Donderdag 9 Mei 1907 5 centiemen per nummer. S78,e Jaar 3946
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
0. H. Hemelvaart.
Eert Vader en Moeder.
Staakbewerkers.
HET SULFAAT.
Herziening der wet
JUBELFEES T
DE DENDERBODE.
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post vertonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maandenfr. 1-76 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
ei) digt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
jagen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij O. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N' 31,
en in alle Postkantoren des Lands.
CUIQITC #»UUM.
Per drukregel. Gewone 16 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen op
3** bladzijde 60 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
Aalst, 8 Mei I90T.
Wat grootsch, aandoenlijk schouwspel
Biedt Jesus Hemelvaart
Hij stijgt vol glans en luister
Ver boven 't rijk der aard,
Terwijl de Apostelschare
Verrukt naar 't wonder staart...
Wat blikt gij vol verbazing
Aldus ter hemelsfeest
Zoo luidde 't woord der eng'len.
Zooals gij uwen Heer
Hebt op zien varen, zoo ook
Keert Hij eens glansrijk weer...
De Heiland had op aarde
Zijn grootsche taak volbracht,
Verzoenend met Zijn vader
Het menschlijk geslacht
Hy ging ten Hemel heerschen
Vol majesteit en macht.
Hij deed Zijn plechtige inlreê
In Zyns Vaders woon
Het godlijk hoofd omstrengeld
Met de overwiDnaarskroon,
Nam Hij er blijde plaatse
Op zijnen gouden troon.
In 't heerlijk Rijk Zijns Vaders
Houdt Hij vol teederheid
Voor zijne volgelingen
Een lieve plaats bereid,
Waar nooit gesmaakt genoegen
En eeuw'ge vreugd hen beidt...
O Gij, die hier in lijden
En tranen ommewaart
Die langs uw levenswegen
Slechts rouwcipressen gaart,
Richt als de vrome Apost'len
Uw blik ook hemelwaart
Daar troont vol macht en goedheid
Die acht geeft op uw smarten,
En, naar uws harten beê
Üw ziele komt verlichten.
Met blyde hoop en vree
Het Rijk, waar Jesus heenvoer,
Is ons bestemmingsoord.
Daar wordt nooit onze vreugde
Door eenige smart gestoord
En duurt het heil der zaal'gen
Steeds rein en eindloos voort
O God, geeft ons de gratie
Op dit Uwe feestgetij,
Dat onze ziel met de eng'len
En heil'gen zich verblij
En met hen in den hemel
Ook eenmaal zalig zij,
5e vervolg.
Toen ging hij naar boven, waar de jeug
dige trotskop gevangen zat. Wat hij hem
zeide, wat er tusschen hen beiden voorviel
weet ik niet.
Maar den volgenden morgen ging oom
Gustaaf ter kerke in de Hoogmis, waarna
men hem lang en vurig zag bidden voor
het groote crucifix, dat aan den ingang
Btond.
Toen haastte hij zich naar zijn kluis,
zooals hij zijn landgoed heette.
VI. TIEN JAREN LATER.
Tien jaren is een schoon tijd.
Een tijd om uit kinderen, menschen, uit
knapen mannen te maken.
Zoo spreekt het volk.
Ook Gustaaf is een jonge man geworden,
en welk een jonge man
Hoog en slank was hij opgegroeid, een
prachtige jongeling.
Het eerste dons teekende zich op de lip
pen, en de lange bruine, zijden lokken
ringelden zich om een mannelijk schoon,
edel gewelfd voorhoofd.
Het was, in één woord, een heerlijke
Verschijning.
Zijn latijmche klassen had hij afgemaakt,
Het staak bewerk en is, op onze dagen
ook een stieltje geworden van lieden die
er vooral hun dagelijks brood in zoeken
en ter zelfdertijd er hunnen verwaanden
hoogmoed door voldoen.
Dit stieltje vereischt geene ernstige en
langdurige studiën en ook geen lange
voorbereiding, geen durende en durende
leerjaren.
