Donderdag 26 April 4906 3 centiemen per nummer. 378le Jaar 3839
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Het onderwijs
in ons land.
ELEONOBA.
KWAADSPREKEN.
DE RAZERNIJ.
i
DE DENDERBODE
Tit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De pry8 ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frankmet den Post vertonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschryving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men schryft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 31,
en in alle Postkantoren des Lande.
CHIQUE 8UUM.
Per drukregel. Gewone 16 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen «p
34* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen by accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heereu Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag en vrydag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemds landen zich te wenden ten bureele vaa
dit blad.
AALST, 25 APRIL 1906.
M. Colaert, Volksvertegenwoordiger
van Ieperen, geeft in zijn verslag over de
begrooting van binnenlandsclie zaken en
openbaar onderwijs, cijfers op die de
ongegronde grieven van bet driekleurig
cartel aangaande 't verval van 't openbaar
onderwijs, het hoofd inslaan.
De begrooting van openbaar onderwijs
is nogmaals voor 't jaar 1906 met 700,000
fr. vermeerderd geworden. Over vijf-en-
twintig jaren beliep deze begrooting tot
20 millioen en is heden geklommen tot
27,000,000,zegge zeven en-twintig mil
lioen men voege hierbij de sommen die
de Provinciën en Gemeenten er bijdragen
dan beloopt het totaal tot een-en-veertig
millioen in 1906.
In 1845 beliepen de onkosten van 't la
ger onderwijs alles berekend twee en half
millioen 1881 twee en dertig millioen.
Het getal leerlingen der lagere scholen
beliep in 1857 tot 400,000 in 1888,
588,ooo in 1898, 775.000 en in 1904,
860,000, welke de gemeente- aangeno-
mene of aanneembare scholen bezocnten.
Voor de bewaarscholen en scholen voor
volwassenen bestatigt men den zelfden
uitslag.
In 1898 telde men 195,000 kindeis in
de bewaarscholen en 102,000 leerlingen
inde scholen voor volwassenen.
In 1904 bemerkt men 246,000 kindeis
in de bewaarscholen en 194,000 leer
lingen in de scholen voor volwassenen.
Dat is klaar en duidelijk en verdere
uitleggingen zouden overbodig zijn.
Wat de ongeletterden betreft in het
gansche land, ze zijn van 1886 tot igoo
met 21 ten honderd verminderd. Het
getal der Belgen die kunnen lezen en
schrijven bedraagt, in 1900, 75 ten hon
derd onder die van 45 tot 55 jaren 82
ten honderd onder die van 35 tot 45
jaren 87 ten honderd onder die van 25
tot 35 jaren en 90 ten honderd onder die
van i5 .tot 25 jaren.
Onze driekleurige tegenstrevers be
weren dat er heden nog 125,000 kinderen
zijn die geen hoegenaamd onderwijs ge
nieten. Nu dit strijdt onbetwistbaar tegen
de waarheid.
Ongeveer 823,000 kinderen hadden in
1904 den ouderdom van 12 jaren bereikt.
Welnu het getal der leerlingen der
lagere scholen beliep tot 849,000.
io* vervolg.
«Nu moet ik u bekennen dat ik gedu
rende veertien dagen ons kind een woe
denden haat toedroeg, daar ik het verant
woordelijk maakte voor hetgeen gij te lij
den hebt. Zijn geween hitste mij op, en
ik had het uit mijne tegenwoordigheid
willen bannen.
Indien ik u verloren had, Irma,
weet ik niet wat mij met die gevoelens zou
overkomen zijn, noch waar de haat mij
toegedreven zou hebben.
u Langzamerheid kwam echter de
kalmte in mijn geschokt hart en ik
schaamde mij over mijzelve. En als eene
knaging, kwam uw blik tijdens uwe ijl
koortsen mij pijningen, terwijl gij gedu
rig herhaaldet Laat mij niet sterven,
ik wil leven om mijn kind te beminnen
Ik begreep dan hoe mijne handel
wijze u martelde en uwen toestand ver
ergerde. En gevoelende dat ik plichtiger
ben dan Eleonora, die ten minste van
uwe ziekte de onvrijwilligs oorzaak was,
besloot ik haar te beminnen uit liefde
voor mijne Irma.
