EEN RAKKER
"\k.
13de Jaar.
Nummer 47
Zondag 20 November 1898.
,1
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
Nobele Letterkundige.
Een adellijke Cijferaar.
Abonnementsprijs
4 fr. voor do stad öetaa|baar
4 fr. 50 voor den buiten
PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN.
Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore
van het blad, 32, Vrijheidstraat, 32 AALS1.
Nee spe nee metu.
HET ARRONDISSEMENT AALST
Gewone, 15 centiemen
Prijs der Annoncen Re^iamen 75 centiemen
Vonnissen op de derde bladzijdefrank.
per drukregel.
Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt
Handschxiften worden niet terug gezonden.
AALST 19 NOVEMBER.
De grrroote financier (hoed afdo zeer
enkele,' baron Leo Bethune, die benevens het
winstgevend postje van volksvertegenwoordi
ger, Congodirekteur en meer andere het
plaatsje bekleedt van schepen van financien der
stad Aalst.... is in de kraam gekomen en heeft
eon verslag gebaard. Een verstag over de be
grooting van 1899.
De zeer edele Congoman, advokaat, schepen,
financier en baron heeft meteen zijne faam
van cijieraar en letterkundige bevestigd. We
zijn overtuigd dat zijne cijferkunde gelijken
tred houdt met zijne letterkunde en die is er
barmelijk. We laten Jan Pik de zorg over eens
in 's mans sommetjes te snuffelen en willen
slechts een greepje doen in het hinkend ge
wrocht van don beroemden baron, letterkun
dige.
De baron zou eens een grooten slag wagen.
Hij zou zijne vijanden den kop inslaan, ze
verpletteren.... en den roem oogsten, dien zoo
een held toekomt. Allah Allah de bok is
groot.... en Bethune is zijn profeet. Bethune
for ever
In de zitting van 28 October laatst heeft
M. Bethune, schijnt het, zijn fameus verslag
op den gewonen keeltoon voorgelezen, en de
man is er zoo fier op dat hij het als Bijvoegsel
in Denderbode heeft laten verschijnen.
Indien M. Bethuue de begrooting heeft aan
geboden gelijk ze voorkomt in zijn verslag,
heeft bij een echt broddelwerk geleverd van
cijfers én in opzicht der taal eene domme
knoeierij voortgebracht. Waarom hooggeleer
de zwausbaron hebt gij uwen hutsepot niet
eens ter inzage gegeven aan dokter Bauvrens.
Waarlijk, baron, voor eenmaal, dat gij iets
laat drukken, hebt ga een ezelsstreek begaan
en umogt uwen kornuit De Clippele, den onbe-
kwamen schepen van Onderwijs, nen arm [ge
ven en naar de distels wandelen.... Hoe zoudt
gij een budjet behoorlijk op zijn pooten zet
ten, ge zijt niet eens in staat een enkele volzin
in den haak te brengen.
De vermeerderingen dragen op de volgende
posten.... zoo spreekt de nobele financi r en
letterkundige. Vermeerderingen die op posten
dragen zijn van die wonderlijke dingen welke
maar gebeuren bij groole vernuften als Bethu
ne en De Clippele.
Alle zinnen zijn op dezelfde wijze verdraaid
en verwrongen en zeker zal de geleerde baron
water en bloed hebben gezweet om zijn mees
terstuk aan een te stooten en zijn kollega van
Openbaar Ouderwijs den baard af te doen.
M. Bethune roemt erop, dat het stadsbe
stuur in 1899 aanstaande 35 duizend 8 honderd
franken me r uitgeeft dan in 1896, dat is waar
doch hot onderwijs is er geen centiem om ver
beterd, integendeel, de schepen van Onderwijs
heeft ons bewezen, wat we in dat opzicht ver
wachten mogen, M. B thune bewijst het op
zijne beurt.
Wij verheugen ons, zegt M. Bethune, dien
reuzenstap aan het volksonderwijs te hebben
doen voortgaan. Ge moet artist zijn gelijk
Bethune om een reuzenstap te doen voortgaan.
