N° 47. Zondag 19 November 1871. lstB Jaergang. WEKELYKSCH MEUWSBLAD. Spookery. Aelst, 18 November. OP ZYN FRANSCH. Maer het is niet al. Opening der Kamers. Builcnlaiulsch Nieuws. G-azette Aelst Het Bureel van liet l»la«l is gevestigd In de Kapellestraet IV» 11, waer alle brieven, gelden, enz. vrachtvry moeten toegezonden worden. /Vbonnementsprys ES fr. 's jaers, vooraf betaelbaer. Voor den bulten kan men inschryven in al de postkuntooren, en voor de landelyke gemeenten by de briefdragers. Een artikel uit de Union van Parys meldt liet volgende schandael Wy hebben onder de oogen gansch eene collectie vuile gravuren meestal voorstellende kardinalen en bisschoppen bekleed met de tee- kens hunner waerdigheid, priestersin plechtge- waed, kloosterlingen van beide geslachten. Elk beeld, met kunst gekleurd, draegt eene spreuk, schaemteloos, oneerlyk, godlasterend en godde loos. Men zou kunnen denken, dat dergelyke vui ligheid verkocht wordt in het geheim, onder den dekmantel; dat zy in volle daglicht de eerbaer- heid van het publiek niet durft trotschen. Maer neen; dit alles hangt openbaerlyk uitgesteld voor de winkels. Men zou haest denken dat men is teruggekomen tot de luisterlyke dagen der Commune, tot den dag voor de moord der gy- zelaers. By het aenzien van zul ken hoon toegebragt aen liet geweten en aen de zeden, vragen de treffelyke lieden of wy nog eenen prefekt van politie en eenen minister van justitie hebben, en zy vreezen en beven voor de toekomst. Het isonvermydelyk, inderdaed, dat zulk diep verdorven zaed geen bittere vruchten voort- brenge. Nevens die publieke schandalen, hangen er andere die het huiselyk leven der burgers ten spot, en ten prooi leveren aen de lediggangers, de dwazen en de boozen. De moed en de eerlykheid der byzonderen worden zoo min gespaerd als de heiligheid en de deugd van den priester en van de liefde zuster. Zietdaer hoe ellendig de bloedige straf reeds is vergeten waermede Gods regtvaerdige wraek de fransche zedeloosheid komt te treffen. Het schynt dat ons arm België kost wat kost wilt varen gelyk Frankryk. Op alle toonen heeft men ons verweten dat wy de slavelyke naapers van Frankryk zyn; dat wy, onafhankelyk onder het politiek opzigt, ons vrywillig gebragt hebben onder het tyranniek beheerder fransche zeden en begrippen; en men heeft er uit besloten dat wy noch eigen karak ter, noch eigen waerde, noch eigen middelen op eigen grond bezaten om rang te nemen on der de volkeren; dat wy zelfs genoodzaekt wa ren de tael te gebruiken van den vreemde, in een woord dat wy fransch waren, en ryp voor de fransche annexieDie hoon, de bloedigste welke men eene natie als de onze kan toebren gen, heeft ons steeds te ongevoelig gevonden; met al te weinig verontweerdiging hebben wy er ons tegen opgeworpen, terwyl wy, met daed en zaek, ruimschoots konden bewyzen aen de genen die ons half aep en half bedowyn heetten, dat wy Frankryk niet noodig hadden om als volk in eer en overvloed te leven. Internationale wetten zyn er moeten tusschen- komen om de roovery te beletten welke wy, (1® VERVOLG.) Ik wil het spook met de armen van mv weren, maer zyne armen geraken los uit het wille laken en dreigen my aen te grypen. Het spook springt naer my toe, ik spring achteruit.... Die schok ontlast my een oogenblik de benauwde borst, ik adem gemakkelykcr. Ik keer myne oogen al' van dit vreemd en sehrikke- lyk nachtgezigt, werp my op de kniën en poog te bidden.... Onmogclyk daer voel ik de yskoudc hand my weder de keel nypen, ik doe geweld om niet to verslikken. Ik hoor ilauwe geruchten als waren het zuchten van iemand die sterft; de schaduwen welke ik eerst in de verte had gezien, voel ik nu rond my dwalen, zy raken my het lyf, ik voel ze op myn aen- zigt.... 0 ïnyn God, zegde ik in myn zeiven, het is toch te dwaes aen spookery te gelooven; de dooden doen geen leed meer!.... Zouden het niet weleer kwaed- doeners zyn die hier eene hatelyke comedie spelen.... 