Zondag 2 September 1906
5 eentiernen per nummer
578le Jaar 3875
De wet op
de Zondagrust.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
m&üIsé
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
zonderlinge verdwijning
Neringdoende
Burgerij.
Legerhervormingen.
DENDERBODE
Tit blad verschijnt deu Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frankmet den Post versonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont-
/aigen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men Schrijft in by C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N' 31,
en in alle Postkantoren des Lands.
Vs»
CUIQUE SUIJM.
Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00 Vonnissen «p
3"* bladzijde 50 centiemen. Dikwyls te herhalen bekendmakingen bü accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heereu Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
AALST, i SEPTEMBER 1906.
VIJFDE VERVOLG.
XI. De ondernemingen van den Staat,
der Provinciën en Gemeenten
Die ondernemingen vallen onder toe
passing der wet, voor zooveel zij in
dezelfde voorwaarden verkeeren als de
private ondernemingen, dit is dat zij
nijverheids- en handelsondernemingen
zyn.
Zoo is de wet op de Zondagrust toe
passelijk op de Staalsijzerwegen omdat
de uitbating der ijzerwegen, mag aan
zien worden als eenc handelsonderne
ming.
De wet is niet toepasselijk op de doua
niers, op de bewakers der gevange
nissen, (de boosdoeners straffen en de
smokkelaars beteugelen zijn geene han
delszaken)
Op de bedienden en werklieken af
hangende van bet ministerie van oorlog
(hier is ook geen handel in hel spel)
Op de bedienden en werklieden der
maalbooten Oostende-Dover, (de onder
nemingen van vervoerdienst per water
zyn uitgesloten hij artikel een der wet).
Voor de ondernemingen van den Staat,
zal de toepassing der wet geregeld wor
den door bijzondere reglementen die
openbaar zullen gemaakt worden.
Het zelfde zal geschieden voor de
spoorwegmaatschappijen en de trams
De bedienden en werklieden van de
Staatsijzerwegen zullen dus ten minste
26 dut/en rust per jaar hebben. Er is
niets nieuws onder de zon immers zie
hier hoevele rustdagen zij vroeger had
den
Middenbestuur
Gansch het personeel was altyd den
Zondag vrij, uitgenomen eenige bedien
den die elk op hunne beurt, een Zondag
dienst moesten doen.
Uitbatingsdienst
Op 66,857 bedienden en werklieden
38,422 hadden 28 tot 32 rustdagen
6,161 hadden 33 tot 42 rustdagen
4,380 hadden 43 tot 52 rustdagen
en 17,994 waren op Zon- en Feestdagen
vrij.
Er zal, natuurlijk, den bedienden en
werklieden geene rustdagen afgenomen
worden, doch van nu af aan zijn zij ge
vrijwaard, tegen de willekeur hunner
oversten die om de eene of andere reden,
hun hunne rustdagen zouden willen af
nemen.
i5e vervolg.
Het meisje, waarvan gij spreekt,
had goudblond haar, en dat had het
meisje, dat in mijn huis woonde, niet.
Waarlijk, ik meende dat gij het
naaisterke, dat bij u in dienst was, nooit
hadt opgemerkt, mijnheer dat gij niet
wist hoe zij er uitzag.
Ik zou haar zeker hebben opge
merkt, indien zij zulk haar had gehad,
als het meisje waarvan gij spreekt.
Grijce glimlachte en deed zijn zakboek
open.
Hier heb ik een staaltje van baar
haar, mijnheer, zegde hij en nam er een
dun vlechtje giansend haar uit, dat hij
M. Blake liet zien. Zooals gij ziet, goud
blond, even als dat van het ongelukkige
schepsel, waarmeê gij hebt staan praten.
MBlake boog zich voorover en nam
het met zichtbaar bevende hand aan.
Vanwaar hebt gij dit vroeg hij
ten slotte, terwijl hij het driftig aan zijne
borst drukte.
Uit den kam, dien het meisje den
laatsten nacht heeft gebruikt.
XII. De Zondagrust hier en elders
De Zondagrust bestaat
in Zwitserland (1877)
in Duitschland (1871)
in Oostenrijk '(1895)
in Spanje (1904)
in Denemarken (1904)
in Holland (1889)
in Rusland (1897)
in Noorwegen
in Rumenië
in Canada
Frankrijk komt de Zondagrust in te
stellen de wet is schier dezolfde als de
onze.
