Weest de arme eerste
communiekanten indachtig.
DE LINDHAMERHOEVE
11de Jaar.
Nummer 7
Zondag 16 Februari 1896.
AbonnementsprijsJ bulten voorop betaalbaar
Prijs der AnnoncenJ ReklaJnen 76 06ntlemen per d uk ea
Woeste had gelijk
Het leger.
Ze gaan afkomen.
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN.
Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore
van het blad, 82, Vrijheidstraat, 32 AALST.
HET ARRONDISSEMENT AALST
Gewone, 15 centiemen Hnikpunal
Vonnissen op de derde bladzijde1 frank
Men maak t melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt.
Handschriften worden niet terug gezonden.
Nee spe nee metu.
AALST, 15 FEBRUARI.
Tijdens de bespreking der nieuwe wet
op de stokerijen zegde M. Woeste in
zijne rede
De pogingen van de matigheids
bonden hebben tot nu toe geenen uitslag
opgeleverd. Ik juich de inzichten dier
bonden toe, doch ik bestatig dat zij
vruchteloos zijn.
De heer Furnemont onderbrak hem
en zegde Begin met uwe kiezers niet
zat te maken. Hierop antwoordde onze
groene profeet Ik heb het ongeluk
onderbrekingen van dien aard niet te
verstaan. Wij zouden in onze ge
wone taal zeggen Ik mag daar niet op
antwoorden, want ik zou er zwart van
onder komen
En, in der waarheid, kon of mocht
M. Woeste zijne Aalstersche vrienden
verdedigen
Iedereen weet dat de kliek op hare
sectiën heeft doen drinken, dat zij de
kiezers om zoo te zeggen verplicht heeft
die zuippartijen bij te wonen.. De kliek
bij wie gedurig de woorden Godsdienst
en familie op de lippen komt heeft
doen zien dat het eerste hun enkel als
hulpmiddel dient, en dat zij zich om het
laatste weinig bekreunen. Inderdaad
hoevele verwenschingen zijn er niet uit
gekraamd op die braspartijen wat haat
en wrok heeft men niet getracht in de
harten van velen te storten Wie kent
het getal der huisgezinnen, waar, de
vrouw eenig bitter woord tot den dron
ken echtgenoot toesturend, twist en
tweedracht is ontstaan Wie weet of
niet eenige huisvaders door die slempe
rijen de gewoonte van drinken zullen
behouden, en misschien groote dron
kaards worden Aan de kliek alleen de
verantwoordelijkheid Zij is de schuld
dat de man tot laat in den nacht en soms
tot op den morgend van zijne familie
verwijderd bleef, en dronken en be
dwelmd, bij' het minste woord misschien
in woede ontstak Zij heeft op hare
sectiën aan menig kiezer het glas in «ie
hand gegeven en er eenen dronkaard
van gemaakt.
Ja, wij moeten het bekennen, M.
Woeste had gelijk toen hij zegde De
pogingen der matigheidsbonden alhoe
wel loffelijk, zijn vruchteloos geweest.
Voor de stad Aalst helaas is dit eene
droeve waarheid
Maar, aan wie de schuld
De Denderbode kan geen vrede hebben met
de E. V. omdat dit stelsel de belangen van het
katholiek geloof niet genoeg vrijwaart. Zoo,
zegt hij, is de E. V. toegepast te St. Jans-Mo-
beekkatholieken, socialisten en liberalen
maken er deel uit van den raad doch libera
len eD socialisten spannen er samen om het
kruis van den doodwagen te laten.
Nu vragen wij aan Denderbode
Is dat de schuld der E. V. of is dat de wil
van de meerderheid van het kiexerskorps van
Molenbeek
Hebben uwe vrienden geene hoofdkwestie
gemaakt van het kruis en er den heer Holle
voet niet reeds jaren en jaren over aangevallen?
Heeft niettegenstaande al uwe protesten de
bevolking er zich niet anti-klerikaal verklaard
iu November
Is het niet dank aan de E. V. dat 8 uwer
mannen er iD den raad zetelen en daar hunne
grieven kunnen blootleggen
Antwoord daarop eens ernstig en gij zult,
of ten minste uwe lezers, zullen moeten beken
nen dat de E. V. daar niets in te zien heeft.