Zegt, medeburgers ziet ge dien reuzenstap
daar marscheeren en M. Bethuue er achter
met een lange zweep om hem te doen voort
gaan, gelijk amerika ïnsche paarden, naar het
slachthuis van 't volksonderwijs.
De uitgevoerde voetpadenzegt de groote
financier. Waar zijn ze naartoe gevoerd mees
ter Bethune, en waarmee Zijn ze met eeue la
ding oude geweren on slechte jenever uitge
voerd naar den Congo om de zwarten te be
schaven
Zoo staat het fabelachtig verslag van den
grrrooteu man vol kemels van de leelijkste
soort, we zouden er met dozijnen kunnen aan
halen, doch de aangehaalde voorbeelden zullen
\oldoende zijn om het letterkundig gehalte
vau den man naar waarde te doen schatten, hij
zal met den beroemden Paul De Clippele Jef
Casteleyu over 't hoofd groeien.
M. Bethune heeft, wellicht om bij de lezing
indruk te maken op het publiek, bezonderlijk
gelet op de welluidendheid. Voorbeelden van
mooie uitdrukkingen zijn in zijn verslag met
de vleet voorhanden leest het en ge zult er
verrukt over ziju. Hoort liever den iever des
gemeenteraads, evenals gij weet..., moeten er
't nut van huldigen enz. enz.
Geheel het 'werk van M. Bethune is een
jammerlijk liedjeszangers-proza en als ik nobel
moest ziju gelijk hij, geleerd, beschaafd, zwe
vend in hooger kringen, ik zou me schamen
onder zulk voddewerk mijn naam te zetten,
want het strekt tot schande des gemeenteraads
Men bracht me Denderbode en 'k zette
mij gemakkelijk achter mijn stooiken,
ontplooide net blad om er een oogslag
in te werpen men kan niet weten of er
soms niet eens (al ware het maar een
enkelen keer) een ernstig artikel zon
instaan.
Menheer, roept mijne meid, dor valt
doar en grooit stik papier uit a gazet.
Eu inderdaad er was een groot stuk
papier uitgevallen. Ik raapte het op en
las Bijvoegsel aan Den Denderbode
van Zondag 13 November 1898.
Folklorische dorptafereeltjes
door Pon LINDEMA.
Mag zonder toelating niet overgedrukt worden.
12° Vervolg.
Hola zei hij lachend, boer dat is nieu
we mode van kragen, mij dunkt, ge hebt mij
eene part willen bakken, he man
Zij de daarveur vies
Allo dan zou 'k wel
Och kloeg depachter's nachts aanzijn
vrouw, hoe mij van dien lastigen kerel ont
maakt Wistik maar dat hij niet te hard zou
slagen, ik zei maar aanstonds dat ik vies ben.,
maar. Hebt gij geen middel, wijt
Wel zend hem naar den keimolen.
Proficiatriep de boer zot van plezier,
morgen ben ik hem kwijt.
's Anderen morgend werd de knecht met
eene volle kar keiën naar den molen gezonden,
waar de duivel iu persoon keiën maalde. Die
er naartoe gingen, keerden nooit weer, de dui
vel maalda ze onder zijne keien en wierp de ziel
in de hel.
De knecht reed met de kar keien naar den
molen. Maar de baan was vuil en slecht en
't paard kon niet verder. De knecht pakt het
paard, smijt het op den wagen en trekt de kar
zelf,
Eq ik las nog
FinancienBegrooting
en verder heele reeksen cijfers. Wel,
sapperdepitjes zei ik hij mijn eigen,
Van de Putte zendt de terechtwijzing
van het krot verslag, juist als mijn arti
kel in Dendergalm verschijnt- waarin ik
die terechtwijzing vraag.. He neen,
t is een boterhammeke van den adel
lijken cijferaar, die in onze stad als
schepen van den monika fungeert.
Gegroet gegroet edele rekenkun
dige, gij zijt uw voorgeslacht van den
tijd der kruistochten waardig, men ziet
dat het bloed dier ontembare kruisvaar
ders nog in uwe aderen bruist en gij,
de held onzer dagen, de legioenen uwer
vijanden onder uwe bliksemende cijfers
verpletteren zult.
