üj DE LINDHAMERMOEVE 11de Jaar. Nummer 5 Zondag 2 Februari 1896. Valsch en bedriegelijk. Juist gepast. LIBERAAL WEEKBLAD VOOR Abonnementsprijs voorop betaalbaar PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN. Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore van bet blad, 32, Vrijheidstraat, 32 AALST. a HET ARRONDISSEMENT AALST Gewone, 15 centiemen Prijs der Annoncen„K per drukregel. 1 Reklamen 75 centiemen r Vonnissen op de derde bladzijdefrank. Voor d'annoncen buiten de Vlaanderen, zich te wenden tot den AGENCE HAVAS, Madelenastraat 32, Brussel. Nee spe nee metu. AALST, 1 FEBRUARI. Denderbode van 23 Januari dezer deelt een artikel mede De Loting, dat nogmaals een zonneklaar bewijs geeft van al de valschheid en 't bedrog welke de nieuwsbladen van de oude-partij aan wenden om hunne lezers appelen voor citroenen te verkoopen. Wel doet Denderbode eenen hevigen uitval tegen de loting en kazerne, maar wanneer het er op aankomt die gevloek te loting en dat zielbedervend kasern- leven af te schaffen, dan durft Dender bode zich niet verroeren, nog minder den mond open doen. Waarom O de reden is heel een voudig Denderbode is het blad van de rijken, die gemakkelijk 1600 fr. uit de brandkastkunnen halen om hunne zoon tjes vrij te koopen Denderbode is de tolk van M. V oeste, die zich hevige voor staander van de loting verklaard en de plaatsvervanging tot in de hoogste wolken opgehemeld heeft, en daarom moet Den derbode laffolijk zwijgen, op valsche wijze wonden en zalven, en in die gewichtige kwestie eau bedrieglijke en dubbelzinige rol spelen. De loting is gevloekt, schrijft hij Waar om durft hij dan niet luide roepen en met open vizier voor de afschaffing der loting strijden De kazerne is voor velen eene slechte school, jammert hij Waarom durft hij de hervorming niet voorstaan die van de kazerne eene goede, vaderlaudsche school zou maken Nog; eens, omdat M. Woeste en de rijke bewaarders de gehate bloedwet van heden willen blijven behouden en als M. Woeste en de rijke bewaarders ge sproken hebben dan mag en moet Den derbode den mond gesnoerd houden Met de loting het voorrecht voor de mm* Een boerenverhaal DOOR KAPITEIN VAN ACKER. (7° Veevolg). Wie vroeg Willem knarzetandend. Hij was bleek geworden tot op de lippen, ze sidder den gelijk zijne handen welke hij voor zich uitstrekte, als zocht hij eenen vijand vast te grijpen. Wie durft dat zeggen Wie, vader, wie Dat moet gij niet weten het is genoeg als ik het u zeg. Gij zoudt willen twist zoe ken daarmee stopt gij de menschen den mond niet. En hebben zij ongelijk Kunt gij deugene logenstraffen die u iu 't gezicht zou zeggen, wat hij van u denktIs het reeds geene schan de genoeg dat ik hier in mijne eenzaamheid in mijne ziekenkamer zoo van u moet hooren spreken. Moet ik mij van verdriet ia het graf wenscheu als ik u aldus zie leegioopen eenen kloeken struischen kerel, eenen boeren- zoon, die eens de boerderij moet overnemen, •n die aan niets denkt dan aan speeltuig-snij den en harpspelen, en in wiens kamer de violen aan den muur hangen en de schalmeien en de harmonicas, net alsof men zon zeggen daar woont een muziekant Maar ik wil mij niet driftig maken, ging hij zich met geweld beda rend voort. Hoor gij blijft te huis. Rap, uwe zondagkleeren uit en naar den akker Neen, vader, dat doe ik niet 1 zij Willem koel. Dat zult gij doen, zeg ik schoot de vader op, Neen, vader, en nogmaals neen, zegde rijken en de plaatsvervanging behouden dut is geheel de politiek van M. Woeste. Te Yerviers heeft M. Woeste gezegd dat de liefdadigheid voor de rechtvaardig heid moet gaan. De rechtvaardigheid zou zijn alle burgers gelijk voor de wet, arm en rijk s ldaat, en zoo korten tijd mogelijk. Maar dan zou men geeue vergoeding aan militianen meer betalen en die vergoeding door den liefdadigen Staat geschonken dient meer om kiezers bij te winnen dan om de onrechtvaardigheid van ons krijgs- stelsel te vermindereu Zoo de katholieke meerderheid zoo zeer aan het bestuur nii t hield, zoo zij de politiek niet boven rechtveerdigheid en vaderlandschen plicht plaatste, dan ware het reeds lang met de loting ge daan geweest en zou men den krijgs dienst volgens meer demokratischen zin ingericht hebben. Het volk vraagt de afschaffing der loting, vraagt de gelijk heid voor Je zoons van de rijken en van de armen. Waarom geeft men dat niet Waarom blijven de klerikale nobiljons en kusteelheeren, waarom blijft M. Woeste en zijnen aanhang zich daar te gen verzetten Zij en zij alleen zijn de fout dat we nu in 1896 nog moeten Weg de loting