bin
nenkwamen groette de waard Spikeman har
telijk en vroeg waar hij zoo lang gebleven
was. Hij antwoordde als gewoonlijk, dat hij
zijne oude moeder had bezocht, eu nu weer
voor eenigen tijd met zijnen slijpsteen moest
voortreizen. Zij dronken een pot bier in de
keuken, gingen slapen en vertrokken den
volgenden morgen met het aanbreken van den
dag.
Zoo bracht Jos verscheidene maanden bij
Spikeman door hij leerde ketellappen en
scharen en messen slijpen evengoed als Spike
man zelf en deed op het laatst het meeste
werk. Zy kwamen goed met elkander over
een, en Spikemau werd hoe langer hoe meer
met zijnen jongen vriend ingenomen en gaf
hem iu hunne ledige uren grondig onderricht
in de verschillende vakken, welke hy kende.
XXIV.
Op zekeren dag waren onze twee vrienden
op hunne gewone voetreis en gingen welge
moed over den weg, toen zij eensklaps werden
opgeschrikt door een angstig gillen en
schreeuwen en tegelijkertijd het geratel van
een rijtuig vernamen. Een paard op hol
riep Spikemau. Werkelijk zagen zij eenige
oogeublikken later aan de kromming van deu
weg een open ry tuigje te voorschijn komen,
j hetwelk in woeste vaart werd voortgesleept,
a hoe de koetsier ook alle mogelijke pogingen
l aanwendde om het hollende paard tot stil
stand te brengen.
Ga op zij, jongen, vlug riep Spikeman
tot Jos. Hij zelf bleef echter midden op den
weg staan, en toen het paard hem genaderd
was, en op het punt hem omver te rijden,
sprong hij op, wierp zich in den tengel en na
eenig worstelen gelukte het hem en den koet
sier het paard te doen stilstaan.
Eene reeds bejaarde dame en een nog jeug
dig meisje, blijkbaar hare dochter, zaten in
het rijtuig. Toen zij eenigszins van den schrik
bekomen was, tastte de oude dame in haren
zak om haren redder eene belooning te geven;
doch de ketellapper weigerde fier.
Ik dank u, mevrouw, sprak hy het is
reeds eene genoegzame belooning u en de
jonge dame voor ongeval bewaard te hebben.
De dame bezag hem opmerkzaam.
Zoo spreekt geen gewoon ketellapper,
zeide zy; zeg mij dan ten minste nwen naam.
Spikeman aarzelde; op deze wijze zon hy
misschien verraden kunnen worden. Noch
tans,hij was nu aan de uiterste grens van zijn
distrikt en deze dames had hij by zijn weten
nog nooit gezien. Niettemin antwoordde hij
Wat geeft u mijn naam, mevrouw Ik
ben een eenvoudige ketellapper arm, maar
eerlijk. (Wordt voortgezet).