De eerste de beste smid, schrijnwerker
of fabriekarbeider die het werken moede
is, de eene of andere hoogmoedige die
er komen wil, kan als staakbewerker
optreden als hy een tong heeft die men
roeren kan, eene stom die helder weêr-
galmt.een pen die over 't papier henen-
zweeft om den haat tegen de geestelijke
en wereldlijke Overheden te verkonden
en de sukkelaars door allerlei valsche
stellingen en beloften enz. te verleiden.
Zij zijn te lui om te werken, willen
anderen beletten hunnen kost te verdie
nen en schreeuwen luidkeels, dat, met
alles omver te werpen, met te nemen
wat hun niet toebehoort, de wereld een
ander aanzien zou krijgen.
Ondertusschen leven zij, en leven
kostelijk, dank aan de kinderachtige
lichtgeloovigheid van zekere werklie
den. Zij jagen den schrik in de werk
zame arbeiders en zij maken ze uit voor
nietswaardige burgers en leegloopers
zij werven de min vurige arbeiders in
hunne kringen zij stichten armoede
en gebrek bij de gedwongene werke-
loozen, zij gaan in de werkbeurzen,
klimmen liet spreekgestoelte op; edoch,
zy doen gelijk de kwakzalvers, die
anderen geneesmiddelen aanprijzen,
waarvan zij zelf geen gebruik willen
maken. Middelerwijl vliegen de kwak
kels gestoofd en gebraden in de pannen
hunner keuken.
Zij varen uit tegen patroons, rente
niers en capitalisten, maar op den keper
beschouwd, spelen zij den rol van rente
niers, wijl zij, zonder eenige wroeging,
leven van renten hun door anderen be
zorgd. Soms hebben zij nog wel een
ander ambacht, maar zij doen er weinig
aan hunne geestvermogens laten hun
zulks niet toe. Alle handenarbeid is voor
hen te verlagend en hunner niet weer-
dig. Vooral willen zij de gemoederen
ophitsen en het hoofd warm maken. Zij
zaaien wind en oogsten tempeesten. Zij
zien deze aankomen en dan maken zy
zich van kant en laten hunne slacht
offers in het vuur. En als dan weer alles
stil en uitgewoed is, komen zy voor den
dag en razen legen de dwingelandij.
Deze staak-bewerkers hebben kracht
dadige handlangers. De krocgsbazen
zijn hunne vriendenhoe meer stakingen
zij verwekken, hoe meer druppels wor
den gedronken, hoe meer centen vloeien
in hunne lierbergloogen. Dewijl nu die
drinkpartijen in evenredigheid staan
met de opschorsing van werk, hebben
dezen alle redenen om de werkstakingen
te bevorderen.
Nochtans, er dient aangemerkt te
worden dat de staak-bewerkers hun
stieltje zien dalen sinds eenigen tijd. De
werkman, onderwezen door ondervin
ding en door inlichting, begint te zien
dat iedereen werken moetdat zonder
werk geen fortuin tot stand komt of kan
blijven bestaan dat de beloften hunner
staak-bewerkers op ydelen rook uit
komt dat zij den mond open houden
aan kwakzalvers en godsdiensthaters.
Langzamerhand hebben zij hunne reke-
ning opgemaakt en gezien wat zij ver
loren hebben en hoe weinig zij gevorderd
zijn Zij zien thans klaar dat de werk-
zamen, de matigen tot welstand komen,
en dat de leegloopers en zwelgers altoos
lager en lager zinken. Wie weet of die
staak-bewerkers niet eindelijk zullen be
grijpen dal hun stieltje bedorven is en...
zij zich zullen moeten aan het werk
begeven, rustig en zedelijk leven, of....
honger ly den.
het gymnasium zou hij verlaten, en de
universiteit bezoeken, om daar uitstekende
studiën te maken.
Dat hoopten zijn ouders. De zaak zijns
vaders mocht hij niet overnemen. Wel had
deze het zeer gewenscht, en had zijn vader
een steun ook hoog noodig.
Tot zoo iets, placht hij te zeggen en
trok de bovenlip verachterlijk op t ben
ik niet geboren. Ik word ten minste een
minister.
