r
DE ZILVERMIJN
bjT
5de Jaar.
Nummer 27 (239)
Zondag 6 Juli 1890.
«O
S'i
Abonnementsprijs
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
5 fr. voor de stad.
5 fr 50 voor den buiten,
PRIJS PER NUMMER: 10 CENTIEMEN.
voorop betaalbaar,
Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore van het blad,
10, Vooruitgangstraat 10, Aalst.
Nee spe nee metu.
HET ARRONDISSEMENT AALST.
a»:-« j» Gewone, 15 centiemen
Prijs der AnnoncenEcklBmm 75 centiemon j per drukregel.
Vonnissen op de dei de bladzijde, frank.
Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt.
Handschriften worden niet terug gezonden.
AALST, 5 JULI.
JE3iiiteiilanclscli politiek
overzicht.
Holland. Het gouvernement heelt
een wetsontwerp van persoonlijken
dienstplicht neergelegd. Slechts broe
ders zullen elkander kunnen vervangen
de studenten in godsgeleerdheid en de
bedienaars der verschillende geloofsbe
lijdenissen zijn van dienst vrij.
Voor de zeemacht is de diensttijd van
6 jaren, voor het landleger van 8 jaren,
beide met een reservedienst van 5 jaren.
Op oorlogsvoet zal het leger 115,000
manschappen tellen de jaarlijksche
lichting is van 16,300 man.
Deze legervergrooting zal jaarlijks
1,322,000 guldens meer kosten.
DuiischlandDe drij groote mogend
heden die van het vredeverbond deel
maken vermeerderen zoo aanhoudend
hunne militaire lasten, dat deze overal
de landsmiddelen overtreffen.
In Duitschland heeft het parlement
eene vermeerdering van het getal man
schappen op den voet van vrede ge
stemd.
In Oostenrijk hebben do Oostenrijk-
sche-Hongaarsche afgevaardigden eene
vermeerdering van mannen onder de
wapens en van kredieten voor de ver
anderingen aan het oorlogtoestel en het
vervaardigen van poeder zonder rook
aangenomen. Hetzelfde zal in 't kort in
Italië gebeureu. Op die wijze kan men
niet missen van de voortbrengende
machten der Europeaansche volkeren
te vernietigen en hunnen geldelijken
toestand in den grond te boren.
Bulgarië. Majoor Panitza, voor
hoogverraad ter dood veroordeeld, is
door den kop geschoten. De prins Fer
dinand heeft de verandering van straf
door het hooger hof voorgesteld ver
worpen.
Deze strafuitvoering heeft in Europa
veel ontroering te weeg gebracht, daar
men zich aan eene min wreedelijke ont
knooping verwachtte. Majoor Panitza's
wilde toch maar een bestuur om verre
werpen dat nog niet wettig erkend is.
Men had het geenszins op het leven van
den Vorst gemunt. De misdaad was dus
gansch politiek. Die oyertollige streng
heid wordt sterk afgekeurd. Ook heeft
prinses Ferdinand, oproer vreezende,
het land verlaten.
Een verhaal uit Mexiko.
Het is ongeveer zestig jaren geleden dat eeu
schoone Creool, te paard, in de rijke dracht
der hoogere standen, een der straten van
Mexiko doorreed, welke naar de alameda of
openbare wandelplaats geleidde.
De jonge man was in een diep gepeins ver
zonken waaruit hem plotselings eene klagende
stem deed ontwaken, welke zijnen naam noem
de en hem op een smeekenden toon toeriep
stil te houden.
Een ruk aan den teugel, en zijn paard stond
stil verwonderd zag de ruiter om.
Ah, don Vincente, edele caballero! erbarm
u over mijOm aller heiligen wil verleen
uwen bijstand aaneen armen indiaan, die zoo
onschuldig is als een pasgeboren kind, en red
hem riep hem op een klagenden toon een
Indiaan,in de eenvoudige armoedige dracht der
afstammelingen van het ongein kige volk dat
eens zoo bloeiend en beschaafd, de vlijtige ge
bieder van een vruchtbaar land was, en thans
onder de drukkende slavernij der spaansche
veroveraars tot ellende en jammer gedaald was.
