Is klassenstrijd noodzakelijk?
Links en Rechts
te gaan raadplegen of zich door hem
te doen verzorgendaardoor HEB
BEN ZIJ RECHT op eenen apotheker
die hen ten volle vertrouwt, die het
missen kan het fleschje of pillendoosje
met 'nen hoon botte toesnauwingen in
te pakkenbovendien voorziet het
ziekenfonds in eenen dagelijkschen
geldelijken onderstand, die gedeelte
lijk hei loon komt vervangen, dat de
zieke onbekwaam is op te nalen.
Om dit al te genieten, desnoods ZES
MAANDEN lang, of nog langer indien
men bii eene herverzckerin^skas is
ingelijfd, overtreft de bijdrage NOOIT
de TIEN FRANKEN 's jaars, welke
men wekelijks met een klein kan stor-
ten.
En zeggen dat er nog lieden zijn, die
door 'nen dokter, die zij tegen hunne
goesting nemen en BETALEN, om
uit het gasthuis te kunnen blijven, en
hunne medicamenten voor niette kun
nen bekomen, OP WEINIGE DAGEN
bijna zooveel uitgeven als 't zieken
fonds OP EEN GANSCH JAAR zou
vergen.
Werkvolk van Aalstvergelijkt die
twee toestanden en zeg ons Hebben
wij niet een weinig gelijk van aan
moedwilligheid te ^elooven bij die
personen, welke zien met mindere of
met dezelfde uitgave AAN DEN
MAATREGEL VAN T ARMBU-
REEL KUNNEN ONTTREKKEN,
en verwaarloozen het Ziekenfonds bij
te treden.
't Is met alleen moedwilligheid maar
plichtverzuim bij voornoemde perso
nen.
Waarom
Omdat zij zich in de gelegenheid be
vinden, zonder er schade door te lij
den, het Armbureel ten zeerste te ont
lasten ten voordeele van deze die, 'tzij
door ouderdom, door gebrekkelijkheid,
door chronieke krankheid enz. belet
worden deel ite maken van den onder-
lingen bijstand.
Men denke hier eens wel op na
Wellicht, als elk zijn plicht doet,
door zooveel mogelyk de ziekenfond
sen te steunen, bereikt men het ideaal
dat de toekomst van deze heilzame in
stellingen verwacht, namelijk de ver
zekering tegen ziekte van het HEELE
HUISGEZIN in den onderlinge» bij
stan "I, hetgene voor immer deleden en
gansch hun huishouden' zal behoeden
tegen gebrek en [nood, moest de ellen-
dige geesel der ziekte hun ooit komen
plagen.
En van den anderen kant vermindert
men de lasten van het armbureel, dat
zooveel te beter de ware behoeftigen,
waarvan wij in het begin spraken, zal
kunnen onderstand verleenen. en voor
hen misschien den maatregel thans in
voege merkelijk verzachten.
Jan DE^tó/
De ziel der socialistische werking is
klassenstrijderger nog, klassenhaat.
De menners jagen het werkvolk tegen de
hooge standen op door een gevoel van af-
gunst.Dit gevoel, wij bekennen het,pakt al
te we£op het hert der menigte veelal
prikkelt het meer dan het gevoel van liefde.
Toch is het onchristelijk, en, al konden
wij daardoor het volk tot ons trekken, wij
zouden niet mogen.
Dus geen klassenhaat
Maar, ook geen klassenstrijd Dat is
wat anders hier kunnen wij zoo effenaf
niet neen antwoorden.
Strijd is in zich zelf niet slecht. Strijd is
dikwijls noodzakelijk. Voor onze belangen
mogen wij strijden, binnen de palen der
rechtveerdigheid. Een werkman die niet
zou strijden voor het dagelijks brood van
vrouw en kinderen, ware een lafaard, een
plichtvergetene.
Wanneer nu de belangen van eene klas
strijdig zijn met of gekrenkt worden door
die eener andere klas, dan is klassenstrijd
billijk en noodzakelijk.
Zijn waarlijk de belangen van patroon
en werkman tegenstrijdig met elkander
Altijd niet, dikwijls komen zij goed
overeen.
Zoo b. v. dat er veel werk zij, dit is goed
voor allen.
