SHANGHAI
HOTEL
12
Yoshio schelde en na een hele
poos wachten, deed de heer Endo
zelf open. Hij was in hemdsmou
wen en zijn blauwe bretels zagen
er onordelijk en doorzweet uit.
«Het spijt mij ten zeerste, dat
ik Uw geëerde nachtrust moest
storen.» zei Yoshio. «Ik heb een
belangrijke mededeling te doen.»
Mijnheer Endo nam hem vluchtig
op een maakte een nog vluchtiger
buiging. «Geen succes vroeg hij
kort en bijna onbeleefd.
«Helaas - een veelbelovend be
gin, doch een ontmoedigend slot,»
mompelde Yoshio schuldbewust.
Nu pas liet meneer Endo hem bin
nenkomen.
«Wilt U zo goed zijn mij te vol
gen vroeg hij, vooruitlopend
door het lege kantoor, daarna
langs een nauwe achtertrap een
étage naar beneden. Terwijl ze
over de krakende treden liepen
kreeg Yoshio een nieuwe inval.
«Misschien zijn de documenten
slecht vervalst zei hij hardop
achter Endo's rug. «Jelena is een
slimme vrouw, een zéér slimme
vrouw. Misschien heeft ze de stuk
ken ingezien en verworpen.»
Endo bleef staan en draaide
zich om.
«Dus ze heeft ze toch ingeke
ken vroeg hij.
«Dat - neem ik aan» stamelde
DEEL II Yoshio. Endo liep weer verder, 't
leek Yoshio of de trap nooit zou
DE STAD ophouden en nergens uit zou ko
men.
«Ik zou deze hypothese maar
laten varen,» zei mijnheer Endo.
«Die stukken zijn een bijzonder
geslaagd stuk werk.» Hij deed een
deur open en liet Yoshio binnen
gaan. «Mijn bescheiden kwartier,»
zei hij.
Het was een liefdeloos en on
verschillig ingericht vertrek, waar
in alleen de prachtig gecalligra-
feerde hangrol Yoshio's opmerk
zaamheid gaande maakte. Deze
calligrafie maakte dat hij driemaal
boog, met de handen op de knie-
en. Die rol en die calligrafie dat
was Japan. Al 't andere was Shan
ghai. Om de tafel zaten vier jonge
Japanners, er stond whisky, ijs en
sodawater tussen hen in.
Van de schepen op de rivier
klonk sirenegehuil door de nacht,
misschien was 't ook van de fa
brieken. Het viel Yoshio op, dat
meneer Endo hem niet aan de an
deren voorstelde, doch een glas
voor hem inschonk zonder iets te
zeggen. Hij dronk dankbaar en
dorstig.
«Regent het weer?» vroeg een
der mannen, naar Yoshio's vochtige
pak kijkend.
VICKI B AUM
ROMAN VAN NEGEN
MENSEN
«Het heeft geregend, 't is nu
weer droog,» zei hij.
«Het is afgekoeld,» zei een an
der.
«Vanmiddag was 't hondeweer,»
zei meneer Endo.
«De barometer is gedaald,» zei
de eerste. Ze spraken nog een
poosje over het weer en toen ex
cuseerde meneer Endo zich bij de
Japanners en nam Yoshio mee in
de kamer ernaast.
«Vertelt U eens,» zei hij.
Yoshio begon te vertellen. Ter
wij hij sprak werd hij opgewekter.
Hij maakte veel van het gemeen
schappelijk diner met Jelena en
vertelde van de hernieuwde ver
trouwelijkheid tussen hen beiden.
Het leek hem of hij alles bij el
kaar geen slecht werk geleverd
had en meneer Endo glimlachte op
verschillende punten van het ver
haal zijn waarderend glimlachje-
met-gouden-tanden.
Ook toen Yoshio met verminder
de overtuiging het plotselinge ver
trek van Jelena ter sprake bracht,
lachte hij nog steeds. Yoshio be
sloot met een driedubbele buiging
en wachtte op zijn doodvonnis.
«Met de «Soerabaya» naar
Hongkong. Morgenmiddag,» zei
mijnheer Endo nadenkend. Hij
haalde een boekje uit een la en
schreef een paar vluchtige notities.
In de kale kamer waar ze zaten,
stonden stoelen langs de muur als
in de wachtkamer van een tand
arts. Er waren ingebouwde kasten
met laden op Japanse wijze ge
construeerd. Yoshio keek onwille
keurig rond naar bloemen, maar
die waren hier niet.