En zijn zwakke goede moeder stemde het
hem toe.
Uwe handen zijn veel te teer en te fijn
voor smidswerk, gij zijt bestemd om een
groot en hooggeplaatst heer te worden,
zei de arme vrouw.
Uren lang kon zij van haren lieven zoon
droomen zij stond aan het raam en zag
hem op straat zoo lang achterna als hare
blikken hem volgen konden, hoewel de
jonge man geen ziertje kinderlijke liefde
had, nog voor haar, noch voor zijn vader,
bij elke gelegenheid brutaal tegen hen
optrad en ze in waarheid mishandelde.
In een schoon lichaam kan soms een
leelijke ziel wonen, zooals in een schoone,
lachende vrucht dikwijls een leelijke worm
huist. En toch maakt een schoone ziel het
minst schoone lichaam waarlijk schoon.
Gustaaf was geleerd, geestig, slim
wat was dat alles voor God en voor hem
zeiven, als hij geen eerbied, geen liefde
voor zijne ouders had Dat was ook de
reden, waarom zijn goede oom Gustaaf
zich geheel had teruggetrokken, den weg
De Belgische landbouw deed in do
laatste jaren voorzeker grooten vooruit
gang, zoodanig dat hij dezen der meest
vooruitstrevende landen niets te benyden
heeft. Nochtans zijn er nog altijd een
goed getal, vooral kleine landbouwers,
met zekere meststoffen onbekend welke
overal algemeen op groote schaal dien
den aangewend te worden. De samen
gestelde meststoffen, meest chemiek
genaamd, en do guano, natuurlijke en
kunstmatige, zijn genoeg gekend de
bestanddeelen waaruit deze meststoffen
samengesteld zijn, de enkelvoudige mest
stoffen, zijn min gekend er zijn nog te
veel landbouwers welke niet weten wat
stikstof, fosfoorzuur, potasch, magnesia,
kalk.... is, welke onkundig zijn met de
rol van elke dezer bestanddeelen en de
verschillige bestanddeelen welke zo
bevatten.
Zoo is het ammoniaksulfaat, het rijk
ste der in den landbouw algemeen ge-
vergeten was naar het huis bij de linde in
de groote straat.
En toch was er iemand, die invloed
scheen te hebben op den jongen man. Reta
was het, de vrome en schoone dochter van
de buurvrouw Witten wij zeggen schoon,
want dat was zij naar lichaam en ziel. Haar
vader, een rijk koopman, was lang dood en
sinds leefde zij stil en alleen met hare
moeder.
Als een lieflijke bloem was Reta opge
groeid, tot vreugde der geheele nabuur
schap. Iedereen merkte haar op aan de zijde
harer deugdzame moeder u wat een liefe
lijke verschijning heette het dan.
Zij hadden saam gespeeld van hun eerste
jeugd af aan, en later had een ander gevoel
de kinderlijke vriendschap vervangen. Zij
hadden er nog geen woord over gewisseld
en toch kwam het hun voor, alsof zij voor
elkander bestem i waren.
Reta was in den vollen zin van het woord
een vrome jonkvronw, edel van hart, rein
en kuisch, eene blanke lelie, onbesmet. Zij
was nog jong en toch zoo degelijk, dat
iedereen er over verstomd stond, te zien,
hoe ernstig zij het bven opvatte, hoe ze
zich voltsrekt niet verblinden liet door
niets, ook niet door Gustaafs schoon uiter
lijk.
Het was wel een wonder, dat deze met
zijn onbuigzaam hoofd en koppigen zin,
met zijn ongelooflijke lichtzinnigheid en
verregaande genotzucht, gevoegd bij zijn
ondankbaar en laag gedrag jegens zijne te
goede ouders, zoo gaarne onderdeed en
bruikte stikstofmesteu,en welks gebruik
van jaar tot jaar stygt, gezien zijnen
lagen prijs en de heerlijke uitslagen
welke men door zijne oordeelkundige
aanwending kan verwezenlijken, nog
al gekend. Gansch anders is het met het
potaschsulfaat.