't Is gelyk! kost wal kost, ik wil weten wat het is, ik wil er mee gedaen maken, want....ik voel my sterven! Daerop wil ik het spook toeroepen dat het verklare wat het eischt, wat het komt doen, maer.... myne stem wil niet door de keel, geen woord, geenen klank kan ik uitbrengen.... Wanhopig, gryp ik de pistool en jaegden kogel legen het verschynsel!... Afgryslyk! Ik hoor geklingel, gerammel van ketens; eene blauw achtige vlam schiet sissend uil den hacrd,en lusschen den rook van het gebrande buskruid, zie ik het spook in stukken en brokken.... maer die verminkte leden, zy staen regt, zy bewegen, zy leven, zy grynzen my spottend aen!.... Zinneloos, gryp ik eenen stalen priem, en loop tegen het spook in.... maer ik sloot ten nadeele onzer geburen, op het terrein der nyverheid, kunsten en letterkunde pleegden. Ongelukkiglyk vermogen die wetten niets legen den drift welker, wy bekennen bet tot onze schande, ons voortdurend blyft aendryven om Frankryk na te apen in hetgeen zyne zeden het minst aenbevelingswaerdigs opleveren. Te Parys klagen de treffelyke lieden over liet schandalig uitkramen van de vuilste en walge- lykste gravuren. Eh welga naer- Brussel en naer de meeste onzer groote stedengy zult er dezelfde modderprodukten, dezelfde cerlooze teekeningen voor de vensters der gravuerwin- kels aentreffen. De fransche drukpers heeft zich verontwaer- digd uitgelaten tegen zeker theaterstuk van Alexander Dumas, zoonLa visite de Noces, en men vond het over eenige dagen op de aflichen der theaters van Brussel, Gent en LuikZiet men er winst in, men zal het welligt vertalen in 't vlaemsch Het socialisme steekt dreigend den kop om hoog en te Gent, in de tegenwoordigheid der Internationale, kondigt het vlaemsch orgaen van den burgemeester, als feuilleton aen, het socia- lische gewrocht van Eugene Sue, den Juif errant In die noodlottige neiging om aldus aen eene vervallen natie te ontleenenal wat zy het slechtst en 't walgelykst voortbrengt, ligt een gevaer voor het welk men de oogen niet mag sluiten. Men zou inderdaed stekeblind moeten zyn om de oorzaek niet te ontdekken van de rampen van Frankryk. Minister Jules Simon, de N" 606 der Internationale, de aenhanger van 't onaf hankelyk morael, komt ze openllyk aen te wy- zen. Ja, riep hy uit by de opening der vyf academiën, ja die oorzaek ligt in ons eigen zei ven; ja, wy waren byna zoo pligtig als wy nu ongelukkig zyn; ja, de ziel zelve van Frankryk moest hier genezen worden. Uit vaderlandsliefde protesteeren wy dus tegen welkdanige pooging welke njen in België aenwendt om ons te verbasteren en onzen val te bereiden, gelyk wy het doen uit godsdiens tig pligtgevoel tegen alle. slach van zedebederf. É- EEN NIEUWE SL0EK0P IN 'T ZICHT. Sedert den val van den fransehen sloekop, Napoleon III, meenden wy ons landeken voor langen tyd bevryd voor welkdanige sloekopery. Doch neen; nu begint de drukpers van Noorder Duitschland zich met de zaek te bemoeien. De Algemeene Gazet van Noorder Duitschland bevatte verleden week twee artikels tegen Bel gië of liever tegen hetgeen zy noemtde Roode Jesuieten en de Zwarte. Jesuieten. De eerste dier artikelen beweerde dat die twee klassen van Jesuieten het is te zeggen de Internationale en het Catholicisme, tegen woordig een groot gevaer daerstellen voor Duitschland. Twee