Wat moet ik er nog bijvoegen
om uwe vergiffenis te verdiennen Het
ongelukkige wezentje liet zich door mij
koesteren en ik heb er mij aan vastge-
Nu, dit bewijst dat de lagere scholen
te minste 36,000 leerlingen tellen die
meer dan 12 jaren oud zijn. Men mag ook
uit 't oog niet verliezen dat vele kinders
in de bewaarschool blijven tot na den
ouderdom van 6 jaran en dat een zeker
aanzienlijk getal niet naar de lagere school
gaan maar wel naar de middelbare onder
wijsgestichten, de collegiën, de gestichten
zonder toelagen, de scholen van welda
digheid, de pupillenschool, weeshuizen
ofwel ten huize onderwezen worden.
De leerlingen van al die scholen en
gestichten vertegenwoordigen onbetwist
baar het tiende deel der bevolking in
schoolouderdom, dus 82,300 kinderen
voor het jaar 1904.
Het valt dus niet te betwijfelen dat de
kinders in overgroote meerderheid, bijna
allen ter school gaan. Ook is M. Colaert
van gevoelen dat het getal kinders die
van alle onderwijs verstoken blijven drij
ten honderd bedraagt voor gansch het
land.
En als men nu rekening houdt van de
kinders die niet kunnen ter school gaan,
de ziekelijken en gebrekkelijken, de kin
ders van schippers en foorekramers,dezen
wier slecht gedrag niet toelaat ter school
te kunnen aangenomen worden, dan moet
dit diij ten honderd voorzeker tot 2 ten
honderd dalen.
Het is dus eene ontegensprekelijke
waarheid dat de vooruitgang van 't onder
wijs gedurig blijft aanhouden dank aan
de zorgen der openbare bpsturen en van
de bijzondere catholieke initiatief.
En de zedelijke ontwikkeling Onder
dit opzicht heeft men vastgesteld dat in
1901, het sparen ingericht was in 6.974
scholen bij de schoolmutualiteiten zijn
159,374 leerlingen der lagere scholen
aangesloten, en 302,444 leerlingen be
zitten een boekje op de Spaarkas met een
bedrag van acht millioen frank.
De vijf liberale ezels kunnen hier nu,
tot tijdverdrijf, een puntje aan zuigen.
Eene erge kwaal op de buitengemeen-
teu is voorzeker de kwaadsprekerij, en
vooral in kleine dorpen, waar arm en
rijk malkaar van kindsbeen af kennen,
heerscht zij algemeen en heeft er de droe
vigste gevolgen.
I-Iet is voor velen schier eene behoefte
te kunnen kwaadspreken, te kleineeren,
te lasteren, te verguizen en gaat er
soms een dag voorbij zonder dat de gele
genheid zich hiertoe aanbiedt, dan zijn
ze mis gestemd, 't is een dag zonder ge
not, zonder voldoening.
hecht met dien geheimzinnigen band, die
de zwakheid over de sterkte doet zege
vieren.
En nu, Irma, heb ik mijne dochter
zeer lief I Ook, toen de dokter mij dezen
morgen verzekerde dat gij gered waart,
heb ik de wieg van uw kind hier doen
brengen, willende, te zamen met eene
volledige rechtherstelling, met Eleonora
uwen eersten glimlach en uwe eerste om
helzing dealen.
Mijn Michaël, hoezeer heb ik u lief!
murmelde de jonge vrouw, haar blond
hoofd op den sterken schouder van den
graaf latende rusten hoezeer hadden ik
gewenscht, voor u, dat de hemel mij
eenen zoon hadde geschonken.
Laat ons daar niet meer over spre
ken, lieve, riep de graaf vroolijk uit
Eleonora zal de oudere zuster van onzen
kltinen Michaël zijn... voor het oogenblik
moeten wij volop het geluk genieten dat
wij bezitten.
Mejuifer Eleonora, zoo gij mij ander
maal ongehoorzaam zijt, ik zal u onmid-
delllijk doen binnengaan. Gij weet wel
dat Mde graaf u verbiedt met dit kind
te spelen.
