VU
e
O z\n
U/Qams
de Antenne
Zondag 12 juli 1959
Drie en dertigste Jaargang
Prijs voor Jaarabonnement85 F.
VERSCHIJNT ELKE ZATERDAG
e^/
Drukker - Uitgever
Paul LUYSTERMAN - JACOBS
Koepoortstraat 10 NINOVE
Telefoon 327. 27 Postcheckrek. 4786.85
Prijs per Nummer2 F.
BH
Bij het ontstaan en inrichten van de Vlaamse
gemeenten waren de edelen, die geld en macht
langzaam uit hun handen hadden zien vloeien, er
op uit om zich de belangrijkste ambten (burge
meester, schepenen) toe te eigenen. Aanvankelijk
was dit niet zeer moeilijk, daar in het volk nog geen
mannen gevonden werden, die de tot het bestuur
noodzakelijke ontwikkeling bezaten. Eens deze ont
wikkeling bereikt, eisten de burgers medezeggen
schap in het beleid van hun stad. Daar zij van de
adel geen genoegdoening verkregen, ontbrandde een
strijd, die jaren aansleepte.
Omstreeks deze zelfde tijd, te midden va; de
XIIIc eeuw, ontstonden de wrijvingen tussen de
Graaf van Vlaanderen en de Koning van Frankrijk
(in feite leenheer van Vlaanderen), die meer en
meer bemoeizucht in 's Graven aangelegenheden
ten toon spreidde en steeds grotere en onverant
woorde eisen, ook geldelijke, stellen ging. Zijn doel
was zeer duidelijk volledige annexatie van het
rijke, nijverige Vlaanderen.
De Vlaamse adel en de patriciërs, dus gekant
tegen het volk en ook tegen de Graaf,, die even
eens hun macht in de steden wenste te fnuiken,
zochten steun bij de Franse koning, die natuurlijk
niet beter vroeg. Gwijde van Dampierre, de 76-
jarige Graaf van Vlaanderen, wist zich de simpatie
van het volk te verwerven. De twee partijen waren
geboren Klauwaerts en Leliaerts, deze laatsten
dus feitelijk de collaborateurs van die tijd, van
dewelke er zelfs verscheidene daadwerkelijk mee
vochten in de Franse rangen op de Groeninger-
kouter.
In 121)7 besloot Gwijde. moe getergd en ver
trouwend op de belofte van Engeland tot steun,
tot de vranke, voor de hand liggende daad de
leenopzeg. Gedaan dus met de gehoorzaamheid en
het onderworpen zijn aan Frankrijk. Onmiddellijk
stuurde Filips de Schone een machtig leger naar
Vlaanderen De ene stad na de andere werd ver
overd. De beloofde Engelse hulp werd niet ver
strekt en Gwijde werd met zijn oudste twee zoons
gevankelijk naar Frankrijk gevoerd. De aanhech
ting bij Frankrijk was een feit. Jacob van Chatillon
werd gouverneur van Vlaanderen.
Dan breken nochtans overal in de steden
opstonden los, gericht tegen de Leliaerts, die, van
de Franse steun verzekerd, zich te buiten gingen
aan de uitspattingen op de Klauwaerts, én gericht
tegen de Franse bezettingstroepen. Aan het hoofd
van de Klauwaerts stellen zich twee onverschrok
ken ridders uit de Dampierre-dynastie Gwijde
van Namen, zoon, en WiUim van Gullik, kleinzoon
van Gwijde van Dampierre.
De bloedigste opstand was deze te Brugge
in de nacht van 17 op 18 mei 1302 werden er een
120-tal Franse ridders uitgemoord. Hun lijken wer
den 's anderendaags op karren buiten de stadswal
len gevoerd, waar het woedende volk ze onder de
blote hemel liet vergaan In de ogen van Frankrijk
(en ook wel in die van de ganse middeleeuwse
wereld...) waren deze Brugse Metten, het vuigste
verraad van een nachtelijke overval van het plebs
op een ridderleger In een tijd toen er gedurig
met de beroemde riddereer werd geschermd kon
het niet anders of deze schande moest onmiddellijk
en onmeedogend worden gewroken
Uit alle hoeken van Frankrijk kwamen de
ridders opdagen, allen belust om afdoend de Brug
se schande te wreken Toen het leger zich op 30
juni te Lens verzamelde, telde men onder het op
perbevel van Robrecht van Artesië, oom van de
koningin, ruim 2.000 ridders, wier rijen aangevuld
werden met huurlingen uit Brabant (dat zich in
deze strijd afzijdig hield en zelfs licht simpatizeer-
de met Frankrijk) uit Henegouwen (waai de erf
vijanden van de Dampierres heersten, nl. de Aves
nes) en. zoals hoger gezegd, met Vlaamse Leliaerts.
Het hoeft niet gezegd dat de Vlaamse gewesten,
waar dit prachtige leger doortrok, het hard te ver
duren kregen heel de veldtocht was immers noch
min noch meer een strafexpeditie...
