Over de vrijmetselarij.
EDMOND EN BERTHA.
Ie Jaar
Nummer 4
Zondag '24 Ja hu ar v 188(5.
Wij verzoeken dringend onze
lezers van den buiten hun abon
nement te vragen aan den post,
ten einde den bestel) ingsdienst
met meer gemak en regelma-
tigheid te doen geschieden.
Buitenlandsch politiek nieuws.
De zegepraal des Harten
Abonnementsprijs
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
5 fr. voor de stad.
6 fr 50 voor den buiten,
voorop betaalbaar.
PRIJS PER NUMMER 10 CENTIMEN.
Men abonneert zich
op alle postkantooren voor den buiten voor de stad, ten kantoore van het blad,
40, Korte Zoutstraat, 40, Aalst.
HET ARRONDISSEMENT AALST.
d„;;„ Gewone, 15 centimen
Prijs der annoncen E per drukregel
Reklamen, 75 centimen M M
Vonnissen op de derde bladzijde, SO centimen.
Nee spe nee metu.
Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt.
Handschriften worden niet terug gezonden.
Het wordt van dag tot dag moeiëlijker klaar
te zien in de verwikkelingen ontstaan in het
Balkansche Schiereiland. Na de t.eekens van
vrede die ons over eenige dagen voor de oogen
schenen, verdonkert ginds weer de politieke
gezichteinder. Griekenland bereid zich langs
om meer ten oorlog Servië, dit ziende, denkt
met reden het kleine land als bondgenoot te
hebben en wilt niet ontwapenen, alhoewel de
mogendheden het aangeraden (leest geboden)
hebben Bulgariëgezien dien toestand wilt
ook niet, en met rede, zijn leger op vredes voet
brengen.
Hoe verwonderlijk ook het gedrag van Serbië
schijne, vindt het toch daarin zijne uitlegging
dat het Oostenrijk als geheime bondgenoot
achter zich weet en het verzekerd is Rusland
niet te zien optreden als beschermer van Bul
garië, daai in het Moskovitsche rijk het uit
barsten van den oorlog het teeken zou zijn eener
biunenlandsche omwenteling.
Uit Pesth wordt gemeld dat in Zevenbergen
eene samenzweering zou ontdekt zijn die voor
doel had Koning Karei van Rumenië tot den
troons afstand te dwingen, ten einde een
nationaal stamhuis op den troon te plaatsen.
Ten gevolge van den republikeinscheu aan
slag te Carthagena zijn er, op verschillige
plaatsen van Spanje, beiangrijke aanhoudingen
gedaan.
Men had het gerucht verspreid dat Carlisti-
sche samenzweringen, in de Baskische provin
ciën, ontdekt waren volgens 't blijkt is daar
niets waarvan.
Minister de Freycinet heeft in de fransche
kamer eene vast beradene verklaring aigeiega
Orde en tucht moetenin de administratie gebracht
worden zekere ambtenaars onder het huidige
regiem van vrijheid, denken dat zij, na het vol
brengen van hunnen stoffelijken arbeid, geene
verplichtingen meer hebben jegens den staat
dat is eene dwaling. De priesters zullen zich
niet langer meer met politiek mogen bemoeiën
en geen werkelijk deel meer aan den kiestrijd
mogen nemen.
Daarna deed de kabinets overste eenen oproep
tot de eendracht tnsschen de verschillige repu-
bliekeinsche groepen.
Een verbond was, verleden zomer, gesloten
tusschen de Parnellisten en de Conservateurs
dit verbond liet aan lord Salisbury toe aan het
hoofd te blijven van het Engelscli ministerie.
Maar de eischen van de Parnellisten zijn heden
te groot geworden, lord Salisbury kan niet meer
toegeven en reeds mag men het verbond als
geëindigd aanzien. De dagen van het conserva
tief ministerie zijn dus geteld.
Argus.
In zijn nummer van 10 dezer werpt
ons het Land van Aalst eenige verwij
ten naar het hoofd daar zij niets per
soonlijks in hebben, maar alleenlijk za
ken betreffen, zaken van algemeen be
lang, wil ik er wel toe verstaan mij met
de beweringen van onzen Confrater be
zig te houden.
