«ji
L+.
PPPVPP
VOOR EEN GOUDSTUK,
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
5 fr. voor de stad.
Abonnementsprijs 5 fr 50 voor den buiten,
PEIJS PER NUMMER 10 GEN TIMEN.
voorop betaalbaar.
Men abonneert zichop alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore van
10, Vooruitgangsbaat 10, Aalst.
het blad,
HET ARRONDISSEMENT AALST.
Gewone, 15 centimen
Prijs der Annoncen: v
Reklamen, 75 centimen
Vonnissen op de derde bladzijde, frank.
per drukregel.
Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het bad gezonden wordt.
Handschriften worden niet terug gezonden.
Nee spe nee metu.
AALST, 26 APRIL.
Heeft Mr Gheeraerdts ja of neen in zijn
verslag gezegd -. Zonder het hulpfonds
van 23000 franken moesten wij nieuwe
belastingen leggen
Beteekent zulks niet dat onze stadskas
leeg is
Denderbode wij vragen antwoord.
Liberale Jonge Wacht.
Belangrijke vergadering Maandag
28 April, om 8 1/2 ure zeer stipt, in
den Comte d'Egmont.
DAGORDE
Provinciale kiezing van 25 Mei
1890.
Het bestuur.
Buitenlandsch politie!*
overzicht.
Frankrijk. De groote politieke
kwestie van den dag is de manifestatie
van 1 Mei aanstaan le.
In al de staten van Europa en Amerika
bereiden zich de werklieden om dien
dag eene grootsche betooging in te
richten tot het bekomen van het 8 uren
dagwerk.
De gouvernementen nemen van heden
af hunne voorzorgen om de handhaving
der openbare orde te verzekeren.
Zoo de overheden van fabrieken,
mijnen, besturen, enz., zich een weinig
toegevend willen toonen dan bestaat er
kans dat alles rustig zal kunnen afloo-
pen.
Engeland. De betrekkingen tus-
schen Duitschland en Engeland over de
bezittingen op de Afrikaansche kust
schijnen niet al te vriendschappelijk te
zijn. Men verwacht zich aan erge gevol
gen. Het wetsontwerp van minister
Salisbury aangaande de Iersche kwestie
is in de lagere Kamer ter bespreking
gebracht. M. Parnell heelt het hardnek
kig en op alle punten bestreden.
De Iersche leider beweert dat de boe
ren van Ierland er geen voordeel zullen
uittrekken en dat de 33 millioen ponden
sterling, welke de Staat storten wil,
maar diene zullen om de groote eige
naars nog meer te verrijken.
Duitschland. In Duifschland is de
politieke wereld ten prooi aan een le
vendige onsteltenis.
Het schijnt klaarblijkend dat de prins
Bismarck in het politiek leven wil
terugtreden. De prins zou eene partij
vormen en besturen, welke machtig
genoeg zou zijn tegen den invloed der
genen op te wegen, welke het keizerrijk
in inwendige of buitenlandsche verwik
kelingen zouden willen werpen.
OostenrijkErge wanorders hebben
te Biale in Hongarië plaats gegrepen.
Vier duizend werkstakers hebben al zin
gende en huilende de stad doorloopen,
daarna verscheidene magazijnen ver
woest en geplunderd.
De troepen hebben er op geschoten
er zijn verscheidene dooden en talrijke
gekwetsten.
Portugaal. Ter gelegenheid van de
opening der zittingen van de Portugaal-
sche staten vergadering heeft koning
Don Carlos een troonrede uitgesproken
die de bevolking niet bevredigd.
De strijd tegen het vorstengeslacht
van Braganza en de omwentelingspro-
paganda winnen meer en meer veld.
De geschillen tusschen Engeland en Por
tugaal ontstaan zijn er de oorzaak van.
De republikeinsche gedachten, onder
steund door talentvolle mannen, hebben
in korten tijd aanzienlijke vorderingen
gedaan.
Het is beklagenswaardig dat het gou
vernement niet beters heeft dan wille
keurige besluiten om ze tegen te wer
ken. Verre van de misnoegdheid te be
daren, zal de afschaffing van de vrijheid
der drukpers en van het recht van
vereeniging en associatie, even als de
de nieuwe rechtspleging der assisenho
ven voor de drukpers overtredingen de
verbittering van het volk merkelijk
doen toenemen.
maakt op den boer hetzelfde effekt, als
het zien van den.... duivel.
Bevend en stamelend doet hij de muts
af, als hij hem ontmoet, en zendt hem
van tijd tot tijd eene vette hoen.