roepen Dat verzwijgt Denderbode en hij tracht zijne lezers met fijne jezuietenstreken wijs te maken dat daar niets aan te doen is Welnu, wij verklaren het hier luide en niemand zal ons durven tegenspreken Was de groote volksvijand daar in de Ka mers niet, was M. Woeste daar niet, de verdediger van de Loting en van de Bloedivct, wij zouden reeds sinds 10 ja ren van die schandelijke bloedwet niet meer hcoren spreken, Laat ons maar alleen de kinderen van ons werkvolk, de kinderen van onze kleine burgers in het soldaten pak steken, roept M. Woeste uit, en met eene maandelijksche vergoeding van eenige vijffrankstukken doen ver geten dat zij alleen hunnen tol aan de bloedwet betalen moeten, ja dat zij alleen opgeroepen worden om de voorrechten, het geld, het goeden den persoon van den rijke te verdedigen Met die vergoeding, met die aalmoes zullen wij mogelijk er g-eheel en al lijfeigenen of slaven van maken Ziedaar wat Denderbode opzettelijk verzwijgt laffidijk verzwijgt hij dat en alles beproeft hij om op zijn schoonste te zeggen dat M. Woeste en zijne kliek daar niet kunnen aandoen. Maar wij, slachtoffers van de bloedwet, door M. Woeste in leven behouden, denken er anders overs. Een loteling. Volgens bat Laatste Nieuws hebben de on derwijzers der provincie Oost-Vlaandereu als drie maandelijks werk het volgende onderwerp te behandelen De middelen blootleggen die de onderwijzer moet bewerkstelligen om bij zijne leerlingen de liefde tot het Vaderland op te wekken, te ontwikkelen en te versterken, om hun den eerbied in te boezemen voor de nationale instellingen en de verkleefdheid aan de grondwettelijke vrijheden, (art. 6 der orga nieke wet op het lager onderwijs). Proficiat 1 dat is me nu eens een gepast werk. Als we zien hoe onze katholieke bazen in de kiezing met onze vrijheden zijn omgesprongen, hoe zij de heiligste van allen de vrijheid van denken, verkracht en verprost hebben, dan mogen wij wei zeggen: Ja, het is tijd, hoogtijd zelfs dat er eerbied worde ingeboezemd voor onze instellingen en vrijheden niet alleen aan arme kleinen, nuar vooral aan vele groote rijken Want voor de meeste van hen is de grondwet en bijzonder hare vrijheden eene doode letter. Men zal dan ook aan die kleinen eu grooten mogen herinneren dat niemand het recht heeft het zij in kiezing of auders deze vrijheden in te krimpen ofte miskennen en dat men niet straffeloos door dwang of kuipe rijen den werkman beletten mag van deze vrijheden te genieten. Onze nationale iustellin- Willem weer. Ik doe het niet, en dat moet gij vau mij niet verlangen. Ik kan mij niet inbeel den dat wat ik doe zoo schrikkelijk is als gij zegt. Ik wil wel gehoorzamen maar zend mij toch Daar den akker niet. De knechten zouden denken dat ik tot straffe daar gezonden werd, en dat raoogt ge mij niet aandoen, vader Ik mag niet V schreeuwde de oude. Dan zweeg hij eensklaps want Treze verscheen in de deur. De bleekheid van haar gelaat verried, alhoewel zij gebaarde toevallig te komen, dat zij alles gehoord had. Hoe opgewonden de oude man ook was, toch stond hem, hetgeen hij de eer des huizes noem de, hooger dan de handhaving van zijnen va derlijken wil. Zoo lang het mogelijk was, zou niemand weten dat er oneenigheid bestond tusschen vaderen zoon. Zwijgend ging de boer in huis. Met haastige schreden liep Willem de helling af. IV. De schemering was over het vreedzame dorp je Aibling gedaald. De avondklok luidde tot rust. Plechtig zweefden hare klanken van het Hooge over het door de laatste zonnestralen beschenen landschap, en van uit het diepe des dals galmde met zilveren toon het klokje van het kappelleken, gelijk een antwoord, dat de vredesboodschap beneên gehoord en verstaan geworden. Alhoewel het roepen en spelen der kinderen had opgehouden, voor de huizen was het nog zeer levendig. In groepjes vergaderd, schenen de geburen ruime stof tot praten te vinden, Des anderdaags vierde men feestdag daar het foore was, zou er veel volk naar het dorp j komen, en de neringdoenden hadden volop te vertellen van de toebereidselen die zij gemaakt hadden om dien dag veel te doen te hebben, Op j de plaats het Hoo e genaamd was het ook nog niet stil geworden dit bewees het gemengde gerucht van geroep en gezang, van vedel en trom. Vroolijk wezen, vroolijk wezen, Sa, laat ons vroolijk zijn Zong een jonge gast, en dan zegde hij Kom, naar de Kroon Daar is het plezierig. Deze woorden waren gericht tot eene bijna woeste bende ruwe werklieden, wien ge bruinde gezichten lieten vermoeden dat zij niet verlegen waren in hitte eu koude, ja regen