SHANGHAI HOTEL «Ga je met me mee naar de pi ano, Ruth smeekte Kurt plotse ling. «Ik zal voor jou spelen.» Ruth was blij van de bar weg te komen ze volgde Kurt over de lege, gladde dansvloer. Hij liep stijf en recht voor haar uit en trok een stoel naast de piano. «Schu bert,» zei hij. «Niemand luistert toch.» Ruth ging rechtop zitten, met de handen in haar schoot, als een zoet kind. Kurt keek er naar, spot tend en toch verlangend. «Ik moet je praten, Ruth, het is belangrijk,» zei hij. «Je weet niet hoe belang rijk. Het gaat om de redding van een leven, Ruth.» Terwijl hij sprak was hij al begonnen te spelen en speelde steeds door, zonder naar de toetsen of naar. Ruth te kijken., Zijn blik bleef in Bertie Russpll's rug steken als een spijker. «Levensreddingen zijn toch je specialiteit, niet waar Zieken verpleegster, mensenliefde en zo voort. Nou. luister dan Ruth blijf vanavond bij mij. Laat je Frank lo pen. die heeft je niet nodig. Ik heb je nodig, ik ben in - gevaar. Ik ben ziek. Ik moet verpleegd en be schermd worden, je kunt me niet alleen laten. Luister Ruth, ik wil niets van je, begrijp me goed, maar ik heb je nodig vanavond ik zal voor je spelen, of jij vertelt me wat, heel rustig en verstandig. Ja, Ruth Zeg maar tegen Frank DEEL II dat wij een afspraak hebben. Hij en die Morris zijn toch rijp voor DE STAD een nac^1 'n de Club. Een leven redden, dat kun je niet weigeren, dat zou niet met je eed overeen komen.» Ruth had met klimmende verba zing naar het koortsachtige ge daas geluisterd. «Je bent dron ken.» zei ze, niet onvriendelijk. Kurt sloeg op de toetsen. «Daar heb je 't. Ik wist wel dat dat ko men zou. Neen, schone jonkvrouw. Je kent me niet als ik dronken ben. Help me toch, blijf toch bij mij. Zeg ja, gauw, voor Frank van de telefoon terug komt.» Ruth lachte verlegen. «Je bent krankzinnig,» zei ze beklemd. De gg angst, de wanhoop en de oprecht heid in Kurt's stem verwarden haar, hoewel alles wat hij zei, zin loos was. «Excuseer. Daar in Frank,» zei Ruth, naar de deur lopend, waar door Frank weer binnengekomen was. Hij zag er bleek en ziekelijk uit en veegde zijn handen aan zijn zakdoek af. Er stonden een paar waterdroppels op zijn gezicht alsof hij zich juist gewassen had. Bertie Russell stond van de bar op en slenterde naar de piano. Kurt speelde als een razende, niet meer VICKI B AUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN Schubert's Impromptu, maar een van de Hongaarse dansen van Bramhs. «Nou zei Bertie Russell. «Goed», antwoordde Kurt, de klep dichtslaand. «Wat was dat met die tele foon vroeg Ruth bij de deur. Frank keek -haar aan als was ze een spook. «Met die telefoon? Niets,» zei hij. Helen zat nog met de hoorn in haar hand op bed, toen Frank al lang niet meer antwoordde. De ge sproken woorden bleven in de lucht hangen als met lichtende let ters «Ik kan niet meer, Frank, ik kan het niet uithouden,, ik moet je nog één keer zien, vanavond, je moet je vrijmaken, ik moet met je spre ken.» «Dat is krankzinnig Helen, het gaat niet. Ik kan Ruth niet alleen laten, we zijn door B.S. geïnvi teerd, een fuifje ter ere van ons, het spijt me. Helen.» «FrankFrank Frank Het was zó stil in de kamer, toen de telefoon zweeg. Helen had de ventilator afgezet om Frank's stem beter te horen. Ze hield de hoorn radeloos vast. Clarkson kwam binnen met de witte japon met het groene bamboepatroon over haar arm. «Heeft mrs Russell geroepen?» «Neen, dank je, Clarkson. Leg die japon maar neer. Ik weet niet of ik nog uitga.» Helen keek naar de telefoon, dat boosaardige toestel, waaruit niets dan