Vaderlandsche Geschiedenis. Voor de Mijnwerkers Uit de vier Winden Hoofdstuk. Frankisch tijdvak Jaar442 862 De beheersching van Rome in ons land eindigde met de komst der Franken (1) die zich in het Noorden van België kwamen nederzetten, na eerst op den Duitschen boord van den Rhijn saamgerukt te zijn. In de jaren 442 der Christene tijdreke ning, stonden zij als een man op onder het geleide van hun koning Hlodio en verjoe gen de Romeinen, wier rijk reeds lang aan 't brokkelen was. Hier neemt aanvang het zoo genaamde Frankisch tijdvak, dat ruim vier eeuwen over België den scepter gaat zwaaien en er het eerste zaad strooien waaruit later al de wetten van ons huidig beschavingsstel sel zouden kiemen. De Franken, evenals onze vroegere va ders, hadden een zeer eigenaardige klee ding. Zij bonden hunne haren tot een bos, en lieten er een gedeelte van neerhangen in vorm van staartpluim. Zij schoren hun gelaat kaal, behalve twee groote knevels die langs hun kin bengel den. Dit roept in het geheugen de type van den chinees. Zij droegen nauw sluitende gewaden van lijnwaad, inet een breeden gordel waaraan het zwaard of de degen hing. Hunne wapens bestonden in eene bijl, die zij Fiankiske noemden, en eene spies met weerhaken. Hang geheeten, hetgeen haak beduidt. De Franken voerden ook in ons land binnen hun dweepers-godsdienst, die go den huldigde als de vermaarde Thor en Woden. en die hoopte op een heidenschen hemel, de - Walhalle De leden in hunne natie stonden niet al op denzelfden rang. Uit enkele edele stammen, alom zeer hoog geëerd, werden de oversten gekozen. Deze alleen, bezaten grond in eigendom, en de verbruikers daarvan hieten hunne dienaars of Laten. De stammen van geringere afkomst kwa men onder de benaming van Vrije Lie den Zij dienden in den oorlog en verbonden zich als krijgsmannen aan den eenen of anderen overste. Uit dit onderscheid van stand, zal later de leenheerschappij, ofFeodaliteit ge boren worden. Junior. (i) Deze roofzickte stammen noemden zich Franker., dat stoutmoedigen, onverschrokkenen beteekent Conscience in Geschiedenis van Belgiè Bij de heropening van den wetgevenden zittijd zal M. Hubert, minister van nijver- heie en arbeid, in de Kamer een wetsont werp neerleggen betreffende de pensioenen voorde mijnwerkers. De werklieden zou den jaarlijks 15 fr. in de Spaarkas storten om zich een pensioen te verzekeren, de baas zou er 15 fr. bijleggen en de Staat 9fr. M. Hubert heeft van de mijneigenaars gemakkelijk hunne toestemming bekomen lot het storten van hun aandeel. Dit wetsontwerp is niej alleenlijk be langrijk voor de mijnwerkers, maar ook voor alle andere werklieden, daar men nu de vas'e hoop heeft dat al de patroons't goede voorbeeld der mijneigenaars zullen navol gen om tusschen te komen tot het vormen der pensioenen hunner werklieden. Dus nog eene sociale wet te danken aan het katholiek gouvernement en een stap nader tot de overeenkomst tusschen werk gever en werkman. Ook een reden. Ik mag u deze stof gerust aanbevelen, sprak onlangs eene winkeldochter tot eene koopster. Twee juffers die er zich een kleed lieten van maken, kregen een man in den loop van 't jaar. Was me dat nu een weêrken, maandag avond Regenen, menheer't en was niet regenen, 't was water gieten, dat de straten schuimden; bij poozen was er ha gel tusschen. dikke hagelbollen... En don deren dat 't kletterde, en weerlichten dat de locht open en toe sloeg... Enfin, 't was een weer om geenen hond door te jagen... In den goeden ouden tijd, als er zoo een onweer woedde, las men in al de huisge zinnen St