N° 110. Zondag 2 February 1873. 3de Jaergang. WEKELYKSCH NIEUWSBLAD. De Bende van Jan de Lichte.(1) Aelst, 1 February. Rampspoedige jaren. Landbouw. G-azette van Aelst Het Bureel van I»et blad la geve»ti«d In «le K.apelle»traet I%F« 11, waer all© brieven, golden, enz. vracht-cry moeten toegezonden worden. Abonneinentsprys 25 fr. 'sjaers, vooraf betaelbaer. Voor den bulten ban men inachry ven in al de poathantoorea, en voor de lnndelyho gemeenten by de briefdrager». (3e VERVOLG.) Den 3 november 1330 woedde de Noord- Opstenwind zoo hardnekkig van 8 uren des rnorgends tot 5 uren namiddag, dat de zee byna al de dyken doorbrak in Holland, Vlaenderen en Braband, en uren ver 't véld indrong, kastee- len, dorpen en steden vernielende. Zelfs de best Versterkte steden konden aèn bet tempeest niet weerstaen, want dien dag werden Vlissingen, Slüys en Oostende gedeeltelyk verwoest. Om niet te spreken dan van de rampen door dit orkaen te weeg gebragt in onze provinciën al- leep, zullen wy melden, dat de dyk voor Ant werpen doorbrak op dry verschillige plaetsen en dat een-en-twintig dorpen op dit punt ver gingen met meestal hunne inwooners, al het vee, de meubels, de granen enz. Van Antwerpen tot Bergen-op-Zoom, werden al de parochiën langs de Schelde, de prooi der zee. De men schen die in tyds op de hoornen, op de huizen en de torens konden vlugten, gelukten er in slechts eenige uren hun leven te verlengen, want gedurende vele dagen bleef het onmogelyk hun ter hulp te komen. Duizende ongelukkigen stierven van honger, koude en vermoeidheid. Een hollandsche schryver verhaelt een trek die yzen doet. Op weinig afstand van Antwerpen, waren eene menigte buitenlieden op eenen kerk toren gevlugt, en, na tweemael vier-en-twintig uren lang geworsteld te hebben met den honger, den koude en de benauwdheid zagen zy einde- lyk eene schuit hun ter hulp komen aengedre ven; hunne vreugd was onzcggelyk; maer de toren, door de waterenondermynd, storte eens klaps in, wanneer de schuit reeds naby was niet eenen dier ongelukkigen kon men redden.... De.stad Antwerpen zelf bad veel telyden. In de kelders stond de voorraed der kooplieden en der burgers onder water en werd vernietigd. De overstrooming strekte zich uit tot Dcnder- monde, Gent en Audenaerde. Het platte land der Kasselry van Gent was ten heele verwoest. De Schelde liep over op vele plaetsen. Een schryver bevestigt dat het vierde van Vlaende ren overstroomd stond. Wanneer de wateren verdwenen, (iets wat op vele plaetsen slechts gebeurde na eenige maenden) vond men overal ineengestrengelde lyken, menschen die in eene laetste omhelzing de dood hadden gevonden.... Een vlaemsche schryver heeft nopens dit tem peest het volgende jaerschriit bewaerd: Allen voor éenen. (11® VERVOLG.) De jongeling zocht los te komen en ging duer zyn lyf verdedigen; doch, even haestig vielen zes andere handen hem te gelyk op armen en boenen en hy voelde zich alle beweging ontnemen. Gekneld en geprangd werd hy in eenen tritgevrozen sloot neergeworpen, en daer hield men hem liggen. Hy hoorde geschuif en gerucht van halen en kisten, en voor hel overige geen enkel woord uil den mond der roovers, ten zy een kort bevel vvaerop hy werd losgelaten. Dat alles had slechts eenige minüten geduerd. Zich vry voelende sprong hy naer den bak van den wagen .om zyne pistolen le grypen;.... de bak was ledig. Hy zag verbysterd rond, en ontwaerde niemand.... Hy onderzocht den wagen, en, al wat hy er nog vond was zynen knecht gebonden aen handen en voeten, en met oen stuk linnen den mond tot smach- lens verpropt.... Yslyk! riep hy, zich de haren uitrukkend., heb ik gedroomd?.... Neen, ik ben bestolen, onteerd, verdorven!