Zie, baron, ik neem uit eerbied mijne
pet af en schuif mijn speekseibakje op
zij, opdat het licht mijner lamp vlak op
uwe mirakuleuze cijfers zoude vallen.
Ja, ja, jaaa dat kan deugen, de adel
lijke cijferaar, haalt tot vergelijking,
de cijlers aan der begrootingen van de
vorige jaren.
Ah, ba wat zie ik Gij hebt uit
het krotverslag van 1895, de begroo
ting van 1896 overgedrukt, gelijk ze
voorkomt in het morsiyr boekje dat bij
Yan de Putte van onder de pers is ge
komen Maar, Mijnheer de schepene,
die cijfers zijn valsch, valsch, valsch
Gii steunt uw verslag dus op valsche
cijlers.... uwe vergelijkingen zijn dus
even valsch... en zoo go er goesting toe
hebt, daagt ons voor het Gerecht, we
zullen bewijzen brengen.
Verder, baron cijferaar, is uwe be
grooting geene begrooting, maar een
samenraapsel van cijfers, dat Gij u wol
wachten zult, aldus in een officieel
stadsverslag te doen opnemen. Het is
een handvol zand, dat gij in het aange
zicht smijt der eenvoudige lieden, om
hen des te beter rotte pataten voor ap-
pelcienen te versjachelen.
Zeg eens, baron financier, waarom
hebt ge niet eenige bezonderheden ge
geven over de vermeerdering van uitga
ven voor liet volksonderwijs b. v.
Subsidie aan de school der lotelingen....
id. id. van pastor Willems
id. id. der Broeders enz.
Dat gij een feniks zijt in 't cijferen
heb ik spoedig bemerkt, waarde baron
Om uit te rekenen, dat de uitbreiding
der volksscholen aan de stad 120 dui
zend franken zou gekost hebben moet
men cijferlessen hebben genomen bij
zondeliuge meesters. Ge maakt u op
recht belachelijk.
Het huis Yan Langenhove (Koophan
delsrechtbank) zal te zamen kosten
65,625 fr. Waarom ook moesten de
kleppers, de uitgestrekte gebouwen der
Pontstraat voor een spotprijs aan de
Jesuieten verkoopen
Uw vijfde hoofdstuk, baron, is een
hutsepot, die ferm aangebrandt riekt
ge geeft ons daar brokken uit de be
grooting van 1896, van 1897 en van
1898. 'k Zal u doen opmerken, dat Gij
of Clemens VaD de Putte nog geen tijd
hebt gehad om ons daarover te laten
oordeelen, aangezien het krotverslag
van 1895 het laatste is, dat werd uitge
deeld, hoewel we bijna in't jaar 1899
zijn.
Uw verslag is dus maar eene zwans en
met de liefelijke aanvallen, tegen uwe
politieke vijanden slechts oen zouteloos
manifest waarvoor gij alleen in adellijke
bewondering zult staan.
Nog een woord de adellijke cijferaar
verheugt zich in de onteigening van den
hof der Godshuizen onteigening die
ongeveer 70 duizend franken heeft op
gebracht. Daardoor, zegt hij, kan het
krediet, dat de stad gestemd had voor
het hospitaal zijnde 71 duizend franken
verminderd worden tot 8 duizend.
'k Geloof het wel, hadden de Gods
huizen al hunnen grond verkocht, de
stad hadde niomendalle moeten geven
voor het Hospitaal, dat met de altijd
bijkomende subsidies reeds meer dan
een half miljoen kost doch dan ware
ook de bron van inkomsten voor de
Godsbuizen te niet en op wie zon den
last vallen
Elke vermindering van de eigendom
men der Godshuizen, vermindert dezer
De duivel zette de zeilen drie kwaart, maar
als hij den mau zag afkomen, die zijn paard
op de volle kar keien had gesmeten en die zwa
re vracht zelf trok, kreeg hij schrik en vlucht
te do trappen op.