Zoo ook de vastheid van akkoordhoop
en vertrouwen in de toekumst zedelijk
heid en deftigheid, gezondheid en tevre
denheid onder het werkvolk, dit alles is
zegenrijk voor bazen en onderdanen.
Begrepen beiden goed hunne belangen,
het zou blijken dat er bijna altijd overeen
komst is.
Toch is er wel eens strijd van belangen,
spruitende grootendeels uit den aard der
zaken zeiven, vooral met ons tegenwoordig
economisch stelsel, nog zoo ongeordend.
Het is duidelijk dat, als 100 arbeiders
dagelijks een halven frank meer trekken
voor hetzelfde werk, de bazen dan 50 fran
ken minder winst hebben.
Inrichtingen tot veiligheid en gezondheid
van het werkvolk zullen soms diep in de
beurs der patroons tasten.
Eenen arbeid van mannen overbrengon
op vrouwen en meisjes zal dikwijls profij
telijk zijn voor den werkgever, ofschoon
het gansch het huisgezin en de opvoeding
der werkmansklas ontreddert.
En helaas eigenbelang overschreeuwt
in 's menschenhart zoo gemakkelijk het
rechtsgevoel en de naastenliefde.
Zeer dikwijls erkent iemand maar het
recht van zijnen tegenstrever, wanneer hij
ook zijne macht gevoelt.
Voor het werkvolk zal dan ook menig
maal de leus gelden
- Wilt gij vrede, staat gereed ten oorlog.
- Wilt gij bemind zijn, begin met u te
doen eerbiedigen.
Wij christenen, zijn daarin doorgaans te
vreesachtig, al te vredelievend.
Wij zouden ongelijk hebben, de misbrui
ken niet te durven openbaar maken.
Dat MOET zijn.
Veronderstel dat in eene fabriek de kin
deren afgetobd en misvormd worden, dat
vrouwen en meisjes arbeid moeten ver
richten, waaraan hun geslacht niet past,
en die dood of verderf zal trekken op de
vruchten van hunnen schoot; veronderstel
dat gezondheid en zedelijkheid aan de zor
geloosheid of aan de winstzucht van kapi
talisten prijs gegeven worden, zal dan de
naastenliefde ons gebieden te zwijgen, de
misstanden omsluierd te laten
Integendeel, de nastenliefde gebiedt ons
te spreken alleen onze gemakzucht, onze
vrees voor onaangenaamheden stoppen
dikwijls onzen mond. Dat is ikzucht, ge
brek aan naastenliefde.
En al moeten wij dan soms in levend
vleesch snijden en de plichtigen doen
schreeuwen, laat ze schreeuwen, alleen te
dien prijze is genezing mogelijk.
Een vakblad, dat de in het vak bestaande
misbruiken niet durft onthullen, verdient
den naam van vakblad niet. De werklieden
moeten het minachten.
Het gebeurt soms dat de grooten en de
edelen zich aan ergerlijke zaken plichtig
maken. Is zulks een afzonderlijk of voor
bijgaand geval; dan ja, is het beter daar
den sluier der naastenliefde over te wer
pen, want wij moeten niet azen op schan
dalen.
Doch wanneer het kwaad voortwoekert,
verder en verder om zich grijpt, dan hoeft
er dapper op ingekapt, krake dan wat wil.
Er is maar dit middel om de verrotting
tegen te houden.
Wat zoudt gij zeggen van eenen doktoor
die de wonde van zijnen zieke niet zou
durven bloot leggen, uit vrees van dezes
schuchtere ziel te schokken of te ergeren
Gij zoudt zeggen die doktoor is een flau
we vent. Hij kan heel braaf zijn, maar voor
doktoor deugt hij niet.
Zoo ook een blad dat de volkszaak wil
voorstaan en de wonden van het volk, 'tzij
van de lagere of van de hoogere standen,
gedekt laat.
Maar men moet ook niet doen wat men
sommige doktoors wel eens ten laste legt
dat zij snijden om te snijden, of dén zieke
pijnen zonder reden of zonder baat.
Als wij maatschappelijke wonden uit te
snijden, onrecht of misbruiken te weren
hebben, doen wij het met straffe hand, maar
zoo kort en zoo zacht mogelijk.
