d e zin o\^2B KARDELOET - CARELHOOFT Het verhaal van een reeks vergissingen. EDIT ORIAAL Zevenenvijftigste Jaargang Vrijdag 7 januari 1983 Een koude opwarmer. Drukker - Uitgever PAUL LUYSTERMAN - JACOBS Koepoortstraat 10 - 9400 Ninove Tel. (054) 33 27 27 - Prk. 000-0478685-87 Prijs voor Jaarabonnement 550 F. Prijs per nummer: 11 F. VERSCHIJNT IEDERE WEEK. De moeilijkheden rondom de overbrenging van de kapelanij van Carelhooft werden beschreven in de vorige aflevering. De oorzaken van die moeilijkheden zullen wel complex geweest zijn. Zij kaderen ondermeer in een bredere problematiek, zoals blijkt uit een bundel documenten die door het aartsbisdom in 1634 als volgt werden samengevatredenen waarom de pa rochiekerk van Ninove niet dient te worden over gedragen naar het bezit van de abdij Na de geuzentijd lag de abdij verwoest. De kloostergebouwen werden hersteld, de abdijkerk niet. De monniken gebruikten voor hun diensten de parochiekerk. Ook deze kerk diende een herstel lingsbeurt te ondergaan tussen de jaren 1620 en 1629 (dak, hoogkoor, schip, linker- en rechterbeuk, O.-L.-Vrouwkoor, kerkhofmuur). Het meubilair dat de parochiekerk versierde, onder meer het orgel, was eigendom van de abdij. Ook het reliekschrijn van Sint-Cornelius rustte in de parochiekerk. Zo groeide het plan deze toestand te bestendigen en in de toekomst tot één kerk te komen. Grote anima tor van dit plan was abt Jan David. Op 8 mei 1632 kwam het tot een geschreven akkoord. De stad was bereid aan de abdij de parochiekerk gratis te schen ken. De abdij zou ten eeuwigen dage de kerk on derhouden en de inkomsten van de gezamenlijke kerk zouden eerlijk gedeeld worden. Een dubbele motivatie lag aan de basis van het akkoord. Van de kant van de abdijde kosten sparen voor de bouw van een nieuwe abdijkerk. En van de kant van de stad de vrees dat de parochiekerk zou ontluisterd worden door het vertrek van de religieuzen en dat een nieuwe, luisterrijke abdijkerk de parochiekerk volledig buiten concurrentie zou plaatsen. Maar de kloosterlingen protesteerden tegen hun oude abt en de burgers van Ninove waren misnoegd omdat het stadsbestuur bereid was hun patrimonium weg te schenken. Een voorzichtige pastoor Cobbart, die tussen twee vuren zat, raadde in een geheime'brief op 26 september 1634 het aartsbisdom af de fusie plannen verder door te zetten. Na de dood van abt David kwam de breuk tus sen parochiekerk en abdij er snel. Onder impuls van de nieuwe abt Roelofs verlieten de kloosterlingen in 1638 de parochiekerk voor een eigen, voorlopige, kapel. De abdij haalde datzelfde jaar ook haar schrijn weg uit de kerk tot grote ergernis van de stad. In 1640 startten de bouwwerken voor een nieu we abdijkerk. De onzekere toekomst van de parochiekerk ca. 1620-1635 en het feit dat de aanwezigheid van de diensten van de abdij het bemachtigen van een eer volle plaats in de parochiekerk onmogelijk maakte, hebben er waarschijnlijk toe bijgedragen dat pas na 1638 een acceptabele oplossing voor het oprichten van het Sint-Jorisaltaar mogelijk werd. Trouwens, tussen 1638 en 1642 grepen er weer herstellingswer ken plaats. Bovendien had de parochiekerk er na 1633 alle belang bij om de concurrentie met de ab dijkerk aan te kunnen en daartoe een eerbiedwaar dige kapelanij als die van Carelhooft binnen haar muren te ontvangen en een eervolle plaats aan te bieden. Toch moet ook het probleem van het gebrek aan inkomsten meegespeeld hebben in het steeds maar uitstellen van de herinrichting van de kapela nij. De achttien florijnen inkomsten betekenden wei nig. In 1621 was de burchtkapelanij, die wel nog functioneerde, 200 florijnen waard, dit voor analoge diensten. Het tekort aan inkomsten was trouwens een algemeen probleem voor