En om die bedreiging meer kracht bij
te zetten, trok Frida, de gouvernante, het
kind weg van een bleek jongsken met
kort gesneden haren, welks blauwe oogen
Het is een bekend feit dat oudtijds,
wanneer de wasch uilsluitend met de hand
werd verricht, aan de waschkuip het gan
sche dorp overklapt wierd, en alwie er
iets op zijne lever voelde drukken, dèèr
ter vierschaar werd gedaagd en uitgekleed
tot op het hemd. N11 echter dat de voor
vaderlijke kuip, waar drij, vier vrouwen
te gelijkertijd en den ganschen dag rond
plonsden en wreven, vervangen is door
de machien, die zulk getal waschvrouwen
niet meer vergt, daarmede helaas, is de
toestand niet verbeterd. De vrouwen heb
ben den naam, en, och ja ze hebben
hem wel niet gestolen, zoo gemakkelijk de
tong te roeren en zich zoo graag te be
moeien met andermans zaken doch de
mansliê, voor het groote deel, spelen ook
niet mis als het er op aankomt, om Mie
of Beth, of Jan of Pier, zijn pak meé te
geven en op de tong te doen rijden, 't Is
hier even als met 't koffie drinken de
vrouwen hebben den naam, doch de
mansliê versmaden het niet en doen bun
paart.
Wat er nu ook van zij, dit is zeker, dat
kwaadsprekerij ongelukkiglijk vrij alge
meen is op onze buiten dorpen. Men
vindt een genot een helsch genot,
helaas 1 met de faam van den even
naaste te doen wankelen en zijnen goeden
naam te bekladden 't is of het op de
tong brandde, als men sommige menschen
zich niet ziet geneeren om 't er al te heb
ben en 't rond te zeggen, wanneer ze van
den een of anderen iets weten of meenen
te weten vol ongeduld en gejaagdheid
houden ze elkeen staan om hen in 't oor te
blazen Weet ge 't nieuws al van Jan-
Flip En dan rolt het bobintje af tot dat
Jan-Flips getuigschrift naar behooren is
geteekend. En bemerkt dan wel, dat ze
er telkens bij aanbevelen het niet voort te
vertellen, dat alles vertrouwelijk blijft,
terwijl zij, hemeltje lief I niet ophouden
het aan Jan en alleman op te hechten.
Ik vra^g het u, geachte lezer, gaat het
r.iet alzoo En moet men dan nog ver
wonderd zijn, dat een nieuwsje 't zij
echt of valsch zoo bliksemsnel is rond
geseind
Intusschen wordt er aldus toch zoo
veel kwaad gestookt het nieuws moge
nog waar wezen, de gejaagdheid en 't ge
not dat men veiraadt bij 't spoedig voort
vertellen, verbreekt soms voor altoos de
banden van vriendschap tusschen gebu-
ren en familiën en verbittert het leven,
dat helaas I voor velen al bitter genoeg
is is het nieuws valsch, dan bedrijft men
een? misdaad, schier altoos onherstelbaar,
waarvan de gevolgen soms onbereken
baar zijn dat is dikwijls het begin, van
benadeelen en onrechtveerdigheden, van
haat en wraak, van processen en onder
gang-
zich met eenen zachten, vreesachtigen
blik op zijne kleine weldoenster vestig
den.
De toon van gezag, waarop de gouver
nante sprak, verbitterde het schoonc
meisje, dat bitsig antwoordde
Frida gij zijt ondeugend I Ik zal het
ook aan mijnen papa zeggen gij ziet
immers wel dat ik met speelTomy heeft
verdriet en ik troost hein.... Laat mij, zeg
ik, laat mij los
Trappelend met de voetjes en zich los
werkend uit de sterke hand, die haren
pols omvatte, was de kleine met eenen
sprong tot bij het bleeke kind terugge
keerd, van hetwelk de gouvernante haar
wilde verwijderen.
Ween niet, Tomy, ik zal den goe
den kleinen Jezus vragen, dat Hij uwe
moeder geneze.
En hem haren geldbeugel toereikend,
zegde zij nog
Neem dit, om een lekker gebak voor
haar te kooptn en hier is mij elastieke
baldaar kunt ge dan mee spelen, terwijl
gij uwe moeder oppast.
