l YOSHIO MURATA Toson Murata, met al zijn harts tocht voor vooruitgang leidde zijn katoenspinnerij volgens de be proefde, oude, feodale principes. Hij was de vader van zijn arbeiders zoals de keizer vader van alle Ja panners is. Hij huurde de halfvol wassen kinderen van arme men sen op lange termijn, ze woonden, aten, sliepen en leefden in de hui zen, die voor dit doel rondom de fabriek waren gebouwd. Vrijheid hadden ze niet, het werk was zwaar en werd slecht betaald. Niettemin waren ze tevre den en hingen aan de fabriek, zo als de studenten aan de Universi teiten hingen. Hun slaapzalen wa ren brandschoon en met matten belegd en ze kregen beter eten dan hun ouders. De meisjes spaarden voor een kleine bruidschat, de jongens wer den goedonderlegde arbeiders, die vooruitkwamen en de begaaf- sten kwamen in de technische af deling, waar ingenieurs aan de ver betering der machines werkten. Er werden ontwikkelende voordrach ten gehouden, er waren kleine tem pels voor degenen die vroom wa ren. De meesten kwamen van buiten en dagelijks werden zowel aan de goden als aan de keizer bewijzen van eerbied gegeven. Toson Mura ta werd door zijn arbeiders ver eerd als een overmatig rijk en goe dertieren Vader, en wie hen ge zegd zou hebben, dat hij hen mis bruikte, die zouden ze hebben uit gelachen. Werkelijk waren ze goed en veilig ondergebracht en be schermd tegen de onzekerheden en wisselingen, waaronder de al gemene economische toestand te lijden had. In de jaren na de wereldoorlog had Japan een zware crisis te overwinnen. De andere landen drukten de export zo goed ze kon den; met hoge invoerrechten, met alle mogelijke middelen probeer den ze de goedkope concurrentie te verdringen. Werkloosheid en nood zou het land overstroomd hebben, hadden niet mannen als Toson Murata hun arbeiders aan gehouden en het gewicht van de moeilijke tijd op hun eigen schou ders genomen. Noch zijn ondergeschikten, noch zijn familie wisten iets van de bo rende zorgen, de wanhopige pogin gen en ontgoochelingen, die hij de laatste twee jaren had moeten ver duren. Glimlachend en groot zat hij op de ereplaats, toen de arbeiders in hun frisse, korte rokken, de arbeid sters in hun lichtgrijze, met rood afgezette kimono's die allen het Wapen der Murata's, de varen, op hun rug droegen, de zaal binnen marcheerden. Achter hem, op het verhoogde platform, bevond zich de nis met bloemenvaas en kakemono. Naast hem zaten Yoshio en de zwagers, met enige eregasten en regerings vertegenwoordigers. De zaal was groot, een tweehonderdmatten-zaal en rondom hingen banieren met karaktervormende opschriften. De arbeiders stelden zich op rijen, rechts de mannen met op de eerste rij de oudste arbeiders, links de meisjes, met hun goedige glimla chende gezichten vol verwachting. Toson Murata stond op en boog tot driemaal toe diep voor hen, met de handen op de knieën. «Achtbare arbeiders,» sprak hij hen toe en zijn volle, vriendelijke stem drong tot in de verste zaal- hoeken. Midden in deze toespraak was het, dat de aardbeving begon. De zaal zwaaide, draaide, hief zich op de bloemvaas in de nis viel om en brak, de papieren spreuken vielen ruisend van de muren. Sommige arbeiders schreeuwden, andere wa ren met stomheid geslagen, allen drongen om Toson Murata heen, alsof ze van hem bescherming verwachten. Een geweldig onder aards gerol, als zwaar onweer, overstemde het lawaai en de ver warring. Toson Murata had nog juist tijd in onwrikbare beleefdheid een bui ging voor zijn gasten te maken en een excuus te mompelen, toen de -muren