Dagboek van Ferdinand De Moor 1 2 DE DENDERKLOK UIT HET 43ste Abt van de Norbertijnerabdij van de HH. Cornelius en Cyprianus te Ninove 1685 -1698 Anno 1697 21. Buiten het verlies dat we al geleden had den, werden wij, alsook onze stadsgenoten en de voormelde vluchtelingen, gedwongen tot het leveren van vijftig zakken graan, voorna melijk fijne tarwe, die ze met geweld uit onze zolders en deze van de burgers weghaalden, nadat ze gedurende drie dagen de huizen van deze burgers hadden beroofd en alle hooi me degenomen. Dagelijks kwamen zij vrij, onbe schaamd en zonder eerbied onze abdij binnen zoals in een voor iedereen opengestelde her berg («ingressi fere quotidie fuerent libere, impudenter et inverecunde nostram abbatiam quasi patulam tabernam Gisteren nog kwam er een zwerm van twintig officieren aan en zij verslonden tot ons dagelijks eten («uti adhuc heri turba viginti officialium et devora- verunt eo usque nostra cibaria En wanneer wij gebrek aan brood moesten lijden, zagen wij ons genoodzaakt er te ontlenen. Deze Franse kruisen hebben geduurd vanaf de Kruisdagen, dagen van het Kruis genaamd, dit is gedurende vier maanden ongeveer («Haec Gallicae cruces durarunt a diebus Rogationum, quos vocant dies Crucis, hoc est, fere per quadrimestre De 6de september, uit eigen beweging, heb ik er vrij en spontaan in toegestemd, behoudens onze immuniteitsrechten, dat de stadsmagis traat onze graanzolders zou betreden om de taxatie van de granen van onze pachters die daar in veiligheid werden gebracht, mogelijk te maken. Dit met het oog op de algemene en buitengewone oorlogslasten die door de Fran sen vereist worden. Indien wij zelf rechtstreeks de betaling van deze iast zouden vragen aan onze pachters, zou dit hatelijk zijn. Op 20 en 24 september, midden in de nacht, na negenendertig vergaderingen in het kasteel van Rijswijk, in Holland, werd de zeer verlangde vrede ondertekend tussen de gevol machtigde gezanten van de Koningen van Spanje, Frankrijk, Engeland en de Staten van Holland. De ambassadeur van de Koning van Zweden was als bemiddelaar opgetreden. We gens enkele moeilijkheden hebben de gezan ten van het keizerrijk en van de Keizer hun handtekening uitgesteld tot de 1ste novem ber a.s. De 30ste september vertrok maarschalk de Villeroy met zijn Frans legervolk uit de dor pen St.-Maria-Oudenhove, St.-Lievens-Houtem. St.-Antelinks, Woubrechtegem en omliggende plaatsen waar hij gedurende vijf weken verble ven heeft. Alles werd er afgegraasd, ook een groot deel van ons bos in St.-Antelinks en Woubrechtegem werd verwoest. Het was een ramp voor gans ons vaderland. Het leger heeft ook hier 260 zakken graan van ons geëist maar nog meerdere van naburige steden en paro chies. De 12de oktober hebben we ondervonden dat in deze wereld het goede en het kwade elkaar afwisselen wanneer wij overlast in onze abdij moesten lijden van driehonderd Deense soldaten uit de beide regimenten die in de stad gelegerd lagen. Wij weten niet wanneer die zullen vertrekken, nochtans is onze abdij als dusdanig zeker vrij, doch daar wij niet over het nodige geld beschikken tot betaling van de taxatie voor inkwartiering van soldaten, zo hebben we maar deze laatsten in de abdij op genomen, volgens de wet van het koninkrijk die luidtin geval er langs weerskanten schul denaars zijn, kan men kiezen. De 29ste oktober heeft meester Joannes De Craen, beeldhouwer uit Brussel (wiens zoon ik tot de professie heb toegelaten de 29e juni), nadat hij gedurende ongeveer twee jaar met twee steenkappers gewerkt had. ons koor beginnen te beleggen met marmer, iets bui tengewoons