Reeds van in 1843 werd in ons laud
de kwestie der Zondagrust opgeworpen,
doch het was slechts in 1889, door dé
wet van 13 December 1889, dat de we-
kelijksche rust ingesteld werd voor de
kinderen van min dan 16 jaar en de
vrouwen en meisjes beneden de 21 jaar.
Het waren catholieken die in 1895 het
eerste wetsvoorstel over de Zondagrust
neêrlegden. Tien jaren moest er ge
streden worden om recht te bekomen
voor den werkman,dank aan de eeuwige
oppositie der liberalen die overal waar
zij iets te zeggen hadden, de pogingen
onzer vrienden dwarsboomden
Het pleit is gewonnen Zonder slag
of stoot is de nieuwe wet in voege ge
komen. - - Uit inlichtingen die wij van
alle kanten ontvingen, blijkt dat de over-
groote meerderheid der werkgevers de
wet zonder het minste tegenstribbelen,
ja zelfs met voldoening toepassen. Hier
en daar is er een die niet meê en wil,
doch 't is meer om uit te steken en al
wat anders...
EINDE.—
De Journal de Bruxelles deelt
een overzicht meê van de werkzaamhe
den der nationale Commissie, drij jaren
geleden aangesteld om een enkwest te
openen en maatregelen te nemen in
't belang der neringdoende burgery.
De Commissie ving hare werkzaam
heden aan door een mondelings onder
zoek 't welk in al de provinciën plaats
greep.
Een schriftelijk onderzoek volgde be
staande uit plaatselijke beschrijvingen,
studiën der vreemde wetten, uitgaven
van verscheidene documenten.
De bcsluitselen en voorstellen eruit
voortvloeiënde zijn thans het voorwerp
van grondig onderzoek en studiën.
Vooraleer de voorgestelde wenschen
door de Commissie in algemeene ver
gadering worden aangenomen zijn ze
het voorwerp van soms lange en zeer
grondige beraadslagingen in de sectiën.
Deze sectiën zyn ten getalle van vijf
onder de welke al de op te lossen vraag
punten verdeeld zijn.
De eerste sectie hield zich reeds onle
dig met het vakonderwijs. De wenschen
door de sectie aangenomen zijn verdeeld
in vijf vraagpunten, betreffende
1° De opvoeding die het aanleeren van
een bed rijf of stiel moet voorafgaan
2° de vorming in beroepsscholen
3° het aanleeren van een bedrijf of stiel
te huis 4° het technisch onderwijs
na de school 5° de vorming der
medewerkers.
De volgende besluitielen zijn genomen
geworden
1De lagere school zou beter moeten
toegepast zijn op de toekomende behoef
ten der ambachtslieden met dat doel is
het volstrekt noodig er reeds eene plaats
te geven aan het handwerkonderwys.
2. Er moeten vakscholen zijn voor
alle ambachten en zij moetan over 't alge
meen drie graden bevatten liet lager,
middelbaar en hoogcr vakonderwijs, dit
laatste vooral bestemd voor de toeko
mende patroons de eerste graad,
daarentegen, vooral voor werklieden
bestemd, zou bij voorkeur in de avond
scholen ingericht worden.
2. Het aanleeren van een ambacht
te huis werd door de Commissie niet
verworpen. Zij heeft daarentegen, al de
middelen opgezocht om bet te behouden
en te verbeteren. Daartoe doet zij een
beroep op den persoonlijken onderne
mingsgeest, op de syndikale werking
en op de tusschenkomst der openbare
besturen.
4. Zelfs na de school moet de tech
nische vorming voortgezet worden. Met
dat doel is het noodig meer en meer uit
breiding te geven aan de leergangen
voor patroons. De methode der tijdelijke
leergangen wordt vooral aanbevolen om
de nieuwe uitvindingen (bewerktuiging,
grondstoffen, werk leer) te verspreiden
en om de kenmerkende werkw ijzen van
vreemde landen te doen kennen.