ontgoocheling en afwij zing kwam. Ze smeet de hoorn op de haak en begon de kamer op en neer te rennen. Er was weinig plaats, zoals in alle hotelkamers. Z'ef stootte een paar stoelen opzij en maakte wat ruimte Dat laat ik me niet welgevallen. .Ik laat me niet zo behandelen. Wat verbeeldt zo'n winkelbediende zich wel Om dat hij een knappe vent is, een knap, ongedisciplineerd jong dier, denkt hij dat hij zich zo kan gedragen. Een mooi, jong dier - o, Frank, je haar. je hals, je handen, je mond, o Frank, o, Frank, wat moeten we toch doen Ze zag zichzelf in de spiegel, een grote, bleke, volkomen vreemde vrouw met wijdopen mond, een mond als van een antiek smart- masker. Ze wreef met haar handen over haar gezicht, als wilde ze zichzelf uitwissen, toen begon ze haar wangen te strelen met haar vingertoppen. Ze trachtte zichzelf te troosten, maar ze was ontroost baar. Voor een stoel neerknielend, legde ze haar hoofd op de armen en probeerde te schreien. Ze kon het niet. Ik kan niet eens schreien, dacht ze. Arme, arme Jelena, dacht ze, je bent heel alleen, geen vader, geen moedertje. Was dat uit een oud liedje Grischa, de bedelaar bij de Pioenen-club. Dat was onze laatste dans. Nu draaide ze toch de radio weer aan, dadelijk was de dans muziek er weer. Sommige mensen kunnen schreien als ze muziek ho ren, dacht ze. Ik niet. Onzin, waar om schreien, Jelena? Denken moet je, koel, duidelijk, sentimentaliteit schaadtIk heb nog alles door gezet, wat ik wou. Ik zal dat hu welijk niet toelaten. Wil ik Frank hebben Ja, met iedere druppel bloed, met iedere zenuw, met ie der haar op mijn hoofd wil ik hem. Goed. Dan zal ik hem krijgen. Wees stil Ljentoschka, klein duifje, we zullen die onmogelijkheid ver hinderen, hoeveel uur hebben we nog tijd om dat huwelijk te verhin deren Laat eens zien... Ze nam haar kleine reisklokje van het nachttafeltje, schudde het en hield het tegen haar oor. De kleine, ijverig tikkende wijzer wees tien minuten voor twaalf. Wat gaat de tijd vlug. Ik moet versuft ge weest zijn. buiten mezelf. Komiek, zoals de taal de spijker op de kop treft. Welke spijker? Onzin, ik was buiten mezelf, nu ben ik weer in mezelf. Nog zesendertig uur, dat is heel lang. Die hele ge schiedenis met Frank heeft maar tweeënzeventig uur geduurd, van 't begin tot 't einde. Stil, er is nog geen einde In zesendertig uur kan veel gebeuren. Nadenken. Concen treren. Strategie, dat is nodig. Ze belde en Clarkson verscheen, met het voorzichtige verwijt van bedienden, die niet op tijd naar bed kunnen gaan op haar rimpeiig gezicht. «Clarkson het spijt me.» zei He len dadelijk. «Ik wou een wit lin nen mantelpak hebben, een blouse en de panamahoed met het groene lint. Dan kun je gaan slapen.» «Gaat 'mrs Russell nog uit Moet de wagen nog voorkomen?» «Neem, ik neem een taxi als ik ga. Is Potter nog op Mr. Rus sell is niet thuisgekomen, niet waar «Ik geloof van niet.» zei Clark son met saamgeknepen mondhoe ken. «Zal ik Potter roepen «Ja, roep hem alsjeblieft, als 't niet te veel moeite is, Clarkson. Goede nacht, Clarkson.» Enig ogenblikken later werd er geklopt en Potter kwam binnen. «Mrs Russell heeft mij laten roe- p vroeg hij met een onderzoe kend gezicht. «Heb je er enig begrip van. waar mr Russell heengegaan is?» vroeg Helen. Potter glimlachte om deze veronderstelling. «En je weet ook niet, wanneer hij misschien thuis zou kunnen komen» ging zij voort. Potter trok de schouders op tot aan zijn oren en liet ze veelbetekenend weer vallen. «Komt er ook niet opaan,» zei Helen. «Als hij thuiskomt laat je hem slapen, Potter, versta je, zo- lang