Naar het schijnt heeft de heer minis
ter van oorlog een onderzoek ingesteld
nopens den geest welken in het leger
heerscht en de socialistische propagan
da welke er gemaakt wordt. De antwoor
den der hoogere officieren moeten niet
al te gunstig zijn en zouden tot de slot
som komen dat het socialismus stevige
wortels in het leger heeft geschoten en
een dag zou kunnen aanbreken, waarop
onze militianen die vaderlandsche liefde
en dien moed niet zouden aan den dag
leggen, waarop men zou mogen reke
nen.
Wat er ook van zij, het is in den
oorsprong van het kwaad dat men den
wortel moet zoeken en die ligt volgens
Je bekwaamste officiereu, volgens on
partijdige beoordeelaars in ons slecht
wervingsstelsel.
Denderbode zegt wel, dat bij op den
lotingsdag niet gehoord heeft dan het
lieken der reepers maar heeft hij dan
die andere gezangen tegen de bloedwet,
die kreten van verwensching en verma-
ledijding niet gehoord heeft hij niet
gezien dat een groot getal lotelingen een
protestatie tegen de bloedwet op de
muts droegen
De katholieken mogen zich doof en
blind gebaren omdat partijbelang bij
hen hooger spreekt dan vaderlandslief
de doch wij zullen niet ophouden die
misplaatste blind- en doofheid aan te
klagen en te werken tot dat ons leger
een waar vaderlandsch leger is waarop
alle Belgen in tijden van woeling en on
heil zullen mogen rekenen.
Zoo kefte Denderbode wanneer bij van de
ondervraging sprak welke er over de kiezing
van Aalst in de Kamers zou gedaan worden.
En bij had er toch zooveel leute over eer dat
't spel aan den garg was. Omdat de ondervra
ging eenige dagen achterwege bleef scheeD
Denderbode met spijt af te vragen of ze met
dezelve niet dorsten voor den dag komen.
En wanneer het dan stellig geweten was dat
M. Heuse, progressist van Luik ze zou doen,
dan verheugde hij er op voorhand zich zoo
hartelijk in en beloofde hij aan de Kliekvrien-
den eene plezierige zitting. Men zou aan den
rooden socialist van Luik en aan don groenen
socialist van Aalst die zich stellig in de bespre
king zou mengen eens een lesken spellen dat tij
niet gemakkelijk zouden vergeten.
Welnu, wij hebben de ondervraging van
M. Heuze en M. Daens gehad, en zeker is het
dat ze lang aan de ribbenkast van de oü-bewa-
rende partij zal plekken. Wij gelooven niet
dat ooit eene redevoering meer indruk m
't land heeft gemaakt dan die van den priester
volksvertegenwoordiger.
Overal waar men komt hoort men met bewon
dering over den man spreken die niet geaarzeld
heeft van zich aan den haat en de vervolging
eener gansche partij bloot te stellen met recht
en waarheid te verdedigen.
Neen, hij heeft zich niet kunnen plooien om
den mautel te werpen op eenen ganschen hoop
politieke schurkerijen en met de anderen stom
me getuigen te blijven van talrijke strafbare
feiten.
Zijn geweten kwam daar in opstand tegen eo
geen eer-of winstbejag beoogenae heeft hij de
kwaal durven aantasten, de wonde durven
blootleggen. Hij heeft durven zeggen en met
voorbeelden bewezen hoe de oü bewarende
partij aan kiesbedrog zwanger gaat en hoe
schaamteloos zij zich daarover durft beroe
men. Welke donderslag voor hen die van mo
raal en van eerbied voor de wet spreken, wan
neer zij dezelve zoo schandelijk verkrachten U
Het gansche weldenkende land heeft de
meesterlijke rede van M. Daens toegejuicht,
omdat men in hem niet alleen een man, een ka
rakter, maar de onverbiddelijke wreker van
de gekrenkte vrijheid en van het verkrachte
recht toejuichte.
