Zondag 30 September 1906
3 centiemen per nummer.
37"* Jaar 3883
i - m m
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Geen werkerspen
sioen in Frankrijk.
Wat is er gaande
zonderlinge verdwijning
MOEDERTAAL.
Ditjes en datjes.
DE DENDERBODE.
Pit blad verechynt den Woensdag ep Zaterdag van iedere week onder dagtee-
keaing van den volgenden dag. De prijs ervan is -• tweemaal ter week voor
de Stad 6 frank met den Post venonden 6 frank 's jaars, fr. 3-26 voor zes
maanden fr. i-76 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in by C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 81,
en in alle Postkantoren des Lands.
CI IQUE SUIIH.
Per drukregel. Gewone 16 centiemenReklamen Ir. 1-00Vonnissen op
3" bladzijde 60 centiemen. - Dikwijls te herhalen bekendmakingen b(j accoord.
- Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. - Hoeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en rrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele vaa
dit blad.
AALST, 29 SEPTEMBER 1906.
Geen week bijna gaat voorbij of onze
driekleurige tegenstrevers spotten met
het pensioen van 65 franks dat, dank aan
ons catholiek Ministerie, aan de oude
arbeiders in nood verkeerende geschon
ken wordt.
In Frankrijk zal men wat mildadiger
zijn ja, 't zal wat anders zijn dan dit
bespottelijk pensioen van 9 cents daags
dat in België gegund wordt, 't Zal in
Frankrijk ten minste een frank daags
zyn, enz., enz....
En wat zien wy nu gebeuren L...
Het is nu bewezen dat de Fransche
combisten machteloos zijn om de maat
schappelijke hervorming te verwezen
lijken welke ons catholiek Ministerie
van over 6 jaren heeft ingevoerd.
Nu, 't is de briefwisselaar van Le
Journal de Gbnève een protestantsch
orgaan die het bestatigt... En voegen
wij er bij dat bedoeld orgaan de politiek
der Fransche Regeering volkomen goed
keurt
Geven wy dus bet woord aan den
briefwisselaar
M. Poincarré heeft, deze week,
kunnen uitroepen de begrooting geeft
een overschot Inderdaad, er is een
overschot van ontvangsten van veertig
tot vijftig miljoen voor de afgeloopene
maanden van 1906. Doch de minister
moest er iets bijvoegen dat den geestdrift
veel vermindert't is dat gemeld over
schot verkregen is dank aan eene lee
ning van een honderdtal miljoenen.
Niettemin is de Fransche rente, op die
tijding, ruim een half punt °/0 gestegen.
klaar, die opslag der rente heeft,
naar sommigen beweren, nog eene an
dere oorzaak, te weten de verdaging
voor een onbepaald tijdvak, of lieveiyde
bedekte afstand der belasting op bet in
komen. Om van zijne collegas te beko
men dat zy van die belasting afzagen
beeft de minister van geldwezen zich
terecht gesteund op de goede opbrengst
der tegenwoordige belastingen de vier
oude genaamd.
Hij zou doen uitschijnen hebben dat
die belastingen alle veiligheid opleveren,
terwijl de belasting op het inkomen liet
onbekende is en hij zou het gevoelen
uitgedrukt hebben, waarbij de minis
ters, die de hervorming gunstig waren,
zich min of meer goedwillig aangesloten
hebben, dat bet, in de tegenwoordige
omstandigheden, onvoorzichtig zou zijn
zich in het onbekende te wagen.
Die oplossing zal, in zekere plaatsen,
misnoegdheid verwekken. Men bad im
mers de belasting op het inkomen voor
gesteld als een algemeen redmiddel, dat
alle kwalen moest genezeu. Meer nog,
zij moest het uitgangspunt zijn van een
tijdvak van geluk, het begin eener nieu
we gouden eeuw.
Niet alleen zouden de kleinen en
nederigen van alle belasting ontslagen
worden, maar bij middel der aangekon
digde belasting zouden al de maatschap
pelijke hervormingen, welke men tot
hiertoe slechts als eenen droom gezien
had, verwezenlijkt worden.
Men is dus verplicht af te zien van
de maatschappelijke hervormingen en,
eerst en vooral, van de werkerspentioe-
nen. De teleurstelling zal groot zijn. De
werkerspensioenen waren in den laat-
sten kiesstrijd, hetleidmotief van al
de programmen. Met er te hooren van
spreken kregen de werklieden het water
inden mond.