5. De nationale Commissie beveelt
de inrichting aan van vereenigingen van
oud-leerlingen der beroepscholcn. Deze
vereenigingen zullen onder andere voor
doel hebben het aanwerven van leerlin
gen te begunstigen en, in overeenstem
ming met het bestuur der school, het
plaatsen van oud-leerlingen te bevor
deren. Te dien einde zullen zij zich kun
nen verstaan met de bestaande Arbeids
beurzen.
Bij die gezamenlijke besluitselen werd
een algemeene wensch gevoegd do
Commissie stelde de stichting voor van
een middenbureel en van gewestelijke
of provinciale bureelen der middenkias.
aan 't welk zij den titel heeft gegeven
van Bedieningscontract
De volgende bepalingen komen er in
voor
v Geen bediende van het mannelijk
geslacht van min dan 16 jaren oud cn
van hel vrouwelijk geslacht van min
dan 21 jaren, zal meer dan 12uren daags
mogen werken in de handelsmagazijnen
waar ten minste vijf bedienden werk
zaam zijn.
De werktijd dezer twee soorten van
bedienden zal moeten begrepen zijn
tusschon 5 ure 's morgends en 9 ure
's avonds.
De patroon zal aan de bedienden
van min dan 21 jaren den noodigen tijd
moeten geven om de beroepslessen te
volgen een koninklijk besluit zal de
uitvoering van deze bepaling regelen.
De algemeene vergadering zal korte
lings vergaderen om de voorstellen dei-
Secties te bespreken nopens de vakver-
eenigingen. Verscliillige voorstollen zijn
reeds aangenomen.
Er werd besloton dat de rechtsper
soonlijkheid zal verleend worden
1. Aan de vereenigingen welke
geene andere leden bevatten dan die
gelijksoortige of mei elkander verbon
dene vakken uitoefenen en aan de bon
den van den zelfden aard.
2. Aan de vereenigingen bevattende
leden van verschillende ambachten, op
voorwaarde dat zij hoofdzakelijk een
doel van vakverbetering nastreven. -
Even als de grondslagen harer aan
werving is de bevoegdheid der vak ver-
eenigingen uitgebreid. Het zou haar
nimmer verboden zijn winstgevende
werkingen te doen en ondernemingen te
stichten. Zij mogen zelfs coöperatieven
stichten mits zich desgevalleud te schik
ken naar de wetten op de handelsmaat
schappijen.
De vierde sectie beraadslaagt over de
belastingen de vijfde werkt ieverig
aan de beteugeling der oneerlijke con
currentie.
Onmiddelijk wierp hij het nu weg.
Wij verbeuzelen onzen tijd, zegde
hij, terwijl hij Grijce in het gelaat zag.
Al wat gij gezegd hebt kan u hoege
naamd geen reden geven hier te komen
nog den toon verontschuldigen, waarop
gij tot mij gesproken hebt. Of verzwijgt
gij nog iets Ik ben geen man die met
zich laat spotten.
Grijce stond op.
Gij hebt gelijk, zegde hij, en zag
mij bierbij even aan. Al wat ik gezegd
heb zou misschien mijne tegenwoordig
heid ten uwen huize niet rechtveerdigen
indien bier zag hij weer naar mij en
vroeg hem wenscht gij dat ik voortga
De strakke blik van M. Blake werd
nog donkerder.
Ik zie geen reden, waarom gij niet
alles zoudt zeggen, zegde hij, een goed
verhaal verliest er niets bij als het tot het
einde toe wordt verteld. Ik veronderstel
dat gij iets wilt zeggen betreffende het
huis der Schoenmakers
Grijce schudde ernstig het hoofd.
Hoe, over zulk een geheimzinnige
zaak spreekt gij zelfs geen woord
Ik ben hier niet gekomen om over
dingen te spreken, die ia geen verband
staan tot de zaak van het naaisterke
waarmeé ik mij bezighoud,
Dan, zegde M. Blake, terwijl hij
in al zijne weerdigheid op mijnen chef
toetrad, hoeven wij dit onderhoud niet
langer voort te zetten. Ik heb u veroor-
De tweede sectie is gelast geworden
de studie voor te bereiden der vraag-
mnten betrekkelijk de vereenigingen.
