en omstreken
Zomerse ditjes en datjes
MISSIEZONDAG 1958
BIJ DE XXXIe IJZERBEDE
VAART 24 AUGUSTUS 1958
Grote Vlaamse Kermis
Het meubilair
van een Romein
BARON VON TRENCK,
EN ZIJN ONTSNAPPINGEN
van aalst
VERSCHIJNT DE DONDERDAG EN ZATERDAG VAN IEDERE WEEK.
ST. JORISSTRAAT, 25, AALST. TEL. ar. 241.14 P. C. nr. 881.72 15* JAARGANG. 1,50 Fr. het Nr.
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1958
NUMMER 65
Nu het Parlement met verlof is en de na-
tonale onderwijscommissie geinstalleerd
werd, blijft er elke goede politieker slechts
één mogelijkheid meer over, dat is name
lijk naar zonniger streken trekken en daar
eens duchtig uitblazen van het vele werk
Het is trouwens precies wat de meesten on
der hen doen, behalve dan die arme minis
ters die er slechts voor een paar dagen on
der uit kunnen. Omdat zovele problemen
op een oplossing wachten.
Daar is vooreerst de financiële toestand.
Men herinnrt zich nog wel dat toen de vori
ge regering in 1954 aan het bewind kwam,
zij van op alle daken uitschreeuwde dat nu
eens een inventaris zou worden opgemaakt.
Van dat inventaris is nooit iets in huis ge
komen. En met reden, vermits de homogene
ploeg die van 50 tot 54 aan het bewind was
tenminste een batig saldo in kas had gela
ten.
Dat kan echter van de vorige regering
niet worden gezegd. Toen begin van dit jaar
de vroegere minister Liebaert zijn begro
ting opmaakte, legde hij het zo aan boord
dat deze klopte als de balans van een goede
boekhouder. Helaas, pas enkele maanden
nadien, moest diezelfde minister al erken
nen dat zijn begroting toch wat al te opti
mistisch was opgesteld. Hij had namelijk
geteld op een gemiddelde van 100.000 werk
lozen, waar iedereen reeds eind van vorig
jaar de recessie zag aankomen. Vandaar dat
de ninuwe regering reeds bij kredieten van
-de nieuwe regering reeds bij kredieten van
bijna 2 miljard heeft moeten besteden aan
Dan komen de pensioenfondsen. De kas
van de pensioenen der zelfstandigen ver
toonde een gapende leegte, uit de andere
kassen had de vorige regering met volle
handen geput. De spoorwegen staan zwaar
in het krijt en de ziekteverzekering klopte
alleen maar in het vindingrijk brein van
dhr Van Acker. Daarbij komt nog een reeks
van buitenlandse leningen op zeer korte
termijn, die deze regering moet terugbeta
len en die ze nu tracht te consolideren door
een lening op lange termijn uit te schrij
ven in Amerika. Wat bewijst dat, waar de
vorige regering geen lang krediet kreeg, ook
het buitenland, na de eigen bevolking, klaar
heeft gezien.
Dan is er de wereldtentoonstelling. Verre
van ons te beweren dat de Expo een mis
lukking zou zijn. Maar ze beantwoordt in
ieder geval niet aan de opgeschroefde voor
uitzichten die de regering Van Acker had
aangekondigd. Men zal met veel moeite de
35 miljoen bezoekers bereiken, waar men
op zeker ogenblik beweerde dat het er ten
minste 50 miljoen zouden worden. De fa
meuze hotels die voor een goed deel door
de staat moeten worden betaald, staan veel
al half leeg. Wie vertelde daar ook weer
dat er 5 miljoen Amerikanen zouden over
komen zwaar beladen met dollars en dat
na deze wereldtentoonstelling iedere Belg
een goede spaarpot aan dollars zou bezit
ten
De Amerikanen zijn gekomen, maar het
zijn er geen 5 miljoen en ze hebben wel
verteerd een Amerikaan verteer altijd
maar niet op die manier als men ons
vroeger had verteld.
Desillusie, deze Expo 58 Helemaal niet.
Maar een bewijs te meer dat sommige mi
nisters vroeger hun wensen voor werkelijk
heid hebben genomen ofwel de brave bur
ger zo maar iets hebben verteld om in zijn
gunst te staan. L. B.