#... Vrouw! vrouw! had de ik naer u ge luisterd Vrouw en kind waren verdwenen. De ongelukkige jongeling hielp zooveel hy kon zyn voorpeerd te been en reed wanhopig voort. Bestolen! kreesch hy. Wat gaen de lastgevers van my zeggen!.... Eu myn vader, die my zoo uit- drukkelyk had voorgeschreven voorzichtig te zyn.... Hy belastte zich en uitte eenen biyden kreet. Zy hebben myn geld niet gevonden, juichte hy, men zal my getooven Middelerwyl had de voerman, in zyne ontsteltenis niet bemerkt dat zyn gespan allenskens van de baen was gesukkeld en dat reeds een wiel in den gracht was geraekt. Ebvoerman, riep een zware stem, gy verliest het spoor. be voerman dacht die stem te herkennen. Booswicht! riep hy, gy gaet hel bezuren!.... Waer zyt gy! Hier!.... (1) Eigendom der Gazette van Aelst. LÜCtIfICos fLUCtIIs attoLI.1t qIIInta noVkMukIs* De zeeoverstroomingen van 1 november 1331 en van 2 november 4332 veroorzaekten aenziem lyke schade in Holland. De tweede had zeeif noodlottige gevolgen voor het noorden vaii Vlaendëren. Ons land werd in rust gelaten tot 1531. In november 1531 werdganschdc streek tus- schen Blankenberge en Zelzaete, alsmede do velden rond Terneuzen en Calloo, door de zee ingenomen. Het tooneel dat die streek gedurende eenige dagen opleverde was jammerlyk. Men zag, zegt een schryver, wiegen dryven met kleine kindertjes in; de mannen en de vrouwen die op de daken waren gevlugt, werden er door de baren afgerukt; een aenzienlyk getal men schen gevlugtop de dyken, stierven er van hon ger en koude, wanneer de woedende zee hunne ellende niet kwam eindigen met hun den grond te ontrukken waeraen zy zich wanhopig vast klampten. In 1559, 1562, 1565 en 1566 groote over stroomingen in Friesland, Holland en vooral in Zeeland. Den 1 november 1570 buitengewoone over stroomingen. Van Kales, in Frankryk, tot liet zuiden van Norwegen, .verwoestte de zee hare kusten. Een Noord-Oostenwind, opgekomen in den avond van dien heuchlyken dag, ontstelde dusdanig de zee dat weinige dyken en sluizen wederstonden. In Friesland, Holland en Zee land kwam het water zoo sehielyk op, dat dui zende menschen verdronken in hun bed. Gan- sche huizen werden door den vloed ontworteld en voortgedreven in de velden, waer ze met groot gedruis tegen elkander stootten en in brokken verzonken. De schepen bonsden tegen, de kerken en vergingen. Dry duizend Zeelanders kwainenom het leven.In Friesland schatte men het getal dooden op twintig duizend. Het zee water brak Vlaenderen in langs het Sas-van- Geut, langs Sluizen en de dyken opgeslagen niet verre van Antwerpen langs den linker oever der Schelde. Een gedeelte der stad Gent was door de zee ingenomen; de Lye en de Dender werden naer hunnen oorsprong teruggedreven, zoodat Geerardsbergen, Ninove, Deynze, enz., onder water kwamen, iets wat tot alsdan ongehoord was in dit saizoen. Brugge, Duinkerke, Grave- lines, Nieuwpoort, Oostende, Watervliet en de omliggende velden bleven dry dagen onderwater. Een deel van Antwerpen' werd overdekt en de entrepot, de kelders en de magazynen leden nenzienlyke schade. In O.-L. Yrouwkei'k stond het water twee ellen hoog. Een vaertuig van 150 voetlang leed schipbreuk op de Engelsche Kaei. En een mei aenzicht zwnrtgemaekte kerel, gewa pend van hoold tot den voet, sprong voor den jonge ling lerwyl vyf anderen, insgelyks gezwart en gewa pend hem insloten. Voerman, sprak de eerste, wy hebben daer even iets vergeten.... Gy hebt geld. Hepiel! kreet de ongelukkige, ik ben verloren! Bedaer, antwoordde de roover; gy hebt le doen niet goede jongens. Geef ons dat geld en, ik zweer hét u, nimmermeer, op Twintig uren in het ronde, op welke uer ook van den nacht of van den düg, zult gy aerigesproken worden. Wy zullen u eene vrygeleidc geven, die u tegen alle ongeval zal beschermen. Kom aen, wees redelyk Ik zie maer al le wel, dat, geef ik het geld niet gewillig, gy hel my met geweld zult ontnemen: Ik ben overmand en misschien sla ik hier op myn leven.... Wy zyn geen moordenaers! 