dagen nadien kwam de Gazet op haer gezegden terug en deesmael beweerde zy dat het Duitschland niet was dat door be doelde Jesuieten was bedreigd, maer wel Belgenland. Moeten wy vreezen dat Noorder Duitschland voor België eene gedurige bedrei ging gaet worden gelyk liet fransche keizerryk het is geweest? Onder het keizerryk, zag de pary sische drukpers uil naer alle slach van ellendige voorwendsels en baette ze tegen ons uit op de halelykste wyze. Alle middelen waren goed om haer oogwit te bereiken, te weten de annexie van België aen Frankryk voor te bereiden. Vooraleer dé hand aen 't werk te slaen trachtte men ons het vertrouwen te ontnemen in de kracht onzer politieke instellingen en in de mogelykheid van ons onafhankelyk bestaen. Maer die poogingen zyn niet uitgevallen; zy hadden voor eenig uitwerksel den liefdeband te versterken die Troon en Natie vereenigen. Zal de duitsche drukpers beter gelukken? Neen; vooral heeft zy, om hier onrust te ver wekken, geen ander middel ter hand dan het patriotisme der katholieke gezindheid verdacht te maken en dezelve in verband te stellen met de strekkingen der Internationale. Ware het niet zoo terugstootend, het ware belachelyk. Den 14 dezer, zynde den tweeden dynsdag van november, hebben onze Wetgevende Kamers van regtswege hunne zittingen hernomen. Er is geene Troonrede uilgesproken, bygevolg moet er geen adres gezonden worden tot den Koning, zoodat Kamer en Senaet onmiddelyk hun dag orde konden aenvatten. 9 Er is geene Troonrede geweest omdat de aen- gevangen zitting zeer kort zal wezen vermits de Kamer der Volksvertegenwoordigers gedeelte- lyk moet vernieuwd wordenden tweeden dyns dag van juny 1872, en de noodigetvd in beschik moet worden gehouden om voor het einde der zitting uitspraek te doen over de verschillige budjetten en eenige belankryke wetsontwerpen welke men sedert lang verwacht. Het schynt nogtans dat de oppositie van zin is alweer stokken in het wiel te steken en zoo veel tyd mogelyk in nietsbeduidende woorden- kramer^en te verspillen. Hare organen beloven ons dry groote veldslagen die zullen geleverd worden 1° tegen de benoeming van M. De Dec ker als gouverneur van Limburg en terzelfder gelegenheid tegen Langrand en de Langrandis- ten; 2°aengaende de kwestie deryzeren wegen en tarieven; 3° aengaende de militaire kwestie. De oppositie hoopt dat op die wyze 23 a 30 zit tingen zouden om niet zyn, indien wel te ver- slaen de regterzyde haer laet begaen. Zyn gekozen, in de Kamer, als Voorzitter, M. Thibaut. l,te Ondervoorzitter, M. Tack, 2de M. Schollaert. Secretarissen, MM. De Borchgraeve, Rey- naert, Wouters. Zyn gekozen, in de Senaet, als Voorzitter, Prins de Ligne. 'lsU! Ondervoorzitter, Baron de Tornaco. 21'8 Baron Dellafaille. lste Secretaris, Graef Lud. de Robiano. 2dc Bro"'tKint de Roodenbeke. Bygevoegde Secret. Graef de Looz-Corswarem en Baron de Labbeville. Questors, Barond'Overschieen M.Van Schoor. tegen de muren, ik struikel, stort neder, spring op, en zie, daer sta ik voor liet spook, voor het spook deesmael gansch en geheel, en ook.... met den drei genden poenjaerd in de vuist!.... Ik drei op myne voelen en val loodzvvaer op de planken.... Daer voel ik iets yskouds dal my door de hand glydt en eene slank, verpestend als die van verrotte lyken, de adem van het helsche spook, doet myn laetste zuchten sterven in den boezem. Eensklaps gaet het licht uil; de smookende roode wieken der kaersen schynen my twee vlammende oogen.... Zy ook sterven en de akeligste duisternissen omringen my.De verpestende stank neemt gedurig toe; overtuigd dat die helsche kamer myn graf gaet worden, beveel