Wat zullen die brave lieden wel den
ken als zij de hoop zullen zien verzwin
den de eenige honderde franken te ont
vangen, welke hunne oude dagen tegen
ellende zouden vrijwaren Zullen zij er
nog lang in toestemmen hunne honge
rige tanden te verslijten op het taai
vleesch van het anticlerikalism.
Reeds van over 6 jaren hebben de Fran
sche gelukkigmakers de kwestie der
werkerspensioeneu opgeworpen. Minis
ter Waldeck-Rousseau, de vader van de
noodlottige blokpolitiek, beeft de arme
werklieden tot anticlerikalism gelokt,
door zijne belofte dat het milliard der
klooster» zou dienen om een fonds te
stichten voor werkerspensioenen.
Maar wat gebeurde heeft ons geleerd
dat het milliard der kloosters nooit heeft
bestaan dan in de verbeelding der kerk-
haters. De verbeurtverklaarde, of lie
ver, gestolene goederen der kloosters
zijn aan de maat en den strijker blij ven
plakken van eenige radikale en sociali-
sche advocaten-likwideerders die er zich
door verrijkt hebben.
Het milliard is gaan vliegen en nu
zou men de werkerspensioenen vinden
in de belasting op het inkomen maar
helaas 't is ook al mis En de Fran
sche pensioenwet is van 't brugsken in
't waterke gevallen 't Woord is nu aan
de driekleurige cartellisten
Maar zwijgen zullen ze als karpels
Waarlijk, wat is er gaande
Gaan ze dan van taktick veranderen
Zouden de klaarziensten onzer liberale
tegenstrevers dan beginnen in te zien of
te begrijpen dat het, in 't belang hunner
partij, gevaarlijk wordt onvoorwaarde
lijk voor te staan en goed te keuren al
wat hunne Fransche partijgenooten, de
Combisten, zich tegen de R. G- Kerk
hare priesters en kloosterlingen veroor
loven
Men moet het gelooven, als men in
Le Ralliement het artikel leest, in
't welk de opsteller van dit kartelor
gaan, zijne partijgenooten hedektelijk
aanraadt van omzichtig te zijn in hunne
houding ten opzichte van de godsdienst
vervolgingen in Frankrijk.
Dat de liberale partij, schrijft hij,
op hare hoede weze, en dat zij de plan-
i) nen wete te verijdelen, die tegen haar
n gesmeed worden. Het volstaat niet te
zeggen, dat wij niet verantwoordelijk
zijn voor betgeen in den vreemde ge-
11 beurt. Dat is blijkbaar. Doch, er zijn
vraagstukken, die zich, onder den
eenen of anderen vorm, in andere lan-
den voordoen en 't is noodig, wan-
neer de politiek der Kerk zich bedient
11 van de verwikkelingen, die zij elders
uitlokt, om ze als schrikbeeld te ge-
bruiken in ons land, dat wij de logens,
door 't bedrog uitgevonden, weten te
ontmaskeren.
Komen er echter in de tcerking der
n vreemde democralièn dwalingen of fou-
ten voor, laten wij ze dan afkeuren.
Dwaasheid zou het zijn er zich mede
d verantwoordelijkheid voor te maken.
a Maar geene geringer dwaasheid zou
't wezen, zich onverschillig te toonen
ten opzichte der gebeurtenissen, die
elders plaats grijpen, en vrij spel te
laten aan tegenstrevers zonder gewe-
ten, die vervolgens de vergiftige wa-
pens, welke de laster tegen vreemde
n liberalen en republikeinen zal gesmeed
1 hebben, tegen ons zouden gebruiken.
Als men het artikel aandachtig tus-
schen de regels leest dan beduidt de
waarschuwing van Le Ralliement
niet min dan t volgende
De Fransche godsdiensthaters stape-
1 len tegenwoordig de eene dwaasheid
op de andere. Wachten wij ons wel ze
goed te keuren. Immers wat wij daar
zien gebeuren kunnen wij zonder ge-
1 vaar voor onze belangen niet voor-
staan.
Zonderlinge waarschuwing voorwaar
van wege een liberaal orgaan aan de
geuzerij zoo toegedaan...
Zouden onze tegenstrevers dan begin
nen te begrijpen dat België nog niet rijp
is om hier hunnen helschen haring te
kunnen braden T
De waarschuwing van het kartelor
gaan zal bij de geuzerij zooveel effect
maken als eene visicatorie op een hou
ten been.