De arme indiaan bevond zich met eene lasso
om den hals, de armen met eenen riem op den
rug gebonden, in de handen van twee gespierde
alguazils of gerechtsdienaars, die hem met
vuistslagen voortdreven en medesleepten. De
aandoenlijke smeekende toon, waarop hij den
ruiter om hulp verzocht, werd door zijnen
toestaud dan ook voldoende verklaard, vooral
daar de politie van Mexiko destijds in handen
was- van menschen die, voor alle begrip van
Hot schandaal van Meenen.
Weer hebben wij een nieuw bewijs van kle
rikale onverdraagzaamheid aan te stippen.
De gemeenteraad van Meenen, eene collec
tie van uit elezeu pijpenkoppen, heeft in zijne
zitting van 19 Juni, den heer Compernolle,
gemeenteonderwijzer in voormelde stad, uit
zi,n ambt ontslagen om reden van ketterij.
Waarom? Omdat die onderwijzer in eene
herberg had durven zeggen, dat hij niet ge
loofde aan de onbevlekte ontvangenis en zelfs
beweerde, dat Kristu3 broeders had gehad en
dus de ecnige zoon van Maria niet was ge
weest.
Dat was eene ketterij, zegden de slimme of
liever fanatieke bollen van den gemeenteraad
van Meenen. eene ketterij die niet ongestraft
mocht blijven, en zondermeer complimenten
stelden zij den vermetelen onderwijzer af, die
dacht de vrijheid van denken, de vrijheid van
geweten te hebben hem door de Belgische
Grondwet gewaarborgd.
Maar bah wat bekreunen zich dé papen en
klerikaien om de Grondwet, die vuilniskar
(woorden van den bisschoppelijken Bien Pu
blic), die stiefmoeder stinkende van boeieer-
deriju (woorden van den dito Ami de VOrdre).
De hr. Compernolle staat nu aan de deur be
roofd van middelen van bestaan, met vrouw en
kinderen.
Welk was zijne misdaad
Nietgelooven aan de Onbevlekte Ontvange
nis.
Welnu, dit punt is eeuwen betwist geworden
zelfs door groote godsgeleerden, door bis
schoppen en geestelijken het was honderden
jaren geen punt des geloofs en ieder mocht er
over denken wat eu hoe hij wilde, tot dat de
fanatieke Paus Pius IX het, zoo wat 35 jaren
geTeden, in het hoofd kreeg door een concilie
te doen vaststellen dat de Onbevlekte Ontvan
genis echt was en moest geloofd worden.
Of die heeren van het Concilie, hoe geleerd
zij ook waren, er meer van wisten dan hunne
voorgangers, die van een ander gedacht waren,
zullen wij niet onderzoeken. Het valt echter
sterk te betwijfelen.
Maar er nog durven bijvoegen, dat Kristus
broeders heeft gehad, zie, dat was wel wat al
te kras voor een onderwijzer dat was eene
ketterij, die den brandstapel verdiend zou
hebben, indien de paperij er nog de macht
hadde toe gehad.
Eene misdaad Niet zoo groot als sommigen
wel zouden denken.
Immers, men heeft maar den bijbel, de
Evangelies open te slaan, en wat treft men
daar in aan
Laat ons eens zien.
Zoo zegt de Evangelist Mathias in hoofdstuk XII*
46. En terwijl hij (Jesus) nog sprak tot de
menigte, stonden zijne moeder en ZIJNE
BROEDERS buiten,trachtende hem tespreken.
47. En iemand zegde hem Zie uwe moe
der en LWE BROEDERS staan daar buiten
trachtende u te spreken.
48. Maar hij antwoordde aan degene die dit
had gezegd Wie is mijne moeder, en wie zijn
mijne broeders.
49. En de hand uitstekende naar zijne dis-
gerechtigheid onvatbaar, hun ambt slechts met
wreede onverschilligheid verrichtten.
De tongval van den Indiaan gat donVincente
te kennen dat hij tot den stam der Tarascaners
behoorde, welke slechts even door taal als door
eenige gebruiken en eigendommelijkheden van
de Azteken of eigenlijke Mexikanen onderschei
den. Don Vincente reed derhalve naar de algua
zils, en vroeg hun met het zelfbewustzijn van
eenen man vap, stand
Wat is hier te doen, senores alguazils
Wie is deze man en wat heeft hij gedaan?