Nog ligt de razende Woeste-kliek onder die
striemende geeseling als ontzenuwd en ver
plet. Wij hooren nog de weergalm van haar
janken en huilen. Men zou zeggen dat zij nog
niet terug gekomen is van den angst od den
toorn waaraan zij gesidderd heeft. Wie weet
of zij er ooit zal van genezen
Zij gingen afkomen niet waar, Denderbode
Ze zijn gekomen en lang, zeer lang zult gij die
komst onthouden 1
11 O Er zijn er twee. Er is eerst
x I de pastil Waltbéry die de
vallingen in twee dagen geneest (T fr.) on
er is de vv'althéry-pil, het is te zeggen dit
zoo goed purgeermiddel tegen verstoptheid,
bloedbeden, maagontsteking (1,25 fr.)
Een boerenverhaal
DOOR KAPITEIN VAN ACKER.
(9e Vee volg).
God zij dank, neen, heer majoor, ant
woordde de aangesprokene. Het zijn vreemde
mannen, die aan den ijzeren weg werken...
maar toch ging hij hoofdschuddend voort
ik bemerk onder hen een jongeling uit deze
streek. Ik bedrieg mij niet... hij is het waar
achtig... Dat had ik toch niet gedacht I
De majoor en de andere vreemdelingen wa
ren opmerkzaam geworden en wilden er meer
van weten. Zoo moest de rechter nu verhalen,
hoe de oudste zoon van den Lindhamerboer,
met de schoonste eigenschappen begaafd, eenen
verkeerden weg insloeg en groot gevaar liep
een bedorven mensch te wordenDit had ik
niet gedacht, herhaalde de rechter ten slotte.
Het doet mij leed voor den ouden braven Lind
hamerboer. Tot nu toe hoopte ik nog, dat de
jongen zich beteren zou maar als hij in der
geljjk gezelschap vermaak begint te vinden dan
is er niets meer aan te doen.
Bah 1 daar is nog tijd genoeg voor 1 zei de
majoor zijnen grauwen snorbaard omhoog
draaiende. De dienst heeft zoo menig stijfhoofd
doen plooien. Waarom steekt men den kerel
niet in de uniform
't Is een rijkmans kind, zei de rechter
Er is een man in zijne plaats gesteld.
Daar hebben wij het, morde de majoor.
Ik heb het altijd gezegd, het remplacement is
niets waard. Te onzent, in Pruisen, is alleman
soldaat, en had ik den kerel slecht» twee maan
den in mijn bataljon, ik maakte hem zoo tam
als eene musch... Maar gij hebt mij nieuwsgie
rig gemaakt, heer landrechter, ik wil dat men
schenkind eens van nabij bezien.
Door een deel van t gezelschap gevolgd,
waarbij de dames niet ontbraken, ging de ma
joor naar de kegelbaan zien. Hier maakte iede
reen de stille bemerking, dat Willem een beeld-
schoone jongeling was. Zonder dat hij het wist
was Willem het voorwerp geworden der alge-
meene opmerkzaamheid. Toen 't gezelschap bij
de baan kwam, liep er het spel juist ten einde,
en ging monde gewonnen prijzen deelen. De
koperslager was kegelkoning en ontving het
feestvaantje. Zijne oogen straalden van geluk
en in het gevoel van zijnen zegepraal riep hij
Willem, dien hij goed kende, eenen groet toe.
Gij komt te laat Willem, riep hij, ditmaal
ben ik de overwinnaar 1
Dat is nog niet zeker, zei Willem lachend
terwijl hij zijn geld in den zak deed rammelen,
Is het fetstvaantje mijn met al wat er aanhangt,
indien ik met eenen worp de negen kegels om
werp Ik zet er twee kroondaalders tegen.
De koperslager zag Willem verbluft aan,
terwijl de omstanders hem toeriepen het voor
stel te aanvaarden, en eens fluisterde de koper
slager in het oor «Gij zijt zeker van te
winnen gij ziet wel dat hij niet nuchter meer
is 1
Ik aanvaard 1 zegde hij den handslag ge
vende.
Al het volk kwam rond de baan staan. Wil
lem had intusschen de kegelbol genomen en
stond met voorgebogen lichaam in de avond
schemering te zien als om den afstand af te
meten. Een krachtige zekere worp liet de bol
te midden der kegelplank opstaan in het vol
gend oogenblik sloeg zij de negen kegels om,
alsof men ze met een snoer omvergetrokken
hadde.
