Een schandaal!
Donderdag 23 Juni 1903 3 centiemen
per nummer. 3<Vle Jaar 3810
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENSTHUISGEZIN, EIGENDOM
VADERLAND. TAAL. VRIJHEID
Onbewimpeld
en streng.
Maria Van Brabant
De Luiksche Apachen
aan 't werk.
DE DENDER
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. i-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont-
rangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat. N' 31,
en in alle Postkantoren des Land6.
CUIQUE 8UUM.
Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. i-00Vonnissen op
3" bladzijde 50 centiemen. - Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heertjn Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrydag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
AALST, 24 JUNI igo3.
Onbetwistbaar treft men hier te lande
tal van liberalen aan, die in hun gemoed
de geweldadige en dwingelandsche poli
tiek van den apostaat Combes en Cu ver-
oordeelen.
Verontweerdiging, verachting zelfs walg
grijpt hun aan bij 't vernemen der gods-
diensthatende schelmerijen door de bende
gepleegd die apostaat Charbonnel aan
voert.
Maar velen hebben den moed niet
hunne verontweerdiging openbaarlijk uit
te drukken, hunne verachting te laten
blijken uit menschelijk opzicht voor hun
ne partijgenooten.
Velen ook pogen, door woord en schrift,
de Fransche beeldstormers te veront
schuldigen en allerhande voorwendsels
en omstandigheden in te roepen om aan
die schelmerij al 't hatelijke te ontnemen.
Eene ware zeldzaamheid is dan ook de
strenge veroordeeling die een radikaal
orgaan La Gazette de Charleroi
komt uit te spreken over de handelwijze
der bende Charbonnel en Cie.
Wij vertalen en roepen er de bijzondere
aandacht onzer geëerde lezers op in
In elk opzicht, zoo schrijft dit orgaan,
verkiezen wij op den hoek eener straat
eene processie te ontmoeten, liever dan
eene socialistische betooging tegen te
komen. De koppen der kosters en
sacristijheeren zijn niet schoon, maar
in den rooden stoet komen niet weinig
wezens voor, die men 's avonds in een
bosch niet geerne voor zich zou zien.
De eersten dragen weinig te vreezen
J keersen en kruisen, of vaandels van
vreedzaam uitzicht, terwijl de laatsten
meestal zeer beteekenisvol hunne klup-
pels zwaaien...
Nooit heeft men de bedevaartgangers
i kunnen verwijten, dat zij de voorbij-
gangers lastig vallen, of de venster-
ruiten inslaan. Eindelijk, tot zelfs het
godsdienstig muziek overtreft honderd
maal het vervelend gezaag der Inter-
NATIONALE.
Ziedaar waarom wij de Charbonnels
en hunne Belgische naapers uitfluiten,
wanneer zij zich in 't hoofd steken aan
de catholieken de straat te verbieden,
waarvan zij zelf een zoo ruim en zoo
hinderend gebruik maken.
Zij heeten dat het vrij - gedacht
Hunne houding zou ons land op 't eind
eenen walg inboezemen van de vrijden-
kerij
VVij gelooven dat die zoo onbewim
pelde, of liever, vrijmoedige taal van het
radikaal orgaan bij zijne partijgenooten
en vooral bij de socialisten gelijk den
hond in 't kegelspel zal ontvangen wor
den.
Water dan ook van zij, het bedoeld
schrijven bewijst overvloedig dat wij
catholieken, met volle recht, de dwing-
landij der Fransche maconnieke kliek en
de geweldenarijen harer trawanten laken
en veroordeelen.
Historiek-Dramatiek verhaal.
28® vervolg.
Dezen avond te Vincennes, ant
woordde de jonge dochter met bevende
en ontroerde stem.
De zwarte ridder ging heen, stapte
ajne tent binnen en keerde terug met een
«ng bruin kleed dat hij oprolde en aar.
ajnen schildknaap gaf.