Schter heeft zij haar eerste werk besteed
aan het opstellen van een wetsontwerp
over het werkcontract der bedienden
Blijft nog de derde sectia. Zij heeft om
verscliillige reden hare werkzaamheden
niet kunnen aanvangen. Do bijzonderste
dezer reden is de. stoflelijke onmogelijk
heid van de vergaderingen te vermenig
vuldigeu en te gelijkertijde een nog
grooter getal en van aard zoo verschil
lende en zoo ingewikkelde vraagstukken
op 't tapijt te brengen.
loofd zelfs aangemoedigd, om ronduit te
zeggen wat gij op het hart liadt of meen-
det te hebben, omdat ik begreep dat mijne
handelingen gedurende den laatsten tijd
in de oogen van hen, die de aanleiding
er toe niet kennen, iets zeer vreemds
moeten hebben. Maar als gij zegt dat gij
geen belang stelt in al wat niet in ver
hand staat tot een meisje, dat eenige
maanden in mijn huis heeft gewoond, dan
mag ik gerust zeggen dat het tijd wordt
om dit onvruchtbaar gesprek af te breken.
Niets wat ik in den laatsten tijd hier of
elders gedaan, gezegd of gedaan heb,
heeft ook slechts de minste betrekking op
dat schepsel terwijl zij in mijn huis
woonde was zij volkomen vreemd en na
haar vertrek beb ik zelfs niet meer aan
haar gedacht.
Grijce was naar het mij voorkwam
eenigzins ontmoedigd, en zegde
Gij ontkent dus alle betrekking
tusscbeu u en de vrouw, dame of naaister
die in de kamer boven u woonde, gedu
rende elf maanden, voorafgaande aan
den Zondagmorgend toen ik voor de eer
ste maal de eer had met u kennis te ma
ken
Ik heb niet de gewoonte mijne ver
klaringen te herhalen zegde M. Blake op
strengen toon, zelfs als zij betrekking
hebben op eene minder onaangename
zaak als deze.
Grijce boog en greep naar zijnen hoed
hij scheen in tweestrijd te zijn,
Liltci-ale schnelicgti
kei».—Wat de liberale Help-u-zelvers
te St-Truiden uitzetten, is nu genoog
gekend. De geuzen Toekomst tracht
natuurlijk het liberaal gespuis wit
te wasschen, on beweert dat de zoete
lammekens van Help-u-zelf simpelkes
en properkos een vaandel kwamen inhul
digen.
Een blad van St-Truiden antwoordt
met eenige woorden op die geuzen
verontschuldiging met het volgend arti-
Het spijt mij, begon hij, doch
zweeg weer en streek zenuwachtig met de
hand over zijnen hoed.
Plotseling legde hij den hoed weer
neer en zegde met weerdigheid en zoo
veel vrijmoedigheid als de beleefdheid
veroorloofde
M. Blake ik heb te veel eerbied
jegens den man waarvoor ik u hield, toen
ik dezen avond dit huis binnentrad, om
heen te gaan en u niet te zeggen wat mij
als lood op het hart ligt. De dag zal ko
men waarop mijn plicht mij zal dwingen
te spreken, en in het bijzijn van menrchen
waar gij niet de gelegenheid zult hebben
u voldoende te verklaren iets wat gij hier
nog doen kunt. M. Blake ik kan u niet
gelooyen, als gij zegt dat het meisje, dat
hier in uw huis woonde, u vreemd was.
De trolsche gestalte van M. Blake ver
hief zich met eene minachting, die slechts
bedwongen werd door de eerlijke en rond
borstige houding van den man die voor
hem stond.
Gij hadt ten minste moed, zegde hij.
Ik betreur het echter dat gij niet juist in
uw oordeel zijt. En nam hij den hoed van
Grijce en reikte hem dien over.
Vergeef mij, zegde deze echte, voer
ik heenga zou jk mij geerne willen recht
veerdigen. Niet met woorden ging hij
voort, toen M. Blake hem eenigzins on-
geloovig aanzag. Woorden baten hier njet
meer thans zal ik tot daden overgaan. M.