't Is immers eene reeds oude gewoonte
(en oude gewoonten zijn kwalijk om
laten) bij onze geusche tegenstrevers
van aan den godsdienstoorlog in Frank
rijk toe te juichen, van hem goed te
keuren.
De R. G. Kerk en haar bedienaars
lasteren en bespotten en verdrukken is
bij de geuzen van allen deesem als eene
tweede natuur geworden.
En moesten onze geusche organen den
raad van Le Ralliement naleven
dat zou onze tegenstrevers toch bitter
weinig baten. Hunne huichelarij zou
slechts dezen uitslag opleveren, name
lijk, dat ze nog wat dieper in de verach
ting van alle ware vaderlanders zouden
verzinken
EENE
19* vervolg.
In dat geval begon ik, met eene
slecht gelukte poging om galant te zyn,
waaraan zij met een afwijzend gebaar een
einde maakte.
Hier is uw hoed en valies, ging zij
voort. De vischhengel moet hier blijven,
dien kunt ge niet meénemen.
Maar... 4
Sst 1 zegde zij, en luisterde met net
oor naar het trapgat gekeerd. Mijn vader
en broeder zullen er even zoo over den
ken als gij, en bet dwaas vinden om m
eenen nacht als deze uwe schuilplaats te
verlaten en u buiten te wagen maar gij
moet niet naar hen luisteren. Ik zeg udat
het gevaarlijk is dezen nacht hier te blij
ven ea dat gij daarbuiten in den storm
veilig zyt.
En zonder mijn antwoord af te wacn-
ten, liep zij haastig den trap af, opende
beneden eene deur en trad de kamer bin
nen, die wij voor ongeveer een uur ver
laten hadden.
Was er iets onheilspellends in die
kamer dat mij zoo deed huiveren en een
naderend gevaar deed vermoeden Het
eerste oogenblik zag ik niets bijzonders,
git Het vuur, dat goed onderhouden was>
brandde nog als te voren, de klok tiktfc
Wy, catholieke boeren, wij hebben
eene groote reden om de Vlaamsche be
weging in de hand te werken, te weten
het handhaven van onzen godsdienstzin
en van onze reine zeden.
Sedert dat de leering van Christus
onze voorouders uil den afgrond van het
heidendom heeft getrokken, sedert dat
de lakkei van christene beschaving ons
vaderland heeft verlicht, heeft de Vla
ming in het algemeen genomen, steeds
uitgemunt door zijnen vromen gods
dienstijver en door zyne onbesmette
zeden. In weerwil van oorlogen, in weer
wil van burgertwisten, van vervolgin
gen en ketterijen, is de Vlaming catho
liek en zedig gebleven. Het bloed onzer
voorvaders beeft voor Gods altaren ge
stroomd in den strijd tegen den dweep
zieken Musuiman. Onze graven en her
togen schaamden zich niet hun christen
geloof in het openbaar te belijden ja,
zelfs velen onder hen trokken meermaals
het zweerd, daar waar het er op aan
kwam om der vaderen godsdienst onge
schonden te bewaren. De schoonste figu
ren uitVlaanderen's geschiedenis hebben
den knie voor onzen heiligen godsdienst
gebogen Artevelde, Breydel en De Co-
ninck waren christen en catholiek. De
schrikkelijke omwenteling der XVI1
eeuw. die zoo vele staten uit den weg
der waarheid heeft geslagen, hebben
onze voorouders doorstaan zonder van
de goede baan af te dolen. Ten tyde van
Joseph II, ten tijde der eerste Fransche
Republiek, ten tijde van het Hollandsch
bestuur, en ook nog op onze dagen, zoo
als op 27 Mei 11., hebben de Vlamingen
getoond dat zij willen bly ven, wat hunne
voorouders waren vrije mannen en
overtuigde catholieken.