Bij de stichting van de Kerk legde Kris-
tus ook haar aard vast Bemint elkander...
gaat en onderwijst alle volkeren en doopt
ze.We vinden dan ook de graven van de
apostelen over verspreid in de landen van
de toen bekende wereld Palestina, Klein-
Azië, Noord-Afrika, Griekenland, Italië,
Spanje, Frankrijk, Indië; en we kennen al
len het gezegde uit die tijd waaraan men de
kristenen herkende Ziet hoe zij elkan
der beminnen
De Kerk moet aan missionering doen
wil ze Kristus'Kerk, wil ze katoliek blij
ven. Ieder gedoopte moet op zijn manier
missionaris zijn, wil hij kristen, wil hij
katoliek blijven.
Het pauselijk Werk tot Voortplanting
van het Geloof is het middel en het wapen
van de Kerk om de hele wereld te missio
neren en om ieder gelovige in die grootse
taak te betrekken.
1. Het is het middel om de hele wereld te
missioneren omdat de Paus door de gees
telijke en stoffelijke steun die dat Werk
weet te vergaren de nodige missionarissen
kan uitsturen en jaarlijks aan ieder missie
bisschop een finantiele subsidie kan geven
zonder dewelke de missies en al hun wer
ken, als kristelijke opvoeding en onderwijs,
ziekenverzorging, katolieke en sociale ak-
tie, enz., niet zouden kunnen blijven be
staan. Door de geestelijke steun wordt al
het missiewerk te gelijk met de nodige ge
naden gezegend en bevrucht.
2. Het is het middel om ieder gelovige in
die grootse laak te betrekken omdat ieder
gelovige er lid kan van worden door dage
lijks een Onze Vader, Wees Gegroet en
schietgebed tot St. Franciskus Xaverius
voor de missies te bidden, door jaarlijks
een bijdrage van 20 Fr te storten en op
Missiezondag een extra gift te schenken.
Hierdoor wordt ieder gelovige de gelegen
heid geboden im in de geest van de Kerk,
aan haar wereldomvvttende missietaak mee
te werken.
In de Voortplanting van het Geloof ziet
de Kerk trouwens het missiewerk bij uit
stek. Zij beschouwt het als het eerste en
voornaamste, juist omdat het levensnood
zakelijk is voor instandhouding van de hele
missionering en omdat het een internatio
naal werk is dat een gezamelijke inspan
ning vraagt van alle katolieken van de we
reld. De Paus heeft dan ook herhaaldelijk
en uitdrukkelijk gevraagd dat alle gelovi
gen lid zouden worden van het Werk. Voor
inschrijving bij dit Werk kan de parochie
geestelijkheid alle nuttige inlichtingen ver
schaffen.
Om de belangrijkheid van het Werk ver
der nog te onderstrepen verleende de Paus
het een jaarlijkse feestdag, die steeds op de
voorlaatste zondag van oktober valt dit
jaar dus op 19 oktober en die algemeen
WERELD MISSIEDAG of MISSIEZONDAG
wordt genoemd. Deze Missiezondag wordt
vooraf gegaan door een «bid- en spaar-
week». Het is de bedoeling van deze week
een intense gebedsperiode te maken voor
de missies met hoogtepunt op Missiezondag,
waarop dan ook al de gelovigen de gelegen
heid geboden wordt de missies te steunen
door hun finantiele hulp.
Dit jaar voorziet het Nationaal Sekreta-
riaat van het werk in België de versprei
ding, tijdens de «bid- en spaarweek», van
een trakt voor Missiezondag, bestemd voor
alle mensen, waarin het groots missiewerk
van de Kerk wordt uiteengezet. Zou men
beroep doen op u om mee te werken aan de
verspreiding hiervan, laat dan niet na
daarmee uw missionarissen een riem onder
het hart te steken.
Missiezondag weze voor ieder gedoopte
een feestdag van de Voortplanting van het
Geloof en voor de Kerk een bewijs van de
missiegeest van al haar gelovigen
Juvenalis, de scherpe Latijnse hekeldich
ter, verzucht ergens, in één van zijn satie-
ren Ach, kon ik ooit maar eens in een
land leven, waar niet voortdurend branden
ontstaan, en kon ik maar ergens eens een
paar nachten doorbrengen zonder brand
alarm...».