hij wil, al was 't de hele dag. Ik zal morgen heel veel te doen hebben. Zeg alsjeblieft tegen mr Russell dat hij zich niet om mij hoeft te bekommeren.» Ze dacht na, aarzelde en voegde er toen bij «Zeg hem maar dat ik af- scheidscadeaux moet kopen.» «Heel goed, mrs. Russell. En wat de boot betreft -» «Ja vroeg Helen, verstrooid en ongeduldig. Ze had het tele foonboek ter hand genomen en bladerde erin. «Er gaat maar één boot naar Hongkong, alle andere zijn hele maal volgeboekt, 't Is een Holland se boot, heel klein en middelmatig heet «Soerabaya» en vaart tussen Japan en Java. Hij vertrekt de 14e 's middags om een uur en doet er drie dagen over naar Hongkong met een kort oponthoud in Amoy.» «Klinkt niet slecht hé, Potter?» zei Helen, het boek neerleggend. «Jawel, mrs. Russell,» ant woordde Potter. «Ik heb vier hut ten besproken. Er is maar één klasse. Tussendeks transporteren ze Chinese koelies naar de rub berplantages op Sumatra. Jammer dat ze geen hutten met badkamer hebben. Het is geen Engels schip. Alle goede schepen zijn al lang van tevoren besproken. Wie kan, gaat hier weg.» «Ja. dat is wel 't verstandigste wat de mensen doen kunnen,» zei Helen om Potter genoegen te doen. «Als we willen, kunnen we dus overmorgen vertrekken. Dat heb je goed in orde gebracht. Pot ter, dank je Potter. Je ziet er moe uit, ga maar slapen. Goede nacht. Potter.» «Mrs Russell heeft niet gesou peerd,» zei Potter enigzins bekom merd. «Het is te warm,» zei Helen. «Luister eens, Potter,» zei ze snel, «slaap maar eens uit en wacht niet op mijn man, ga maar naar je kamer. Ik blijf toch nog lang op.» «Heel goed, mrs Russell,» zei Potter, keek haar veelbetekenend aan en trok zich terug. Helen luis terde totdat zijn stappen in de huiskamer niet meer te horen wa ren en nam direct de hóorn van de telefoon weer op. Ze was intus sen besloten. Frank deze nacht nog te ontmoeten, wat er ook ge beuren mocht. Buiten, op Nanking-road remde Frank juist zijn kleine wagen en nam zijn rechterarm van Ruth's schouder, waar hij ouder gewoon te gelegen had. «Laat. dwerg,» zei hij. «Genoeg omwegen gemaakt, terug naar stal. Ik moet me morgen vroeg scheren, dat hoef jij niet I» Ruth wreef haar wang slaperig tegen zijn mouw. «Zijn we geluk kig?» vroeg ze. «Zo gelukkig als reuzenkikvor- sen.» antwoordde hij. Ze dacht hier ernstig over na, «Zijn reuzen- kikvorsen erg gelukkig?» vroeg ze. «Nu, dan moet je eens luisteren naar reuzenkikvorsen in een rijst veld. zo in juni, bij volle maan.» Hij stapte uit, liep om de wa gen heen en deed het portier voor haar open. Ze talmde nog. «Goe de nacht,» zei ze, zonder zich te bewegen. Toen Frank begreep, dat ze op een kus wachtte, keek hij naar alle kanten, maar hij had net genoeg gedronken om zich nu juist niet veel van de nachtelijke Nan king-road aan te trekken. Ruth's lippen waren fris en koel als de morgen, toen hij er zich overheen boog. De koorts gaat weg, dacht hij. Het zal wel gaan, het moet gaan. «Nu ben ik .in Shanghai,» zei Ruth. «Ja, nu ben je in Shanghai,» bevestigde Frank. Hij hielp haar nu toch uit de auto en gaf de draaideur een duw om haar bin nen te laten. Ze liepen de hall door, zonder Helen op te merken. «Daar is ons paartje,» zei ma dame Tissaud. Helen geeuwde vlug. «Ik ben moe, goede nacht,» zei ze haastig. Madame's hand, die naar poeder en vanille rook, lag nog op haar arm hijgend schud de ze haar af. «Ik zeg maar altijd de hall van 't Shanghai-hotel is me liever dan de beste schouwburg, zei madame achter haar. Vervolgt Nadruk verfcodea

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12