Daartegenover stonden de Vlaamse leger
scharen amper een paar honderd ridders, waarvan
zeker niet meer dan een 20-tal van Vlaamse oor
sprong, de anderen uit omliggende vorstendommen,
zo onder meer Jan van Rcnesse, de Zeeuw, die, door
zijn strategie, een niet gei ing aandeel in de Vlaamse
overwinning verwierf. Waren de Vlamingen nume
riek in de meerderheid want een 8.000 gewapende
ambachtslieden vochten eveneens onder de banie
ren van de Dampierres dan moet toch ook wor
den gezegd dat als regel gold dat één ridder (het
Franse leger telde er dus 2.000 tien infanteristen
waard was.
Op 11 juli namen de Fransen het offensief.
In de Groeninger Kouter., aan de Grote en de Groe-
ninger Beek, ving omstreeks het middaguur de
strijd aan. Vooreerst hadden de Vlaamse krijgers
gebiecht en een handgreep aarde aan de mond ge
bracht van de grond, die hun bloed enkele ogen
blikken later wellicht rood kleuren zou. Er waren
ook wachtwoorden rondgedeeld geen buit. geen
gevangenen:; eerst de paarden, dan de ruiters; vecht
wat gij kunt, het is voor vrouw en kinderen
In een moderne oorlog gaat artillerievuur
r=>n veldslag vooraf, in 1302. gelijk steeds in de mid
deleeuwen, begon het gevecht met eèn beschieting
door de kruisboogschutters. Eens hun pijlen gelost,
trokken de Vlaamse schutters achteruit, doch niet
nadat zij hun bogen voor de poten der Franse paar
den hadden gegooid, wat onder de onstuimige Fran
se ridders een flinke verwarring teweeg bracht.
Nochtans lukten deze bijna een doorbraak van het
Vlaamse front, doch Jan van Renesse wist zulks met
zijn reservetroepen te verijdelen. Zelfs gingen de
Vlamingen tot een tegenoffensief over. De Fransen
kregen geen gelegenheid meer om zich te hergroe
peren. de Vlaamse lansen en ghepinde staven
maaiden de paarden neer en de op de grond zich
moeilijk kunnende werweren ridders werden on
genadig afgemaakt. Een dergelijk lot onderging
Robrecht van Artesië hij stierf onder de goedendag
van Willem van Saaftinge, een lekebroeder van
Ter Doest.
(Vervolg op blz. 2)
Begin der week vernamen wij het afsterven
van oud-minister Adolf Van Glabbeke. Hij was op
reis geweest naar Congo om wille van zijn troetel
kind de liberale vakbonden.
Hij wist dat hij ziek was, dat de taak feite
lijk te zwaar was voor zijn krachten. Maar hij gaf
niet op. Het was een trek van zijn karakter.
Hij is op de terugreis, in den vreemde, ver
van al de zijnen, omzeggens plotseling overleden.
De mortuis nisi bene over de doden niets
dan goed is een eeuwenoude spreuk die een stel
regel is voor a-ie mensen die beweren beschaafd
te zijn.
De kristelijke beschaving is met dat nega
tieve niet tevreden. Zij aanvaardt die correcte on
verschilligheid niet waarbij de overledene buiten
de rekening blijft en ons zelfrespect alleen meetelt.
Wij kristenen dienen de Waarheid. God is
Waarneid en God is Liefde, Zijn liefde strekt zich
uit tot alle mensen. Hij kent geen haat en geen
wraak. Hij kent alleen welwillendheid.
Dat wil nu nog niei zeggen dat alie mensen
zijn vrienden zijn. Er zijn werkelijk veel mensen
die nukkig en bokkig tegenover Hem staan gelijk
stoute kinderen tegenover hun ouders. Er zijn kin
deren die om moeder zeer te doen zonder eten gaan
slapen... en zij straffen zich zelf.
Mensen zijn soms zeer kinderachtig
De God van Waarheid en Liefde, onze God,
wil dat wij voelen en handelen naar zijn voorbeeld
en welwillend staan tegenover alle mensen.
Als wij amnestie vragen voor levenden is het
niet omdat zij onze vrienden zijn maar omdat God
ons welwillendheid oplegt.
Als wij de overledene met rust laten en hem
de eeuwige rust wensen, is het weer omwille van
die welwillendheid.
Leeuwen en tijgers jagen op liUend, levend
vlees. Heyena's azen op lijken.
Wij kristenen doen noch het ^en noch het
ander. Wij zijn geen menseëters geujk sommige
wilden die mensenvlees eten wij zijn ook geen
halve wilden die mensen zedelijk vermoorden.
Minister Van Glabbeke behoorde niet tot
onze geestelijke gemeenschap.
Tegenover onze eredienst van de Waarheid
stond bij hem de eredienst van zijn waarheid.
De mens met «zijn waarheid» is zo oud als
de mensheid zelf. Maar de laatste tijden voorai is
de eeuwenlange practijk uitgewerkt tot teorie die
geplaatst werd met evenveel rechten en evenveel
waardering als die van «De Waarheid». De afgod
nevens God Dagon de god der Philistijnen
ne\ens Javeh de God der Joden.
God is de onfeilbare Waarheid. De mens kan
luien en in zijn brieventas kunnen valse banknoten
zitten nevens echte.
Als valse banknoten gevonden worden, moet
uitgemaakt of de drager te goeder trouw is of te
kwader trouw. In geval van kwade trouw wordt
(L«m verder op bis. 2)
«af tt&SSÈH
SuU J
De Guldensporensiag Onder