Volgens hem hebben wij M. Graux
den grooten geldverkwister verheft
in zake van Leger en reserven zijn wij
ook weinig rechtzinnig.
of
naar het fransch van
AUGUSTE VILAIN.
Als een waanzinnige liep hij de herberg uit
het muziekgeschal, de vreugde kreten der kin
deren doorsneden hem pijnlijk het hart. Hij
ontvluchtte het dorp. het gewoel waar de laster
hem zoo vreedelijk had getroffen, en ging in de
velden, in de eenzaamheid de rust zoeken voor
zijn te zeer onsteld gemoed. Zoo dwaalde hij,
mijmerend verre weg, maar de sombere gemoeds
stemming bleef hem altijd bij.
Een verschrikkelijk tafereel zweefde voor
zijne zinnen, toen hij eensklaps het gerucht van
stappen hoorde hij zag op en erkende onmid-
delijkdepersoon wiens stappen hij gehoord had:
't Was zijne lieve Bertha. Weenend als een
kind wierp hij zich in hare armen. Gedurende
eenige oogenldikken was het hem onmogelijk
een enkel woord te spreken en Bertha, bedroefd
hem zoo wanhopig te zien, mengelde hare tra
nen met die baars minnaars.
Ik zal den lezer niet vermoeien met
lieden, over dit laatste, en zoo belang-
rijk punt, mijn gedacht te uiten en de
beschuldiging van het Land als las
terlijk te doen aanschouwen.
De zaak is nochthans niet van zoo ge
ring belang dan dat wij er ons, toeko
mende week, niet zouden mogen bij op
houden.
Heden zullen wij bij het eerste punt
wat stil blijven,
Wij gaven, in ons nummer van 3ja-
nuaiij laatst, eene vertaling der slotrede
eener redevoering van den oud-minïster
Graux. Deze is zeker, naast de H. H.Van
Humbeek en Rolin, de meest aangeval
lene geweest der leden van het laatste
liberaal ministerie.
De akelige toestand waarin de Staats
financiën verkeerden, de nieuwe belas
tingen noodzakelijk gemaakt om den
jaarlijkschen deficit eenigzinste dekken,
waren zooveel grieven hem ten laste
gelegd.
Niet op politiek terrein, niet om de
schoolwet van 1879 is het laatste libe
raal ministerie gevallen, maar wel op
het stoffelijk terrein om rede der nieuwe
en groote belastingen;'tis met den kreet:
weg de belastingenleve de besparingen
dat de klerikale kliek de meerderheid
in de Kamers heeft erwonnen.
Wat beweerde nu eigentlijk M. Graux
in zijne redevoering.
Hij beweerde, en bewees het op onte
gensprekelijke wijzedat de kritie
ken, tegen zijn financieel beheer opge
worpen, omgegrond en oneerlijke wa
ren dat de besparingen door onze
meesters bewerkstelligd of wel schade
lijk zijn of wel alleenlijk in schijn be
staan. Met het overheerliik talent .dat
hem kenmerkt heeft M. Graux het schan
delijk gedrag van het ministerie en zij
ne aanhangers, onverbiddelijk gebrand
merkt en het aan de algemeene verach
ting overgeleverd.
Ziehier nu de klerikale M. Thonissen
die, onvrijwillig waarschijnlijk, reeds op
een punt getuigenis komt geven dei-
waar heidstaal van M. Graux.
Mr Frère-Orban, had aan Mr Thonis
sen, minister van openbaar onderwijs,
de inlichtingen gevraagd nopens het ten
uitvoer brengen der schoolwet van 1884.