instortten. De mensen leken wriemelende insecten op de huid van een reusachtig dier, dat hen trachtte af te schudden. Yoshio wist later nooit, hoe hij aan de instorting ontkomen was, of hij minutenlang het bewustzijn verlo ren had en of zijn sterke vader hem naar buiten had getrokken of gedragen. Dagenlang lagen rook en vuur over de stad en 's nachts was de hemel donker-brandendrood. Schreiende kinderen zochten naar hun ouders, en halfnaakte vrouwen sleepten hun hebben en houden door de vlammende stra ten. Vreselijke geruchten doken op, benden roofden en plunderden en daar niemand wilde geloven dat Japanners tot zulke misdaden in staat waren, werden de Koreanen ervan beschuldigd. Ontelbare men sen stierven onder de brandende puinhopen van hun verwoeste hui zen en het gevaar van hongers nood begon te dreigen, daar ook de dorpen in de omtrek en de ha ven van Yokohama verwoest wa ren. Maar na enige weken herstel den de mensen zich en begonnen stil en geduldig en met mierenvlijt hun stad weer op te bouwen. Het harde leven op hun eilanden had hen de geslachten-oude erfenis van een taaie volharding en kracht- tot-lijden meegegeven. Sommigen - en Toson Murata was een van hen - ondervonden een geheime vreugde over de verwoes ting van veel aanzienlijke stadsge deelten. Een nieuw, groot, modern Tokio ontstond en de opbouw gaf de stil staande industrieën een machtige opbloei. Na de aardbeving vezonken veel gewoonten en gebruiken, tegelijk met de oude stadshoekjs en het leven werd daarna nooit meer zo, als het voordien geweest was. De aardbeving had niemand van Yoshio's familie gedood, doch ze schonk hem een nieuwe broeder die Kitaro heette, zoals de grote voor vader. Kitaro's moeder, Soemi, was bij de aardbeving omgekomen. Ze was vroeger een beroemde geisha geweest, die Toson Murata vaak had laten komen, wanneer hij gas ten een bizondere eer wilde bewij zen en met charme en gratie wilde onderhouden. Zo kwam het, dat hij de mooie, beschaafde vrouw vaak zag; soms moest hij haar in vertrouwen nemen, wanneer het er bij zo'n banket om ging, een za kelijk voordeel te behalen. Het was hem gegaan, zoals ve len van zijn rang en leeftijd hij werd verliefd op de geisha, en wende zo aan haar, dat hij het niet weer verdragen kon, dat ze ter beschikking van iedereen zou staan. Hij kocht een huisje in de San-chome, in 't Tsukiji-district voor haar en hield haar daar als zijn bijvrouw. Het was een van die geheimen, die ieder wist, ook Yoshio's moeder. Hijzelf had er vaak over horen fluisteren en hoe wel hij heel veel van zijn moeder hield, vond hij het toch goed en natuurlijk, dat zijn grote, vrolijke vader, nog iets anders in zijn le ven had, dan 't werk in de fabriek en de stilte thuis. Maar de San-chome was in vlammen opgegaan, de sierlijke houten 'huisjes met de papieren schuifdeuren verbrand en vele der bekoorlijke vrouwtjes die er woon den dood. Hier en daar stond nog een stenen lantaren of een bron zen kraanvogel in de puinhopen, waarboven de kaalgebrande bo men hun treurige armen uitstrek ten. Kjtaro was tien jaar toen Toson hem bij zijn vrouw bracht, om hem te adopteren. Een sterk, wonder mooi kind, dat de hele kracht van de gemeenschappelijke vader scheen te hebben geërfd. Hij had een rond gezicht, mooie wenkbrauwen, fijne neusvleugels en volle lippen. «Momotaro» dacht Yoshio, toen hij hem voor 't eerst zag. Voor hem bleef er een glans om de kleine broeder zweven, het kind van de gheisha, de dode lief ste. Kitaro was het welgemanierde schepsel en toen zijn verdriet ver minderde, werd hij de lach en het licht van het huis. Plotseling had Toson Murata grijs haar gekregen en hoewel hij nooit een groot studiemens was geweest, kocht hij toch een bril. 