Het potaschsulfaat is een potasch zout,
hetwelk ongeveer 50 p. h. zuivere po
tasch bevat, en op alle planten, op alle
gronden past, en op alle tijden van het
jaar mag aangewend worden. Nochtans,
daar het rechtstreeks opneembaar is,
past het vooral voor eene late aanwen
ding in de lente of in het begin van den
zomer, onmiddelijk vóór de planting of
de zaaing. gezien zijne zachtere werking
dan de ehloorpotasch 't Is ook het
potaschmest bij uitmuntendheid in de
bemesting der tabak,of gronden waarop
tabak zal verbouwd worden, der hop,
enz. wanneer het eene rechtstreeksche
bemesting op deze geldt.
Dat de landbouwers bijgevolg niet
langer verwarren, dat zij weten, wan
neer er over sulfaat gesproken wordt,
dat niet altijd ammoniaksulfaat bedoeld
wordt, maar dat er nog van potaschsul
faat kan spraak zijn. Het ammoniak
sulfaat is een stikstofmest, waarin de
ammoniakale stikstof met zwavelzuur,
gemeenlijk vitriool genaamd, verbonden
is het potaschsulfaat is een potasch
mest, waarin de potasch eveneons met
zwavelzuur verbonden is.
Beide meststoffen zijn van hoofdbe
lang de eene kan de andere niet ver
vangen, maar volledigen.
JAN.
OP DE
Ouderdomspensioenen.
De Gids van den Onderlingen Bij
stand het orgaan van den Landsbond
der christene mutualiteiten, deelt den
tekst mede der wetsvoorstellen, die in
de algemeene vergadering van 21 Maart
laatstleden zyn voorgedragen geweest
met het doel de wetten van 10 Mei 1900
en 20 Oogst 1903, te verbeteren.
Ingezien de groote belangrijkheid
dezer kwestie, die, w ij durven het ver
hopen, weldra in de Kamers zal bespro
ken worden, achten wij het nuttig de
twee ontwerpen van M. de Ghellinck,
Volksvertegenwoordiger van Audenaar-
de en van E. H. Eeckhout, Onderpastoor
te Gent, samen te vatten.
De eerste stelt voor de ingenottreding
der rente te verlengen tot aan den ou
derdom van 68 jaar, voor de werklieden
geboren in 1843 44-45, die de vereischte
boog voor een woord van het brave on
schuldige meisje, en toch was het zoo.
Zij schrok als zij dacht aan Gustaafs vertrek
naar de universiteit en huiverend overzag
ze al de gevaren, die hij er loopen zou.
Vreezende den slimsten ondergang, zocht
zij in het gebed haar toevlucht en haar
troost.
En daar is de eenige troost, de ware hier
op aarde, die het leed verzachten, en het
lijden zoet kan maken.
Hij verlangde niets liever dan weg te
komen.
Zijne ouden, zooals hij zijne arme
ouders noemd, waren hem lastig. De lief-
debewijzen zijner verblinde moeder ver
veelden hem. De vrijheid, het plezier, het
eigenmachtige van het leven, dat hem toe
lachte, was zijn zaak. Hij wilde niets
anders.
Het afscheid van het ouderlijk huis was
hem welkom.
Het afscheid van Reta 1
Zij zat aan het raam met een werkje be
zig. Gustaaf kwam binnen, een ruiker in
de hand. Vaarwel, zeide hij, vaarwel
en blijf mij trouw.
Haar hart klopte hevig. Maar zij had
ook voor dezen keer in het gebed kracht
geput.
Gustaaf, sprak zij ernstig iets be
loof ik u. Nooit zal ik iemand mijn hand
schenken, dan u alleen. Maar niet dien
Gustaaf, dien thans voor mij staat, zij
hield de bloemen in de hand en blikte hem
trouw, maar treurig en vastberaden aan,
stortingen binnen den bepaalden tijd niet
zouden gedaan hebben de tweede inte
gendeel, zou het tydperk van drie jaar
op een jaar brengen, ton einde de inge
nottreding op 65jarigen leeftijd te be
houden.