Die inlichtingen zijn verleden week op
het bureel der Kamer van Volksvertegen
woordigers nedergelegd en daaruit blijkt
le Dat M. Woeste, gelogen heeft toen
hij beweerde dat zijn gezegde in de ka
mers zij kunnen maar heen gaan
alleenlijk toepasselijk was aan de onder
wijzers zonder leerlingen. Wat lezen wij
in de inlichtingen van M. Thonissen
Dat meer dan duizend onderwijzers en
onderwijzeressen, die te zamen meer dan
vier en veertig duizend leerlingen hadden,
afgesteld zijn geweest
2° Dat de Journal de Bruxelles het
orgaan van het ministeriede kiezers be
drogen heeft toen dit bladdaags voor de
Kamerkiezing, in groote letter schreef,
dat de toestand des onderwijzers verbe
terd zou worden indien de klerikalen
Wat is er u toch voorgevallen, arme jon
gen riep Bertha, met teder medelijden zijne
hand vastgrijpende.
Oli Berthatot wat praatjes, toch geeft
onze liefde al geene aanleiding en de te
genstand mijns vaders, zijne verwijtingen, zijn
gedrag ten mijnen opzichte verwekken den
lachlust, de boerterijen van het gansche dorp
jegens mij.
Helaas zuchte 't meisje, hoe kwaad zijn
toch de menschen en hoe wreed doen zij'u
lijden
Bertha, luister. Voor u leed ik duizende
folteringen, verdroeg ik de slagen onderstond
ik al den boon die men mij toewierp, maar
nu is de maat vol, dit spel moet eindigen
Ik ben vijf en twintig jaren oud het staat mij
vrij al te doen wat ik wil. Ik ga mijnen vader
dwingen mij 'tdeel te geven dat mij uit mijner
moeder erfenis toekomt en dan, Bertha, dan
ben ik gansch aan u, aan u alleen
's Mei-jens oogen vestigden zich op haren
geliefden met eene uitdrukking van onafmeet
baar geluk.
Ah zoo gij zulks deed, mijn liefste vriend,
zoo gij zulks deed en wij onze, reeds zoo lang
ontworpene plannen konden ten uitvoer bren
gen, hoe zouden wij niet gelukkig zijn
Zeker zal het zöö zijn riep Edmond
uit, op vastberaden toon. Uwe hand.
Bertha drukte met liefde de hand die hij
haar toestak.
terug aan het bewind kwamen M. Tho
nissen doet ons kennen dat, boven de
duizend afgestelde onderwijzers, de jaar
wedde van meer dan drij duizend andere
verminderd is en het bedrag van dien af
trok meer dan een millioen franken be
loopt.
3° Dat de liberalen met rede eenen
inval, in ons land, van kloosterbroeders
en nonnen vreesden dat de klerikalen
huichelaars waren toen zij met die vrees
spotteden en geenen lof genoeg uitspre
ken konnen over de hoedanigheden en
de kennissen der onderwijzers wien het
katholijk onderwijs was toevertrouwd.
M êer roepen wij de getuigenis in van
M' Ihonissen Op de 2700 onderwijzers
en onderwijzeressen waaruit het per-
sonneel van het privaat onderwijs be
staat, zijn er LlOt) broêrkens en nonnen
en van die 1400 broêrkens en nonnen zijn
er 1000 die hoegenaamd geen bewijs van
bekwaamheid bezitten. Op die 27000 on
derwijzers en onderwijzeressen zijn er
1S00 zonder diploma.
4° 't M as eene schande, onder het
liberaal ministerie, honderd duizend
franken uit te geven aan een vijftigtal
schoolmeesters zonder leerlingen. Heden,
door de schuld van het klerikaal minis
terie, zijn er meer dan duizend die niets
te doen hebben, (men heeft hun school
en leerlingen ontnomen om ze aan broêr
kens en nonnen over te geven) en wien
men meer dan een millioen 's jaars moet
betalen Van eenen anderen kant geeft
men aan broêrkens en kloosters, die
hunne plaats hebben ingeruimd, meer
dan twee millioen, twee honderd duizend
franken.