en wind te arbeiden maar zij bielden bet voor hun onaantaotbaar recht den zuur gewonnen loon eener gansche week in een paar uren zor geloos te verdrinken. Allen werkteD aan den spoorweg, die zijne wereldverbindende staven naar den Instroom had beginnen uit te strekken. Het was een breengeraap e troep uit allt lan den. Een liet zich door zijne bleekblauwe broek met een rood biesje als vocrmalig soldaat erkennen. Een andere, een gewezen slotmaker, droeg nog een stuk schootvel, een derde liet door zijne kleedij gissen dat hij een stadskind De overigen waren buitenjongens wien hei vrije rondzwieren meer scheen te beha en dan ergens in eene goede dienst bij den boer als knecht te werken. Willem van Lindham bevond zich bij deze kwasten. Hij scheen zeer opgewonden en zijn gloeiend gezicht verried dat hij het gerstennat dapper had aangesproken. De gewezen soldaat hield Willem bij den arm en deed zijn best om den jongen hoerenzoon, die lust scheen te hebben hen te verlaten, naar de Kroon n meê te trekken. Gij gaat nog naar huis niet. Willem 1 riep hij. Het is zoo lang geleden dat wij elkander gezien hebben we moeten nog een paar gla< gen en grondwettelijke vrijheden moeten voor elk geheiligd zijn. En onze katholieke klep pers hebben in den laatsten tijd genoeg doen zieu dat niets hun eerbied inboezemt. Bovenstaande werk mag dus aanzien worden als een kaakslag aan de kliek van dwang en konkelfoes. M. Woeste speelt de les aan Paus en Bisschoppen. Wij knippen uit Klokke Roeland M. Woeste, die eerlang door den mi nister M. De Smet-De Nayer betiteld werd als de wereldlijke Raus heeft zondag over gesproken te Verviers in een patronagie. Uit zijn redevoering gaan wij twee vooruitzettingen vastspijkeren Men weet dat Paus Leo in al zijn brie ven over de sociale kwestie, steeds de rechtvaardigheid op de eerste plaats zet, voor de liefdadigheid. M. Woeste is van een ander gedacht Eerst almoesen, dan rechten, eoo meent hij. Luistert wat hij zegt Ik beweer dat de werking van de liefdadigheid af- doender en beter is dap de werking der rechtvaardigheid. Dat is onrechtstreeks den Paus de les spelen met de bisschoppen geneert M. Woeste zich nog minder. Mgr. Stillemans heeft in openbare stukken aan het woord demokratie burgerrecht geschonken. M. Woeste weet dat, en wat zegt hij Het woord demokratie is een gevaarlijk woord, vat baar voor verschillige opnemingen... Ook de Paus in zijnen Rerum Novarum en in zijnen brief aan de belgische bis schoppen heeft de voorzichtigheid van dat woord niet te gebruiken. Zoo dus Mgr. Stillemans, die het woord demokratie gebruikt, is Yolgens M. Woeste onvoorzichtig Eu M. Woeste heeft de verwaandheid zulks te zeggen in eene openbare verga dering, heeft de pretentie zoo opentlijk de les te spelen aan Pausen Bisschoppen zen te zamen drinken. Ginds in de Kroon is het zoo plezierig En weer begon hij iaet heescbe stem te ziDgeu Vroolijk wezen, vroo lijk wezen 1 Doch Willem had nog bewustzijn genoeg om te gevoelen dat hij niet op zijne plaats was. Des morgends was hij in gramschap van huis weg- geloopen. De woorden van zijnen vader hadden hem diep gegriefd. Hij aanzag het als een bij tend onrecht dat men den spot dreef met zijne neigingen en zijne levenswijze. Hoe hij ook zijn geweten ondervroeg, bij vond zich aan niets plichtig tenzij dat hij zich geerne vermaakte g. lijk de andere jongelingen. Maar dit mocht toch aan niemand het recht geven om hem een Zwierbol te noemen, dacht hij. Over dien smaad meest hij voldoening hebben 1 Maar hoe zou hij het aanvangen Welken weg moest hy in slaan om zijn doel te bereiken Menigmaal kwam hij op het gedacht, naar huis te gaan, viool en schalmei, mes en snijwerk en muziek weg te werpen en maar voor het boerenwerk alleen meer te leven. Aan zijn vader zou hy toonen waartoe hij in staat was, vermits dia van hem niets dan eenen goeden boer wilde maken. Maar dit schoon voornemen liet hy weldra varen neen, alle berispingen ten trots, zou hij eerst nu naar zijnen eigen zin leven en doen wat hij wilde werken zou hij niet meer. En dan bekroop hem ook somwijlen het gevoel, dat de spotnaam, dien men hem gegeven had, hem juist daarom zoo verontwaardigde, omdat hy toch bekennen moesthet was niet gansoh onverdiend. Met deze gedachten was hij des morgends op de marktplaats in de De Zwaan n gekomen. De herberg was vol volk, meestallen lustige gezellen, die zongen en dronken en met de kaart speelden. Willem werd luidruchtig be« groet en welkom gekeeten. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Dendergalm | 1896 | | pagina 1