De rijke klee ling, het schoone paard eti de
hooge toon waarop de ruiter sprak, bewogen
een der gerechtsdienaars tot een beleefd ant
woord, en hij verhaalde den ruiter dat deze
roode schelm zoo even in eene naburige straat
een blanke, een waterdrager, met een mes
doorstoken had op de daad betrapt was, en
daarvoor naar de ge\angenis gebment werd.
De roode schelm, gelijk de gerechtsdienaar
hem noemde, en die, in het voorbijgaan gezegd,
een vreedzame Indiaan met een zachtaardig
uitzicht en een zwaarmoedigen trek om den
mond was de ootmoed en de zachtheid zelve
beweerde onschuldig aan de hem ten laste
gelegde misdaad te zijn. Hij zeide dat hij op
den weg door de hem geheel onbekende stad
uit nieuwsgierigheid was blijven staan, om naar
het kaartspel te zien, dat op de straat geschied
de dat er gelijk met hem een aantal toeschou
wers waren geweest, die op de hand van den
een of anderen speler gewed hadden. Onder
deze was plotselings, buiten zijn toedoen en
zonder dat hij wisr, waarom, twist ontstaan, die
op een gevecht uitliep, en eensklaps was een
man, wien een messteek de borst doorboord
had, dood voor zijne voeten neergevallen.
Daarop was de troep plotselings uiteengesto
ven, en onder deze ook de carbonero of kolen-
drager, een groot man met een zwarten baard,
dien hij voor den eigenlijken dader hield. Hij
cinelen zegde hij Ziedaar mijne moeder en
mijne broeders.
50. Want al wie den wil volbrengt mijns
Vaders die in den hemel is, is mijn broeder en
mijne zuster en mijne moeder.
Laat ons nu zien wat een ander Evangelist,
Marcus, zegt, in zijn hoofdstuk III
31. Daa op kwamen ZIJNE BROEDERS
en zijne moeder, en buiten blijvende staau de
den zij hem roepen.
32. En men zegde hem Daar buiten zijn
uwe moederen UWE BROEDERS, en zij vra
gen naar u.
33. Maar hij antwoordde hen zeggende Wie
is mijne moeder, en wie zijne mijne broeders
34. Eu na langs alle kanten degenen bezien
te hebben die rond hem zaten, zegde hij Zie
daar mijne moeder eu mijne broeders.
35. Want wie den wil van God volbrengt,
die is mijn broeder, en mijne zuster en mijne
moeder.
Dus al twee Evangelisten.
Maar nu wij hebben nog Lucas, een derden
Evangelieschrijver, en deze drukt zich als volgt
uit in hoofdstuk VIII
19. Toen kwamen zijne moeder en ZIJNE
BROEDERS naar hem toe maar zij konden
niet tot hem geraken uithoofde der menigte.
20. En er werd hem aangebracht, zeggende
Uwe moeder en UWE BROEDERS zijn daar
buiten en zij verlangen u te zien.
21. Maar hij antwoorde mijne moeder en
mijne broeders zijn degenen die bet wooid
Gods aanhooren en naleven.
En dat is drij
Dat schreven de gemelde drij Evangelis
ten, tijdgenooten van Jesus, manuen naar
het hart en den geest van degene dien zij
hunnen Meester noemden en die nogthans
geene meesters erkende.
Maar in dien tijd was er nog geene spraak
van Onbevlekte Ontvangenis, die maar in la
tere eeuwen werd uitgevonden door hen die
de leer van Kristus vervalschten en uitbuit
ten om er geld meè te kloppen en dwinglandij
over het menschom uit te oefenen.
En om dingen gezegd te hebben die klaar
en duidelijk in den Bijbel, iu de Evangelies
staan, beroofd de paperij iemand van zijne
plaats en van zijn brood, onder de beschul
diging van ketterij
Als dit te zeggen eene ketterij is, wat waren
dan dé Evangelisten, die het geschreven en ver
kondigd hebben?
Zeker wel de ergste ketters van allen.