5° De nieuwe belastingen waren on-
kas voor het onderwijs te maken die
belastingen zouden afgeschaft worden
de gemeenten wierden door de school
wet naar het bankroet geleid de over
winning der klerikale partij zou de finan-
tiën der gemeenten wêer in eenen bloeiën-
den toestand gebracht hebben. Wat is nu
eigentlijk de waarheid? Die «onnoodige»
belastingen zijn niet afgeschaft, maar op
onrechtstreeksclie wijze verzwaard de
gemeenten betalen nu drie millioen meer
dan onder het liberaal bewind
Indien de kiezers nog niet heel en
gansch hooren en zien verloren hebben
zal liet hun wel gemakkelijk zijn te be-
statigendat zij in 1884 op eene schan
delijke wijze gefopt zijn geweest en dat
zij, bij de eerste gelegenheid, de uitbui
ters en de afzetters naar hunne krochten
moeten terug zenden.
A. Z.
Wat heeft men toch al hooren raas
kallen over die ongelukkige vrijmagons,
en wat al ongerijmdheden leest men niet
alle dagen nog ten hunnen laste in onze
katholieke dagbladen Nu, wij zouden
ons daar weinig om bekreunen, daar de
Mochtte de hemel ons helpen zegde
Bertha, haastig heên stappend. Goede nacht
en tot wederziens!....
Acht dagen waren verloopen en Edmond had
zijn liefjen nog niet kunnen zien.
integendeel was hij zeer dikwijls met Angèle.
Deze liet geene gelegenheid voorbijgaan om
Edmond te ontmoeten, 't zij bij den ouden
Liétard, 'tzij in een gehurenhuis waar zij wist
den jongeling te zullen aantreffen. Ongeluk
kiglijk voor het meisje, was alle moeite verloren;
Edmonds hart bleef ouwrikbaar aan dat van
Bertha gehecht.
Zekeren avond dat het huisgezin Liétard aan
den disch zat, zegde de oude' aan Edmonds
grootmoeder.
Ik zit wel in verlegenheid, moederik
moet morgen naar Gembloers gaan en ik heb
een werk begonneu dat ik noodzakelijk zou
moeten afmaken. Indien onze jongen mijne
plaats kon innemen zou het niets zijn maar
onmogelijk hij kan niets van dat werk.
De oude Cecilia keerde zich tot Edmond en,
vervolgens hare blikken op vader Liétard vesti
gende, antwoordde zij, met blijkbare voldoe
ning
Welzend dan uwen zoon naar de stad,
en maak gij zelf het werk af waaraan gij zooveel
belang schijnt te hechten dat is wel eenvoudig
dunkt mij
't Is waar, knikto Liétard, enhij belastte
vrijmetselaars er zich niet slechter om
bevindenindien onze zoo deftige tegen
strevers het onderwerp niet ten nutte
maakten om onder burgers van een zelfde
vaderland haat en nijd te zaaiën, en die
deerniswaardige officieële onderwijzers
in de oogen der verblinde menigte te
doen doorgaan als eenen hoop slecht
volk en op die wijze den haat tegen hen
op te wekken.
Zondag laatst nog, stond in den Den-
derbode een artikel over die verachtelijke
vrijmetselaren een artikel ingeboezemd
door de meest verblinde dweeperij
Men ziet wel dat hij die het artikel
schreef, niet eens weet wat vrijmetselarij
is en nog nooit met eenen vrijmetselaar
gesproken heeft. Het zou mij tegen de
borst stooten indien ik al de flauwighe-
den moest aanhalen die daar en elders in
voorkomen. Ik wil toch eenige punten
bespreken, en eenige inlichtingen geven
over dit zoo geheimzinnige en zoo vree-
selijke magonnismus.
De zwaarste aantijging die men er te
gen heeft is altijd geweest dat de vrij
metselaars goddeloozen zijn de Dender-
bode zegt ons nog Zondag, dat de vrij
metselarij geloofsverzaking eischt en
in een boekje dat de Werkman als nieuw
jaarsgeschenk aan zijne lezers schonk,
vinden wij dit Wat is de vrijmetselarij?
Eene geheime sociëteit die de vernie
tiging van den christelijken godsdienst
bewerkt, en verder dat de vrijmetse
laars onzen Heer Jesus-Christus als waren
zoon van God en Verlosser der menschen
bestrijden en loochenen.