't Zy!.... Hoeveel moet ik tellen? Gansch den boedel. Maer hel is myn geld niet Zoo veel te min zult gy er by verliezen.... En nu, voerman, haesl gemackt, of, speelt gy liever den koppige, dan zyt gy uw geld toch kwyt en gy hebt geen vrygeleide. Waer is uw vrygeleide? Eerst het geld. De jongeling loste eenen wanhopigeq zucht en ont gespte zynen gordel. Best! sprak de roover. Wy laten u wagen en pcerden: uw broodwinning willen wy u niet ontne men; doch, gy begrypt, iedereen moet leven.... Wat betreft uwe vracht, en vooral uw geld, degenen die zy waren bestemd /.uilen wat kermen en roepen, want de lating is tamelyk diep. Gy, nochtans, gy hebt voor geen de minsto persoonlyke verantwoording te vreezen: daer zullen wy voor zorgen. En nu, luis ter wel, hier hebt gy uw vrygeleide: Wie ook het zy, die, by nacht of by dage, u voorlaen vrage: allen voor eenen? dien zult gy, onthoud het wel, dien zult gy onmiddelyk antwoorden: eenen voor allen, en, ongestoord moogt gy uwen weg voortzetten.... De vperman meende dal het uit was en had haesl om te vluchten. De roover hield hem in. Luister nog. Het ordewoord, dat ik u koom op te geven is voor u alleen. Hadt gy het ongeluk het aen iemand mede te deelen, al ware die iemand uw eigen vader, wy zouden hel weten en gy zoudt, jongen, gy Zeelandsch Vlaenderen werd gansch omge worpen. De plaetsen genoemd Jonkvrouwergat Passeguevje, Brandkreek en Coxyschcgat werden verwoest en de Zwijn (thans geheel omdykt) vereenigde zich met den Brackman. De dorpen CoxyJSicuwerkerk en Wulpen, met hunne hui zen werden zoo plat gelegd dal er hoorn, noch plant meer regt stond. De steden Ysendyck en Biervliet bleven byna onzigtbaer gedurende acht dagen want bet water stond er 30 voeten hoog. Een hollandsche schryver rekent dal het ge tal menschen, aen wie dat tempeest het leven heeft gekost, beloopt tot honderd duizend, waeronder tien duizend Belgen. De springvloed van 1573 was byzonder nood lottig voor Braband. Den 8 january goot de Dyle over met groot geweld. Brussel en Leuven leden meest. Een vlaemsche dichter, H. Diependaele, van Leuven, heelt die overstrooming beschre ven. Om de al te vervelende eentoonigheid de zer opgaven te onderbreken, zullen wy, in ons opvolgend nummer, na den feuilleton, een uit treksel geven van belwerk van 11. Diependaele. Het zal derhalve de vrienden der vlaemsche let teren misschien aengenaem zyn kennis te maken met eenen dichter doorgaens te weinig gekend. De aenwezigheid van stof in het hooi is zeer onaengenaem voor de dieren die er van moeten eten. Aldus kunnen zy longziekten opdoen. DaerenbOven, als zy liet moeten nemen uit hooge of verkeerdelyk geplaetste ruiven, zyn ze blootgesteld aen oogziekten. Het is echter niet alleenlyk hel bestaen eener zekere hoeveelheid stof in het hooi dat dit voeder verkreuken kan. Men stelt dikwyls in de opgestapelde producten der hooizolders vast, dat zich al daer een slach van kampernoeljcn vormt. Hét vee, 'gespysd met een voeder waerop der- gelyke planten gegroeid waren, heeft somwylen te Jydcn van zekere krankheden, namelyk van ziekten in het bloed. Ziehier eenige der prakty- ken door de landbouwers aengeraden ter ver mindering' der gevaren, voortvloeiende uit de spyzing met hooi, dat verkreukt is hetzy door de ontwikkeling van kampernoelliën, met