Een uur nadien was hij in 't kasteel van
oaron Labrosse.
vroeg hij aan
Mevrouw zit op hare kamer, ze doet
geneel den dag niets dan weenen... Voor
niemand is zij sprekelijk.
Mij zal ze toch niet weigeren te ont-
jSPrak hij en liet zijn wezen zien.
T ?wjn wezen 1 De zoon van minister
Labrosse
VOnd ziiae n,oeder. hare handen
1, nare oogen, en die handen nat van
tranen.
Moeder Moeder! riep hij.
God uit den hoogen hemel Mijn
Een oprecht schandaal is, in het gemeen
telijk weezengesticht voor meisjes, van
Brussel aan het licht gekomen. In dit
gesticht, dat sedert eenigen tijd verwe
reldlijkt werd, op aanstoken der liberale
en socialistische dagbladen, zijn schande
lijke feiten gepleegd, feiten van zulken
aard, dat wij, uit eerbied voor onze lezers,
er niet zouden durven van spreken, indien
het hier de openbare zedelijkheid niet
gold.
Er is eene soort van ontucht, welke het
niet mogelijk is te noemen. Welnu! het
schijnt dat deze ontucht sinds lang ge
pleegd werd, in dit weezengesticht. Zélfs
schijnt het, dat de schuldige of de schul
digen, door eene hoogere tusschenkomst
aan de straf ontsnapten. Meer nog Men
heeft niets verwaarloosd om de tusschen
komst van het parket tegen te houden en
om het Gerecht te beletten van tusschen
te komen.
Herinneren wij hier dat twee verkleefde
onderwijzeressenwier talent door niemand
betwist werd, over twee jaren verplicht
werden het weezengesticht te verlaten.
Hunne misdaad zult ge vragen
Zij waren te godsdienstig Zij hadden
een of tweemaal over den goeden God
durven spreken zelfs had men hen be
trapt, volgens het schijnt, terwijl zij de
kinderen deden bidden.
Afschuwelijke misdaad 11!
De liberale en socialistische dagbladen
geraakten in vuur en vlam.
De onzijdigheid was schandelijk ge
schonden De plichtigen moesten gestraft
worden En de gemeente-overheden,
gehoor gevende aan het geschreeuw der
liberale en socialistische pers, dwongen
deze twee onderwijzeressen het gesticht
te verlaten. Eene van hen heeft nu in
een gasthuis van Brussel eene zeer onder
geschikte plaats.
De onzijdigheid was gewroken De
ongodsdienstigheid heerschte in het wee
zengesticht
Laat ons eens nagaan de wonderen,
welke die geest van ongodsdienstigheid
zoon Mijn zoon Wie doet u opstaan
uit uw graf
Moeder ik ben juist op tijd geko
men, om een vreeselijk schelmstuk te
beletten.
Een vreeselijk schelmstuk
Ja de koningin is gered maar mijn
vader, mijn vader is door den beul weg
geleid hij had de koningin gelasterd en
Frankrijk verraden
De ongelukkige 1 wij moeten bij hem
gaan.
Het is onze plicht, moeder, hij
blijft altijd mijn vader maar eerst en
vooral heb ik een andere plicht te ver
vullen, ik moet aan Blanka haar woord
teruggeven.
Mijn kind 1 mijn kind 1
Moeder, 't is plicht ik mag mijne
hand in die van Blanka niet leggen, zij'
is te braaf om een onteerden naam te
dragen. Dezen avond nog zeg ik haar
voor eeuwig, ja voor eeuwig vaarwel.
Moeder en zoon, twee verscheurde
harten, vielen elkaar om den hals.
Mijn kind, sprak de moeder, uw
besluit verscheurt mijn hart ge zijt nog
zoo jong 1 Waarom u zoo haasten Uw
vader kan genade bekomen.
Och, Moeder, zal onze naam daarom
minder onteerd zijn
uitwerkt Zien wij eens, of de weezen
reden hebben er zich over te verheugen.