Maar in de herberg, op het land, bui
ten de schaduw van den tikkenhaan,
wordt hij sceptiek,hij vertelt u geschie
denissen, die weinig stichtends voor den
pastoor bevatten. In geen dorp van
Vlaanderen worden de pastoorsmei
den van de dubbelzinnige zinspelingen
der beminde parochianen verschoond.
De koster zelf is en was, door alle eeu
wen heen, een belachelijk persoonaadje,
(Zie Reynaert De Vos). De onmatigheid
der gezalfden des Heeren is overal
spreekwoordelijk.
,Doch wij herhalen het, dat alles ge
beurt zoolang de zwarte man zich niet
aan den gezichteinder vertoont. Want
aan hem is de boer machteloos gekluis
terd, hij voelt het, in zijn binnenste
vloekt hij om zijne onmacht en wreekt I slachtoffer. De boer is wat zijne almach-
sche dorpen bij kermis, loting of den
minsten twist niet de hoofdrol Zijn de
zeventienden der meisjes der slechte
huizen van de groote steden niet her
komstig van den buiten Eu heerscht
op het platte land niet eene losbandig
heid, die zich veelal door onwettige ge-
boortens en kindermoorden verraadt
Do pastoor houdt de boeren onder
zijnen hiel, hij kneedt hunnen geest
naar zijn believen. Zoo zijn godsdienst
geen voorwendsel was, zou hij van zij
nen invloed niet gebruik maken om al
die misdaden en ontucht uit te roeien
De nieuwsbladen leeren ons dagelijks
dat hij het niet doet. Hij bekreunt er
zich niet mêe om dit ras zedelijk en
stoffelijk te verbeteren daartoe geeft
hij zich de moeite niet. Hoe lager hun
zedelijk peil is, hoe meer hij de buiten
lieden onderwerpt aan zijnen wil.
Wij schetsen den boer gelijk hij is,
maar hij is de plichtige niet, hij is het
Onze boeren.
Wij zien op den buiten den pasfoor
heer en meester niet alleen in de kerk
maar ook op 't gemeentehuis wij zien
hem de kiezers naar de stembus drijven
wij zien iedereen voor hem kruipen en
beven, juist alsof hij een afgod ware
en nochtans is de vlaamsche boer zoo
geloovig niet maar veeleer bijgeloovig.
Dat is zoo, niet van heden of gisteren,
doch reeds sedert lang. De vlaamsche boer
zal op aanhitsing van den pastor, met
vijven en zessen een weerlooze geus
afrossen en voor dood laten liggen,
doch niet uit overtuiging, (wat nog niet
te verontschuldigen ware), maar wel uit
onkunde, veroorzaakt door lijdelijke
gehoorzaamheid aan een man die hem
beheerscht. Het zien van den pastoor
I.
Victorien Van de Weghe.
zich door vinnige spotternij, of met ve-
nijnachtige losheid van zijnen vriend te
spreken
De pastoor onderwerpt de boeren aan
zijnen tyranieken wil en leidt ze naar de
stembus, even als een nietige dieren
temmer den leeuw, den koning der
woestijn, door een papieren hoepel doet
springen. De vernederde leeuw voelt
zich de sterkste, bezint zich of hij den
worm niet zou verpletteren, doch zijn
bedwinger ziet hem vlak in het oog en
op kommando doet het brieschende
dier den sprong het zal de gelegenheid
afwachten zijn vijand verraderlijk eenen
klauw in den rug te geven, maar toch
springt hij. Evenzoo den boer, hij koes
tert niet den minsten eerbied voor zijnen
kornak, zijn getergd gemoed wil op
staan, doch een strenge blik brengt hem
tot de slaafsche onderwerping terug.
De macht die de pastoors op de bui
tenlieden hebben weten te veroveren,
wordt dan ook door de zwarten niet ge
bruikt ter bevordering van hunne voor
gewende leering. Die onderdanige mas
sa, waarmede de pastoor doet wat hij
wil, moest die nu niet, punt voor punt,
getrouw zijn aan de leer van Chris
tus Moesten de rijke boeren niet im
mer indachtig zijn dat achterhouden
van het loon der werklieden eene
wraakroepende zonde is Hebben wij
over eenige jaren niet gezien, op het as
sisenhof, dat boeren die niet liberaal,
nog veel min socialist waren voor
een druppel een valschen eed deden
Zijn in het hartje van ;Viaanderen som
mige streken niet zoo gevaarlijk als
Calabrië Speelt het mes ia de vlaam-
tige meesters van hem gemaakt hebben
In plaats van hem te verheffen, hebben
ze hem verstompt, in plaats van hem het
besef zijner eigenwaarde in te planten,
hebben ze hem feitelijk veilaagd. Hij
heeft geen consciëntie meer van goed of
kwaad, de stem van zijn geweten is ver
stomd.
