Dagboek van Ferdinand De Moor 2 DE DENDERKLOK UIT HET 43ste Abt van de Norbertijnerabdij van de HH. Cornelius en Cyprianus te Ninove 1685-1698 Anno 1697 Anno 1698 GEMEENTERAADSZITTING 22. De 23ste december zijn vier Hollandse le gerdivisies. in regimenten verdeeld, en in meer dere dorpen van het Land van Aallst (die te voren door twee Franse legers verwoest wa ren) verspreid, naar Bergen in Henegouwen vertrokken, nadat zij de arme boeren tot het merg van hun beenderen hadden afgeknaagd, hun verplichtende hun levensmiddelen af te staan. O wee het Spaanse regeringsbeleid («O regimen Hispanicum In deze en de meeste andere plaatsen lagen onze goederen. God zal zijn zegen schenken en, nu wij de vrede reeds bekomen hebben, zal ons land, dat gans verwoest is, zijn vrucht geven en de verlaten streken zuilen bloeien. Amen. De 8ste januari heb ik het nieuwe Sint- Corneliusplein, alzo door mij genaamd, doen beplanten langs de kant van de pastorie, met beuken en olmen. De heer Bartholomeus Meer- beke. rentmeester van de prins de Vaudémont, heer van Ninove, die ik gevraagd had. was aan wezig daar hij ais opdracht heeft te waken over de rechten en prerogatieven van de voor melde stadsheer. Hij heeft mij verklaard dat door die beplanting niet het minste nadeel werd veroorzaakt aan de jurisdictie van de Prins. Ten andere, wat mij betreft, geloof ik dat deze geen recht kan doen gelden op het straatje, in de volksmond genaamd Paus- straetien ofte straatje van de Heilige Paus Cornelius, daar dit vanouds toegestaan is ge weest als toegang tot onze kerk en onze wa termolen. Ten andere, nooit heeft dit straatje doortocht verschaft naar een straat die onder de rechtsmacht valt van de Prins. Dus wat de overige wegen betreft die hem als grondheer competeren, zal men in acht nemen hetgeen elders gebruikelijk is. De 14de januari heb ik een stevige gevan genis doen oprichten, op onze kosten, voor het opsluiten van misdadigers. Zij is voorzien van zware eikenhouten staven. Wij moesten nood gedwongen tot deze maatregel overgaan. De 22ste januari liet ik meerdere zilveren voorwerpen vervaardigen in Antwerpen, bij de meesters-zilversmeden Le Piege en Baerts. tot luister van de goddelijke dienst en mijn privé- gebruik. Deze stukken, die van mijn wapen schild voorzien zijn, heb ik persoonlijk bekos tigd. Rond deze tijd hebben wij, in de mate van het mogelijke, onze landerijen verpacht daar de landbouw niet in overeenstemming is met onze levensstaat. Het veroorzaakt ons boven dien schade en verlies. Wij hebben dan ook verzaakt aan onze werklieden, zowel aan de smid als aan de schrijnwerker. Uit spaarzaamheid liet ik, uit het vlas dat wij op onze akkers gewonnen hebben, verschei dene stukken linnen vervaardigen die op de weide van onze watermolen zuflen gebleekt worden. Dit lijnwaad zal dienen tot het ver vaardigen van hemden, halsboorden, koorden, handdoeken, mantels, tafelkleden enz. Deze zijn veel duurder indien ze van andere perso nen moeten gekocht worden, wegens de hoge prijs van het huislinnen. Onze abdij was im mers, enkele jaren geleden, zo verarmd ge raakt dat er bijna geen linnen meer in voor raad was, zodat ze dan.ook niet meer in staat was een voorname gast op behoorlijke wijze te ontvangen. De nota's van prelaat De Moor eindigen onverwachts op 4 februari 1698 met het relaas van een schokkende gebeurtenis, blijkbaar een nasleep van de pas voorbije oorlog. Een dienst meid van een rond