Ik dank u wel, mejuffer Eleonorc
ja, ik dank u, maar ik mag dit alles niet
aannemen mijne moeder zou mij be
knorren.
Neem het spoedig of ik zal boos op
u worden, drong bet meisje levendig
aan en gij moet aan uwe moeder zeg
gen, dat de kleine Eleonora haar verbiedt,
u te beknorren.
Laat ons dan als eerlijke menschen en
brave christenen onze tong bedwingen,
en, zoo 't noodig is, den dekmantel wer
pen op andermans gebreken en fouten
om, zoodoende, ons leven te regelen naar
't woord des grooten Apostels, als bij
zegt Kinderen bemint elkander en
naar de leering des Heilands zelve, die
ons in de wet der liefde zoo liefderijk
heeft voorgegaan.
In de laatste tijden hebben zich ver-
schillige gevallen van razernij voorge
daan. l)aar de hondsdolheid het vertrek
punt is der razernij bij de andere dieren
en bij den mensch, denken wij het nuttig
de bezonderste kenteekens te geven van
de hondsrazernij.
Deze ziekte vertoont zich bij den hond
onder twee vormen, namelijk de razende
dolheid en de stille dolheid.
De razende dolheid kenmerkt zich,
geheel in den beginne, door eene in 't oog
vallende verandering in de gewoonten en
het karakter van den hond. Hij is onrus
tig, ioopt rond, en zoekt bij voorkeur
stille, afgelegen plaatsen. Soms versteekt
hij zich onder de meubels. Hij wordt
meer prikkelbaar en ongehoorzaam, grolt
bij de minste berisping en luistert niet
meer, ten zij grollende, naar het bevel
zijns meesters. De oogen van het dier
kiijgen eene sterke uitdrukking van valsch-
heid. Sommige honden nochtans vertoo-
nen in het begin der ziekte meer genegen
heid voor hunnen meester. Ze worden
veel zoetaardiger en streelender als ge
woonte.
De eetlust vermindert en verdwijnt.
Men stelt zeer dikwijls vast dat de hond
stoffen eet, die hem anders walgen zou
den, als mest, stroo, zand, steenen, hout,
Na korten tijd vertoont zich alsdan de
LUST TOT bijten, die meestal eerst de aan
dacht van den eigenaar opdekt. De hond
werpt zich met woede op al wat zich op
zijne nabijheid bevindt. Deze lust tot bij
ten doet zich ook voor in vorm van aan
vallen. Zoolang deze aanvallen duren is
het dier als zot. Het loopt, langs veld en
wegen, zonder rekening te houden van de
voorwerpen die het in den weg staan, en
bijt ai de levende wezens die het in zijne
dolle vaart ontmoet.
De stem is geheel veranderd en geheel
karakterrstisch gewerden. Het geblaf, na
twee, drij klare toonen, versmelt tot een
jankend gehuil. De aanvallen van woede
zijn afgewisseld met kalmere tusschen-
Het jongsken scheen door deze laatste
bewijsreden overtuigd en bedankte zijne
kleine weldoenster nogmaals hartelijk.
En buk u nu eens Tomy, opdat ik u
eens goed omhelze, sprak zij.
Het schoone meisje ging op de teenen
staan, schudde met eene bevallige bewe
ging de lang lokken achteruit en drukte
een klinkenden kus op de wangen van
den beschermeling. Daarop keerde het
langzaam naar de gouvernante terr.g, die
verwonderd over zooveel vermetelheid,
sprakeloos dit tooneeltje had aangestaard.
Gij kunt komen, mejuffer, sprak
deze met ingehouden woede wees zeker
dat M. de graaf zal weten, hoe gij u ge
draagt en dat gij zult gestraft worden,
zooals gij het verdient.
Welnu, ja Frida, ik zal gestraft wor
den, dat weet ik maar dat heb ik nog
liever dan u te gehoorzamen, want gij
keurt ook alles af wat ik doe.
Indien iedereen deed zooals ik, me
juffer, zoudt gij niet zoo ondeugend zijn.
Gij zijt nu zeven jaar en moest u scha
men, zoo onredelijk te zijn Wat hebt
gij met uwen bal gedaan Die heeft zeker
die kkine landloopcr gestolen
Een straal van gramschap flikkerde in
de blauwe oogen van het kind, dat nu
met kracht de hand uit die der gouver
nante wegtrok en zich eenige stappen
verwijderde.
