LADY DONA JAN CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen door Daphne du Maurier 10 Zulk ten lionger uuo <.,j nug nooit in haar leven gehao. Zij geeuwde eens, rekte zich ui. en glimiachtte, omdat zij zich met .anger zeeziek voelde, loen vloekte zij zachtjes in zicnzeii en-gebru.xie daarbij een van Harry's genetkous de vloeken. Want zij herinnerde zich eensklaps da; zij door zeeziek te worden haar weddenschap had verloren. Zij bracht haar handen naar haar oren en voelde met te genzin naar haar robijnen oorbellen en toen zij dit deed drong het eensklaps tot haar door dat zij piernaakt onder de dekens lag en Jat er nergens ook maar een spoor van haar kleren in de kajuit te zien was. Het leek haar een eeuw geleden dat zij langs de kaju.ts.rap naar oeneden gestrompeld was, doornat en uitgeput en haar shirt en broek en die lompe, pijnlijke schoenen nad uitgetrokken en onder de de- kens was gekropen, terwijl ze al- een nog maar verlangde naar stilte er. naar slaap. Iemand moest in de kajuit geko men zijn. terwijl zij daar lag te slapen, want de patrijspoort s ond open en die was dicht geweest toen zij in de kajuit kwam, en haar kle ren waren verdwenen en in plaats daarvan stond er een emmer me; kokend water en een handdoek Zij klom u.t de ruime kooi, waar zij een dag en een nacht gelegen had, en toen zij daar naakt op de vloer van de kajuit stond en - ch vaste, drong he' eensklaps tot ïaar door dat wie dan ook kapitein jeweest was cp de Merry Fortune, Jie man meer waarde hechtte aan lemak dan aan waakzaamheid, "erwijl ze haar haar kamde, keek ^e eens u;t de patrijspoor en zij zag aan stuurboord de masten van La Mouette, die glansden in de zon. Weer rook zij die heerlijke geur van gebraden kip en toen zij daarbuiten voetstappen op het dek hoorde, klom zij weer vlug in haar kooi en trok de dekens over zich heen. «Ben je al wakker riep de Fransman Ze verzocht hem binnen te ko men en zij leunde achterover tegen haar hoofdkussen en haar hart klopte in haar keel Toen ging de deur open en hij bleef glimlachend op de drempel staan, terwijl -hij naar haar keek met een dienblad in zijn handen. Toen zei zij «Ik heb toch mijn oorbellen verloren, ondanks alles.» «Ja, dat weet ik.» antwoordde hij. «Hoe weet je dat «Omdat ik eenmaal naar bene den gekomen ben om eens te zian hoe je het maakte en toen wierp je mij een kussen naar het hoofd en vloekte mij ui*,» antwoordde hij. Zij schudde lachend het hoofd en zei «Je liegt Je bent hier niet geweest. Ik heb geen sterve ling gezien.» «Je was te ver wea om je er nog iets van 'e herinneren.» zei hij, «maar wij zullen er niet verder over redetwisten. Heb je honger?» «Ja.» «Ik ook en daarom had ik ge dacht dat wij wel samen konden dineren:» Hij begon de tafel te dekken en van onder de dekens keek zij naar hem. «Hoe laat is het vroeg zij. «Ongeveer drie uur in de mid dag.» antwoordde hij. «En wat voor dag is het van daag «Zondag. Je vriend Godolphrn zal vanmorgen zijn kerkgang ge mist hebben, tenzij er in Fowey een goede kapoer woont Hij keek eens naar het beschot van de kajuit en toen zij de rich ting van zijn ogen volgde, zag zij daar de gekrulde pruik van Godol- phin aan een spijker boven haar hoofd hangen. «Wanneer heb je die neergehan gen vroeg zij lachend. «Toen je misselijk was,» gaf hij ten antwoord. En nu zweeg zij, want zij wilde er Ijsver niet aan denken dat hij haar op zo'n ogenblik gezien had. zo beschamend en zo vreselijk on waardig en zij trok de deken n-f; wat vaster om zich heen. terwiji zi| voortdurend naar zijn handen keek, die bezig waren met het ontleden van de kip. «Lust je een vleugeltje vroeg hij. «Ja,» antwoordde zij,, terwijl zij zich afvroeg hoe zij spiernaakt overeind kon gaan zitten in bed, en toen hij zich even omdraaide om een fles wijn te ontkurken, ging zij vlug overeind zitten in bed en sloeg een deken om haar schouders. Hij bracht haar een bord met kip en keek haar eens aan Toen zei hij «Wij hebben wel iets beters voor je dan dat. Je moet niet vergeten dat de Merry Fortune naar Indie geweest is.» Hij verliet even de kajuit en be gaf zich naar een grote houten k.st die naast de kajuitstrap stond. Hij tilde het deksel op en haalde er een veelkleurige shawl uit, scharla kenrood en goud, met zijden fran jes. Toen zei hij «Misschien was dit wel een geschenk dat Godolphin voor zijn vrouw bestemd had. Er zijn er nog veel meer in het ruim, als je ze soms wilt hebben.» H.j ging aan tafel zitten, nam een kinpeboutje en begon het af te kluiven Zij dronk haar wijn. 