Omtrent het einde der maand Mei 11.
was de opzichtster Jufvr. M. des nachts
van wacht in eene der slaapzalen van
't gesticht. Toen zij hare ronde deed, be
merkte zij dat het bed van een der meisjes
ledig was. Twee uren later was het kind
nog in zijn bed niet teruggekeerd, en de
opzichtster, ongerust geworden, verwit
tigde eene andere opzichtster. Men deed
opzoekingen en men ontdekte dat het on
gelukkige meisje het voorwerp geweest
was, van wege eene andere opzichtster,
van de walgelijkste behandelingen. Jufvr.
M... deed hare plicht en verwittigde de
bestuurder van het gesticht.
Maar alsdan gebeurde er een feit. zoo
ongehoord, zoo schandelijk, dat wij er
nog moeilijk kunnen aan gelooven. Men
zegde aan Jufvr. M...dat zij beter gedaan
had van te zwijgen; dat men 't gras moest
laten groeien over die historie en, ein
delijk, dat zij het gesticht moest verlaten.
En, inderdaad, den 3i Mei, toen de
proeftijd, voor denwelke Jufvr. M... was
aangenomen, verstreken was, werd zij
aan de deur gezet, alhoewel volgens ge
tuigenissen van bevoegde personen, hare
bekwaamheid buiten twijfel was. Men gaf
als reden op, dat zij geen gezag genoeg
had op hare leerlingen.
Wanneer de Commissie der Hospice
eenigen tijd later op de hoogte gebracht
werd van deze feiten, riep een der leden
verontwaardigd uit Er is daar een
grooten kuisch noodig
Men had er eenen goeden kuisch
gedaan, ja, maar op de wijze, gelijk wij
het komen te zeggen, met eene opzicht
ster op de straat te zetten, die haren plicht
gedaan had. Nochtans, dengenen, die zich
met dezen u kuisch n van dit gesticht zou
willen gelasten, zou het aan geen werk
ontbreken. Zoo heeft men ons verzekerd,
dat twee jufvrouwen van het weezenge
sticht, op eenen nacht van de maand
Augustus van verleden jaar, rond twee
uren van den morgend binnenkwamen.
Wat het slachtoffer betreft, of, beter
gezegd, het laatste slachtoffer, want zij
is het eenige niet het meisje werd naar
Blankenberghe gezonden, waar zij nog is.
In alle landen bestaan er, sedert lange,
lange jaren, ccne menigte liefdadige in
stellingen van allen aard, door a klooster
lingen d bestuurd. Hewel, dat men ons
het gesticht noeme, waar ooit zulke feiten
aan te stippen vielen.
De liberale instellingen, 'tis te zeg
gen de wereldlijke zijn veel minder
talrijk en het eene schandaal wacht het
andere niet af
Eene laffe daad. De Processie
aangevallen. De stoet der jonge
maagdekens uiteengeslagen.
Onder dezen titel deelt Het Handels
blad eene correspondentie ineê uit Luik
uit de welke wij 't volgende meêdeelen
Daar het bijzonder doel van de pro
cessie was hulde te brengen aan de H.
Eva, werd de aandacht vooral getrokken
door de kas, die hare relikwieën be
vatte.
En nu, leve de onafhankelijke zedeleer I
Weg met de zustersWeg met de cle-
ricale o liefdadigheid en opvoeding De
uitmuntendheid van de onafhankelijke
zedenleer is eens te meer bewezen.
Herinneren wij hier nog eens de beden
king, die wij maakten, toen een ander
schandaal aan het licht kwam in het ver
wereldlijkt gasthuis van St-Jans-Molen
beek.
Hierop verliet de jongeling zijne moe
der. steeg te paard, wierp achter zich het
kloo iterhabijt in 't welk hij naar Vincen-
es was komen gereden en was weldra in
paleis des konings.
Blanka van Leuven
Zij is bij de koningin.
Goed, de koningin zal mijne ver
klaring hooren. Gelief mij aan te melden.
Koningin Maria van Brabant en hare
vriendin Blanka van Leuven zaten de
rust en de vreugd der gelukkige verande
ring te smaken in eene eenzame kamer
van't paleis. Groote droefheid en groote
vreugd willen alleen zijn.
