DE LINDHAMERHOEVE Nummer 21 Werken en leven Nog de Congokwestie. LIBERAAL WEEKBLAD VOOR 4 fr. voor de stad j Abonnementsprijsvoorop betaalbaar 4 fr. 50 voor den buiten TRIJS TER NUMMER 10 CENTIEMEN. Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore van het blad, 32, Vrijheidstraat, 32 AALST. Nee spe nee metu HET ARRONDISSEMENT AALST Gewone, 15 centiemen Prijs der Annoncen Reklamen 75 centiemen per drukregel» Vonnissen op de derde bladzijde1 frank. Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt Handschriften worden niet terug gezonden. AALST, 23 MEI. Geven is soms eene goede, somseene slechte zaak. Gij zult misschien zeggen ja geven dat is liefdadigheid oefenen, goed doen en weldaden verspreiden. Bit kan waar zijn, maar geven kan ook verbeterd worden. De beste manier van de werklieden te ondersteunen en aan te moedigen, be staat niet in de almoes. Gij rijken der aarde, waarom denkt gij dat eene almoes alhier aldaar vol doende is om de eer van uw blazoen, van uwen naam, uwen titel of uwe grootheid te houden staan De almoes vernedert, verlaagt, maakt, lui. Zij voldoet deu arme niet wien zij gereikt wordt, en nadat hij het geldstuk in zijne hand beeft zien valleu, richt hij zijn vinnig oog op u die 't geeft, zijn hart welt op van nijd en zijn geest wordt de prooi der woelmakers. Elke dwaalgeest zal op hem mogen rekenen, en hoe meer gij hem zult ge geven hebben, hoe grooter de woede van zijnen ondank zal zijn. Maar laat, uit de milde bron van uw welzijn voor hem het werk, dat welda- ëiglevensvocht, vloeien. Verteert de schatten en inkomsten «lie God u tot weldoen schonk, in nuttig werk en bezigheid voor brave werk manshanden. Laat uw goud ia duizend stroomtjos vloeien van uit uwe heerlijke woonst tot in de kleinste, armste wijken. Een goudstuk maakt twiutig geluk kigen en dekt twintig noodwendig heden. De werkman die werkt en geld wint, gaat met het hoofd rechtop, hij is te vreden over zich zeiven en over de an deren. H,ij vindt in en buiten zijn werk ..vreugde en vermaak, zijne kinderen groeien op, en 't is de rijke die hen voedt, onderwijst en vormt door zijne «■v Een boerenverhaal DOOR KAPITEIN VAN ACKER. (19" Vekvulg). VIII. Middelerwijl had de oude Lindhamerboer als versteend in zijne mijmeringen verzonken gezeten. Luisterend stond hij op als hij de aenr hoorde opengaan, en een flauwe glim lach gleed over zijn gelaat als op zijn Wie is daar Treze 's vriendelijke stem antwoordde Ik ben het, vader. Ik kwam u vragen of ik u iets op de gitaar zou voorspellen Zet u eens bij mij, zei de blinde man en strekte de hand uit, opdat zij de hare bieden zou. Het is schoon van u dat ge komt om mij op de gitaar iets voor te spelen maar ik vrees de lust tot spelen is u heden juist zoo wel ver gaan als aan mij. Wij hebben zoo veel met "elkander te spreken. Ja wel, antwoordde Trees, terwijl ze nevens hem plaats nam. Ik zou u ook iets willen vra- gen...» Wel vraag maar op, mijn kind I Wat is -het, Trees zag nadenkend voor zich heen. Ik weet niet hoe beginnen, zegde zij. Ik kom mij voor gelijk de kleine knaap, van wien ikgelezen heb, die zijn leven lang in een donker hol verbleef en niet wist dat er buiten hemel en aarde zon en maan waren. Zoo is voor mij de berg geweest, waarop de Lindhamorhoef staat, en gelijk een kiekje dat uit het ei breekt, milde goedhartigheid zij moeten voor elke gift niet op nieuw gaan bedanken elke nieuwe noodwendigheid geeft gee- ne gelegenheid tot nieuwe smeekingen. Neen, het werk voorzief in alles, werken, werken, de blijheid de levens kracht