Jans-Evangelie In het begin was het Woord,... enz.. Den dag van heden worden in veel huishoudens die schoone voorvaderlijke gebruiken vergeten. Spijtig genoeg Met dat onweer daartusschcn te komen, waren de schoon dagen weeral partenza, en zaten wij wederom in 't regenkwartier, tombé de l'eau, awoorzegde Bert den hennekenniet... En de zwolmkes en d'ander zomervogelkcs, die al op gang zijn, om naar hier te komen; die lievelingskes zul len het geen een betje te warm hebben. Maandag avond, tijdens dat geweldig onweer, is er langs sommige kanten nog al schade aangericht. T'Hekelgem is de blik sem gevallen op de woning van J. DeRyck, herbergier en winkelier; hij sloeg door het dak, vloog door eene slaapkamer en kwam terecht in de benedenplaatsen, waar hij veel schade aanrichtte Langs de kanten van Brussel werden veel boomen ontworteld.... T'Aalst zijn wij er van afgekomen met den krik-krak van den donder, het kletteren der hagelsteenen en.... de schrik van menig huismoederken. T'Aalst kwamen dijnsdag avond, in 't laat, vier zatte travómannen in eene her berg aan de vaart; ze zochten ruzie met twee ander verbruikers en het draaide op vechten uit.... Een der twee kalanten kreeg 'ne slag op zijn hoofd met een pintglas en de andere werd gestoken met een mes.... De vier zatlappen werden in de doos ge draaid.... En 't gevolg Zat bedreven, Nuchter bekocht. Te Waasmunster was 't al zoo slim 't was daar kermis, in een danszaal ont stond twist, de bazinne wilde de vechters buiten drijven, maar een der dweezerikken beet haar grat 'ne vinger af, terwijl 'nen anderen al de ruiten uitsloeg... Kom binnen mé werk Hola, mannekendaarmee zult g'er zeker niet van af zijn Een velorijder die te Dendermonde 'ne treinwachter omver reed; de vent had zich nog al erg bezeerd; de wielrijder meende slim te zijn en gaf 'ne valschen naam op. Maar, hola petiter waren daarmenschen die hem kenden, en magister werd een proces op zijn duimen gelapt... AU rightzeggen d'engelschmans. Er loopen toch schelmen in de we reld Zondag avond kwam in de Wet straat te Brussel eene dienstmeid, die in een huis dier straat woont; eensklaps sprong een onbekende kerel naar haar, greep haar bij de keel en ontrukte het meisker. een handzakje, waarin een geldbeugel met 20 fr. stak... De schelm wilde vluchten, doch op het hulpgeroep der meid kwam een agent toegeloopen, die kadé schabernakte en met behulp van voorbijgangers, naar den amigo bracht.... 't Is 'ne kerel die al dikwijls af te rekenen had met moeder Justicia... De slechte neigingen moeten van jongsaf beteugeld worden, of 't is bernik Dat heeten wij durven Een agent van Anderlecht ontmoette 'ne kerel met een stootkarreken; hij erkende er een oud- veroordeelde in, en daar hij kadé voor niets betrouwde, deed hij hem méégaan naar 't kommissariaat. Daar bevond men dat er twee varkens op het karreken lagen, welke de kerel binst den nacht gestolen had. Die met paarden omgaat, heeft zijn meester aan d'hand.... Een brigadier van de gidsen kwam te peerd langs den steen weg van Tervueren gereden; al met eens kreeg het peerd 't zot in den kop en ging op hol. Het dier liep in dolle vaart tot op de Jourdanplaats, waar het ten gronde viel. De brigadier stuikte er af en brak.zich den arm. Hij kloeg bovendien over inwen dige pijnen. Met kinderen kan men toch niet te voorzichtig zijn In de Tclefoonstraat te Laken had eene moeder eenen pot kokend water op de tafel gezet; ze plaatste haar kind, een manneken van twee jaar, op een stoel nabij de tafel. Binst dat de moeder haren rug gekeerd had, trok het kind den pot om en kreeg het water over zijn li chaampje en werd erg verbrand. Het arm schaapken is gisteren morgend in de vree- selijkste pijnen bezweken... Die kleine gast jes mag men geen oogenblik uit het oog verliezen. 