Dit ligt noch in den oorsprong, noch
in de grondbeginselen noch in de strek
kingen van het magonnismus. Mijne ue-
weinig acht te slaan op de weinige rege
len welke ik hier laat volgen.
Slechtst van Maandag laatst is het ge
leden. Ik was aan tafel in gezelschap
van eenen heer met wien ik meermalen
het middagmaal genomen had, en wiens
uiterst vriendelijk verkeer, wiens breede
edele gedachten, wiens verdraagzaam
heid mijne genegenheid hadden gewon
nen. Onder het praten aan tafel had
een gesprek nu eens eene ernstige rich
ting genomen en wij waren aan 't rede
kavelen over wetenschapen zoo kwam
het gesprek op God.
Mijnheer, zoo zegt mij mijn tafel
genoot, kan er iets dommer wezen voor
een redelijk schepsel dan het loochenen
van Godsbestaan Men hoort zoo soms
ij dele grootsprekers op dit onderwerp
bezig. Vraag hen eens enkel u het niet
bestaan van God te bewijzen dan hebben
die boffers met eens den mond vol tan
den. Ik was zoo over eenigen tijd nog te
Brugge aan tafel met zulk slach van
menschen.
Men was daar ook aan 't schertsen, en
er was er bijzonder een die het hooge
woord voerde. Ik zei tot dien Heer
Mijnheer, vergunt U het mij ook een
woordje over de zaak te zeggen
Oh volgaarne u beweert dus dat
er geen God is ieder heeft zijne meening,
Edmond met de boodschap naar Gembloers hem
bevelende reeds in den vroegen morgend heen te
gaan
De huisgenoten bij Liétard waren nog aan
de rust overgeleverd,toen reeds de jongeling de
baan insloeg naar Gembloers.
Het was een prachtige dag. Witte donzige
wolken vluchtten met haast aan het hemelruim
het zachte windje dat het wezen van den rei
ziger kwam verfrisschen, bracht hem ook den
reuk der klavervelden aan den zoon zijner
baan gelegen. De hemel, de lucht, de liefelijke
uitwazemingen der weide bloempjes het zoet ge
kweel der vogelen, alles was voor zijne inbeel
ding eene bron van onuitsprekelijk' genot. De
jongeling spoede zich dan ook niet voort op den
weg duizende toekomstplannen bouwde hij op
in zijnen geest. Berthas naam mengelde zich
maar altijd daar tusschen, want het was om
haar gelukkig te maken dat hij zich, tot welke
opoffering ook bereid gevoelde.
Ondertusschen was hij aan de eerste huizen
der stad gekomen. De beweging in de straten,
het hêen en weêr gaan van t een magazijn naar
het ander, gaven natuurlijk eene andere wen
ding aan zijne gedachten.
Wanneer zijne aankoopen gedaan waren,
doorliep hij de stad, het hart te vreden, de zin
nen opgeruimd, elkeen, zelfs onbekenden, groe
tende. Eindelijk, dorst gevoelende, trad hij
eene herberg in.
Het bier was er uitmuntend met de blijde
ik de mijue en U de uwe, maar kan U
mij nu zeggen, indien er geen God is,
waar het heelal zijnen oorsprong zou
hebben En of die zon, die u beschijnt
wel al of niet een eenvoudig voortbreng
sel zou zijn van het toeval Die zon die
daar sedert honderd duizende jaren aan
den azuurtrans prijkt, zonder dat haar
glans of haar gloed verdoove, heeft toch
heur zelve niet geschapen en moet
ik u zeggen, Mijnheer, zei mijn tafel
genoot, dat de boffer zweeg
Uit het vervolg van ons gesprek bleek
me alsdan dat de heer L. wel een dege
lijk Christenmensch was dat hij een
rechtschapen en een verlicht menscli
was, wist ik sinds lang.
Het gesprek liep nu verder, en het
kwam eindelijk op de vrijmetselarij.
