MEETJE STEVENS
18de Jaar.
Nummer 14
Zondag 5 April 1903.
®pii
STAATS-KROT.
STADS-KROT.
Landloopers en messentrek-
Kers op den buiten.
Mijlbeek en de Stad.
Fs lm.
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
Abonnementsprijs f' I°or de stad V00r0D betaalbaar
4 fr. 50 voor den buiten XöoroP oetaaiDaar
PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN.
Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore
van het blad, Vrijheidstraat, 58 AALST.
HET ARRONDISSEMENT AALST
Prijs der Annoecen
Vonnissen op de derde bladzijdefrank.
Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt
Handschriften worden niet terug gezonden.
Nee spe nee metu.
AALST 4 APRIL.
In 1880 regeerden de liberalen met
292 miljoen 's jaars.
Verleden jaar had het katholiek mi
nisterie verteerd
506 miljoen
In 1884 toen de liberalen het bewind
moesten neerleggen beliep de staats
schuld tot
1 miljard 770 miljoen
In 1900 na zestien jaren klerikale
overheersching was de staatsschuld ge
klommen tot
2 miljard 730 miljoen 1
En M. De Lantsheere klerikale senator
klaagt over 's lands schromelijke schuld
Dat zijn puddingen die aan de ribben
houden vindt ge 't niet lasten dragers
Kiezers van stad en van den buiten
zullen uwe oogerr niet haast opengaan
Sedert 30 jaren missturen de klerika-
len onze stad i
De lasten zijn verdubbeld
door hen die de liberalen verweten, de
stukkeu van 5 fr. in den grond te del
ven, door het maken van onderaardsehe
goten. De klerikalen leenden op 1G ja
ren tijds ongeveer
4.000,000 franken
en des niettegenstaande zullen zij, zon
der nieuwe lasten met lang voortboe-
ren, ondanks al hunne beloften. De kle
rikalen verkochten om ongeveer
1,000,000 franken
eigendommen, waaronder het collegie,
dat aan de jesuieten voor een spotprijs
werd afgestaan. De klerikalen benoem
den een
zwerm kreaturen
van alle gehalte en waarde, die met, een
goeden ponk weggaan. Burgemeester,
Schepenen en klerikale bijloopers kos
ten ons jaarlijks ongeveer
60,000 franken
Dorpsverhaal
door L. V. O. Onderwijzer.
Om hen wat op te beuren zong hij met zijn
breede, machtige stem heel jolig, heel lief
zijn leugen lied
1.
Komt, vrienden, die wilt hoort liegen
Komt en staat hier achter mij
Als gij meent dat ik u zal bedriegen
Komt en zet u aan mijn zij.
Ik zag daar 't lest een wonder werk
Een verken zag ik schoenen lappen,
Eenen uil die sprong o -er een huis'
En zat daar achter een vledermuis.
2.
Een uil die bezig was met weven,
Een vos die spoelenmaker was,
Een wolf die ging patatten krabben
Ïjöii muis die mollenvanger was,
En een kat zat op haar gat,
Bezig met kloefen te versnijden
Een krekel riep en wat is dat
t Is de victorie, ja, van heel de stad I
3.
Een kemel zag ik spinnen werken
Een paard dat glazenmaker was
en die kostelijke vogels zijn nog te lui,
of te dom, of te vadsig, om hunnen
plicht te doen, de rekenschap regelmatig
na te zien en aldus te beletten dat er
omtrent
100,000 tVaiikon
kas werd gepikt, die verzwonden
zijn in de jaren van beroerte men weet
niet waarheen, an den Bossche is mei
zijn geheim de zee over naar Brazilië.
De klerikale bazen zenden nu en dan
een krot verslag rond, zoo slordig op
gemaakt dat er voor
duizenden franken dwalingen
in voorkomen en er feilen in staan van
de eerste bladzijde tot de laatste en
diezelfde klerikalen moeten eene lee
ning doen van
98,000 franken
om de gevolgen hunner verwaarloozing
en de rest te betalen, met geld dat de
lastenbetalers weer uit de beurs zal ge
klopt worden. De klerikalen zullen, als
ze meester blijven weer spoedig voor de
pinne komen met
Nieuwe lasten en nieuwe opcentiemen
want met zulk koteriebestuur, dat sub
sidies toewerpt van duizenden franken
aan maatschappijen die voor 't alge
meen welzijn Liets doen; met een kliek-
bestuur dat zooveel blijken geeft van
partijdigheid, onbekwaamheid en slor
digheid moet de stal naar den dieperik.
Wilt ge verlost zijn
van die fanatieke kazakkeerders, onbe
kwame bestuurders, dan is er maar een
middel dit jaar moet Gij
Stemmen voor de Liberalen.
In den laatsten tijd werd er weer ve< 1 ge-
klaigd over allerhande landloopers op den
buiten. Onder voonvendsol van stekjes, blink
en andere vodderijen te verkoopen, dringen zij
iu de hofsteden, vallen de buitenlieden°lastig.