Niet uit haat mogen wij schrijven of
spreken tegen werkgevers, tegen edelen,
tegen grooten.
Daarom niemand iets toeschrijven of wij
moeter er zeker van zijn niets overdrijven;
zelfs de Iverzachtende omstandigheden er
kennen; de redenen of schijnredenen waar
uit de misbruiken voortspruiten, onderzoe
ken, minzame oplossingen opsporen, die
recht laten wedervaren aan de minderen,
maar tevens het recht der meerderen eer
biedigen en hunne eigenliefde niet meer
krenken dan noodig is.
Zoo handelt en zal De Vrije werkman
altijd handelen. Zoo zal hij waren vrede
stichten, vrede op rechtveerdigheid ge
steund, maar nooit zeggen vrede is.
Zoo zal hij liefde beoefenen, maar liefde
in de waarheid. Want buiten de waarheid
is er geene liefde.
Aan eikendeen die nen eerste commu
niekant heeft wenschen wij voor Zondag
beter weer alsdat het tot hiertoe al ge
maakt heeft, en ook, en 't is nog het bijzon
derste dat het nen zaligen dag weze voor
de kinderen, die het geluk hebben voor de
eerste maal, Jesus in hun hartje te ontvan
gen.
O lieve, eerste communiekantjes, bidt
dan veel en godvruchtig op dien plechti-
gen stond, voor uwe lieve ouders, die toch
zooveel deden om u groot te brengen, om
u dit geluk te laten genieten. Doet er ook
een vadronsken bij, voor 't personeel van
den Dageraad.
Voor 't einde van d'ander week zijn
de seizoenen gescheiden, zegden de men-
schen alzoo, als ze 't hoorden donderen
en Zander uit 't Peperstraatje voegde er bij
dat de Meivisch geboren was.
De nieuwe maan heeft weinig veran
dering te weeg gebracht, 'tls plodderweer.
Als Uilenspiegei leefde was hij blij als 't
alzoo maar van drij ellen voor nen frank
was, omdat hij dan kon op hoop leven.
Wij klagen niet gaarn, toch van onze
goede briefdragers niet, die alle weeren
doortrekken om ons alle nieuws aan te
brengen, en toch hier en daar wordt er te
genwoordig nog al eens iets misdragen.
Maar 't geen men ons doet opmerken is
waar, de schuld daarvan en kan ten vollen
op onze beminde facteurs niet vallen.
Weetje wel wadde, zei er ons nen ouden
gedienden met wie het te pas kwam In
mijnen tijd hadden wij onzen wijk, en er
mocht daar geen kat met jongskens liggen
of wij wisten 't. Maar nu verzet men stand
vastig de jongenstegen dat ze de Katte-
straatpoort goed kennen, worden ze naar
StJob gestuurd. En daar is iets af zeiden
wij in ons zeiven.
Er brengt ons nen mensch twee abon
nementen van Smetlede en hij vraagt ons
om in den Dageraad te zetten, dat de
woonst van August Roels aldaar is ten
gronde afgebrand.
Onze correspondent van Ninove
schrijft ons dat het te Meerbeke ook zoo
leelijk gebrand heeft in de Klopstraat. Er
zijn verschillige accidenten onder de pom
piers die dakpannen op het hoofd kregen.
't Slotfeestje van 't winterseizoen met
half Vasten door de Catharinisten gegeven
verdient ons aller lof, bijzonder 't monolo-
genspel door M. Sadones 't Is een kunste
naar van de eerste gehalte. Zoo'n avond
verdrijven doet deugd aan 't hart; wij verho
pen dat onze Rederijkess ons oog die aan
gename stonden zullen laten smaken.
Als 't zoo voort gaat, moeter te naaste
jaar op de programs staan De dames wor
den verzocht hunne CHIGNONS af te
nemenwant deze laatste beginnen bij
sommigen al op nen hoed van eene se
rieuze grootte te gelijken. Ze vinden 't zij
toch uit.
Schaarbeek forever. De algemeene
vergadering is buitengewoon gelukt, voor
't geene de zichten en conferentie aangaat,
als voor wat d'opkomst der leden betreft,
't Is er een echte VOLKSKRING.