Blake ik geloof dat gij mij voor een'eer
kei Zij kwamen een vaandel inhul
digen
Wat deden zij l
1° Smeerlapperij uitzetten op de Grootc
Markt en opSint-Pieter tot ergernis van
vrouwen en kinderen.
2° Godslasterende liederen zingen, die
zelf een deftig liberaal zouden doen rood
worden, en afkeer inboezemen.
3° Platen en schilderijen waarop
staatHier vloekt men niet en Geloofd
zij Jexus-Christus beschimpen en met
kool zwart maken.
4U Een nederigen kloosterling, Pater
Maxentius. uitfluiten en uitjouwen in
vollen Markt:
5° Voor het huis van den Z. E. Heer
Deken razen en tieren en roepen Weg
met de Papen enz.
6° Deftige lieden die de liberale uitda
gingen van A bas la calotte enkel beant
woordden met Vive la calotte afslaan met
zware stokken, alsof de vrijheid die zij
zoo dikwijls inroepen, slechts voor libe
ralen alleen bestond.
Te rekenen van i Januari zullen de
jaarwedden der officieren van minderen
rang, alsook deze van de officieren der
bestuurlijke diensten, vastgesteld wor
den als volgt
Onder-luitenant en administratie-
officier van 4° klas, 2.500 fr.
Luitenant en administratie-officier van
3" klas, 2.900 fr.
Tweede kapitein, onder-intendent van
3« klas en administratie-officier van
2" klas, 3,700.
Kapitein-bevelhebber of eerste kapi
tein, onderintendent van 2' klas en
administratie-officier van 1' klas, fr.
4,600.
De ruiterij-officieren en deze welke
er mede gelijk worden gesteld, zullen
daarbij eene vergoeding bekomen van
600 frank per jaar.
Eene vergoeding van 200 fr. per jaar,
zal toegekend worden aan de officieren
van minderen rang der artillerie, die
niet tot de ruiterij belmoren, alsook aan
de leerlingen onderluitenanten der krijgs
school, die dienst doen in de forten en
bij de genie, in afwachting hunner be
paalde opname in een regiment.
Nu levert de Staat aan de troepen
brood en vleesch, doch de soldaten wor
den van hunne soldij het bedrag der an
dere levensmiddelen afgetrokken. Zulks
is ook het geval met de verwarming, het
onderhoud en het vernieuwen van liet
materiaal enz. enz.
Te rekenen van 1 October 1906 neemt
de Staat den last op zich van het kleeden
der soldaten, het voedsel en het onder
houd der manschappen.
Hel volgende zakgeld zal aan de onder
officieren en soldaten worden bolaald
per dag
Adjudanten-onderofficieren, of perso
nen welke met dezen graad worden go-
lijk gesteld, 2,52 fr. per dag.
Eerste sergeant-majoor, of eerste
hoofdwachtmecstor, 1,89 fr.
Sergeant-majoor, of hoofd wachtmees
ter, 1,75 fr.
Eerste-sergeant of eerste wachtmees
ter 1,39 fr.
Sergeant of wachtmeester, of fourrier,
1,24 fr.
Hoefsmid, met rang van wachtmees
ter, 0,57 fr.
Korporaal of brigadier 0,34 fr.
Trompetter bij de ruiterij, 0,90 fr.
Brigadier bij do schutterij of den
trein 0,50 fr.
Eerste-werk man kleermaker, schoen-
of laarzenmaker, 0,22 fr.
Hoefsmid, met rang van brigadier.
0,37 fr.
Hoornblazer 0,17 fr.
Trompetter bij de ruiterij, 0,72 fr.
Trompetter by de artillerie, 0,32 fr.
Soldaat van eerste klas, ruiterij, veld
artillerie, trein, 0,18 fr.
Andere wapenen, 0,13 fr.
Soldaat van tweede klas, batterij, veld
artillerie, trein, 0,15 fr.
Audere wapenen, 0.10 fr.
Hoefsmid (soldaat), zadelmaker, pas
werker, smid, wagenmaker, timmer
man, 0,32 fr.
Pupillen 0,18 fr.
Korrektionnairs en soldalen op de
di3ciplien, op het werk gebezigd, 0,10
fr. Deze niet aan bet werk gobezigd
0,05 fr.
lijk ambtenaar en een ernstig man houdt.