Daarom dient er meer dan ooit ge
werkt te worden om dien leeuw aan
't verstand te brengendat de zoo ge
vreesde dompteur slechts een nietig
schepsel is, waarvan hij de meester is
zoo hij maar zijne tap den toont. Er
dient meer dan ooit gewerkt te worden
om aan hetmiskweekte kind zijne waar
de als meDSch te leeren kennen en hem
te bewijzen dat biecht en een geveisd
berouw het vermogen niet hebben de
misdaad uit te vagen dat uit eerbied
voor zich zeiven eenieder zijne plicht
moet doen en dat de spreuk, bemin
uw evennaaste gelijk u zeiven, niet
de spreuk is der katholieken, maar die
der vrijzinnige denkers.
De broodbelasting.
De klerikalen, ziende dat hunne gewone
kiesmiddels religiever volging en lastenver
mindering tot op den draad versleten zijn,
zoeken nu de buitenkiezers te foppen met de
belasting op het graan en het brood van den
armen werkman.
Volgens hen is er nog geene armoede en
ellende genoeg onder de lage volksklas
Die inkomende rechten zouden wat schoons
voortbrengen. België heeft jaarlijks 20 mil
lioen hectoliters graan noodig, waarvan 12
millioen voor eigen verbruik en 8 millioen voor
zijne stokerijen, brouwerijen en ameldonkfa-
brieken.
De gansche opbrengst bedraagt maar 15 mil
lioen hectoliters, dus een te kort van minstens
5 millioen.
Neemt nu de belasting aan 3 fr. per hectoli
ter, dit ware reeds de b;,gatel van lömillioenen
franken nieuwe belastingen, 15 millioen fr.
die men voor het vreemd graan, dus voor het
meel, het brood, den gene ver, het bier en den
ameldonk zou meer mogen betalen.
En wie zal er weeral het slachtoffer van zijn?
De arme werkman en de kleine burger, welke
zica bijna uitsluitelijk met brood en aardappe
len voeden, en deze zouden ook van prijs
verhoogen, want 't een volgt 'tander.
Die inkoomrechten kunnen misschien voor-
deelig zijn voor groote pachthoeven, waar men
veel hectaren zaailand bebouwt en rijke oogsten
opdoet, maar voor de kleine landbouwers onzer
streken kan die belasting weinig of geene wins
ten opleveren. Daarbij men zal langs den eenen
kant meer uitgeven wat men langs den anderen
meer ontvangt.
Wat zeker is, het volk zal toch altijd die
15 millioen frs meer mogen opbrengen. Daar
zwijgen de klerikalen over dat ze z.veeten en
ze weten waarom.
Minister De Bruyn had dan ook wel reden
van te zeggen Eene belasting op het graan
zou niet alleen aan fen landbouw schadelijk
zijn,maar tevens aan alle nijverheidsprodukt
dat van graan voortkomt.
Om den landbouwurisis te redden blijft er
maar een middel over afslag der hooge pach
ten en vermindering van grondlasten. Dit
hebben de liberale representanten Henricot,
Lippens en de Kerckhove binst de laatste be
spreking van landbouw in de Kamer zonneklaar
bewezen.
Doch daar willen de katholieken niet van
weten, ze hooren langs dien kant niet en zingen
in koor De boer zal 't al betalen 1
Kiezers \an den buiten, zendt dat klerikale
volkje \ytndelen, wanneer zij u met leugens
over de inkomende rechten zullen komen zagen
en kiest voor die mannen welke rechtzinnig uwe
belangen ter harte nemen.
Over de kleinere burgerklassen.
Nemen wij liet kind in zijn verblijf
tussclien vader en moeder, die van ver
langen branden om iets te toonen, iets
te schijnen, die hedendaagsche pest der
kleine burgerij. Men eet slecht be
snoeide kleine porties, van de geringste
kwaliteit vleesch, gereed gemaakt met
ranse boffir of vet, ten einde maar eeni
ge strikken en linten meer aan het toilet
van vrouw en dochter te. kunnen han
gen. De vader laat vrouw en dochters
begaan, ja, zet ze soms nog aan, om de
uitgaven tot pralerij te verhoogen. Zijn
stelling is steeds men moet tot iets
komen
Hij verdient 3000 fr. en de familie
schijnt te leven op eenen voet van 7000
a 8000 franks, dank zij hun weten
schappelijk stelsel van ontberingen, van
vrekkigheid, van onmenschelijke sme
righeid die omhangen is met wat uiter-
I.