ik myne ziel aen God.... Nogtans ik beproef eene uiterste poging en spring eenige slappen vooruit. Maer myn hoofd draeit, ik voel my bezwymen: my dunkt dat de muren, dat de vloer open gaen, en dat ik met al wat my omringt inden afgrond reis!.... 0 geluk! myne borst ontlast zich, ik adem vryer; boven myn hoofd zie ik een venslerken, ik vlieg er nacrloe, en hael uit myne borst een schreeuw waerop.... in de verte, als een machtige spotlach my antwoordt.... Iets als een dwaelwind borst my legen hel voorhoofd, ik laet den boord van het venslerken los, en val nog eens dees mael om te blyven liggen.... De frissche lucht wekte my allengskens uit de be-- zwyming en het was reeds dag toen ik opstond van den vloer. Dan zag ik dat ik gevallen was boven den trap, onder het vensterken waer ik reeds van gespro ken heb. Nu het weder klaer geworden was in mynen geest trok ik de spookenkamer andermael binnen om naer de oorzaek van mynen schrik te vernemen. Na eenige oogcnblikken onderzoek, was my het volgende bewezen: De wryving welke ik gehoord had, de schaduwen welke ik op den muer had zien dansen en rond my had gevoeld, waren dikke vledcrmuizen aen welke dit ver trek lol schuilplaels diende: ik zag er nog eenige vast geklampt aen de balken van den zolder. Maer het spook melden lykdoek? ....In eenen duisteren hoek van het vertrek, tot dan aen myn onderzoek ontsnapt, vond ik eenen grooten spiegel, gedecllelyk gebroken; hy lag tegen den muer en had wacrschynlyk gediend om de schouw te versieren. De matras, waerop ik my in het midden der kamer had uitgestrekt, lag regt over dien spiegel, zoodat het spook dat my verscheen, spartelend in zyn doodlaken, niets anders was dan myn eigen beeld, bleek en onduidelyk, myn beeld dat in den spiegel bewoog volgens de bewegingen welke ik zelf deed in myn deksel, dat de armen vooruitstak en my bedreigde telkens ik in myne verrassing de armen uitreikte.... In myne wanhopige dolzinnigheid had ik het pistool gelost. De kogel had den spiegel ter zyde geraekt; eenige scherven waren rinkelend neergekomen: hel was hel gerammel der ketens; andere waren blyven steken, en daerin had ik in stukken en brokken myn spookend beeld onlwaord; verder had ik het weder gezien, maer deesmael onverminkt, in het deel van den spiegel dat onaengerackt was gebleven. Wat de blauwachtige vlam betreft welke myn schot had doen ontstaen, ik vond myne fleseh brnndcwyn gevallen, ik weel niet door welke oorzaek, maer zy lag half gebroken over de pan waerin de nog vinkende heete kolen deralcool hadden doen ontvlammen.... Ik beken het, ik kon my niet wederhouden te lachen met mynen schrik, en toch huiverde ik nog by de herdenking, myner afgryslyke acndoening van den nacht. Ik ging nogmaels de schouw onderzoeken. In den Men schryft uit Rome, 9 november Wy hebben dezen morgendeen niéuwbewys der ollicieele revolutionnaire gewelddadigheid gehad. De poorten van het klooster der Incar natie, gewoonlyk genoemd der Barberine, wer den neêrgestormd. Het officieel blad, de Liberia, het feit meldende dal hy met den naem van ont eigening bestempelt, zegt: De ingenieur Garloni, de kommissie van het gouvernement vertegenwoordigende; de majoor der genie Jeymet; advokaet Bartoli; de inspek- teur der openbare veiligheid, alsook de notaris Tiratelli, hebben zich voor gezegd klooster aen- geboden. Na mevrouw Martinueci, overste van het klooster, te hebben doen roepen, werden er door den inspekteur bedreigingen gedaen, ten einde de poort der omheining te doen openen; maer mevrouw Martinueci heeft altyd geant woord dat zy niet kon toegeven. Twee poorten werden geopend, en in de