8AST OP HET ZILVERGELD. - Te re kenen van 1 Augusti aanstaande zullen de Grieksche zilverstukken van 2 fr., 1 fr. en 50 centiemen, niet meer gangbaar zijn in ons land. De Nationale Bank zal van nu af die stukken, welke zij ontvangt, niet meer terug uitgeven. Zij zal ook de versleten Fran- sche halffrankskens inhouden. De vijffrankstukken van Leopold I zullen ook' ingetrokken worden. In Frankrijk worden de zilverstukjes van 50 centiemen die niet meer gangbaar zijn met de beeltenis van Napoleon III, inge trokken, om ze door halve frankskens met de Zaaister te vervangen. Bijziende zijn De champetter van Geendorpe, 'ne vent zoo goed als brood, maar wat bijziende, kwam onlangs op den uitkant van 't dorp. Op een lantaarnpaal ziet hij een papier geplakt, doch van bene den kan hij niet lezen wat er op staat. Hij wil zich nochtans overtuigen;... indien het eens een schimp ware op een zijner paro chianen Hij klautert dus op den lantaarnpaal en leest met verwondering Pas op, 't is ge verfd. Broek en frak, 't stond al in 't groen. Tcriog of tübcrcbloSc. De tering is de meest verspreide ziekte. Zij doet zich voorin alle standen en op al len ouderdom, Zij alleen maakt meer slachtoffers dan al de besmettelijke ziekten te zamen men schat op 16,000 het getal sterfgevallen die zij jaarlijks veroorzaakt. 701. h. der lijken vertoonen, bij lijk schouwing, oude of versche beschadigin gen. waaruit niet alleenlijk blijkt, dat de tering zeer gemeen is, maar ook nog dat zij in talrijke gevallen van zelf geneest. De tering kan gedurende verscheidene jaren broeien, zonder dat de omliggende weef sels door de bacillen aangedaan worden het ziek lichaamsdeel kan ook genezen. Het is in den bloei van het leven dat men de tering meest moet vreezen. Zij tast» al de deelen van het lichaam aan, maar vooral de longen (longtering). Bij de kinderen verwekt zij teringachtige hersen vliesontstekingen, witgezwel, sommige beenderen- en klierziekten buikopstop ping, etterende klieren (koude vochten, halsklierziekten). Zij komt voort van een microob (bacille van Koch) die, zuiver opgekweekt, en aan dieren ingeënt, bij deze die-tering verwekt. Hare besmettelijkheid is dus niet twijfel achtig. De bacillen van Koch vermenigvuldigen zich niet buiten het menschelijk of dieren lichaam maar in de uitwerpsels van den teringlijder, en vooral in de fluimen zijn ze ontelbaarzij verspreiden zich naar buiten, waar zij hunne kwaadaardigheid bewaren gedurende een min of meer tijd, naar ge lang der omstandigheden. De bacille kan gedurende weken en maan den aan opdrooging, gedurende meer dan één jaar aan ontbinding wederstaan, terwijl hij, op twintig minuten, door eene warmte van 70°, op eenige uren doorderechtstreek- sche zonnestralen en op eenige dagen door het dooflicht te niet gaat. Alhoewel de fluimen het meest gewone en geduchtigste voertuig zijn van de bacil len, kunnen zij '\x\dedrekstoj,\r\ de pis, ins gelijks bestaandit is ook het geval voor den etter en voor het bloed ten slotte, zij gezegd dat de melk van door tuberculose aangetaste koeien er zeer dikwijls bevat. (SczoQcIbcid&Iccr -VOX.O-E3STS PASTOOR ICZSTErPT» DE KLEEDING. Koude en hitte zijn als twee reuzen te gen wier overheerschingwij gedurig moeten kampen. Goed voedsel en oefening, waar uit een rijk en overvloedig bloed ontstaat, zal vee! bijdragen om ons tegen den eersten