Het werk maakt kloek en ge zond. Eigen waarde en wettige fierheid zijn het kenmerk van den moedigen, bekwamen werkman. Waarom toch vindt men zooveel rijken die misschien wel niet gierig zijn, zooals sommigen beweren, maar die meer houden aan 't geven van almoesen dan aan de aan moediging van het werk. Zal men zeggen dat zulks enkel hier uit komt dat die rijken, willende stil leven, gerust zijn op hun gemak, de werken vreeze waar zij door vele werk lieden en met vele last-ige bijzonderhe den zouden geplaagd zijn Dit ware den begoede zoo maar in eens beschul digen van luiheid en onbekwaamheid, hetgeen voorzeker overdreven is. Want een wakker, bekwaam man, die geldmiddelen en macht bezit, heeft immers geene moeite in het besturen van werken of ondernemingen, hoe groot ze zijn mogen. Integendeel, zulke bezigheid houdt het hoofd in de weer, ontwinkkelt de verstandvermogens en bevoordeeligt zelfs de gezondheid. Een rijke die doet werken, is in beweging hij heeft zorgen, bekommering, 't is waar, maar hij zal altijd beter te pas zijn dan deze die nooit zijnen leunstoel verlaat. Het belang van den rijke wint er door, niet alleen onder oogpunt van gezondheid, van zedelijke kracht, maar ook vau fortuin. Wie doet werken, en het wel aan boord legt, wint geld. Zijn eigen kapitaal laat hij rollen, het rolt en stroomt en vloeit langs alle kanten, 't brengt leven en weelde in buis en wijk. En 't keert wederom, verhonderd- vuldigd, en 't wordt, even als een sneeuwbal die van een hoogea berg rolt, een overvloed. heb ik het niet auders geweten dan dat ik op de hoeve te huis behoorde. Dat is ock zoo. Ik heb het niet anders geweten. Gij en de boerin God mag bare lieve ziel bobben zijt gij toch zoo goed voor mij geweest. Zoo ben ik opgegroeid en vastgeworteld gelijk een van die boomen daar, die ook niet zeggen kun nen hoe zij hier gekomen zijn en wie er hun geplant heeft... Doch op zekeren dag dien- zelfden dag dat er op de Lindhamerhoef zooveel verandering kwam had ik eene zeldzame gewaarwording. Een vreemd heer is hier geko men, en hij vroeg mij wat ik hier eigentlijk op de hoeve was, en hij heeft mij uitgelachen als ik het hem niet goed zeggen kou. L)an was het mij als wanneer men met een licht in eene spinneweb gaat en het vlokkig gespiu in eens opvlamt. Sedert heb ik dit uit mijn gedacht niet kunnen krijgen. En den dag dat wij te zamen naar Aibling zijn gereden, lag het wel tienmaal op mijne tong om u te vragen, wat ik eigentlijk op de hoeve ben telkens hield ik mij in maar nu Nu wilt gij het vragen vroeg de oude man. Ja en neen, antwoordde zij want na het geen ik daareven heb moeten hooren, kan ik reeds weten dat ik hier niet anders ben dan eene dienstmeid, welke men dreigt weg te ja gen eigentlijk ben ik nog min, want de ge- ringsté meid liet zich dat niet gevallen Gij zijt hier geene meid ik heb aan stonds... Ja, gij hebt aanstonds daar tusschen go- sproken, onderbrak hem Trees, dat is waar, en gij hadt ook groot gelijir, gij weet zelfs niet hoe zeer.... Als ik u verlaten heb, heeft Diktus mij afgewacht en mij doen v rsta in hoe ik hier blijven mag... ïudieu ik wil... Wat 1 riep de oude boer verontwaardigd. Wie zijn kapitaal waagt, onder rijp beleid en streng naziebt, zal groote on dernemingen tot stand brengen In onze dagen is het kapitaal de grootste macht der aarde. Het werk is ook eene macht, maar die twee kunnen elkander niet missen. Het kapitaal is de voedster de maag, 't werk is het hart dat klopt. Sa men doen zij frisch bloed en levens kracht door alle rangen der maatschap