De knecht liep er achter. Lucifer sloeg ach
ter zich de deur toe maar in haast ha i hij den
tijd niet ziju steert binnen te trekken en de
knecht wrong hem van duivels achtersta.
De kuecht kwam naar de hoeve weer. Hij wil
voor mij niet opendoen, zegde hij tot den ver
baasden boer omdat ik hem zijn koJde niet
weergeven wil.
Ga, zegt de boer, ga met mijne schapen
naar de weide, ik stel u aan als mijn schaper.
Nauwelijks was de knecht in de wei of
vreemde beesteukoopmans trokken langs daar
heen.
Boerken, verkoopt ge geene schapen,
vroegen zij
Ja, zeker.
Hoeveel
Allemaal doch op eene conditie ik
moet ze alle de ooren afsnijden.
Na wat twisten en afdingen geraakten zij
't akkoord.
De knecht sneed de ooren .af en stak ze bij
paren in den grond. Toen dat gedaan was liep
hij naar huis.
Boer, boer, riep hij, al de schapen zijn
verzonken.
Verzonken
Ja, kom zien
De boer liep met zijn knecht naar do wei
hij pakte de ooren van een der schapeu vast,
trok en vloog achterwaarts met de vier ijzers
in de lucht.
Ah loeder gij hebt mijne schapen ver
minkt.
Ja, maar eerst verkocht, boer zijt ge
daarom vies
'Ik geloof het wel, brulde de boer, wie
zou daaromniet vies zijn.
Een lapken op de broek dan en wij zijn
kwijtens.
Ja maar ik wil mijne vrouw als getuige gij
zoude te hard kunneu slaau I
Ze gingen dan sameu naar de hoeve.
Als gij peist dat hij te hard zou slaan, ofals
ge ziet dat hij te hard zwiert, schreeuw, zegt
de boer tot ziju wijf, ik zal wegspringen.
De boer stelde zich in positie. De knecht
zwaaide den arm. De vrouw schreeuwde maar
't was al te laat. De boei' was de lucht ingevlo
gen
Men heeft hem nooit meer weergevonden.
Daar kwam een mauneken met een fluit,
Eu mijn vertelselken is uit.
10. Sint Marten.
Sint Marten
Speelt zijn parten
Zongen de kleine meisjes en knaapjes van
Lommerbeek, en in den wilden najaarswind
die zoefde door hagen en boomkruinen lieten
zij met blij geschater papierkens en pluimpjes
vliegen.
Gaat uit mijnen weg, tiert Nard van ver
re, 'k ga met ons geit noor den bok
Nard drijft inderdaad eene groote witte geit
voor zich uit Maai'het dier verschrikte, mo
gelijks van al het kindergewoel op de straat en
het wilde op zijne stappen torugkeeren.
Waar wilt ge naar toe dé grijnst
Nardus, Alia, weet ge niet dat de bok langs
daar woont 1 Moet ge daarveur zoo oud ge
worden zijn Maar of Nard joeg en sloeg
de geit was koppig en wilde niet meer voort
De dommen morde Nard alhier ouwe
pros hij leide de koord waaraan de geit
gebonden wa3 over zijnen schouder plaatsta
zich in 't voorspan alsof hij in den kruiwagen
trok en zoo sleepte hij het beest achter zich
de baan op.
Hee jongens riep Tistje van den
champetter Siute Metten is door
Wa... wat vraagt Nard Sinte
Metten
Ja, met ziju wit paard
Kerdedjeen 1 vloekt Nard.... zeg, jon
gens, joogt eens wat op 1
Eenige knaapjes joegen en kletsten en het
beest ging wat beter.
Niet te nijg schuppen, zelle, want 't is de
onze 1 waarschuwde Nard
Maar de kleine jongens werden het opjagen
moede en ze lieten Nard maar hoepen en
toepen. Doch suskeu van boer Roosens was
bijgekomen en riep Belle, belle, belle en
al de kleinen riepen mee Belle, belle, belle
Het geitje bleef staan en keek om 1
Ge moest verdonderen, schreeuwde
Nard l
Wordt voortgezet.