Maandag draaiden wij onze klep,
volgden ze en kwamen te Lede uit. 't Zij
pelde een beetje, maar 't ging over met
passeeren. Op 'tSpeckaert gaan wij ons
pijpken aansteken en men zegt ons daarop
een hof dat Pros de melkman toch zoo
braaf en oppassend is, maar dat hij 's
maandags geene cigaren zou mogen roo-
ken
Want dan komt hij te laat
üe muttekens geeuwen
En liggen te schreeuwen
En maker, zich kwaad.
Wij stapten eens de kerk binnen, groet
ten O. L. V. Nood Gods, en riskeerden ons
een oog op den prachtigen kruisweg, ge
schonken door de bijzonderste familiën der
gemeente.
Op 't Steentje was 't daar ook ietser
was daar 'ne man moeten slapen gaan met
hoofdpijn in zjnen kop, van met drij doo-
ve te kaarten. En Fideel grijst tranen van
'nen mêrbol dik, omdat zijnen kroppaart
den hol op is.
Ahdaar komen wij bij
onzen feilen propagandist
Gust D'Hondt. Wij worden
er ontvangen op echt
Vlaamsche wijze, gulhartig//'
en blijgezind. Samen gaan^
wij een bezoek brengen
aan de prachtige feestzaal van onzen vriend
Mon Vereecken. Vroegere jaren sleten wij
toch zoo 'n aangename uren met hem. 't Is
daar al verscheidene avonden voorstelling
geweest door Lowieken Althoff, den kun
stenmaker, waar wij over acht dagen van
spraken. Al wie wij spraken waren Tak
koord om den lof van dien artist te maken,
't Volk stroomt er.
Wij kunnen niet genoeg onzen versprei
der van Nieuwerkerken bedanken voor de
108 abonnementen van deze week. Wij
zullen toch nog verplicht zijn onzen Dage
raad te vergrooten, al was 't maar uit dank
baarheid voor de genegenheid der men-
schen ons overal betoond.
Aan den Luien Hoek t'Aalst Icopen de
rumoeren, dat Nooi Peerlinck, op de Zout-
straatpoort wou man en vrouw scheiden,
die aan 't batteren waren. Voor zijne goed
heid kreeg hij twee steken in den arm.
Aan Nooi geven wij den volgenden raad:
Als man en vrouwe vechten
Wil nooit 't verschil gaan slechten
"t Z.,n soms maar kwade luimen
En gij laat van uw' pluimen.
Het meisken Mathilde De Neef is op
't fabriek haren kleinen vinger en een stuk
van deze daarnevens van de rechterhand
afgedraaid.
Tok. tok Binnen, 't Is de vader
van Gustaaf Parëwyk, van den Hoonegem,
die ons een bezoek brengt. Onze lezers
zullen zich nog de wreede moordpoging
van over 8 dagen t'Erpe herinneren, 't Is
een weinig beter met het slachtoffer der
Coninckx. De heer dokter zegt dat Gustaaf
dees week misschien eens uit zijn bed zal
mogen komen, 't Zou nog kunnen lang
aanloopen vooraleer de sukkelaar teene-
maal zal genezen zijn. 't Is toch wreed, uit
presomptie bijkanst iemand vermoorden,
want had een der steken 'nen duim leeger
geweest, de jongen was steendood,
Wij wenschen nooit aan niemand kwaad
Maar zoo een vuige latïe daad
Zou eene strenge straf verdienen,
Het zou voor veel' voor lesse dienen.
't Park van M. den SenateurVanVreckem
te Meerbeke, heeft het bezoek ontvangen
van eene bende wildstroopers, voorzien
van eenen lichtbak, die wel 200 meters ver
zijne stralen wierp. De laveiers werden door
de jachtwachters achtervolgd, en losten ver
scheidene schoten, doch zonder verder ge
volg.
Had ik vader eens vermoord
En mijn moeder dan versmoord
'k Wou nog worden garde-chasse,
Want vroeg of laat krijgt g'eens uw pas.
Al 't nieuws is achteruit dees week, 't
zal wederom toekomen met de laatste be-