'erwijl zij over de rand van haar glas naar hem keek. «Wij hadden nu al aan die boom in Godolphins park kunnen han gen,» zei zij. «Dat zou ook gebeurd zijn als de wind niet gedraaid was,» ant woordde hij. «En wat gaan wij nu doen «'s Zondags maak ik nooit plan nen,» antwoordde hij. Zij ging door met de kip af te kluiven en zij nam de vleugel in haar handen evenals hij gedaan had en uit het ruim van het schip kwam het geluid van de luit van Pierre Blanc en zij hoorde de man nen zachtjes zingen. «Heb jij altijd zo verduiveld vee'. geluk, Fransman vroeg zij. «Altijd,» antwoordde hij, terwiji hij een afgekloven beentje uit de patrijspoort wierp. Het zonlicht stroomde naar bin nen over de tafel, terwiji de zee traag tegen de wand kabbelde er, zij gingen door met eten, terwiji zij voortdurend aan elkaar dachten en aan de uren die zij samen zou- den doorbrengen «Rashleigh maakt het zijn zee lieden wel gerieflijk,» zei de Frans man, terwijl hij eens om zich. heen keek, «misschien was dat wel de reden waarom zij allemaal zo rus tig sliepen, toen wij aan boord klommen.» «Hoeveel waren er dan «Een half dozijn... dat was alles «En wat heb je met die mannen gedaas vervolgt nadruk verboden door SILVAIN VAN DER GUCHT LODEWIJK VAN LAEKEN 157 Toen een paar minuten later de origadier naar de kromme zocht, was deze spoorloos verdwenen tri noe hij en de zijnen ook zoch.en, niets hielp, de kromme was ner gens te vinden. Iedereen begaf zich te ruste, aangedaan door de wrede gebeur tenissen. Niemand echter kon de slaap vatten, behalve het onschul dig wicht Gabriel. De huisgenoten hadden het hoofd te vol van de dag van morgen, de dag der schande. Toen zij 's anderendaags hun ka mer verlieten en zich in de eetzaal samen bevonden, wachtten zij ver geefs naar de nieuwe gezelschaps juffrouw. Men belde en belde, tot Laura haar op haar kamer ging opzoeken. Bleek als een lijk kwam ze terug- gestormd. Zij hield een kistje in de hand waarop een epen brief lag. !n de kamer liet zij zich hijgend op een stoel vallen en riep me. naperende stem haar broer toe Alfred, lees, iees... wat een geluk... mirakel... Gos is recht vaardig; Met bevende hand nam Alfred de brief en las hem luid «Geachte famlie. Ik was hier gekomen om een mis daad te plegen. Het geld, driemaal honderdduizend frank, gans uw for tuin, moest worden geroofd, doch uw goedheid bracht me tot inkeer. Er is een rechtvaardige God Hij schenkt u de bruidschat terug, die anders misschien voor eeuwig ver loren was. Procureur Po is dood. De zwarte man. die deze nacht is gevallen, was zijn moordenaar. Ik heb geen schuld aan zijn dood. geloof me. Ik vertrek. Gelieve alles geheim te houden. Ik begeef me in «en klooster en zal God voor u bidden: Clara. Dat was nu een verrassing en had het niet geweest dat men droeve tranen stortte over de dood van de achtbare procureur, zeker zou men zich gans ongestoord heb ben overgegeven aan de uitbundige vreugde. ooo HOOFDSTUK 51 EEN ZONDERLINGE HESP Het is tijd dat wij onze oude kennissen terug gaan opzoeken. Victor en Jan. na de zonderlinge ontmoeting, begaven zich naar de afspanning De Koornbloem. Jan Clercker verzocht zijn vriend vooralsnog van het geval niet te spreken. Victor beloofde zulks en beiden stapten uiterst voldaan naar de herberg, waar zij John Stier- marek ontmoetten. Een blijdag dag aan de twee heren en goede vrienden Jan en Victir riep de Engelsman met vreugde uit, hen beurtelings de hand drukkend. Verrukt van u te zien, heer Stiermarck, antwoordde Jan, de vriendschap die hem bewezen werd geestdriftig beantwoordend Zeker, sprak Victor, wij be gonnen reeds ongerust te worden over uw lang wegblijven. Verschoning, mijn vrienden, hervatte John. mensen als ik hou den niet lang stil op dezelfde plaats. Ik heb een terrein gaan waarnemen en dit redelijk ver van hier: morgenavond trekken wij er op los. want op u beiden heb ik gerekend. Wij wensen met beter, ant woordden de twee vrienden haast gelijktijdig. Niettegenstaande wij rijk ge worden zijn. vervolgde Jan schert send. is ons gedacht niet veran derd. Schielijk rijk geworden vroeg John. hen verwonderd aan starend. Wat is er dan gebeurd Dat is een hele geschiedenis, antwoordde Victor, laat ons in onze kamer gaan; het is juist niet nodig ons in gevaar te stellen van afge luisterd te worden. John