be- scliimmeling, slyk, stol, enz. De eenen zeggen dat men het maer mag ge ven aen de vctbeesten; aldus is men veel meer gevrywaerd tegen dft verliezen die er kunnen uit voortvloeien. Zoodra mende eene of andere onpasselykheid ziet ontstaen, bespoedigt men de vetmesting, ten einde zoo spoedig mogelyk het dier naer het slagthuis te kunnen voeren. Anderen snyden het hooi in het stroopaerd zoudt hetu bitter beklagen.... Daerop, goeden nacht, ga in vrede en in volle vertrouwen. En de roovers verdwenen voor de tweede mael. De voerman, meer dood dan levend, zette zyne droeve reis voort. A lien voor éenen, stotterde hyallen voor éenen?.... dal woord is my niet vreemd!.... Waer dan heb ik hel gehoord?.... Eensklaps, alsof een sluier hem de oogen ontviel, sloeg hy zich geweldig hel voorhoofd Het wyf! riep hy, hel wyf met het gepak Ik heb my laten omleiden, uil die ik benZy heeft my verraden!.... En het kind?.... Ja het kind, hel is op don wagen gekropen om de koorden te ontknoopen en myncn knecht, den dommen dronkaerd, te binden en. te muilbanden.... Dan is de afschuwelyke bengel, op bit-vel van-t wyf, vooruil geloppen om de roovers le verwittigen dat alles klaer was.... En spits?.... Op dal hy geen verontrustend lawyl zou maken, heelt een van beidén een vergiftigde brok hem toegewor pen.... En nu, kom te huis mol zulke ware! Wat zal vader zeggen? Wal de lastgevers? Zullen zy my nog vertrouwen?.... Eilaes! verdorven misschien, verdorven voor all jd En alzoo jammerend en klagend, en zicb zeiven be straffend, bereikte de voerman de afspanning by den uitgang van het woud gelegen. Hy trok het gespan de achlerkoer op en grendelde zelf de poort op zicb. Dan kroop hy in den wagen, sleurde zynen knecht er uit, wrong zyne bandon los en onthaelde hem met een koppol geweldige zweepslagen tusschen de beenen. Rys op, riep hy, en blyl' hier op wacht!.... Tracht de oogen open te houden,.of morgen klaeg ik u aen als medeplichtigen En daer de gezel hem dwaes gapend aenschouwde: Wy zyn aengcrand, schreeuwde hem zyn mees ter in hot -lenziclH; aengerand, hoort gy? Uitgeslroopt, bestolen tot den laetslen rooden duit!.... Blyf hier staen en zie toe dat ze ook kar. en peerd niet komen halen En bleek en bevend trok by de herberg binnen. Hy vond er den baes alleen. Jaek, gebood hy, bier! Ik heb dorst, twee stoo- pen gelyk!.... Ik kan u niet. betalen: schryl'het op den balk.... Maer geen dubbel krylhoort gy? want hel is al schelm en dief dat ik voor oogen zie.... En dreigend en morrend staple by als ecu dolzin nige het vertrek rond. Hy dronk teug op teug, tot hy eindelyk, mal en ontzenuwd, op eene bank nederzecg en aen T vveenen viel.... en schudden het vervolgens, ten einde het slof er uit te verdry ven. Het aldus gereinigde hooi mengen zy met een ander soort gesneden voe der; de massa wordt bevochtigd en aen de ver hitting overgelaten. Met een aldus bereide voe der heelt men zelden voor toevallen te vreezen in de stallen. Men heeft ook van de dorsching gesproken ter verbetering van het met aerde bevuilde hooi. Men zou kunnen gebruik maken van de dorseh- machien, wier krachtige uitblazing zou aenlei- ding geven tot de verdryving van het stof. Eindelyk, het is mogelyk dat de verzuring van het hooi insgelyks een doelmatig middel zoude wezen. Deze onderscheidene doenwyzen verdienen allen de aendacht op te wekken. Het eerstever- mydt alle mogelyk verlies; de andere, namelyk de verhitting en de verzuring, behoeven nog herhaelde mael op de proef gezet te worden al vorens bepaeldelyk als krachtdadig te kunnen doorgacn. Hetzelfde dient te worden gezegd over de dorschmachien. liet is genoegzaem bekend dat zonder mest geen land bouw en zonder