alle diensten van de parochiekerk in het begin van de 17de eeuw. De kapelanij kende dus een tweede bloeiperio de. Behalve de naam kapelanij van Caerloot of Carelhooft en de band met de Sint-Jorisgilde had de nieuwe kapelanij nog weinig gemeen met de oude. De plaats waar ze gehouden werd was veran derd, alsook de heilige aan wie ze was toegewijd. Niet meer Onze-Lieve-Vrouw, maar Sint-Joris werd de schutsheilige. Ook de kapelaans werden opnieuw regelmatig aangesteld door de abt van de abdij, die als collator optrad. In 1674 benoemt abt Johannes de Neve Chris- tiaan Roelof tot kapelaan. Bij de benoeming in 1690 van Henricus Strijckwant herinnert abt Ferdinand de Moor er aan dat de kapelanie van Carelhooft is overgebracht naar het altaar van Sint-Joris in de parochiekerk en dat het begevingsrecht van de abt geregistreerd staat bij de aartsdiaken te Mecheien In 1696 is Adriaan Tramaseur uit Vollezele de kape- (Lees verder op pagina 2) 52. Misschien had het te maken met de ijskoude temperatuur in de zaal - het was tevens het eerste kibbelpunt van de gemeenteraad wie hiervoor kon verantwoordelijk worden gesteld - maar de eerste raadszitting voor de periode 1983-1988 verliep in eik geval bijzonder rustig en waardig. In tegenstelling tot zes jaar terug kwam het niet tot pijnlijke persoonlijke afrekeningen. Hoewel hier en daar wel wat ontgoocheling en zelfs frustra tie was te horen, liep het niet uit op een gemene bekvechterij en kwamen de verschillende fraktie- voorzitters in een soort leder zijn waarheid aan het woord. De eedaflegging van de gemeenteraadsleden en de verkiezingen van de verschillende schepenen verliep vrijwel rimpeloos. Met uitzondering van Luc Durant werden alle schepenen verkozen door een voltallige meerderheid. Deze keer was er wel geen enkel voorgedragen schepen die voor zichzelf stem de want samen met de oppositie stemde de betrok kene voor zichzelf blanco Luc Durant werd ais laatste schepen verkozen met achttien stemmen te gen tien stemmen van de oppositie voor de ge zakte De Ville en twee blanco. Etienne Cosyns, bekrachtigd in zijn funktie als burgemeester, opende daarna met zijn beleidsver klaring. Kort en bondig lichtte hij zijn visie toe op het beleid voor de komende zes jaar. Opvallend was zijn oproep tot soberheid en zijn bezorgdheid om de fameuze verhaalbelasting en het optimaal gebruik van de vrijkomende gebouwen. Daaina was het de beurt aan Jacgues Timmer mans, die als fraktieleider de visie van de S.P. op haar nieuwe oppositierol toelichtte. Nogmaals gaf deze self-made politicus een demonstratie van zijn redenaarstalent en zijn analytische geest van een politieke situatie - hoe eenzijdig het dan ook werd voorgesteld. Zonder te vervallen in persoonlijke aan vallen zoals zes jaar vroeger en duidelijk aangegre pen door de gebeurtenissen rond zijn persoon kwam hij er toe zijn partij en zichzelf voor te stel len als verkeerd begrepen en als slachtoffer van een reeks slagen onder de gordel Georgette De Kegel kwam daarna als woord voerster van de VU aan de beurt. Haar betoog beet zich op de eerste plaats vast op een kritiek van de oningeloste beleidsverklaringen van zes jaar terug door burgemeester Cosyns en de onderhandelings- aktiviteiten van de C.V.P. met de C.L. Daarna kwam de meerderheid even aan het woord. Clement Prieels, fraktieleider van de C.V.P. hield een kort en waardig betoog waarin hij het be lang benadrukte om zich het vertrouwen in de Ni- noofse gemeentelijk politici - dat de laatste maan den sterk geschokt was geweest - te herstellen. Hij besloot dat een koalitie die iedereen had zien (Lees verder op pagina 2) w VaJgo X t O V ";v V H

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Denderklok | 1983 | | pagina 1