Eene hofdame kwam Blanka verwitti
gen Mag ik den jonkheer hier ontvan
gen vroeg zij aan de koningin.
Zekerlijk, Blanka, ik zal gelukkig
zijn hem te bedanken.
Adené stapte binnen en bleef staan, den
knie buigende voor de koningin.
Sta recht, sprak ze ik weet wat ik
u verschuldigd ben.
Mevrouw, ik heb niets gedaan dan
mijn droeve plicht. Mij zijt ge niet ver
schuldigd.
Wilt ge mij dan beladen laten met
mijne schuld
Mevrouw, ge zijt koningin, gij gaat
over Frankrijk heerschen, maar voor mij
Rondom droegen jongelingen vaandels,
waarop de verschillige episoden waren
afgebeeld van het leven der kluizenares,
die de roem is der kerk van den H. Mar-
tinus.
Drie jonge meisjes verbeelden de drie
kloosterzusters, die meêwerkten aan de
instelling van H. Sacramentsdag, te we
ten de H. Juliana de Cornillon de
H. Eva en Isabella van Hoei.
Dan volgden, als geleide van deze drie
trouwe dienstmaagden Gods, de jonge
meisjes, opgevoed in het gesticht, gezegd
der Jeunes économes.
Zoudtgij het kunnen gelooven 't Zijn
die arme kinderen, verzorgd door de
catholieke liefdadigheid, welke zijn aan
gevallen door de schoelies.
Met één oogslag hadden zij gezien dat
daar het zwak gedeelte van den stoet was.
Daarin bedrogen zij zich niet want aan
dien kant waren de mannen zeldzaam.
Deze hadden zich vooral geschaard rond
de groep der Bisschoppen, en vormden
eene eerewacht rond het H. Sacrament.
De policie van haren kant had bevel
gekregen in 't bijzonder te waken op de
hooge Geestelijkheid, ten einde ze, zoo
noodig, Ie vrijwaren voor de beleedi-
gingen van het kanalje.
Wie had ook kunnen voorzien dat de
aanvallers hunnen moed zouden hebben
willen toonen tegenover eene groep jonge
meisjes, die onder geleide van eenige
kloosterzusters, in den stoet gingen met
godvruchtige zinnebeelden, spreuken en
onder het zingen van geestelijke lie
deren
kunt gij niets. Voor immer en altijd is
mijn leven gebroken... Niemand kan mij
helpen want ik ben de zoon van een
moordenaar, ik ben de zoon van een
landverrader ik heb het recht niet meer
mijn hoofd te verheffen. Ik moet zwijgen
en bidden. Ik kom u de verzekering geven
mijner hoogachting en aan Blanka voor
eeuwig vaarwel zeggen.
Adené, Adené riep Blanka met
verdoofde stem
Blanka, mijn eerbied, mijne liefde
tot u verplichten er mij toe. Ik wilde rond
uw leven een kroon van liefde vlechten
Blanka, Blanka, een graf scheidt ons ik
moet verdwijnen uit de wereld de herin
nering zou te bitter zijn... Mijn hart is
doodelijk getroffen. Onwederroepelijk is
mijn besluit... Zie, deze monnikspij,
morgen is dit mijn kleed. Voor geheel
mijn leven De Paters, dieu gered heb
ben, zullen mij gaarne ontvangen.
Blanka was doodsbleek en kon geen
woord spreken.
Maar Adené, zoo sprak de koningin,
overdrijf toch nietuwe plaats blijft hier
bij de zonen van Frankrijk ik zal u hel
pen en ondersteunen.
De jongeling schudde pijnlijk het hoofd,
als hij de koningin hooide zeggen
Maar begrijpt gij dan niet dat ik de
genade van uw vader zal vragen
Dappere Luikenaars (i) bedekt u het
gelaat. Deze schandelijke, eerlooze daad,
die men onmogelijk achtte, is heden in
uwe stad gepleegd door eenen hoop
schoelies.