's Avonds zat hij nu thuis, babbe lend met zijn beide zonen en op bijna kinderlijke wijze troost zoe kend bij zijn vrouw. Yoshio's moeder had dadelijk een grote genegenheid voor Kitaro opgevat en allen verwenden het mooie kind om 't hardst. Alleen de oude Baaya mopperde soms, want zij had Yoshio's moeder op haar rug gedragen en was nu uit naam van haar meesteres jaloers op het kind van de geisha. Aan de Waseda-Universiteit stu deerde Yoshio op zijn vader's wens economie, zonder daarom zijn ei gen lievelingsvakken, literatuur en philosophie op te geven. Er was geen eind aan alle studie Spencer, Kant, Schopenhauer, Goethe, Thackeray, Maupassant, Bergson, Valery, André Gide, Emerson, Nishida, Nietsche. Bui tenlandse politiek, Lao Tsé, Li-Tai- Po, boekhouding, statistiek, Boe- dhisme, Christendom, Renan, ex port en import - alles drong zich aan Yoshio op, vulde zijn hersens en liet hem maar korte uren over om te slapen. Hij werd steeds bijziender, zijn bril moest telkens versterkt wor den. Dat was een groot voordeel, want daardoor was hij vrij van mi litaire dienst. De regering had getracht, op de Universiteit militaire dril in te voe ren, maar de liberaalgezinde stu denten hadden gestaakt en na eni ge tijd was de verordening weer ingetrokken. In Waseda was men voor vrijheid en vooruitgang, zelfs onbeholpen vertalingen van Trotzki gingen van hand tot hand. Een paar Chinese studenten, stille, beleefde, magere jongelieden die vanwege hun achterlijkheid met de nek werden aangekeken, importeerden niettemin hun com munistische ideeën, die ijverig be sproken werden in de kleine eet- gelegenheden vlak bij de Univer siteit. j t\ Bohémeachtige armoede was in de mode en rijke zoons zoals Yo shio, schaamden zich over hun af komst. Hij liep in afgedragen kle ren om niet op te vallen. Thuis deelde Yoshio nu zijn acht-matten-kamer met tytaroi Voor 't avondeten baadden ze samen en wanneer Yoshio 's nachts doorstudeerde, dan was de rustige ademhaling van de slapende jon gen een vreedzame begeleiding zijner gedachten. Behoedzaam dekte hij het broertje toe, wanneer dit in zijn dromen zijn deken weg gooide. n Op zijn twaalfde ging hij naar de Keizerlijke militairé ac&demïfe, want het was de wens van de gë- storven geisha geweest^ daKhaér zoon officier zou worden1 öfr Toson vervulde de wens der gestorvënë. die hij aan de levende steeds ge weigerd had. Hij was óud «en zachtmoedig geworden eiY'feek -cfp een tandloze oude leeuw. Hij werd afhankelijk van zijn vrouw en voor Yoshio's moeder werden olie pijn- tjes waarover hij klaagde, een ge not. Ze verpleegde hem, rliaa&e ^ar me omslagen, kookte terui&n, lel de droppels af, gaf hem rfatiwKetj- rig alle voorgeschreven medicijnen in en mengde daar voorzichtig heidshalve gemalen verkoolde stuk ken van dieren door, een heilmid del waarbij de oude Baaya zwoer. Yoshio studeerde hard voör zijn laatste, moeilijkste examen. De kamer was leeg en stil. Kitaro was weg en kwam alleen de feestdagen thuis, gekleed in een uniformpje en stralend van stramheid en dis cipline. Op de boot, die hem na vol bracht examen naar Amerika bracht, sliep Yoshio voor 't eerst in een bed, zoals de vreemdefin- gen deden. Hij had een slechte eerste nacht, zo hoog boven de vertrouwde vloer en met een deken die aldoor naar beneden gleed. Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1973 | | pagina 12