Wat nu Frankrijk in het verre verle
den is geweest, hoeven wij wel juist niet
te onderzoeken Of de glansryke deug
den van eenen H. Lodewijk, van eenen
Lodewijk XVI al of niet zoo vele duistere
vlekken van ongeloof en wulpschheid
overstralen, laten wij onverlet. Maar
zeker is het, dat sedert lange en lange
jaren de Vlaming, in zake van geloof
en zeden, bij geen Franschman moet ter
scbole gaan. Neen, God dank al zijn
wij niet volmaakt, onze Vlaamsche taal
toch roert het modder niet, waar zich de
Fransche in verlustigt ons Vlaamsch
tooneelspel brandt geen wierrook voor
ontucht en echtbreuk onze Vlaamsche
Dranaae nog ais ie vuicw,
nog met dezelfde regelmatigheid, bet was 1 staan.
elf uur, en doodstil in de kamer, de lamp
brandde nog en stond op de ruw houten
tafel. Maar daar ontdekte ik plotseling
die twee sombere, zwijgende en krachtige
mannen de een stond tegen de deur die
naar den uitgang van de herberg leidde,
de andere tegen de deur, die toegang tot
de keuken gaf.
Een blik op Luttra, die zwijgend en
kalm aan mijne zijde stond, stelde mij
echter oogenblikkelijk gerust.
Wat mij ook dreigde, met haar zou ik
het gevaar te boven komen. Ik nam mijn
valies over den schouder en wilde mij
naar de deur begeven, waar ik de drei
gende gestalte van den waard zag staan.
Doch plotseling strekte zij de hand uit en
hield mij terug.
Blijf hier zegde zij. Karl, ging zy
voort en sprak haren broeder aan, die er
minder verdacht en dreigend uitzag, doe
de deur open en laat dezen heer passee-
ren. Bij het orkaan is hij hier in huis niet
gerust en wil vertrekken. Onmiddellijk I
ging zij voort, toen haar broeder zich nog
dichter voor het slot plaatste, ik vraag
niet dikwijls eene gunst.
Wiein een nacht als deze wil uit
gaan is gek, antwoordde de kerel, met
een norsch afwijzend gebaar, en als gij
zoo iets aanmoedigt, zijt gij even gek als
hij het zal niet gebeuren.
Zij scheen daar niet naar te hooren.
Wilt gij de deur openen herhaalde
zij, terwijl wij beiden bij het vuur bleveA
boeren zijn geen communards onze
Vlaamsche kerken zijn geen woeste
nijen, waar schier niemand den voet in
zet. Neen, langs dien kant, willen wij
met do Franschen niet ruilen.
Maar gelijk de Franschen zijn kunnen
wij worden; indien wy onze taal niet in
hare rechten handhaven want door
het overdreven invoeren der Fransche
taal staat ook de baan open voor Fran
sche zeden en Fransch bederf.
Daarom gedenk
Den heiligen wenk
Van al wat n omringt. Blijf trouw aan nw verleden
Blijf steeds nw Vlaamschen oorsprong waard
Wees Vlaamsch van hert en Vlaamsch van aard I
Wees Vlaamsch in uwe spraak en Vlaamsch in uwe
[zaden
Uw roem en nw geluk vindt go op dien weg alleen,
Met al de heerlijkheid der dagen van voorheen.
De wereldberoemde missionnaris PA
TER DE SMET kwam eens uit Amerika
te Antwerpen hij was in simpele bur-
ferskleeren en ging alzoo bij eenen rij
en heer, zijnen besten vriend aanbellen.
Is mijnheer t' huis, vroeg hij aan
den knecht, die kwam open doen.
Ja, mijnheer is f huis, maar hy is
nog boven.
Zou ik hem niet kunnen spreken
Dat weet ik niet ik zal het gaan
vragen wie mag ik aankondigen
PÈRE DE SMET, als *t u belieft.
Goed, wacht hier maar watik
zal eens gaan hooren.
Mijnheer, zei de knecht op de ka
mer van zynen heer toegelaten, er is
daar een struisehe vent binnen geko
men, die u geern zou spreken 't is een
PEERDESMET. zegt hij.
Zeg aan dien peerdesmet, Jan, dat
ik belet ben, dat ik met hem geen uit
staans heb.
Vriend, zei Jan, beneden gekomen,
mijnheer doet zeggen van maar stille-
kens voort te gaan, dat hij geenen tyd
heeft om bij u te komen.
Ga zeggen, als 't u belieft, aan
uwen mijnheer, zei Pater De Smet, dat
zyn beste vriend hier is.
Mijnheer, zei Jan, boven terugge
keerd, de peerdesmet van daaronder,
doet zeggen, dat bij u absoluut moet
spreken, dat hij uw beste vriend is.
Daarop komt de heer beneden, curieus
nog om dien zoo zonderlingen peerde
smet te zien. Nauwelijks had mijnheer
PATER DE SMET gezien of hij loopt
hem tegen en vliegt hem om den hals
en heette hem uit ganscher herte wel
kom.