Daar is iets dat u wellicht zal overtuigen,
dat mijne meening, die ik u rondborstig
heb meegedeeld, noch zoo dwaas noch
zoo ongegrond was.
Ik verwachtte van den trntschen heer
des huizes eene stellige weigering op dit
verzoek. Maar hij boog toestemmend,
hoewel met eenige verbazing, die ver
raadde dat zijne nieuwsgierigheid was
opgewekt.
Mijne kamer en persoon zijn ter
uwer beschikking, zegde hij, maar gij
zult er niets vinden dat uwe beweringen
kan staven.
- Laat mij daartoe ten minste eene
poging doen hernam mijn chef.
Meteen bitteren glimlach ging M. Bla
ke hem nu voor naar de deur.
Deze man kan meegaan, vervolgde
hij op onverschilligen toen, toen Grijce
mij een wenk gaf, misschien kan een ge
tuige u van dienst zijn.
Dit verheugde mij niet weinig, want
ook mijne nieuwsgierigheid was ten top
gestegen ik volgde onminneiijk cn in
gespannen verwachting.
De kalme houding van M. Blake scheen
te doen vermoeden dat de meeriing van
mijn chef wel eens kon falen, en ik ge
voelde dat dit hem in zijne eigenliefde en
zelfvertrouwen zeer zou schokken. Maar
nauwelijks de hooger gelegen kamer bin
nengetreden was mijn twijfel alweer ver
dwenen.
Kelgio «uat naar liet
bniikroei. Dat deuntje zingen
onze liberale bladen dagelijks, en de
geuzen schreeuwen al om het hardst.
V raagt men naar bewijzen, dan zwijgen
ze gelijk visschen cn doen of zo niets
gehoord hebben Zijn er bewijzen, dat,
dank aan do Catholiolce Regeering, Bel
gië vooruit gaat, nogmaals vinden dan
onze geuzenbladen dat zwijgeu nooit
kan verbeterd wordeu.
Sedert eenige dagen is de staat der
ontvangsten van liet Belgisch spoor-
^egnet verschenen. Voor de maand Juli
1906, zijn de ontvangsten een millioen
franken hooger dan die van Juli 1905
en voor de zes eerste maanden van 1906
is de vermeerdering van ontvangsten
op die vau 1905 van 12 millioen fr.
Deze vermeerdering is bijzonder te
wijten aan het goederenvervoer. De ont
vangsten van den reizigersdienst zijn
dit jaar insgelijks merkelijk gestegen
alhoewel er dit jaar noch Internationalo
Tentoonstelling noch Nationale Feesten
zijn.
Allo, lieeren geuzen, nog een woordje
om te bewijzen dat de handel in Bel
gië... kwijnt
Ik zag eene uitdrukking op Grijce's ge
laat, waarin iemand die hem kent zich
niet gemakkelijk kan vergissen. Wat ook
het geheim mocht zijn, dat deze kamer
bevatte, het zou klaarblijkelijk voldoende
zijn om zijn geheel gedrag te rechtveerdi
gen.
Nu, mijnheer, zegde M. Blake op
strengen toon, hier zijt gij in de kamer
en alles ligt voor u open wat hebt gij
nu te zeggen.
Grijce, even ernstig doch misschien iets
minner bedaard zag met zijn eigenaardi
ge n oogslag de kamer rond, en stapte
dadelijk naar de schilderij, die, zooals ik
reeds vroeger zegde, de eenige versiering
uitmaakie van de overigens kale wanden.
Het kwam mij voor, dat M. Blake hem
verwonderd nazag, maar -men kon op
zijn gelaat niet gemakkelijk eene gemoeds
aandoening lezen.
Een portret van mijne nicht gravin
de Mirac, zegde hij op min of meer dro
gen toon,
Grijce boog en zag een oogenblik vol
belangstelling naar het schoone portret
toen trad hij nog een stap nader bij de
schilderij en keelde ze plotseling om
genadige hemel I welke trekken zagen
ons daar aan van de keerzijde van het
doek 1 Thans geene weelderige brunette
maar een gelaat,.. Laat mij trachten het
te beschrijven. Maar neen, dat zou mij
□iet mogelijk zijn 1
(Wordt voortgezet).