Rome, het machtige uit de tijd der cae
sars, beschikte wei over een waterleiding,
kende muurkranten en straatverlichting
maar had geen brandweer. Mede daardoor
en ook omdat de verlchting met toortsen en
olielampen gebeurde, brandden er iedere
nacht een paar huizen at. Gelukkig voor de
Romein was het verlies van zijn meubilair
wel geen ramp, want meuoelen bezat nij
praktisch niet.
Het voornaamste meubel in elk Romeins
huis was het ligbed. Daarop bracht de Ro
mein de ganse nacht door en ook nog een
heel stuk van zijn dag, vermits hij daar zijn
siesta nam even na de middag wanneer
de zon gloeiend neet stond en ook omdat
hij, liggend op dat bed zijn maaltijd nam,
las en schreei. De Romeinen hadden toen
wel iets van de Oosterse gewoonien om zo
veel mogenjk hun leven ai liggend door te
brengen. i\u was er wel heel wat verschil
tussen de bedden. De arme man bezat een
gewoon stenen bed, tegen de muur gebouwd
waarop hij wat Kussens legae. ue rijKe uo-
mein, bezat mahoniehouten bedden, met
goud belegd en zilver en mooi ingeoeiteld.
Naast het bed kon de Romein dan nog
bescnikken over een tafel, de mensa. Denk
nu niet dat dit stuk geleek op onze tafel.
Helemaal niet. Het was rrfeer een soort van
buffet, met verschillende verdiepingen rus
tend op kleine pootjes. De mensa diende
veel meer tot het ten toon spreiden van wat
de Romeinse rijke burger aan goud en ju
welen bezat. Voor het eten gebruikte de Ro
mein meer een laag tegen de grond zittende
bank waarop de borden werden geplaatst.
Het was slechts later, tegen de tweede en
derde eeuw, dat de tafel stilaan de
vorm kreeg die wij kennen.
Bed en tafel, dat was praktisch alles wat
de Romein bezat. Tenminste heeft men
nooit iets anders gevonden, noch in de
bloot gelegde Romeinse huizen van Pom
pei, noch in de beschrijvingen die ons door
Romeinse auteurs werden achtergelaten.
Wel vond men hier en daar een oude zetel,
met armleuningen, een zwaar, houten ge-
j drocht met poten als leeuwenkoppen. Maar
daarover zegt Juvenalis, met een zeker mis-
prijzen dat deze zetels alleen maar ge-
bruikt worden door de oude dames en Re
luiheid in de hand werken...» Verder vindt
men hier en daar een paar kleine houten
I bankjes, zeer ruw in elkaar getimmerd, die
wel meer zullen gediend hebben voor het
«vulgum pecus» dan voor de rijke Romein.
Te Erembodegem werd de derde jaarbeurs geopend. Hier een opname van het
comité met het gemeentebestuur. (Cl. «Het Volk»).
I Had hij geen meubelen, dat bezat de Ro-
mein daarentegen veel zilverwerk. Zijn
kruiken, borden, grote lepels, messen wa
ren uit zuiver zilver. Het was trouwens, on
der het keizerrijk een heilige traditie ge
worden dat de baas van een werkhus aan
zijn trouwe klanten, met de feesten ter ere
van Saturnus, een vijf pond zilverwerk als
geschenk gaf. Wie het niet deed, ging door
als een gierigaard of een woekeraar en liep
gevaar zijn klanten te verliezen. Daarente
gen bezat de romein noch vork, noch eetle
pels. Alles werd, of gedronken aan de be-
.ker, of met de hand opgepeuzeld. Beentjes
en zo werden zonder veel onhaal achter zich
op de grond geworpen en daar stonden dan
knechten klaar om alles weer netjes voor
elkaar te brengen.