pij vloeien. Mocht het kapitaal, hier en daarin ijskouden slaap verkleumd, tot bewe ging en levenswarmte komen, leven stichten leven verspreiden, Er blijven nog zoo veel weldaden on beproefd en ongepleegd. Politiek het grootste schelmstuk. Een gewoon bureersmensch kan tegenwoor dig geen grooter schelmstuk bedrijven dan zich met politiek in te laten. Noch mossel, noch visch, uoch vogel, noch zoogdier zijn is thans de klerikale boodsc ïap. De politiek moet dus verafschuwd worden als de pest, zij bederft de nemoederen, zij ver breekt de gewoonten... op klerikaal gebied. Wat. beoogt de politiek eigenlijk De studie der middelen om het land, de geheele maat schappij zedelijke en stoffelijke welvaart te verschaffen. Welnu voor de klerikalen is men een nict- deug als men 't over die middelen met hen niet eeus is, dat wil zeggen als men huune klerikale denkwijze niet deelt. Nooit is men in ons land zoo ver gegaan als de klerikale ministers het thans doen. Geen onderwijzer, geen bediende, geen werkman, waar ze gezag kunnen op uitoefenen, mag nog eene eigene denkwijze hebben of ze in het openbaar bekend maken. Als men door dien willokeurigen maatregel alle karakter zal gesmoord hebben zal het kie- rikalismus onverdeeld in Belgie regeeren en de scepter zwaaieD over eene bevolking zonder kracht, zónder moed, zonder menschenwaarde. Niets vernedert meer den mensch dan hem door dwang zijn karakter, zijne overtuiging en zijne rede te onderdrukken en dat willen nochtans de klerikalen. Als men de klerikale bazen voor orakels neemt is politiek en schelmerij synoniem Wat hoeft de schurk... Bestaat er dan noch plicht, noch eere meer bij den kerel voor wien ik. Hij sprak het woord niet uit dat hem op de tong zweefde en verborg zijn grammoedig ge laat in beide handen. Treze deed als ot zij niets bemerkte en ging voort Zoo zal het wel het beste zijn dat ik mijn pakje maak. Ik wil aan de boerin het genoegen niet geven mij weg te jagen ik heb liever vrijwillig weg te gaan. Hoe Gij wilt mij verlaten vroeg de oude verwonderd. Moet ik dan met antwoordde zij bedroefd. En dan, bet zal misschieii voor u ook beter zijn, als ik niet lauger de rust van dit buis stoor, i) De oude schudde bet grijze hoofd. Neen, neeri, dat zal niet zijn, zegde hij want als 'gij weg gaat, neemt aij mijue laatste vreugde mee dan ben ik geheel verLten. Nu in Gods naam onze liev Heer zal mis se. deu medelijden met mij hebben en welhaast voor goed mijne oogen sluiten. Maak mij niet nog bedroefder, het valt mij reeds bard genoeg, dat ik u verlaten moet. Van over vijf jaargij weet wel wanneer dit was heb ik gedacht gekregen te vertrekken maar als ik zag dat gij alle dagen al bliuder werdt, beu ik gebleven, om uwentwil nu kan het niet meer zijn... Doch, laat ons nu daar van zwijgen, vertel mij liever op welke wijze ik op de hoeve gekomen ben. n Ja, dat is eeoe wonderlijke geschiedeuis zei de oude man al mijmerend. Wo iderlijk, maar kort en tivurig. Ik heb er u nooit van gesproken, omdat ik het niet noodig dachten ware ik gestorven, de beer pastoor zou u alLs verteld hebben... Dat gij mijn eigen kind niet zijt, hebt gij toch wel bemjrktdoch ik geloof waarom geven zij dan het voorbeeld niet van deugdzaamheid Als 't beoefenen der politiek een schelmstuk is zijn de ministers de grootste schelmen want geheel hunne zending en wer king is politiek. Misschien is 't juist daarom, dat ze niet willen van politieke karaktervolle mannen in hnnne besturen. De minister van IJzerwegen, de minister vae rechtswezen, de minister van openbare