veel mest geen goede landbouw bestaet. Dacrom moet men altyd trach ten zooveel mest te hebben als men van noode heeflom zyne landen in goeden staet te houden. In Vlaenderen bewaren de landbouwers den peerdenmest alsook den schapenmest voor de koude en min of meer leemachiige landen, ter- wyl dat de mest van het hoornvee voor deligte en zandachtige landen bewaerd wordt. De asch, en bovenal de houtasch, doen de planten en byzonderlyk den klaver en de olie achtig zaeddragende planten, als; boekweit, vlas, kemp, enz., sterk groeien; maer om de groote hoeveelheid polasch die zy in zich heb ben, mogen zy niet te dik op het land gestrooid worden; 150 kilos op oen bunder is genoeg, daerom moet men dezelve met eene dubbele boe- veelheid drooge aerde mengen om ze beter te kunnen verdeelen. Zy doen bovenal een voor- trcffelyk uitwerksel op de weiden welker grond min of meer zuer is, en die niets voortbrengen dan zure en tacie planten; de potasch die zich in de asch bevindt, werkt met zulke kracht op deze weiden, dat zy hunnen wasdom volkomen verandert. Deasschen zyn zeer voordeelig op de te zware leemgronden omdat zy hunne taeiheid volkomen verminderen; hunne werking is gevoeliger in de vochtige dan in de drooge en ligtc gronden. Zy helpen sterk aen de graengewassen tot meerdere opbrengst in graen, zonder tot de opbrengst van veel strooi te helpen. De baes, die de gebaren van den jongeling nauw keurig had nagegaen, scheen ditoogenblik te hebben afgewacht om hem bel woord te sturen. Bode, sprak hy, wal hebt gy my verveerd ge- maeklZoo heb ik u nooit gezien. Wat hapert er? Spreek, wat is er gebeurd?.... Jaek, vriend, moest gy hel welen!.... —Ik vrees hel to raden...Doch neen,een kloeke ke rel, alsgy zyt, iszonderhandschoenen nietaen te vatten. Zy waren tien legen éenen I.... Hel is dus toch waer! kreet Schele Jaek, en hy sloeg de handen ten hemel. Ja, Jack, maer al te waer.... Gelukkig nog dat zy my het leven hebben gelalen. Eilaes! gy zyt hun eerste slagtoffer niet.... De baes had den bode tot spraek gebragt en deze, met driftigo woorden en gebaren, vertelde nu breed voerig zyn wedervaren met de struikroovers. Na Schele Jaek hem langen tyd en met de grootste aendacht had aenhoord, besloot hy op ernstig plechti- gen toon: Gy hebt het geraden. De rondleurelers van Mareq hebhcD u opgehouden om u slechts met den avond het Lessenbosch te doen bereiken, en uwen knecht, den kcreJ dien gy sterk waëndet voor twee, hebben zy huilen staetwuen te brengen om u in 't uer desgevaers ter hulp te komen. Daerby bepaelde zich waerscbynlyk hunne zending.Hel wyf heeft u doen klappen en dal ging, schynt het, niet zeer moeielyk. Daerna heelt'zy gezocht u hang te maken en al gedaen wat mogelyk was om zich te verzekeren of gy over eenkomst had gesloten met de roovers; het kind had het overige van den rol. Arme schepsels! zuchtte Jack, van jongs af tot het kwaed opgeleid, wat zal er van hen geworden! Zoo is het gebeurd. Doch gy, laet toe dal ik het u zegge als vriend, waerom ook de eerste onbekende die gy langs de baen ontmoet, gaen wysmaken wal gy badi opgeladen, en vooral dal gy geld hadt?.... Beken het, gv waert onvoorzichtig. Ik beken hel, ik heb gehandeld als een dwaze. Hel is een harde les voor u. Die ik lang zal onthouden. Die gy nooit moogt vergeten. Gelukkig nog dat gyen uw gespan er ongehinderd zyt van af gekomen, en vooral, dal gy, voor uw geld en al uw verdriet, een vrygeleide hebt bekomen. Wat lach ik hraef met zulke vrygeleide! Waerom? Hoe baes! Sedert wanneer licht gy vertrouwen in de beloften van eenen dief? (Wordt uoorigetei.) 4

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1873 | | pagina 1