Het huis van de Romein was niet alleen
leeg, maar ook winderig en koud in de win
ter, stikheet in de zomer. Vensterglas be
stond niet. Als het vuur brandde bleiBf de
rook in huis zitten tot hij stilaan wegd war
relde langs een in het da.k gemaakte ope
ning. Maar die opening liet dan wee:r de
regen binnen zodat de Romein, bij een he
vige bui ofwel het gat moest toemaken, en
niets meer zag. ofwel ergens achter eer. gor
dijn moest gaan schuilen tot de hemel weer
opklaarde. Als verli b'ing gebruikte hij
harstoortsen die wel licht gaven maar ook
stinkende rook verspreidden.
Men begrijpt dan cok best dat oe Ro
mein maar iiffst buitenhuis; leefde en de
helft van zijn dag in de 'oadinsteilingen ver
sleet, waar tenminste 'u .ht en .iibt en koel
te was en waar hij eens harteiijn kon pra
ten met zijp buren. Y. v. LEMY.
De herrijzende IJzertoren spreke tot ons
de belofte der nakende opstanding.
TER BEDEVAART.
Trouw aan de nagedachtenis van onze
geliefde doden gaan wij andermaal ter be
devaart.
Daar voelen wij ons één met hen met wie
wij doolden vier jaar lang, ondergedompeld
in hetzelfde onmeteljk wee, bekropen door
dezelfde angst en gestadige zorgen en ellen
de, door hetzelfde verlangen naar vrede en
verzoening, door dezelfde machteloze woe
de en toorn om dat mensonterend moorden,
het uitschreiend in een NOOIT MEER
OORLOG
Wie niet met ons op deze vlakte stond,
zal wellicht minder beseffen wat voor ons
deze jaarlijkse tocht naar het graf onzer
dierbare makkers betekent.
Dat weerzien in de ontroerende scheme
ring van een veertigjarig verleden; dat
weerom beleven in al zijn dramatische
spanning van de stoute dromen onzer
jeugd; dat gedenken van onze gemeen
schappelijke strijd om de uiteindelijke her
wording van ons volk; dat onervaren tas
ten naar de harde doch doelmatige daad
dat alles zal de betekenis doen beseffen van
onze jaarlijkse tocht naar de graven van
hen, die het offer van hun leven voor de
DE AANHOUDER WINT
herwording van ons volk hebben gebracht.
Hun bloedige dood spreekt er tot ons de
nooit zwijgende taal der opperste bereid
heid om Vlaanderen te doen herleven en die
taal van hun bloed wordt er aan de komen
de geslachten overgeseind om in de jeugdi
ge harten ook de geest te bestendigen die
hen bezielde, de geest van het offer, de
geest van de liefde, de geest van paraatheid
om het uiteindelijk zegevierend recht te
veroveren, het recht op zelfbestaan van
Vlaanderen, dat, wars van lager materialis
me,niemand uitstotend en om allen bezorgd,
de welvaart, de levensvreugde en de be
staanszekerheid, in verdelende rechtvaar
digheid, aan allen zal beden wat de horten
de machten van eigenbelang nooit' zullen
vermogen.
De herrijzende IJzertoren spreke tot ons
de belofte der nakende opstanding.
Wie van ons, oud-strijders van '14-'18 zal
niet dat morgengloren in zich willen opne
men in de avonddeemstering zich over on
ze grijze hoofden uitspreidt
In de roes der herinneringen zullen wij
het puin aanschouwen. In de gloed der ver
wachtingen zullen wij ons keren naar de
opstijgende toren.
Wie van ons nog in Vlaanderen gelooft,
wie alle hoop niet heeft afgelegd, make zich
paraat voor de XXXIe Ijzerbedevaart.
L. V. M.
Zie programma op volgende blz.
Er zijn nu eenmaal mensen die het avon
tuur in het bloed hebben. Sommigen dro
men van lange reizen, anderen houden het
bij de vier muren van een gevangeniscel,
waaruit ze altijd maar weer trachten te
ontsnappen.