werken, de minister van ffnancien, de minister van onderwijs willen van niemand onder hunne onderhoorigen die zich met politiek bezig houdt. Politiek is eene slechte zaak en de mi nisters houden er het monopolium van voor zich. Ze willen van geene karaktervolle mannen omdat hunne karakterloosheid des te meer zou uitschijnen. Maar als de politiek zoo slecht is wat denken de hoeren dan over hun eigen zei ven. Dat alles is nochtans maar toepasselijk op liberalen die zich met politiek inlaten. Hoe meer ze op 't voorplan worden geschoven bij overloopers, hoe meer gewezen liberalen hnn ne vroegere princiepen verloochenen, hoe meer ze bevoordeehgd worden. De liberalen mogen geen karakter bezitten zij zouden moeten kruipen wij verafschuwen degenen, die aan dat ordewoord gehoor geven. De waarde van een land ligt niet zoozeer in den stoffelijken rijkdom als in den vasten geest der bevolking en die kan slechts verkregen worden door vrij veropenbariug der innerlijke overtuigingen. Er zijn nog zoo weinig mannen van karak ter in ons laud, dat men er alleen nog mossel- ministers vindt. De mannen van karakter worden terzij geschoven, zij die tot werktui gen kunnen dienen van hoogere invloeden worden op 't voorplan geschoven dat is een teeken van vei val, een gevolg der ongelukkige kieziugeu van 1884. Gedurende de besprekingen in de Kamer heelt het ministerie over deze netelige zaak harde waarheden moeten hooren zijne goede vrienden zelve hebben het allerminst gespaard, zoude zulks geen teeken zijn dat het land van die waaghalzerij zoo verdient de Congo kwestie op zijn minste te heeteu in het ge heel niet houdt De Belgen hadden nooit veel op met nieuwig heden, met het onbekende, eu de deerlijke dat ik u altijd als mijn eigen kind heb behan deld, en als gij eens de geschriften zult lezen die de heer pastoor bewaart, zult ge wel zien, dat wij u niet uit spot als kind hebben aange nomen. Luister hoe dit gekomen is I Hij zweeg een oogenblik, als om zich voor te bereiden. Dan begon hij Eens 't was rond St-Jansdag een zeer heet jaar het had sedert vele weken geen droppel geregend, zoodat schier alles verdor de de beken waren bijna allen droog, en veel bronnen zijn sedert lang achtergebleven Zelfs ons Linnenbronnetje kwam zeer spaar zaam, zoo dat ik bevreesd werd en ik dacht eens een bekwaam man op te zoeken die daar van iets verstond. Daar ben ik, met mijne vrouw zaliger, door het laud gereden, dewijl ik met éénen naar vee wilde omzien. Als wij in de omstreken van Fliutsbach kwameu, daar had een oude vriend van mij in eene eenzame streek een huis gebouwd. Daarnevens hadden zij juist begonnen eenen waterput te graven, en dat was een moeilijk werk, waut zij.hadden een diepen schacht moeten delven eer zij op water kwamen, en de brongraver Sep, dien gij kent, had h >t op zich genomen den waterput vaardig te maken. Juist als wij daar kwamen en eeuige oog inblikken stilhielden,-waren zij in grooteu nood de bronschacht, waarbij men niet voorzien had, dat men zoo diep zou moe ten delven hebben, dreigde in te storten het was hoog tijd hem te onderstutten. Maar er was g< en mjmsch in de nabijheid en eer ie mand naar het naaste dorp kon loopen óm er volk te halen, zou het wel te laat geweest zijn. Ik kon niet veel hulp bieden want eenige daaen te voren, bij 't inhalen van den oogst, had ik van ons bruin paard eenen slag gekre gen, zoodat ik den arm bijna niet verroeren kon. {Wordt voortgezet). tin v. Gf) A* ttV

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Dendergalm | 1896 | | pagina 1