En men heeft hen nogthans heilig verklaard.
En een onderwijzer, die het durft zeggen,
ontrooft men van zijne plaats en zijn brood
Knoop dat nu eens aaneen.
't Is niet alleen schandig: 'tRoept om wraak.
De Etoile kondigt aan, dat over dit schanda
lig misbruik van gezag in de Kamer eene inter
pellatie zal worden gedaan.
Ingevolge de wet moet de afstelling nog door
de Bestendige Deputatie bekrachtigd worden,
waarna de afgestelde onderwijzer een beroep
kan doen bij den Koning.
zelf was argeloos blijven staan, om af te wach
ten wat men met den doode beginnen zou,
waarop, bij de aankomst der politiedienaars,
eenige personen, die naar hunne kleeding voor
makkers van den kolendrager moest houden,
den geueel onschuldigen toeschouwer als den
schuldige aangegeven en aan de policie overge
leverd hadden.
Maar deze Indiaan draagt immers geen
mes bij zich, senores zeide de ruiter hij kan
dus den waterdrager niet doodgestoken hebben
O senor, dat is voor ons juist eeu bewijs
van zijne schuld, antwoordde de eene gerechts
dienaar. De verslagene werd met zijn eigeu
mes doodgestoken, dat de moordenaar hem uit
den gordel gehaald had eer men aan zulk een
afloop dacht. Dat is een van die arglistige indi-
aansche streken, welke wij wel kennen.
Geloof het niet, edele don Vincente riep
de Indiaan ernstig. Waarom zou ik eenen man
vermoorden, dien ik van mijn leven niet gezien,
die mij nooit iets kwaad gedaan had Ik kom
immers heden voor de eerste maal in Mexiko,
want ik ben een arme daglooner uit Zitacuara
die hier geen sterveling kent.
Uit Zitacuara, zegt gij vroeg de ruiter,
en zag den Iudiaan opmerkzaam aan. Mij
dunkt inderdaad dat ik u reeds vroeger ergens
gezien heb. Ho® komt het dat gij mijnen naam
weet
O don Vincente, ik heb uwe edelheid me
nigmaal gezien, als gij door het dorpje, dat ik
bewoon, naar de hacienda van Loyzaga reedt,
antwoordde de gevangene.
Bij dit antwoord vloog een ligte blos over
het mannelijk schoone gelaat van den joqgen
ridder, en bij antwoordde glimlachend
- Dat is wel mogelijk, en om deze oude
kennis zal ik niet rusten, eer ik deze zaak nader
onderzocht en uwe redding beproefd heb.
Mijne goede vrienden, vervolgde hij tot de
twee gerechtsdienaars, daar de tijd kostbaar
t Is te voorzien dat de fanatieke Deputatie
van West-Vlaanderen en daarna de niet minder
dweepzuchtige minister De Volder de afstelling
zullen goedkeuren.
Hunne meesters de bisschoppen willen het
aldus.
Zoo ver zijn wij reeds gekomen in ons België
met zijne Grondwet.
N. B. Ministerieele bladen laten eventwel
verstaan^ dat de gemeenteraad van Meenen
eenen slechten stok opgenomen heeft om te
slaan. LTmpartial onder ander schrijft dat
men gemakkelijk betere redenen had kunnen
vinden.
Bescherming der kindschheid.
De minister^ van justicie heeft een
wetsontwerp neergelegd dat bestemd is
om do bescherming der kindschheid te
regelen.
Men treft er eene gansche reeks schik
kingen aan tegen het misbruiken der
vaderlijke macht, tegen de besmetting
der huiselijke ondeugden, tegen de uit
buiting der kindschheid, tegen den .ver
woestenden invloed van zekere kringen.
Daar hebben wij niets tegen doch
wij zouden meer en beters willen.
Het kind afzonderen, het aan eene
slechte leiding en eenen besmettenden
kring ontrekken is wel, doch onvoldoen
de men moet nog aan zijn onderwijs
denken.
Het onderwijs en de opvoeding zijn
voorzeker geen algemeen geneesmiddel.