Jan wist niet wat gezeid van verwon
dering en verstond niets van al wat
hij zag en als hij naderhand hoorde
dat die Fransche PÈRE DE SMET de
Vlaamsche PATER DE SMET was
Bah, zei Jan, als onze paters met
Fransch klappen peerdesmet worden,
ze moeten dan maar Vlaamsch spreken
met de knechten. (De Boer). E.V.D.
Liberal© getuigenis.
De Munchener neucste Nachrichten
is een der grootste liberale gazetten
van Europa.
In het nummer van Donderdag i3
September, i® bladzijde, 5e kolom, staat
een artikel over Belgie.
Daarin lezen wij het volgende
- Men treedt in 't gewoel van Brussel,
met de herhaalde gewaarwording, dat
men een voorkomend, openhartig en wel
gezind volk voor zich heeft...
Zonder twijfel draagt de uitge
breide welstand der Belgen veel bij
tot de aangenaamheid van hun ka
rakter. De werklieden laten den indruk
niet dat zij iets te kort hebben. Geen
afgrond ligt er tusschen den welstand
van Brussel en dezen van andere steden,
alhoewel Brussel eene verzamelplaats
is van geld en rijkdommen en wat ook
overal het geval niet is een midden
punt van vriendelijkheid.
Ziedaar eene getuigenis door liberalen
gegeven I
Is het nu niet waar, beste lezers, dat
ons land, na aa jaren gezucht te hebben
onder de heerschappij der papen, onder
de dwingelandij der dompers, het laatste
van de wereld geworden is
HET PLAN DER GEUZERIJ.
«De eerste plicht onzer vrienden wan -
neer zij zullen overwonnen hebben, zegt
de geuzen Toekomst van Hasselt, zal
zijn het officieel onderwijs herstellen.
Dus het regiem van Van Humbeeek
wederom invoeren met scholen zonder
God en schoolmeesters met konijnen, tot
groot bezwaar der gemeenten die de
konijnen-koten d'office moesten betalen.
Ze zijn tegen den
Godsdienst niet Te Bue-
nos-Ayres, in de Argentijnsche Repu
bliek, werd dezer dagen het internatonaal
congres der vrijdenkerij, of liever der
godloochenaars gehouden. De Belgische
en Fransche vrijdenkers waren er verte
genwoordigd door crroYBN Furnémont,
socialistisch volksvertegenwoordiger van
Namen. Deze heeft voorzeker alzoo nog
eens willen bewijzen dat de socialisten
niet tegen den Godsdienst zijn 1
VOORUITGANG. Het weer
kundig bureel van Washington meldt
dat men er binnen kort zal in gelukken
het weder eene week op voorhand te
voorzeggen
Proefnemingen zijn gedurende ver
scheidene maanden genomen en hebben
bewezen dat de weeryoorzegging, eene
week voorop, mogelijk is.
Men hoopt zelfs het weder een geheel
seizoen op voorhand te kunnen voor
zeggen.
't Is te hopen van ja en te vreezen van
NEEN,
Neen, dat wil ik niet, luidde het
brutale antwoord. Zij is voor dezen nacht
gesloten en noch ik, noch iemand onzer
zal ze openen I
Haar reeds bleek gelaat werd wit van
toorn, toen wendde zij het hoofd om naar
haren vader, maar deze zag haar zelfs
niet aan.
De deur moet geopend worden,
zegde zij, haren broeder weer aanziende.
Deze heer wil vertrekken, en wat hy
wensebt behoort te geschieden. Wilt gy
de deur ontsluiten, of ik zal het doen
Een woedende kreet volgde op deze
woorden. Haar vader had de deur waar
bij hy stond, verlaten, en trad in drift op
haar toe. Ik hief mijnen arm op om haar
te beschermen, want bij scheen my m
staat haar te vermoorden, doch liet den
arm weer zinken, op een enkelen kal men
blik van haar, die niet den minsten zweem
van angst of schrik scheen te verraden.
Blijf daar, zegde zij, en wees hem
eenige voeten van haar af een plaats aan.
Nog één stap en ik offer datgene waarvoor
gij volgens uw eigen verklaring, het heil
uwer ziel zoudt wagen, aan de vlammen
op. Nu haalde zij een pakje bankbiljet
ten te voorschijn en hield ze boven bet
vuur.