de stad gelegen abdijhoe ve, na het leven te hebben geschonken aan een onwettig kindje, had dit om het leven ge bracht en naderhand aan de oever van de Den der neergelegd. Voortaan, merkt de abt aan, wordt het ook dringend dat er geen jonge dienstmeiden meer zouden geduld worden op de hoeven van de abdij. Voorzichtigheidshalve geeft hij bovendien ook nog deze raad aan zijn opvolgers. Op 27 februari van ditzelfde jaar verwis selde abt De Moor het tijdelijke met het eeuwi ge. Over zijn laatste levensdagen is ons wei nig bekend tenzij dat hij, lijdend aan jicht, nog moeilijk kon gaan. Zijn opvolger, prelaat Ca- rolus Charité. Ninovieter van geboorte zoals hij, celebreerde een plechtige zieledienst voor hem de 3de juni, daags na zijn abtswijding. Bij deze gelegenheid werd de lijkrede gehouden door Odo de Craker, de befaamde proost van Affligem. Het prelaatschap van De Moor was voort durend bemoeilijkt geweest door de ongunsti ge tijdsomstandigheden. De oorlogen brach ten ook te Ninove heeiwat stoffelijke en mo rele ellende mede, zodat de abdij er bijna al tijd een ruim aandeel in kreeg. De abt achtte het nodig er de nadruk op te leggen, nagenoeg aan het einde van zijn dagboek. De vaak bruus ke inkwartieringen van legervolk stoorden de normale navolging van de regeltucht in de ab dij, zonder dewelke geen kloosterleven denk baar is. Soms aarzeide prelaat De Moor niet strenge maatregelen te treffen om misbruiken veeleer te voorkomen dan te moeten genezen. Hij verafschuwde het slordig, zo vaak ongege neerd handelen bij sommige mensen. Hij hield van orde en stilte, niet het minst binnen de muren van zijn abdij. Zoals de eeuwenoude traditie het wou in de Orde van Prémontré, bekommerde prelaat De Moor zich ook, in hoge mate, om de luister van de eredienst. Niets was mooi en kostbaar genoeg in dienst van God. Hij besteedde veel tijd aan het persoonlijk nagaan en bestuderen van de liturgische boeken die moesten ge bruikt worden, nl. het brevier, het graduale en het processionale van zijn Orde. Ook was hij niet weinig bezorgd om de mooie uitvoering van de gezangen. Indien hij de sinds lang be gonnen abdijkerk niet heeft kunnen voltrekken, zou hij dit blijkbaar toch gedaan hebben in dien de oorlogsgesel het hem niet had belet. Maar het is mede aan zijn wijs financieel be heer te danken, indien betrekkelijk weinige ja ren later zijn derde opvolger, prelaat Vander Haeghen, de monumentale abdijkerk die nu nog Ninove siert, kon laten afwerken. Abt De Moor stamde uit een vooraanstaan de vermogende familie. Hij had een ernstige wetenschappelijke opleiding genoten. Hij was afkerig van overtollig praalvertoon, verre en menigvuldige reizen, recepties enz. Slechts noodgedwongen was hij op weg wanneer het er op aan kwam de belangen van Orde en abdij te behartigen. Met diepe tegenzin stapte hij in zijn koets voor het bijwonen van de vaak langdurige zittingen van de Staten van Vlaan deren te Gent, waar hij als gedeputeerde ze telde. Door zijn voorzichtig financieel beleid heeft hij vaak herstellings- of bouwwerken la ten uitvoeren. Hij wist ook, soms angstvallig maar resoluut, de aloude rechten en preroga tieven van de abdij te verdedigen tegen het (Lees verder in de volgende kolom) soms al te opdringerige optreden van de Ninoofse stadsmagistréat. Wanneer deze laatste, ten onrechte pretendeerde onmiddellijk vóór het Allerheiligste te stappen in de jaarlijkse Sacramentsprocessie die door