De school maakt noch engelen noch hei
ligen, maar wat zeker is, is dat zij het
kind intoomt en verbetert, en men zal
uit de algemeene denkwijze niet kun
nen wisschen dat de geleerde mensch
meer waarborgen van zedelijkheid ople
vert dan de ongeleerde.
Enkelijk maakt het onderwijs geen
deel van het maatschappelijk' program
ma onzer meesters. Zij verwaarloo-
zen dien voortzetter des vooruitgaugs
en behandelen hem als vijand.
De liberalen hadden er anders over
geoordeeld.
Het was voor een wetsontwerp dat het
verplichtend onderwijs uitriep en dat tot
de beschermende hervormingen zou ge
leid hebben welke men thans voorstelt.
Dit heilzaam ontwerp zal in bespre
king niet gebracht worden, want de cle-
ricalen bestrijden het in name der vrij
heid der huisvaders.
Nochtans schijnt het ons toe dat die
zoo achtbare vrijheid tegenwoordig nog
al bedenkelijke scheuren krijgt en dat
men begint met zich met de rechten des
kinds te bekommeren om ernstig die des
vaders te beperken.
Waarom zet men geen stap meer
vooruit
is en de justitie, zoo als het spreekwoord zegt,
zonder verdiensten niet leven kan, zult gij mij
zeer verplichten, als gij deze dubloenen onder
u wilt verdeelen, op voorwaarde dat gij mij
toestaat met u terug te keeren naar dezelfde
plaats waar gij den Indiaan gegrepen hebt.
Zullceen beleefd verzoek konden de gerechts
dienaars natuurlijk niet weigeren, en brachten
derhalve hunnen gevangene naar de opgegeven
plaats terug, waar altijd eene menigte volk
van de laagste klasse rondzwierf, deels aan
zijne hazardspelen waarop de Mexikanen zoo
verzot zijn, maar allen zoo bedaard en zoo
onverschillig, alsof er niet het minste was
voorgevallen.
De terugkomst der gerechtsdienaars met
hunnen gevangene en een zoo rijk gekleed heer,
verwekte toch eenig opzien,vooral toenVincer.te
te midden onder het gewoel reed en naar ge
tuigen van den twist en van den moord
vroeg. Bijna allen hadden den twist bijge
woond, maar geen een hunner wilde bij den
moord tegenwoordig zijn geweest, en eenige
slopen onbemerkt weg, terwijl anderen, die
vroeger het hoogste woord gevoerd hadden om
den Indiaan te beschuldigen, thans geheel ver
stomd waren. Slechts twee havelooze knapen,
die, naar hunne kleeding te oordeelen, ook
kolendragers schenen te zijn, bleven uitdruk
kelijk bij hunne vroegere aangifte en hoewel
donVincente niet twijfelen kondat deze beschul
diging slechts een arglistig verzinsel was, om,
ten koste van eenen armen hulpeloozen Indiaan
den wezenlijken schuldige te laten ontkomen,
kon hij toch niet beletten dat de gerechtsdie
naars den armen roodhuid medesleepten, voor
wiens onschuld hij volstrekt g>en bewijs kon
bijbrengen.
Nadat hij den bedroefden en wanhopigen
Indiaan nogmaals moed ingesproken, hem ver
zekerd dat hij niet vergeten zou worden, en
van hem vernomen had dat hij Paquo Tormes
Waarom zoekt men de groote hervor
ming niet op te lossen, zonder dewelke
al wat men doen zal om de kindscheid
te beschermen onvruchtbaar zal blijver
Waarom laat men, uit opzicht voor de
vrijheid des huisvaders, de vrijheid der
onwetendheid en der ledigiooperij be
staan
Ontlastingen.
Mijne ouders, zegt de Précurseur, beza
ten eenige goederen in' gemeenschap. Mijne
moeder sterft voor dat meester Beernaert aan
bet bewind komt zij had geen testament ge
maakt.
Als eenig kind, erf ik de helft der gemeen
schap. Ik betaal 829 fr. voor erfenisrechten.'
i) Onder het bewind van den ontlastenden
minister, verlies ik mijnen vader en voor de
helft van de gemeenschap, die hij nalaat, be
taal ik 1365 frs rechten. Ik verstond mij uit dit
verscbil niet en raadpleegde mijnen notaris.