Verkoopen zij niet, dan dikwijls beginnen ze
te schooien of te dreigen.
Er zijn zeker onder de rondleurders men-
scbeu die hunne waren aanbieden om een
stuksken brood te verdienen, maar ei zijn er
ook oider die men niet veel mag betrouwen.
Een paling bouwde aan een kerke
Een koei verscheurde eenen os.
Ik zag daar lest een wondre Oi-g,
Met eenen langen wagen rijden,
Zij deed commercie in ons laan
Eu riep gedurig Schoon wit zand 1
4.
Een paling kwam daar toegeloopen
Met oenen Sibel aan zij i zij.
Hij riep Gij zult het gaan bekoopen
Er is een groote ruzie op d'hand.
Hij die maakte daar neu oorlog
Tegen zeventien razige vlooien,
Hij riep gedurig Komt alhier,
Er staat van achter nog nen officier 1...»
5.
k Zag daar nog een mier passeeren,
Met eenen ransel op haar gat
En wanneer zij haar begon te scheren
Viel daaruit een heele stad.
En in die stad daar stond een huis
Op den gevel een kerk gebouwen
Eu die dees leugens wilt verstaan
Zal voor zijn loon naar den hemel gaan.
't Verdriet was weg en omdat het niet
meer terug zou komen begon Meetje
Jan, den slim men Dief.
Trientje Koekepanne woonde op den hoek
van 't groote Weigaardbosch. 't Was een arme
weduwe met een zoontjo dat Janneken heette,
en dat zij doodgaarne zag.
Het is op deze laatsten dat de politie en de
gendarmen wat meer het oog zouden moeten
houden.
Men heeft al dikwijls van die kerels gehad
die bevonden werden de hand iu diefstallen
en brandstichtingen gehad te hebben.
Oppassen is dus de boodschap. Onze cham
petters zijn over 't algemeen wakkere en goed
oppassende ambtenaren. Maar wat kan een
champetter alleen op een dorp dat soms meer
dan een uur uitgestrektheid heeft van grond
gebied.
Dikwijls is de plaatselijke politie in de dor
pen ontoereikend om een goede waakzaamheid
te houden, maar dan zou de regeering moeten
tusschenkomeu.
De buitenlieden betalen zoowel belastingen
als de stedelingen, en hebben evenveel recht
op bescherming.
bedert eenige jaren heeft 't gouvernement
voor de gendarmerie bijna 1 millioen frank
's jaars, meer uitgegeven dan vroegere jaren,
t fs wei 't minste van te vragen dat dit geld
voortgekomen van onze zuurgewonnen
belastingen, besteed worde om de openbare
veiligheid zoowel op den buiten als in de ste
den te beschermen.
Vlaanderen wordt ook een echte moordkuil.
Geene week gaat voorbij zonder dat de eene of
andere jongeling doodgestoken wordt. Er zijn
veel dorpen in ons geliefkoosd landeken,
waar men jaarlijks ten minste een jongeling
dood viijdt. Hoe is zulks toch mogelijk in
deze eeuw.
Eene der grootste oorzaken is voorzeker de
geringheid der straf.
Do jonge schavuiten van 18 tot 20 jaren
weten, dat na eenige weken het gevang voor
den messen vechter opeustaat en hij heeft op
den eenen of den anderen 'nen pik, hij steekt
maar om dood, de straf zal toch onbeduidend
zijn.
Doch er zijn ook zedelijke oorzaken.
Gij zult onder de hardnekkige vechters,
weinig ontwikkelde jongens vinden. Meest
a'len zijn ongeleerd of weinig geleerd. Hunne
school was in de akkers langs de kanten met
het koezeel in de hand, en voor ti dverdrijf
wiemen zij reeds hunne makkers of het volk
dat op 't veld werkte, en dikwijls ook voor
bijgangers, alle soort van grove woorden naar
het hoofd.
't Grootste deel dier ongelukkige vechters
behoort tot die klas van jongens die alhier nog
zoo talrijk is, wier opvoeding geheel en gaDsch
verwaarloosd werd, uij wie een deugdelijk en
ernstig lager onderwas de natuurlijke ruw
heid, de wildheid en onbeschaafdheid die den
mensch, in 't wilde opgegroeid, kenmerken,
niet wat verzacht heeft. Nergens is het ver-
pliehtend onderwijs noodzakelijker dan in deze
streken
Op zekeren dag ging Trientje in het bosch
hout rapen zij liet Jantje bij den dikken eik
alleen en sprokkelde verder, en zie als zij
wederkwam was er geen Jantje meer te zien.
let kind was weg. Zij weende, riep, zocht..,.
Niets JDagen lang keerde Trientje het
bosch t onderste boven, zocht en herzooht
maar vond haar Janneken niet weder.
Vijftien jaren verliepen. Trientje treurde
nog altoos over het verlies van haar zoon.
Op neu avond was zij bezig met de pap te
roeren, toen er op eens een schoon gekleeden
heer in haar huisje kwam.
Dag, moederken, zei hij.
Dag, mijnheer, zei Trientje.