Gij, kwam een grysgebaarden man
van de lippen, maar hij deed geen stap
meer en staarde als betooverd naar de
bankbiljetten. -.,
Ik ben, zooals gy weet, geen meisje
dat teel woorden verspilt, ging zij op
hoogen en bevelenden toon voort. Gy
moogt mij wurgen, gij moogt mij dooden,
dat doet er weinig toe, maar deze heer
verlaat dezen avond dit huis of met eene
enkele beweging verniel ik al dit geld.
Gij, prevelde weer de oude man met
bevende lippen maar hij bewoog zich
niet.
Plotseling echter snelde de jonge man
naar ons toe en zou hare zwakke gestalte
zeker in zijne krachtige armen gekneld
hebben, als ik hem niet in den weg was
getreden en hem met eenen slag op den
grond en aan hare voeten had geworpen.
Zij zegde niets, doch liet een der bank
biljetten uit hare vingers vallen, dat
onmiddellijk in het vuur verdween.
Huilend als een wild dier, dat op zijn
meest kwetsbare plaats gewond werd,
stond de oude man voor ons, en stampte
van woede op den grond.
Houd op riep hij, liep snel naar
de voordeur en maakte die open. Ziedaar
schreeuwde hij, ga domkoppen, die gij
zijt en moge de bliksem u treffen Maar
geef mij eerst het geld.
Verwijder u van de deur, zegde zij
en strekte hare linkerhand uit naar de
lanteern, die naast den heerd hing, en
laat Karl de lanteern aansteken.
Dit geschiedde. Spoediger dan ik u kan
zeggen, had de oude man de deur verla
ten, had de jongere de lanteern ontstoken
en waren wij gereed om te vertrekken.
Gaat gij nu maat voor, zegde zij, ik
volg u.
Neen, was mijn antwoord, wij
zullen te samen gaan.
Maar het geld I bromde de diepe
stem van den ouden man.
Dat geld zal ik u geven, als ik
terugkom, zegde het meisje.
XII.
VROUWENLIEFDE.
Zal ik ooit den hevigen slagregen ver
geten, die ons in het aangezicht sloeg en
ons als eene stofwolk omhulde, toen de
deur op hare hangsels draaide en wij bui
len kwamen, of den electrischen schok,
die mij door de leden ging, toen dat
teedere meisje mijne hand greep om mij
door de verblindende duisternis tot ge
leidster te dienen.
Het was niet zoozeer hare schoonheid
dan haar moed en geestkracht, waardoor
ik getroffen was.
De woede van den storm scheen zich
voor haren wil te buigen, de wind scheen
haar vleugels aan de voeten te geven.
Toen wij den weg hadden bereikt, bleef
zij staan en zag om. De twee hooge ge
stalten van de mannen, die achtergeble
ven waren, stonden in de deur van de
herberg een oogenblik later traden zij
naar buiten in de richting waar wij ston
den.
Met een zachten kreet snelde het jonge
meisje naar eenen boom, waar ik tof
mijne groote verbazing mijn peerd geza-i
deld zag gereed staan. Zij maakte de
koord los, waarmeê de menie was vast
gebonden, hing de brandende lanteern
aan den zadelknop, gaf het ongeduldige
dier een flinken slag in de zij en stond in
een oogenblik weer naast mij.
Het peerd, dat verschrikt was, hinnikte
1 liep in snellen draf weg.
Wij zullen wachten, zegde Luttra.
Nauwelijks had zij deze woorden ge
sproken of haar vader en broeder snelden
ons voorbij.
Zij zullen het licht volgen, fluisterde
zij, greep mij weer bij de hand, en nu
spoedden wij ons voort in tegenoverge
stelde richting van het peerd. Indien gy
vertrouwen in mij wilt stellen, zal ik u
naar eene schuilplaats brengen, fluisterde
zij, en liep, met gebogen gestalte tegen
den wind in, zonder hare schreden maar
eenigszin3 te vertragen.
Gij zijt te goed, gaf ik haar ten ant
woord. Waarom zoudt gij u zelf aan zoo
veel gevaar blootstellen ten behoeve van
eenen vreemdeling
Vaster voelde ik hare hand de mijne
grijpen maar zij antwoordde niet, en wjj
versnelden onze stappen zooveel als wind
en regen dit veroorloofden.
Na eene korte maar hevige uitbarsting
van den storm, waaronder het mij bijna
niet mogelijk was adem te balen, bleef zy
plotseling staan.
(Wordt voortgezet).