Koelbloedig draaide Willem op den hiel om,
nam den alversteenden koperslager de pnjs-
vaan uit de hand en trok de herberg binnen ge
volgd door de luidjuichende, en in de handen
kletsende menigte.
Willem en zijne makkers gingen zich rond
eene tafel zetten. Het prijsvaantje werd als
oen zegeteeken aan den muur gehangen. Dan
riep Willem in vroolijke luim
He daar, waard 1 breng drank 1 Ik trak
teer al wie drinken wil.
EeDe schaar lustige drinkebroers, wie men
dergelijke uituoodigiog geene tweemaal moest
herhalen, plaatste zich rond de tafel. Ook de
muziekanten kwamen nader, in de hoop, dat de
milde boerenzoon ook hen niet zou vergeten.
Zij speelden een paar stukken, die hunne wer
king niet misten het muziek werd vergezeld
met voetgestamp en glazengerinkel. Gedurende
eene poos stiet Peter, die al den tijd de harpe-
speelster had bezieD, Willem met den elleboog
Bezie toch eens het meisje met de harp 1
Vindt gij ook niet dat zij op Treze trekt Ja,
zij gelijken elkander als twee druppels water.
Treze vroeg Willem verwonderd. Wat
voor eene Treze
Wel, wie anders dan Treze van de Lind-
hamerhoef.
Gij hebt gelijk, antwoordde Willem, ter
wijl hij nu de harpespeelster mot meer aan
dacht bezag. Deze had het hoofd tegen hare
harp geleund, als om uit te rusten, en scheen
in diepe gedachten verzonken. De gelijkenis
was onloochenbaar, alleen Treze was jeugdiger
en frisscher. Zij geleek aan eene even uitbot
tende roos, waarop de dauwdrop des morgends
nog glinstert, terwijl het meisje daar met de
harp aan eene volgebloeide roos geleek welke,
in de middaghitte versmachtend, het hoofd
neigt en op 't punt is te ontbladeren.
Gij hebt gelijk 1 herhaalde Willem, ter
wijl hij bevangen werd door eene bittere ge
waarwording die hij vroeger nooit gevoeld had.
Maar hoe kent gij onze Trees 1
Hoe ik Treze ken? vroeg de soldaat la
chend. Gij moet reeds een goed stuk in den
kraag hebben, dat gij zulks niet meer weet.
Heb ik niet lang genoeg op de hofsteê gewoond
en met Treze mijnen lepel in éénen papschotel
gesteken Zoo een schoon meisje vergeet men
zoo licht niet... Zij komt mij dikwijls genoeg
in den ziu... Eu indien ik mij ging hij aar
zelend en schier beschaamd voort als een
braaf en eerlijk werkmau wilde gedragen... of
indien ik eenen schat kon vinden, dan ging ik
om Trees.
Willem wist niet wat hij kreeg hij luisterde
gelijk in eenen droom terwijl het hem afwisse
lend koud en warm over den rug liep. Hij was
met Trees opgegroeid. Als kind bad hij met
haar gespeeld, en als jongeling had hij haar
aanzien als eene genoote vrelke even als hij tot
huize en hoeve behoorde. Of zij schoon was,
daarop had hij nooit geletwant hij hield
zich met allerlei dingen bezig. En toch bare
nabijheid wasvoor hem eene behoefte maar
dat bad hij niet geweten. De woorden van den
soldaat deden in eens zijne oogen opengaan.
Thans dat hij de harpespeelster daar zitten zag
en zich Treze voor den geest riep, thans moest
hij bekennen dat zij schoon was, veel schooner
dan die vreemdelinge. Thans dat hij gewaar
werd, dat deze toestand eens veranderen kon,
dat Trees hem eens vreemd kon worden, onder
vond hij eene vlijmende smart, als werd er een
stuk van zijn hart gerukt, en een ijverzuchtig
gevoel maakte zich van hem meester. Hij balde
de vuisten, en het was hem alsof hij Peter bij
de keel moest grijpen, omdat die wagen dorst
aan Treze te denken...
De soldaat hernam het woord
(Wordt voortgezet).