Frida, Frida gij zijt... O, dat is
niet waar Tomy is geen vagebond 1 Het
poozen. De hond blijft nochtans onrus
tig, staat op, gaat neêr liggen, loopt over
en weer, krapt op den grond. Het stroo
van zijn kot is op eenige uren zoo plat en
vertrappeld, alsof het reeds weken had
gediend. Op sommige oogenblikken en
zonder de minste reden schijnt het dier
te luisteren en begint te blaffen. Soms
bijt het in de lucht naar een nietbestaand
voorwerp, als hapte het naar vliegen.
Na eenige dagen bemerkt men teekens
van verlamming. Deze verlamming be
gint met de achterpooten en met de spie
ren van de onderkaak, zoodat de muil als
openstaat. Die verlamming is nochtans
niet volledig, en de hond behoudt nog
kracht genoeg om te bijten. Die verlam
ming gaat spoedig voort en stelt een einde
aan het lijden van het dier. De dood
komt doorgaans van drij tot zes dagen
na het begin der ziekte.
De stille hondsdolheid is geken
merkt door dat de verlamming zich van
in het begin der ziekte vertoont. De on
derste KINNEBAK IS AFHANGEND, de muil
geopend en dikwijls met schuim gevuld.
De hond is alsdan veel stiller, en bijt
maar als men hem tergt. Het is vroeger
menigen keer voorgevallen, dat men ons
honden tot onderzoek bracht, die van
stille hondsdolheid aangetast waren, en
die op den arm gedragen of aan eene
koord gehouden wierden.
De eigenaar dacht dat de hond iets in
de keel had, daar hij niet meer at en de
muil altijd open hield
In geval van stille dolheid ziet men
ook dikwijls dat de hond 't water schrikt,
alhoewel dit niet altijd het geval is.
Wat moet men doen met eenen hond
die teckcns van razende of stille dolheid
geeft
Er valt eerst te zien of het dier iemand
gebeten heeft of niet. Heeft de hond nie
mand gebeten, dan moet men hem maar
aanstonds afmaken of ten ware men hem
in een sterk kot kon opsluiten, totdat een
bijgeroepen veearts zijne zienswijze heeft
doen kennen.
Heeft de hond menschen gebeten, dan
zal men hem trachten in een kot op te
sluiten, en dan moet men wachten om
hem af te maken totdat de veearts hem
onderzocht heeft. Zoolang het dier leeft,
kan men met zekerheid zeggen of het
razend is of nietals het dood is, heeft
men geene zekerheid meer.
(De Boer). L. F.
is niet waar dat hij den bal heeft gestolen,
ik verbied u, dit te zeggen, hoort gij
riep het meisje, met den kleinen voet op
den grond stampend.
Zoo het niet waar is, toon mij dan
den bal. Waar is hij Ik wil hem zien I
En ik wil het u niet zeggen. Die bal
is van mij en ik mag hem weggeven of
vernielen zoo het mij bevalt. En nu, ging
zij op hoogen toon voort, nu wil ik niet
dat ge mij nog zoo tocspreeket I
Het weerspannig kind zou nog lang op
dien toon voortgegaan zijn, badde de
plotselinge verschijning der gravin Wla-
diroff het niet als bij tooversiag tot kalmte
gebracht. Eleonora stond als verstomd en
vastgenageld op de plaats.
De jonge moeder vestigde op het kind
een vasten maar zachten blik.
Alweer gram, Eleonora I zegde zij
treurig gij hadt mij toch beloofd, niet te
herbeginnen.
Tranen, die een oogenblik bedwongen
werden, ontsprongen de oogen van het
kleine meisje.
Waarom ook... moeder, zegt Frida
dat Tomy een dief is Dat is niet waar,
en ik wil niet dat men zoo iets zegge.
Tomy is braaf, moeder, dat weet gij ook,
en hij steelt nooit iets.
Genoeg, kind, onderbrak de gravin,
op zachten,doch gezagvollen toon. Spreek
Frida, wat beduidt dit tooneel
Wordt voortgezet.