en kostbaar («structuram mar- moream insignem valde et pretiosam De 31ste oktober werd de vrede afgekon digd in België, tussen onze Koning en de zeer kriste lij ke majesteit (Koning van Frankrijk), maar deze vrede bracht ons maar weinig vreugde daar wij wegens de hinder van solda ten, zowat overal te lande in Vlaanderen ver spreid, moesten ervaren dat er in die vrede een zeer bittere teleurstelling schuilde voor ons. Op 5 nove/iber heeft Lambertus Van Ham- me, uit Brussel het habijt van onze Orde ont vangen uit de handen van E.H. Prior, op mijn bevel, daar ik lijdend was aan jicht. De 15de november kocht ik voor onze ab dij de tuin van Joannes Hynssens, bakker en stadsomroeper te Ninove. Deze hof ligt langs de kant van de poort van de pastoor en heeft een oppervlakte van veertien en half roeden. Zo hebben we daar nu, in het geheel, een stuk van negenentwintig roeden waar wij zullen bo men planten tot verfraaiing van de abdij en onze nieuwe kerk die wij, onder Gods leiding en hulp, zullen voortzetten en voltooien («ad ornamentum abbatiae ac novae ecclesiae nos- trae, Deo duce et adjutore. a nobis prosequen- dae perficiendaeque Volgens de voorwaar den van deze afstand zuilen de voormelde Hynssens en zijn erfgenamen gedurende een periode van vijfentwintig jaar nog mogen ge nieten van deze grond die aan onze nieuwe abdijkerk paait. Ik zal daar een ingangspoortje laten bouwen ten gerieve van Hynssens maar na die vijfentwintigjarige periode zal de ganse grond, met inbegrip van de bomen, naar ons terugkeren. De 22e november heb ik de 20 pistolen die, in mijn afwezigheid, in het jaar 1690, op inte rest ontieend waren van E.H. Dominicus Van den Bossche, pastoor in Sarelinge (Zarlardin- ge), laten terugbezorgen. De 4de december heb ik de rekening af gesloten van Simon Portemans, rentmeester van de rond Ninove gelegen hoeven, en daar ik bestatigde dat hun uitbetaling ons zeer schadelijk valt, besloot ik de akkers aan an deren te verhuren. Op 7 december vertrokken de Denen, ne gentig in getal, naar Denemarken, hun vader land. We zaten er een half jaar mede opge schept. In feite moesten wij er, voor ons part. driehonderd ten laste nemen. Deze verbleven in de abdij en in onze hoeven. Zij hebben rond Ninove alle hagen tot aan hun wortels vernield. In de omliggende dorpen hebben zij het hout weggehaald daar men in het Land van Aalst, zoals het verordend was geweest, hun het no dige hout voor hun vuren niet heeft willen uit delen. Er was ook gevaar voor brand in onze huizen palende aan het kerkhof van de paro chie en ik vreesde voortdurend ten zeerste dat wij nog dergelijke gasten zouden te herbergen krijgen. Bijgevolg blijft er dag en nacht te wa ken tegen de onverschilligheid, de brutaliteit, het gebruik van tabak, het reinigen van de schouwen en dergelijke mogelijke gevallen van ongelukken («proinde, diu noctuque invigilan- dum contra militum socordiam, petulantiam, tabaci sumptionem caminorum expurgationem et similes infortuniocum possibiles casus») voor dewelke de barmhartige God ons wille behoeden. Amen. 1978 1979 Verschil in miljoenen frank Vorige diensten 0,4 5,0 4,6 Personeel 97,2 107,7 10,5 Werkingskosten 51,5 50,9 0,3 Overdrachten 18,5 21,8 3,3 Schuld 119,2 125,2 6.0 (Nadruk verboden). (Vervolgt). Zoals ik U reeds mededeelde dienden wij op deze begroting de geraamde ziekenhuizentekorten voor de jaren 1976 en 1977, tweemaal 2.5 miljoen of gezamenlijk 5 miljoen op te nemen. Om de zaak duidelijk te stellen wil ik preciseren dat 100 opcen tiemen op de onroerende voorheffting precies 2.966. 