Het was innig koud in de laatste dagen der
Decembermaand 1870. Ondanks den noorder-
wind die ijzig door de straten schuifelt, en
eenige lichte sneeuwvlokjes die in het aange
zicht en door de neus- en mondgaten der heen
een weergaande menigte dringen, bieden de
bij gangen der Anspachlaan te Brussel eene
wemelende drukte.
Het was Kerstavond, dat is te zeggen den
vier-eu-twintigsten December.
Op den hoek van den Augustijnentempel,
nevens den ingang van het postbureel, waar
over buiten den aanhoudenden stroom van
wandelaars eene drukke beweging van rij tuigen
heerscht, staat een blinde ouderling. Zijn lich-
teloos wezen, zonder de minste uitdrukking,
schijnt als versteend. Als op werktuigelijke
wijze, houdt hij een blikken schaaltje in de
hand, doch de bedrijvige voorbijgangers, de
heen- en weerslenterende heeren en damen van
den begoeden stand vergeten eenen stuiver in
het bakje van den blinde te laten vallen.
Nevens den ouderling staat een meisje van
dertien of veertien jaar oud; onder haar ver
sleten en licht kleedje bibbert een mager
lichaampje en zij .bekijkt de voorbijgangers
met eenen droeven en vragenden blik.
Waarom is zij toch zoo ongelukkig, terwijl
al die lieden zoo welvarend schijnen en zij ze
zoo opgeruimd en zoi gelukkig denkt
O, het is toch zoo droef op het klein zolder
kamerken dat zij met haren ouden grootvader
in een steegje dat op den Vlaamschen steenweg
uitgeeft, bewoont, en waar noch brood, noch
vuur noch licht dezen avond te vinden zal zijn.
Alleen twee stroozakken, waar de twee bede
laars des nachts als twee moede honden zich op
uitstrekken.
Op dezen oogenblikkomt een prachtig rijtuig,
met twee rijkgetooide paarden bespannen, als
een schicht door.de laan gevlogen, en houdt op
eenige stappen van de bedelaars stilhet
portier wordt geopend, en eene scboone en
prachtige vrouwe stijgt er uit, oevolgd door
een lief knaapjo van een vijftiental jaren oud.
De kleine bedelaarster droogt hare betraande
o^gen met hare krullende blonde lokken af,
gluurt in de koets, en bewondert de zijden
kussens welke er in liggen, en denkt hoe warm
het erin moet wezen, terwijl het op straat zoo
koud is.
Hemel, welke rijke lieden, murmelt het
meisje. Deze zullen ons toch wel eene goede
aalmoes schenkenmisschien wel een wit
frankskendat zou zijn om kolen te koopen en
van avond eenen goeden maaltijd voor groot
vader te kunnen bereiden. Och arme 1 de goede
man heeft vandaag nog niets gegeten dan een
droge boterham met een glas water...
Bevende trad zij eenige stappen vooruit.
i Mevrouw, eene kleine aalmoes, als 't u
belieftwij hebben gebrek, ik en grootvader
zie, de man is blind.
Doch de dame trok hare hand uit haren
blinkenden boa niet, en wierp zelfs geen blik
op de kleine smeekster.
Mama, zegde de kleine jongen, die het
weenende meisje bemerkt had, geef haai iets.
Neen, niets, grijnsde de dame, dat
bedelen op straat verveelt mijmen moest zulks
verbieden, en nog dezen avond zal ik eene
aanklacht daarover in onze confrérie doen....
Mevrouw? van Veerle, zoo heette de dame,
ging het zijpad over en trad, gevolgd van haar
zoontje, in eenen grooten winkel waar men
handel dreef in kerkstoffeeringen en ornamen
ten in goudstikwerk. Zij was de voorzitster
eener confrérie in Sint-Nikolaaskerk. Dit vrou-
wengeuootschap offerde ter gelegenheid van
het Kerstfeest de stoffeering aan eenen nieuwen
autaar.
Daar mevrouw van Veerle behebt was met
een godsdienstig fanatism in zijn blind geloof,
had zij volgaarne den last op zich genomen om
op de beurs van hare confreriegenooten te
kioppen, ten einde de tioodige aanzienlijke som
voor de offerande bijeen te brengen. Doch,
nademaal de omhalingen onvoldoende waren
geweest, verschoot zij het te kort, en het
was zij die op de laan een outaarkleed besteld
had, waarvoor zij daareven in den winkel acht
honderd frank betaalde.