Door hunne kreten, hunne bedreigin
gen, sommige zelfs door gezwaai hunner
stokken, hebben zij die kinderen schrik
aangejaagd en eene paniek veroorzaakt,
die bijna de wanorde bracht in de pro
cessie, daar de voorste groepen ver
schrikt omkeerden naar degene, die ze
volgden.
Reeds verspreidde de schrik zich onder
de menigte vrouwen en kinderen namen
de vlucht, toen de tusschenkomst der
commissarissen en de koelbloedigheid der
geloovigen, die de processie vergezslden,
een einde stelden aan de ontreddering.
De schoelies waren hoogstens 5o man
sterk maar voorzien van fluitjes het
wapen der ware dapperen maakten zij
gerucht voor vijfhonderd.
Niettemin, toen zij op de St-Lamber-
tusplaats begonnen te fluiten als beze
tenen, op het zoo plechtig en roerend
oogenblik der benedictie, bereikte het
helsch lawijd nauwelijks de kapel.
Door eene behendige beweging hadden
de gendarmen de plaats ontruimd en zij
hielden de beloogers op afstand.
Van een anderen kant was de processie
zelf niet stom, en er waren in hare rangen
zangers genoeg, die met machtige stem
de liturgische gezangen uitgalmden, zoo
dat zij het geroep dier razende gekken
overstemden
De goddeloosheid is kanalje, heeft De
Maistre gezegd. Zij heeft het vandaag te
Luik genoeg getoond met eigen oogen
heb ik, voorbij de Populaire gaande, op
de Place Verte eene groep mannen en
vrouwen gezien, die, met verdwaasde
oogen en vertrokken gelaat, de vuist op
hieven tegen de Bisschoppen en die, in-
dien zij gedurfd hadden, eenen aanval
zouden gedaan hebben op het H. Sacra
ment zelf.
God vergeve het hun Maar waarlijk
de haat, zoo ver gekomen zijnde, doet
sidderen, en men vraagt zich af of die
nog menschelijk is en of men er niet
eenige gevallen van bezit des duivels
moet in zien.
Maar ik hecht te veel belang aan de
weinige schaduwen, die, verre van den
glans van dien schoonen, onvergetelijken
dag te verminderen, en daarentegen de
beteekenis van verhoogen.
Voor één godslasteraar, die van verre
beleedigde, waren er duizenden cn dui
zenden geloovigen tougeloopen, om neer
te knielen voor het H. Sacrament en het
te aanbjdden.
(i.l Valeureux Liègeois 1 Aldus begint
het Luiksche volkslied, n
Goedhartige koningin, zegde hij, ge
zijt een engel, God zal het u loonen...
Maar hoe groot uwe macht ook weze,
de raad des konings zal hem niet toe
laten er tusschen ie komen. En moest
de koning nog zijnen wil opleggen, zulke
schelmstukken worden vergeven maar
niet vergeten. Er is uitboeting noodig.
Mevrouw ik wil en ik zal uitboeten.
Andere vrede is er voor mij niet. En gij,
Blanka, onthoud mijne laatste woorden
Ik heb u bemind uit al de kracht mijner
ziel thans wijd ik mij toe aan den dienst
des Heeren, eiken dag zal ik in het kloo
ster voor u bidden.
Blanka had eene harer handen voor
hare oogen gelegd Adené drukte zijne
lippen op de andere hand, groette diep
voor de koningin en verliet het konink
lijk paleis. Dien avond nog gaf hij zijne
wapenrusting aan een krijgsman, trok de
monnikspij aan en ging zich in de abdij
van Luxeuil opsluiten.
's Anderendaags lag hij in de kapel van
het klooster plat op den grond, de armen
in kruis...
e Vader Vader ongelukkige vader,
zuchtte hij op dit oogenblik, boet gij
uwe misdaad uit... O Lieer, wees hem
genadig 1 bij U toch is overvloedige
barmhartigheid.
EINDE,