de stad trok. weigerde hij zich daar met zijn confraters te vertonen, veeleer dan zich medeplich tig te maken aan een misbruik dat wel in de geest van de tijd lag maar vooral op praalzucht steunde. Prelaat De Moor was ook een rechtzinnige bur ger tegenover de (Spaanse) Staat. Hij leed onder het al te vaak onbevoegd en laks beleid dat niet meer kon instaan voor de openbare orde en veilig heid. Het is dan geenszins te verwonderen dat hij desaangaande herhaaldelijk een weeklacht uitte. En kele jaren later zullen de Zuidelijke Nederlanden inderdaad toch ontsnappen aan de Spaanse Kroon. Hoewel hij maar gedurende een periode van dertien jaar kon besturen, komt abt De Moor als één van de meest markante figuren voor in de lange reeks van de Ninoofse prelaten. (Nadruk verboden). (Einde). Dhr Prieels - Maar we moeten méér lasten be talen dan vroeger. Dhr Waltniel - Maar toch minder grondbelas ting. Dhr Prieels - Nu krijgen we belastingen te be talen die we vroeger niet kenden zoals op de riole ring en dergelijke. Dhr Burgemeester - Mr Baro, zegt gij eens de waarheid over de tekst die ik liet publiceren in uw blad. Dhr Baro - Die moet persoonlijk aan de Burge meester gerekend worden. Dhr Burgemeester - Ik wist niet dat gij zo waart. Mr De Riemaecker, ik dacht dat gij mij beter kende, wij die zoveel met elkaar hebben omgegaan. Dhr De Riemaecker - Ik heb van U niets ge leerd. Dhr Timmermans - Wij zijn allemaal fout, die van vroeger en deze van nu. Ook de VU-ers zijn har de roepers, behalve hier in de Raadszaal, daar hoort ge ze niet. Wij wisten niet de gevolgen van de ge troffen beslissing. Het is toch wel aan de kleine kant om daar trachten politieke munt uit te slaan. Mevr. Martens-De Kegel - Er is hier over dat contract nooit gesproken. Dhr Timmermans - Maar over de gevolgen hebt gij tijdens uw kiescampagne wel geroepen. Maar hier zegt ge er echter niets over. Dhr Callebaut - En hadden we er iets moeten over zeggen dan zou men geantwoord hebben dat alles al geregeld was. Dhr Durant - Van zo een antwoord zoudt gij dan politiek gebruik kunnen maken hebben. Dhr Coppens N. - Er is een beslissing van het College in december 1976 en een ondertekend con tract van januari 1977. Er wordt hier van andere din gen politiek gebruik gemaakt. Dhr Durant - Het is een beslissing van het vo rig bestuur. Dhr Coppens N. - Ge weet dit maar door het in een weekblad te hebben gelezen. Dhr Callebaut - Wij wisten toch niet op voor hand dat iedereen naar Ninove-stad zou moeten ko men stemmen. Dhr Coppens N. - Niet akkoord met het verwijt dat wij aan lage politiek doen. Ge brengt uw begroting toch ook maar voor na de verkiezingen. Dhr Waitniel - Had er iets in gezeten dat zoudt ge op 23 november wel geprotesteerd hebben. Dhr Burgemeester - Ge hebt van alles gebruik gemaakt om de kiezers te beinvloeden en ge ziet de uitslag. Onderhoud gebouwen privaat domein - 800.000 F. Dhr Torrekens Hil. - Dit krediet is verminderd. Dhr Waltniel - Er is nu ook een afzonderlijk kre diet voor de buurthuizen. Dhr Prieels - We zouden graag een inventaris ontvangen van het privaat domein. Dhr Moens - We hebben rondgereden en alles genoteerd. Dit verslag werd overgemaakt aan de dienst openbare werken. Dhr Timmermans - Wij zijn met die zaak bezig. We bezitten reeds een brandveiligheidsattest voor eik gebouw en zetten het onderzoek verder.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Denderklok | 1979 | | pagina 2