De twee ontwerpeu stellen voor eene
vermeerdering der Staaispremiën te ver-
leenen aan de aangeslotenen der Lijf-
renlkas de eerw. heer Eeckhout ver
langt daarenboven dat de toelage van
65 fr, voort toegestaan worde aan al de
werklieden die in nood verkeeren en
voor 1865 geboren zijn, mits eene be
paalde jaarlijksche storting. De manier
van berekening tot het vaststellen van
het maximum van rente, op hetwelk de
premieu verleend worden, zou insgelijks
gewijzigd worden, de gehuwde vrouw
zou zekere stortingen mogen doen zon
der toestemming van haren man. Wat
meer is, het tweede ontwerp stelt voor
de rente over te zetten op den overleven
den echtgenoot, indien beiden lid zyn
eener pensioenkas.
M. de Ghellinck zou ook, bij middel
der toelagen van den Slaat, de toekomst
verzekeren van de verbonden, die reeds
zooveel diensten bewezen hebben aan de
mutualiteit, en eene buitengewone toe
lage verleend aan de pensioenkassen,
zou deze toelaten te voorzien in sommige
uitgaven die volstrekt noodzakelijk
worden.
Deze ontwerpen zijn medegedeeld ge
weest aan alle verbonden, aangesloten
bij den Landsbond, opdat zij zouden on
derzocht en besproken worden.
Hopen wij dat in den loop van dit jaar
de wetgevers het werk van 1900 en
1903 zullen volledigen ten einde de zege
praal te verzekeren der gosubsideerde
vrijheid.
1 8 O T 190T.
G. Z. J. G. J. G. G.
KERK DER ARME CLAREN,
van den 100*"" verjaardag der heilig
verklaring van de Heilige Moeder Coleta.
ORDE DER GODDELIJKE DIENSTEN:
Maandag 13 Mei.
's Morgens om 6 uren de eerste Mis,
om 8 uren de solemnele Mis.
s Namiddags, om 4 uren Sermoen
door den Zeer Eerwaarden Heer Kanun
nik Roelandts, Pastoor-Deken van Aelst,
daarna het Lof met Te Deum.
Na de goddelijke Diensten zal men
zegenen met de relikwie van de Heilige
Moeder Coleta.
den Gustaaf zonder godsdienst en zonder
kinderlijke liefde. Op hem, die vader en
moeder niet eert, rust geen zegen. Neen,
de vloek Gods last op hem. Gustaaf, Gus
taaf. wij hebben het reeds in de school ge
leerd Vaders zegen bouwt huizen voor
zijne kinderen. en moeders vloek doet
ze storten in puin. Beloof me, ga tot uwe
ouders, vraag om vergiffenis en verlaat
niet het ouderlijk woon, met de loodzware
schuld op uw hart, dat gij hun vloek ver
diend hebt. it
Bleek als een 6chim stond hij daar.
Vergiffenis o stamelde hij, vergif
fenis
Gustaaf, n sprak het edele meisje.
Gustaaf nog éen woord, uw geluk en het
mijne zijn in uwe hand. Ik neem die bloe
men van u aan. Ziehier mijn aandenken
zij overhandigde hem een prachtvol be
werkt, klein zilveren kruisje, doe mij
het genoegen en draag dit kruis te mijner
gedachtenis. Vaarwel 1 n
Hij ging. Op de trap murmelde hij in
zich zeiven «edele, reine ziel, gij zijt te
goed voor mij
Wat is echter de mensch een ellendig,
zawk schepsel Welk een noodlottige
macht heeft de zonde op het hart, dat zij
eens vermeesterd heeft. Hij, die de zonde
doet, is der zonde slaaf.
Bij het afscheid vielen er vreeselijke too-
neelen voor tusschen vader en zoon. Hij,
Gustaaf, was zoo ruw, zoo gemeen, dat dé
vader hem bijna met den hamer uit het
huis had gedreven. (Wordt voortgezet).