eerste kamer vond men de overste, door nonnen omringd en die eene geschrevene protestatie wilde aenbieden; doch de vertegenwoordiger van het gouverne ment weigerde ze te aenvaerden. Het is nog al belangryk le vernemen wat het gouvernement verslaet door het openen der poorten. Ziehier wat er voorgevallen is: Zonder eerbied voor eenen eigendom der fa milie Barberini, zonder zelts gelykvormig de wet het uitwerksel van het appel door den pri ns belrekkelyk de onteigening ingeroepen, af te wachten, boden zich dezen morgend ten half tien, zeventien kerels voor de poorten van het klooster aen, om de schending te begaen. Be halve de hoofden door de Liberia genoemd, wa ren er agenten van policie, soldaten der genie en karabiniers of gendarmen. De eerste poort werd door balslagen in stukhen gekapt. De tweede werd insgefyks met de byl aen- gevallen; daerna heep. men ze met groote yzeren hefboomen neer geworpen. Eindelyk,na dèzesehoone heldendaden, wer den twee gendarmen binnen het klooster op wacht gezet, met bevel hunne plaets, zelfs gedu rende den nacht, niet te verlaten. Deze laetste daed, te geweldig om niet de ver- ontwaerdiging op te wekken van ieder mensch die zich eerbiedigt, heeft de arme kloosterlingen belet, de twee of dry dagen te gebruiken, welke de wet haer voor het verhuizen toestaet. Niet vry meer zynde binnen hun overweldigd klooster, hebbenzyoogenblikkelyk elders eenen toevlugt gezocht, en ik heb ze in der haest hun armoedig mobilier zien buiten brengen. Echter was eene arme non in zulk een lydenden toe stand, dat men ervoor het oogenblik heeft moe ten van afzien, haer naer elders over te voeren. Zooals dit reeds opzigtens de zusters van St-An- tonius en van St-Theresia, had plaets gehad, heeft de romeinsche adel zich zyn ouden chris- telyken faem waerdig getoond. Verscheidene prachtrytuigen wachten de nonnen aen de poor ten van het klooster der Incarnatie en voerden eenige zusters der Barberine naer de plaets die zy uitgekozen hadden. hacrd rondziende bemerkte ik dat de luchlpyp gestopt was. Myne navorsching voortzettende, ondervond ik dat het weinige licht dat in de kamer was, my kwam van de ingangdeur welke ik had opengelaten en indrong langs het venslerken boven den trap waeronder ik de laetste mael was neergevallen. Inderdaed, al rondtas tende, ontdekte ik wethaesl twee groote vensters iu het vertrek die nauwkeurig waren diglgemaekl en het is by gebrek aen lucht, dacht ik, dat myne twee kaer sen waren uitgedoofd. Maer die stank, die onverdrage- lyke slank? Ik laet myne handen langs de ziltige muren gaen, en daer vallen zy op eene deur, een zware deur wel ker verroest slot waerschynlyk sedert jaren niet moer geopend was geweest. Ik doe pogingen om ze open le breken, 'twas te vergeefs. Ik onderzoek ze nauw keurig van boven tot onder, en zoohaest heeft myn voorhoofd den drempel geraekt of de slank schiet my tegen, zoo verpestend, zoo verstikkend, dal ik achter uit moest springen om den adem niet te worden afge broken. Hel is gevonden, sprak ik; die deur leidt tot eeno andere kamer, waer sedert jaren, ik weet niet welke verrotte dingen liggen vergeten, en de slank er van komt langs onder door: Hel is voor die deur dat ik, al stootende tegen de muren, ben neergevallen. Ik wil nieuwe pogingen aenwenden om ze in te stampen, maer de voorzigtigheid of liever.... een afgryslyk ge dacht houdt my terug.... Dip vleugel van hel kasteel is eenzaem, onbewoond en gansch verlaten... Wal ligt er achter die deur? welk schrikkelyk geheim verbergt zy?.... Eene moord?.... Wie weel!.... Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1871 | | pagina 1