Wanneer moeder en zoon uit het magazijn
traden en gereed stonden om weder in het
rijtuig te stijgen, drong het knaapje weder bij
zijne moeder aan voor de kleine bedelares, die
immer op dezelfde plaats nevens haren groot
vader op den hoek van den Augustijnentempel
stond.
Geef mij eenen Louis, moeder, zegde hij,
ik wil dien zelf aan dit arm meisje geven. Gil
hebt uwe beugeltasch vol goudstukken en ik
blijf van alles kortgezet. Ik ben toch geen klein
kind meer. Gij weet toch wel dat ik een geheel
uitgestrekt fortuin, een miljoen heeft men
mij in de klas gezegd zal bezitten als erfdeel
mijns vadeis wanneer ik zal meerderjarig zijn,
en dat ik er dan naar goeddunken zalmogen
over beschikken. Geef mij twintig frank voor
die ongelukkigen.
Was mevrouw van Veerle vrijgevig wanneer
het godsdienstzaken betrof, zij was de gierig
heid zelve bij alle aangelegenheden.
Kom aan, zeg ik u, gij maakt mij lastig.
Een Louiszou men niet; zeggen Waarom
niet honderd franken
Hewel ja, waarom niet, hernam het kind
op eenen opgewonden doch geenszins ontmoe
digden toon. Ja, waaromniet? Wie weet wat
ik later met al mijne Louis zal moeten doen,
met vijf of zes jaren.
i, Een Louis 1 herhaalde nog de vrouw,
haren zoon strak bekijkende, gij weet zelfs
niet wat een Louis is 1 n
De groom opende het portier. Zij namen
weder plaats in het rijtuig. De ongeduldige
paarden zetteden het op eenen draf en de twee
kinderen het bedelende blonde meisje en de
knaap der rijke dame keken eikanderen met
met verwonderde blikken aan.
Het meisje had de woorden van het jong
heertje gehoord, en wanneer de ratelende koets
uit haar gezicht verdwenen was en alle hoop
voor haar verloren scheen om de gewenschte
aelmoes te bekomen, begon zij overvloedig te
weenen en blikte lang, zeer lang door de val
lende sneeuwvlokjes die hoe langer hoe drukker
begonnen te vallen.
Eenige uren later plantte men den Kerst-
nachtboem in een der salons der adelsgezinde
vrouw van Veerle. Aan eenen tak van den
schitterend verlichten boom, met veelerlei kost
baarheden versierd, hing insgelijks de rijke
gift, het autaarkleed van acht honderd frank.
II.
Zes jaren zijn sedert verloopen.
De kermis te Dieghem, bij Brussel, met de
Paaschdagen gehouden, is eene der levendigste
feesten welke men in do omliggende dorpen
kent.
Het getal Brusselaars, zoowel uit de ondersta
volksklas als uit de fatsoenlijkt wereld, die,
indien het goed weder het toelaat, den paasch-
maandag naar Dieghem trekken, is niet te
schatten.
Derhalve, het is eene schoone wandeling de
eerste jaarlijksche uitstap der verliefden voor
wien alles schooner is dan voor andere lui.
Dat jaar rolde de kermis op eenen helderen
zonnestraal, die nieuwe straal die alles in rep
en roer brengt en eene tinteling van levenslust
door de balsemende lucht doet zweven.
Bij vallenden avond zaten eenige studenten
op de stoepbanken van een der volksdrinkhui
zen op den Haagstschen steenweg zich aan
eenige pinten lambik deugd te doen, toen eene
groep brusselsche ilikkerzuchtige meisjes van
het slach der naaisters en modisten, welke
alreeds van Dieghem terug, de herborg intra
den, en zich op het achterplein begaven waar
eene danstent gespannen was.
Het duurde niet lang of ieder der meisjes
was reeds door eenen jongeling uitgenoodigd
tot den dans, en de vreugdevolle paren zwier
den op de galmen van een dorpslij fdeuntje de
tent rond.
Eender studenten was insgelijks de groep
gevolgd, en zich tot eene dier aardige juf
vrouwtjes wendende, bad hij
Een walsken, Lina>?
«Ik wil wel, mijnheer Frits.
En zijne armen om de lenden van het lieve
kind slaande,verdwenen zij onder de draaiende
scharen.
Lina was thans omtrent twintig jaar en
mocht aanspraak maken op eene uitnemende
schoonheid.
Werkt gij nog altijd op denzelfden win
kel Lina. Gij weet dat het door mijn toedoen is
dat men u in den modewinkel van mevrouw
Peksters opgenomen heeft
Wordt voortgezet.)
O
NOVELLE DOOB