maakte geen opmerking. Hij trok met zijn beide vrienden naar hun kamer. Jan deed onder tussen een fles wijn bovenbrengen benevens drie romers. Toen zij al leen waren, borgen de vrienden eerst en vooral het geld. dat zij van notaris Vosselaer hadden mee gebracht, in hun kisten en plaatsten zich vervolgens bij de Engelsman aan de tafel, die dit alles met op lettendheid en verwonderinq had gadegeslagen. Jan ontstopte de fles en schonk de romers vol wijn. Op de goede uitval van onze nieuwe onderneming, zei hij. Welke ik nieuwsgierig ben te kennen, sprak Victor. O, die is zeer eenvoudig, zei John, zijn romer tot op de bodem ledigend: ik wil aanstonds aan uw nieuwsgierigheid voldoen, maar eerst en vooral verg ik van u dat het geld geraakt zijt, dat tk u daar- g:j mij zegt op welke wijze gij aan even heb zien wegbergen. Ik geloof toch niet dat dit een geheim is. dat gij voor uw vriend John Stier marck moet verbergen. De twee vrienden begonnen te lachen. Indien wij nu. vroeg Victor, dit geld op geen al te eerlijke ma nier hadden bekomen, zou de heer John ons dit ten kwade duiden Voorzeker, antwoordde John statig, maar ik ken u beiden te goed om zoiets van u te durven derAc Wees hner Stier marck, antwoordde Victor met ernst, wat wij geaaan heoDen om ons dit geld toe te e.genen, zal nooit ons geweten bezoeaeien. En de jonkman verhaalde aan de mensenjager al heigeen nen overkomen was bij notaris Vosse laer en op welke wijze zij beiden aan een aanzienlijke som geld ge raakt waren, die hen rechtvaardig toekwam, maar waarop zij noou hadden durven rekenen. Dit verhaal verlustigde boven mate de Engelsman; hij lachtte dat de tranen hem over de wangen lie pen. als Jan hem vertelde van al de drollige wezen.rekken die het aangezicht van de notaris had aan genomen toen men hem van geld sprak en over het slim beleid van de arglistige Sprietvlechter die, om alle verdenking te vermijden, hem zo mild had voldaan. Na zich nog geruime tijd over he'.zelfde onderwerp te hebben vei- lustigd en verscheidene romers wijn te hebben gelegdigd, wendde Victor zich tot Stiermarck. Nu, beste vriend, sprak hij, dat ge weet op welke wijze we rijk geworden zijn, verwach'en wij van u een omstandige mededeling, want we zijn waarlijk nieuwsgierig het geval te kennen waarvoor gij onze hulp ingeroeven hebt. De Engelsman bleef enige ston den peinzend zitten. Hij vulde zijn pijp en na die onts'oken te hebben en twee of driemaal de rook naar de zoldering geblozen te hebben, begon hij te vertellen Gedurende de korte tijd die ik hier te Aalst heb verbleven, want gelijk ge weet. ben ik steeds meer buiten dan binnen de stad. tot op sporing der binders, had rk op mijn wandelingen, die toch al'ijd werden ondernomen om iets te ontdekken dat mij dienstig kon Zijn, verschei dene malen een landman ontmoet, die mijn aandacht opmerkzaam maakte. Aan die persoon was e- gennjk mats bijzonders te zien. Hij was gekleed ais een welstellende boer, met bruine frak, zwarte broek en schoenen met brede gespen; op het hoofd een driekantige hoed, op de schouder een blauw linnen gepekte zak en in de hand een mispelen s ok. De kerel kon zes tig jaren tellen. Maar wat mij ver dacht voorkwam was zijn schijn heilig wezen. Nooit had ik een mens gezien die een zo bijzondere in schijn schuldeloze tronie had. De eerste maal dat wij elkander ontmoe.ten, had ik hem wel bezien om zijn zonderling gezicht, maar er verder weinig aandacht aan gegeven. Acht dagen later was het marktdag en ik kwam hem toen voor de tweede maal tegen op het einde van de Lange Zoutstraat, dicht aan de markt. Ik herkende hem dadelijk. Hij bezag mij ter sluiks. mij beloerende, maar den kende dat ik hem ook opmerkte, sloeg hij de ogen. evenals een he iige, zedig te gronde en vervolgde zijn weg. Was ik toen op het spoor ge weest van een bijzondere zaak, mogelijk zou ik minder aandacht geslagen hebben op deze tweede ontmoeting, maar daar ik in 't ge heel toch niets te verrichten had, besloot ik de handel en wandel van deze boer, al ware het maar voor tijdverdrijf, een weinig gade te si?an. Ik volgde hem dus heimelijk. De man had een gevulde blauwe linnen gepekte zak op de rug en rk zag weldra dat hetqeen er in de zak stak een grote hesp moest wezen. Hij trok langzaam de grote marktplaats over en sloeg de weg in naar de Molenstraat. variroltt nadruk varboda*

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1969 | | pagina 10