dier kwaaddoeners bestand te maken. Bei den zullen wij trotsen en overwinnen, indien wij ons lichaam kloekmoedig verharden en van een behoorlijk kleedsel voorzien. Gelijk de vogel wien God volgens ver- schillige jaargetijden een verschillend pluim- deksel schenkt, zoo trekt de mensch des winters een warmer gewaad aan dan des zo mers. Doch nooit mag hij zich overdadig in- doffelen en inbakeren nooit zal hij, door het dragen van smalle en spannende kleê- ren, de gemeenschap afsnijden tusschen zijne ledematen en de lucht. Hierdoor zou hij immers uiterst teergevoelig worden en en ontvankelijk voor allerlei kwalen, als zijn vallingen, rhumatism, keelziekten, enz Uw hoofddeksel weze dus niet te warm, opdat het bloed niet naar den kop dringe. Laat den hals zoo vrij mogelijk en gebruik vooral geen spannende hemdsbanden en kragen. Niets is slechter dan het weekma- ken van hals en borst door het dragen van halsdoeken, sjarpen, enz De handen en ook de armen moeten ver hard worden dek nooit uwe handen tenzij bij hevige koude of als gij uitrijdt of anders zins roerloos in den wind zit. Als men de lijnwaden hemden, (hetzelve dient gezegd van de slaaplijven of borstrok ken) met de wollen vergelijkt, bevindt men dat de eerste verre boven de tweede te ver kiezen zijn. Wel is waar, een wollen hemd zuigt beter het zweet in, maar het droogt veel trager en laat op de huid een soort van kleverig beslag, dat door grof linnen, inte gendeel, geheel wordt weggeschuurd. Een hemd verveerdigd uit grof linnen bevrijdt genoegzaam van de koude, en, heeft men er voor gezorgd het lang, breed en ruim genoegte laten maken, het zal in zijne vou wen de warmte van het lichaam heel goed bewaren. Wij drukken erop dat het grof lin nen moet zijn. Fijn lijnwaad weert de koude niet en laat de warmte vervliegen. Wollen ondergoed, integendeel, baart te veel warm te, waardoor het lichaam verteederd wordt en ontkrachtigd. Om diezelfde redenen zal men nooit een wollen maareen lijnwaden onderbroek dra gen. Dit klcedingstuk komt verders slechts in vollen winter te pas. Ook de kousen waren best uit vlas- of hennepgaren gebreid. Zij wezen niet te smal zoo min als het schoeisel noch door al te nauwe kousebanden opgehou den. Is het dwaas met knellende schoenen den voet te pijnigen en te misvormen, nog dui zendmaal dwazer is het pronkgebruik der rijglijven of corsets. Het zijn moordtuigen die tot niets dienen dan tot het stremmen en stooren van den bloedstroom, en zoo de oorzaak worden van verslapping en ver kwijning. Een ander misbruik bestaat hierin dat men de verschillige lichaamsdeelen niet even warm bekleedt. Dit geschiedt vooral bij het kleeden der kinderen. Zoo ziet ge er soms loopen met weinig gedekte voeten en bloote beenen, terwijl hun bovenlijf zooda nig met kleêren is overladen dat de lievelin gen er gansch vormloos uitzien gevolg daarvan al te hevige warmte in de boven leden, opdrangvanhet bloed daarheen,teer heid en ziekte. Het vraagstuk der kinderkleeding is heel belangrijk hier zoowel als voor groote menschen geldt het princiep. Waarde lucht toegang vindt kweekt zij gezondheid, waar zij buitengesloten wordt, ontstaat verkwij ning. Weg dus de ellenlange bundels of zwachtels die in sommige streken gebrui kelijk zijn, de spannende kleeren, de mut sen vooral die men de kleinen over de ooren trekt en die tot niets dienen dan om uitslag, schilfers, ja roos te veroorzaken. Hooger staat het grof lijnwaden onder goed aangeprezen, wat ook voor kinderen geldt.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Dageraad | 1909 | | pagina 4