Baron von Trenck, een twintigjarige
Duitse jonker trad met één stap in de ge
schiedenis op een mooie zamerdag van 1745,
toen hij te Berlijn, waar hij luitenant bij
de HuzaTen was, de zuster van de grote
koning Frederik te ontmoette. Amelia, zo
heette het prinsesje, was jong en mooi en
werd op slag verliefd op von Trenck. Deze
trok dan ook zijn stoutste laarzen aan en
vroeg de hand van Amelia. Het zal wel on
nodig zijn er bij te voegen dat de koning
helemaal niet gediend was met een schoon
broer die, maar luitenant was en geen cent
rijk was. Maar von Trenck in zijn jeugdige
overmoed, meende te moeten aandringen
en koning Frederik die al meer dan eens
gezegd had dat het doel de middelen wet
tigt» maakte er korte metten mee. Hij liet
von Trenck voor een militaire rechtbank
brengen, die hem beschulidigde van spion-
nage en voor onze jonker precies wist wat
er gaande was, zat hij al opgesloten in een
cel van het slot Glatz, in Pruisen. Levens
lang.
Eerst hoopte von Trenck nog dat zijn
lieve Amelia hem wel uit de penarie zou
helpen. Maar daar kwam niets van in huis.
Alleen krt*eg hij van haar een grote som
geld, maar die kon hij in zijn gevangenis
niet gebruikt- Tenminste niet onmiddel
lijk.
Toen begon h'ij aan ontvluchten te den
ken. Hij had op z.*k een knipmes. Na maan
den werken en viji'en tegen de ruwe stenen,
had hij er een zaag van gemaakt. Daarmee
begon hij de ijzeren vensterbaren door te
zagen. Dat duurde weer negen maand. Uit
zijn kleren sneed hij toeff lange repels die
hij aan elkaar vastmaakte. En. op een
stormachtige winternacht maakte hij zich
uit de voeten. Het geluk was echter niet
met hem, want eenmaal buiten het slot, ver
dwaalde hij in een moeras en bleef er in
steken. De volgende morgen was hij dan
ook al heel blij dat soldaten van het slot
hem uit' zijn netelige positie haalden. Maar
daarmee zat hij weer in een cel, met sterke
baren en zonder knipmes.
von Trenck liet het daarbij niet. Enkele
weken nadien viel hij onverwachts de slot-
overste aan, die de cel kwam bezoeken. Hij
greep diens zwaard, holde de trappen af,
dreef een groepje soldaten uiteen die hem
de weg wilden versperren en... bleef met
zijn voet in een rattenval zitten. Terug de
gevangenis in. Ditmaal dacht hij aan zijn
geld. Hij kocht een officier om, die aan
vaardde samen met hem naar Bohemen te
vluchten. De gelegenheid bood zich daar
weldra voor aan en ditmaal gelukt het von
Trenck de grens te bereiken.
De jonker is vrij, maar hij denkt nog
steeds aan zijn Amela. Hij wil terug naar
Berlijn. Daarvoor maakt hij een hele om
weg doorheen Pruisen. Maar de agenten
van Frederik waken en te Dantzig loopt hij
in hum armen. Terug naar de cel, ditmaal
in de kelder, zonder geld, zonder knipmes,
zonder omkoopbare officieren.
von Trenck zet zich echter onmiddellijk
weer aan het werk. Hij graaft in de grond,
een lange gang, die onder de wallen van
het kasteel door, ergens buiten in het veld
moet uitmonden. Dertien jaar duurt het
voor die gang klaar is. Maar eindelijk dan
breekt de dag van ontvluchten aan.
Precies die avond te voren, komt de slot-
kommandant in zijn cel en vertelt hem
plechtstatig dat... hij vrij is. Want Frede
rik, de grote koning van Pruisen, is onder
tussen overleden en zijn opvolger kan het
weinig schelen of de thans niet jong meer
zijnde nicht Amelia met een luitenant of
met een generaal trouwt.
von Trenck gaat vrij uit, maar hij is nu
veertg. Amelia is de man al lang vergeten
en onze jonker vindt het ditmaal dan ook
maar veiliger op zijn kasteel in Bohemen
te gaan wonen, van waaruit hij ditmaal aan
geen ontvluchten meer zal denken.
IS LANDRES.
INTERPAROCHIAAU VAKANTIE PATRONAAT
OP ZATERDAG 16 EN ZONDAG 17 AUGUSTUS
VAN, VOOR EN DOOR DE JEUGD (TOT 99 JAAR).
Op BEUKENHOF in de Lansestraat, voorbij de Grot v. Mijlbeek, komt de EXPO.