000 F vertegenwoordigen. Dit verplicht afnemen van het tekort van 5 miljoen betekent op zichzelf dus een supplement van bijna 170 opcentiemen. De personeelslast stijgt met 10,2 miljoen tot 107,7 miljoen. Dit bedrag werd vastgesteld rekening houdend met het nieuwe personeelskader en anderzijds met de periodieke verhogingen inzake indexaanpassing. Terloops wil ik er op wijzen dat in dit bedrag een som van nagenoeg 4,5 miljoen is voorzien voor de tewerkstelling van werklozen, wijl anderzijds in de meest ruime mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden, geboden door het Bijzonder Tijde lijk Kader, zoals voorzien in het zogenaamde Plan Spitaels. Het Stadsbestuur doet dus een opmerke lijke inspanning om in de mate van het mogelijke bij te dragen tot de bestrijding van de werkloosheid. Metaldien wil ik er op wijzen dat met 107,7 miljoen, de personeelslast van de stad 34,7% van de totale uitgaven vertegenwoordigt. De overdrachten stijgen met amper 3,3 miljoen. Deze stijging wordt veroorzaakt door de aangroei van de tussenkomst ten bate van het O.C.M.W., wel ke oploopt van 10,4 miljoen tot 12,3 miljoen. Voor wat de overige posten betreft, hebben wij ons stipt gehouden aan het voorschrift van Binnenlandse Za ken en van de Gouverneur, er toe strekkend de facul tatieve uitgaven - subsidies en toelagen behoren per essentie daartoe - moeten beperkt blijven tot het bedrag voorzien in de originele begroting 1978. Ik wil hier trouwens herhalen dat het de bedoe ling is van het Stadsbestuur van daar waar mogelijk te komen tot een afbouw van de toelagen en subsi dies, om deze te vervangen door het ter beschikking stellen van een aangepaste infrastructuur en dien stenverlening. Dit zal o.m. het geval zijn voor de sportverenigingen en voor bepaalde kulturele vereni gingen. Tenslotte wou ik de aandacht vestigen op de post schuldenlast, die stijgt met 6,0 miljoen tot 125,2 miljoen, hetweze 40,3% van de totale uitgaven. Zulks is onvermijdelijk het gevolg van de inspanningen welke worden geleverd op het stuk van de openbare investeringen. Wij staan hier voor de gevolgen van onze bekommernis om Groot-Ninove te doteren met een aangepaste infrastructuur - op administratief gebied (bouw nieuw stad huis, waarvoor een eerste schijf van 75 miljoen wordt voorzien) - wegen, verkeer en waterlopen waarvoor 127 miljoen wordt uitgetrokken sport, waarvoor naast de kredieten van de sporthal nog eens 30 miljoen wordt voorzien voor de athletiekpiste en het sportcomplex Bokkenveld - handel en nijverheid, waarvoor thans reeds 10 miljoen wordt ingeschreven voor het verwezen lijken van de ambachtelijke zone te Appelterre-Ei- chem enz... In het kader van het vijfjarenplan dat hier bij vorige begrotingen werd voorgelegd, gaan wij stil aan naar de climax in ons investeringsritme. Het ligt voor de hand dat het eerste gevolg hier van gaat zijn een stijging van de aflossingen van de leningen en interesten. Ik kan U hierbij de verzeke- nng geven dat voor wat betreft investeringen als nieuw stadhuis, sporthal en atletiekpiste enz... le ningen aangevraagd worden met een maximale loop tijd. Het is logisch en eerlijk diegenen welke het meest zullen genieten van de investeringen die thans geschieden, eveneens een gedeelte van de vereiste inspanning te doen dragen. Tenslotte wil ik de aandacht vestigen op het feit dat de in het vooruitzicht gestelde verkoop van stadsgronden ons in de mogelijkheid zal stellen de hiervoor aangevraagde leningen vervroegd terug te betalen ten belope van 40 miljoen. (Lees verder op pagina 10)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Denderklok | 1979 | | pagina 2