Deze gaf mij te kennen dat dit het gevolg was
van de vermeerdering van den vermenigvuldi
ger, die £21 was onder deafschuwelijke libera
len en door den grooten ontlastenden minister
Beernaert op 3e» gebracht werd.
ij Zoodat men voor de tweede erfenis de
rechten op 35 maal het cadastraal inkomen be
rekend heeft, terwijl men voor de eerste de
rechten op 21 maal het cadastraal inkomen Ocre-
k-.-nde; dus een verschil te meer van 564 frs ten
voordeele der Staatskas en item zoo veel ont
lastingen ten mijnen nadeele.
jj Die kleine handelwijze, waarop niemand
acht gaf en waarmede de drukpers zich nog
niet bemoeid heeft, moet het geld naar de
Staatskassen doen siroomen.
Voor een ei dat onze meesters ons
geven, haasten zij zich om ons eenen os
te ontnemen
Maar 't is waar, men kan de eer niet
genoeg betalen van door het ministerie
Pourbaix-Mondion-Nieter bestuurd te
worden, en andere tijden, andere ze
den we schijnen heden naar goeddun
ken aan belasting en heerendienst onder
worpen te zijn.
Vast en zeker.
De negen provinciale raden van ons
land hebben op 1 Juli laatst hunnen
gewonen zittijd geopend.
Te Gent en te Hasselt is deze plechtig
heid door eene onvoorziene ramp ge
stoord geworden. Te Gent werd M. De
Raedt, raadslid voor Maria-Hoorebeke
en lid der Bestendige Deputatie plotse
ling met eene beroerte getroffen op
den stond was hij een lijk.
Te Hasselt zat M. Nagels de zitting
voor hij werd ongesteld en moest naar
huis gevoerd worden, waar hij weldra
den geest gaf.
Waren het liberalen geweest, vast en
.zeker zouden al de sakristijbladen van
vinger Gods of straffe des Heeren
schreeuwen.
Maar nu????? nu is het eene hemelsche
beproeving O, die Tartuffen
heette liet hij hem aan de alguazils over, die
den in zijn lot zich geduldig schikkenden man
medevoerden, en reed weder naar de alameda.
Een blik op zijn horlogie overtuigde thans
don Vincente dat zijne bemoeiïug met den Indi
aan hem een groot deel van zijnen tijd had
doen verliezen, dien hij, met te zien en gezien
te worden, op den druk bezochten alameda had
willen doorbrengen.
Niemand kon het ontgaan dat de geheele
uitrusting van den welgemaakten jongen man
er op berekend was op die verzamelplaats der
beau monde van Mexiko eenig opzien te baren.
Zijn breedgerande fiuweelen hoed met gouden
boordsel en zijn rijk geborduurde frak, zijne
fijne marokkijnen laarzen, zijn zware zilveren
sporen, en de toom van het paard, alles was
naar den laatsten en besten smaak van 't land.
Met eenige ergernis zag hij thans eenige
zijner bekenden reeds van hunnen wandelrid
terugkeeren, en hij werd door hen met vragen
naar de reden van zijn lang wegblijvcnbestormd;
Wij behoeven wel niet te zeggen dat zijne
ergernis niet uit teleurgestelde eigenliefde,
maar uit een teederder gevoel voortsproot. Don
Vincente was verliefd, en juist heden was het
in zijn oogmerk geweest een rijtuig te ontmoe
ten welk de eigenares van het schoonste paar
oogen uit geheel Mexiko moest bevatten. En
juist voor en naast dit rijtuig had donVincente
zijn paard willen laten steigeren en uit deze
oogen een paar teedere, dankbare, aanmoedi
gende blikken opvangen. Zijne bekenden die
dit wisten, verzuimden dan ook niet hem te
zeggen dat het rijtuig van den graaf de Loyzaga
buitengewoon lang den alameda op en neder
gereden was, en dat de schoone oogen van
donnaCatSilina daaruit naar alle kanten en met
blijkbaarverlaugennaar zekeren ruiter hadden
rondgezien, wiens ongewone afwezigheid eene
bijzondere onrust en een zeker misnoegen over
hare trekken verspreid \xa.A. {Wordt voortgezet)
'i