Dag, moederken, zei de heer weder.
Trientje keek aardig op en het scheen haar
dat zij die vriendelijke oogen, dat lief gelaat
nog gezien, die stem nog had gehoord.
Kent ge mij niet meer, moederken zei
de heer naderbij komend.
God zijt gij misschien Janneken, mijn
Janneken
Juist geraden
Zij yloog hem aan den hals en vergat van
blijdschap de pap te roeren.
Maar ik heb hier voor u een volle beurs
goud. Nn zijt ge rijk ge moet niet meer
werken.
Maar hoe kwaamt gij aan dat geld
Dat wil ik u vertellen, zei Jan.
erwijl ge weg waart hout rapen, kwamen
eenige roovers langs daar zij pakten mij op
en sloten mij op in hnn hol. t Waa er niet
Ziedaar vat er geschreven wordt.
Moest het van ons komen ze zouden roepen
F ar tijschapoverdrijvin g
Maar het bovenstaande ontleenen wij aan
een katholiek blad dat op den buiten ver
schijnt, onder de leiding van een priester.
t Is een kaakslag voor de clericalen en ter-
zelfdertijd eene hulde aan de liberale partij
welke getallen is omdat zij een deugdelijk en
ernstig lager onderwijs op den buiten bad wil
len inrichten.
Mijlbeek zal dus eerlang zijne nieuwe kerk
hebben. In afwachting daarvan is de parochie
ingericht en worden de goddelijke diensten
gedaan in de groote Kapel,
Onze Kliekbazen hebben die parochie inge
richt om plezier te doen, heel waarschijnlijk
aan hunne goedzakkige kiezezs van Mijlbeek,
die met de vreemde paters, broeders en pas
toors der stad de kiezing der klerikalen tot nu
toe hebben verzekerd.
Was die kerk er zóó noodi"
Ieder weet dat er alle zondagen in de groole
kerk en in Sint-Jozefskerk plaats genoeg was
en er dus in dat opzicht geene nehoelte was
aan 't bouwen der nieuwe kerk, die ons ette
lijke duizende franken zal kosten.
Hebben de bazen door het oprichten der
p irochie van Mijlbeek en het bouwen der kerk
de uitbreiding der stad beoogd en 't bevoordee-
ligen der bewoners van Mijlbeek ?daa zou er
eerst dienen onderzocht te worden in hoever
de gedane opoffering door een goeden uitslag
zullen bekroond worden.
Weldra zullen de boerkens hunne pachten
mogen opslaan, weldra zullen ze noanekens
krijgen die de beste plekjes grond zullen koo-
pen aan prijzen, waar de hoveniers niet aan
kunnen, weldra zal hunne geheele bedrijvig
heid hen duurder te staan komen dan ze nn
vermobden.
Doch van dat alles willen we thans niet
verder gewagen. We willen de aandacht roe
pen der eigenlijke stadsbewoners op de gevol
gen voor hen, van het oprichten der parochie
van Mijlbeek.
Het nadeel aan de stadsbewoners berokkend
is onloochenbaar.
1. De bewoners der stad zullen het grootste
deel betalen der lasten veroorzaakt door het
bouwen der nieuwe kerk.
2. De neringdoeners der stad wonende iu de
Molenstraat, Molendries enz. zulleu erg bena
deeld zijn iu hunnen handel, bij zoover dat de
huizeD van don kant der stad reeds in waarde
zijn verminderd.
3. De zondag dis voor alle neringdoeners der
Molenstraatpoort en zelfs vau verder in de stad
nog een dag was van eenig verteer en bawe-
pleizierig, altijd schier alleen, 's Nachts was er
niemand 's daags sliep >n de roovers. Ik werd
grooter kreeg les in het stelen en het rooven
en mocht er honderden geschiedenissen van
leelijke dingen hooren.
Toch dacht ik altijd aan moedor en aan ons
huizeken op de grens van het woud.
Nooit mocht ik inedegaan. Ik geloof dat ze
mij niet betrouwden, want zij wisten genoeg
dat ik bijlauge de domste niet was.
Dezen morgend ontsnapte ik, met deze volle
beurs geladen ging ik op de vlucht. Dat was
me goed 1
Den volgenden dag giDg Trientje Pannekoak
naar de kerk en zij zag er zoo gelukkig uit
dat de burgemeester het merkte en zei We 1
Trientje, zoolang zag ik n droef en verdrietig,
nu ziet gij er zoo vroolijk uit wat is er ge
beurd
Mijn Janneken is weergokomen riep
Trientje, en hij heeft een volle beurs geld
meegebracht
Zeg eens aan Janneken dat bij dezen
namiddag bij mij komt. Ik wil met hem spre
ken.
Janneken deed dat. Hij moest zijn heele
geschiedenis vertellen.
Wat vieze toereu (i) zei de burgemeester
en peinst gij dat gij ook uw stiel vaa dief
kent.
Ja, zei Jan.
al
(1) Avonturen.
Wordt voortgezet.
1/ cr.\ HB
O
l SMËdSd -