Ik versta nu toch recht niet, zei
heer L. hoe men aan de vrijmetselaars
zulke domme en tevens zulke boosaar
dige aantijgingen doet. En hetgeen mij
meest vreemd Voorkomt is de hardnek
kigheid waarmede de H.Kerk ze bestrijdt,
want al hetgeen zij beweert ten opzichte
van de vrijmetselarij is onwaar ik kan
u plechtig mijn woord van eer geven dat
de vrijmetselarij geenszins tegen den
godsdienst werkt, en ik, voor hetgeen
mij betreft, beweer dat men om degelijk
mag on te zijn goed Christen moet zijn...
Ik verstond me in het geheel niet hoe
het woord van eer van heer L... hier te
pas kwam. Hij zag mijne verlegenheid en
zegde glimlachend Ah ik heb u
vergeten te zeggen dat ik magon ben.
Verbeeld u mijne verbazing De eerbied
waardige oude heer die daar zoo even met
zooveel eerbied als godsvrucht van het
nnj smcls lang als een braaf, wellevend
man was gebleken, uit gesprekken en
handelwijzen, was een magon Het scheen
hem of ik aan zijn gezegde twijfelde.
Nu mijnheer, zegde hij, ik loop niet
veel met die dingen te koopmaar opdat
u zich zou kunuen overtuigen dat hetgeen
ik u zeg, waar is, wil ik u even iets laten
zien. n
Hij haalde uit zijnen zak een perkament
te voorschijn dat hij voor mij openlegde.
Boven op het blad stond eene ster, die
stralen wierp, en in wier midden eene G
stonddit zegde hij mijmoest beteekenen
God, 't eeuwige licht. Daaronder stonden
eenige regelen waarvan ik nu juist den
inhoud niet. zou kuunen opgeven, maar
waarvan de zin nagenoeg was dat de
metserss zich onder de hoede stelden van
het Opperwezen of werken moesten tot
zijne glorie, en waarin God voorkwam
onder den naam van Albouwheer
van het Heelal. Daaruit bleek me nu
klaar dat de vrijmetsers toch geene god
deloozen waren. Daarop volgde dan een
tekst van de eene zijde in het latijn, van
de andere in 't nederlandsch, waarvan
den inhoud nagenoeg luidde dat de
loge, la Charité, te Amsterdam, aan alle
logiën der heele wereld bekend maakte
dat zij in haren schoot den heer Karei L.
als metser in den meester graad opgeno
men had, na dat haar voldoende geble-
gemoedstemmiug waarin wij weten dat Edmond
dezen morgend verkeerd, zal men lichtelijk be
grijpen dat hij eer aan het gastermat deed,
menige pint dronken zijne zinnen wel wat
op den hol geraakten.
Zoo bevond hij zich in lichten staat van dron
kenschap, toen eene vrouw van zijn dorp, de
oude Clara, de herbergzaal binnen kwam en
zich naast hem plaatste.
De Tooverheks.
Clara Lamort was wel bekend in hetdorp M.
Zij bewoonde er, sinds meer dan 20 jaar een
bouwvallig hutje, maar niemand was het ooit te
weten gekomen waar zij vandaar kwam, hoe
zij zich het bestaan verschafte, noch wat zij
mocht doen met de planten en de kruiden die zij
ten allen tijde des jaars, in velden en hosschen
ging inoogsten.
De dorpskinderen noemden haar De Toover
heks en, bij winteravond wanneer men rond
den haard, 'den naam van Cara Lamort ver
noemde, kropen de jonge meisjes, uit schrik,
achter moeders stoel, en, angstig bevend, wier
pen zij eenen schuchteren blik op de inkom-
deur. \Vas het met reden dat men Clara La
mort eene tooverheks noemde Niemand wist
het.
Vervolg bij naaste
o o
I
ffHTnilTlllTmi
TV ACl '11 o* rr-ij rL -1 4 1 J1
vajw ïxVu IVOV1D gVIXDVCÜ tü VUUII IJ TJZj 1C XI1
rv»-» lp a4 «j-vT 1 - f 1