«Ik veronderstel, dat U de op
dracht tot een goed einde wilt
brengen, nu U eenmaal zover
bent vroeg meneer Endo einde
lijk.
«Is 't dan niet allemaal voor
niets vroeg Yoshio geheel in de
war. Meneer Endo keek hem on
derzoekend aan. Yoshio wist niet,
dat het zijn absolute naïviteit was,
die hem de opdracht bezorgd had.
«Voor niets Neen. neen, zeer
zeker niet,» zei meneer Endo ver
strooid. «U hebt goed werk ge
presteerd vereerde vriend. We we
ten nu, dat die dame belang bij de
stukken heeft, waarom zou ze an
ders met U in het Sukiyaki zijn
gaan eten We weten ook dat ze
Japans lezen en spreken kan, hoe
wel ze het tracht te verbergen. Ze
moet vertrekken, omdat haar dwa
ze dronkaard van een man het zo
wil. Hoogstwaarschijnlijk is ze
daar woedend om. Nu, dan zullen
wij haar in deze omstandigheden
te hulp komen en alles zal tot vol
le tevredenheid eindigen.»
Bij deze woorden begon Yoshio's
hart te trillen, als een klapwieken
de vlinder, vol hoop, maar toch
ook een beetje gekrenkt. Mis
schien was er in zijn binnenste
iets geweest, dat, onbewust de
hoop had gekoesterd, dat Jelena
niet om die vervalste documenten
met hem uitgegaan was, maar om
hemzelfmisschien was de toe
stand van buitengewone opwinding
waarin hij de hele avond verkeerd
had, niet toe te schrijven aan de
vervulling van een vaderlandslie
vende plicht, doch aan de tegen
woordigheid en de emotionerende
nabijheid van de vrouw, die eens
zijn geliefde geweest was. En mis
schien was het gevoel van verrij
zing dat hij in zijn bloed had voe
len kruipen bij Jelena's plotseling
afscheid niet toe te schrijven aan
zijn falen als agent, maar als man.
Wat er ook voor stromingen in zijn
binnenste mochten kruisen hij werd
er niet uit wijs. Inplaats daarvan
kwamen hem een paar regels van
een Duits gedicht in de gedachte,
waarnaar hij de laatste dagen te
vergeefs had gezocht.
Uber allen Gipfeln ist Ruh,
In allen Wipfeln
Spürest du kaum einen Hauch
Hij vermande zich en vroeg
kalm «Wat moet ik doen «Ik
stel voor, dat U naar Hongkong
gaat. Ik zal proberen, een hut voor
U op de «Soerabaya» te bespre
ken. Makkelijk is dat niet, maar ik
hoop het te kunnen arrangeren. Een
bootreis is voor U de beste gele
genheid. De voortdurende nabij
heid, de grote ontspanning, U be
grijpt - Alle voordelen zijn aan Uw
kant. U moet natuurliijk zó doen,
alsof U de dame in een romanti
sche bevlieging van hartstocht ge
volgd was. Geen vrouw is zó ver
standig, dat niet te geloven. Zodra
U in 'Hongkong aankomt, wilt U
wel zo vriendelijk zijn U direct met
de heer Yamada in verbinding te
stellen. Hij werkt aan 't Japanse
reisbureau, vlak bij de haven.
.Maar nu zult U wel moe zijn
«In 't geheel niet,» zei Yoshio
Murata enigzins duizelig. «Integen
deel, ik ben tot alles bereid. Ik
zou die opdracht graag gauw af
werken, want ik wil hier zijn, als
het begint. U weet, ik ben journa
list en oorlogen zijn goed materi
aal.»
Yoshio stond op en de heer En
do bleef zitten. «U zult nog mate
riaal genoeg vinden, als U terug
komt,» zei hij droog. Hij nam Yo
shio nog een moment zwijgend op
en voegde er toen bij «Ik stel U
voor, hier te overnachten. Naar 't
Myako hotel kunt U nu toch niet
meer terug. Morgenvroeg kunt u
dan van hieruit direct naar de boot
gaan.»
Mijnheer Endo wachtte Yoshio's
toestemming niet af, maar haalde
zonder meer uit een der wandkas
ten een Japans bed, de gewatteer
de onderlegger met een lichte de
ken een heel klein kussentje, dat
hij op de grond uitlegde.
Mijnheer Endo wekte hem zelf
en bracht hem thee. «Een goede
dag voor de geëerde gast,» zei hij
vrolijk en met iets meer ceremoni
eel dan anders. Yoshio wist niet
dadelijk waar hij was.
«Ik zou U willen aanraden, spoe
dig op te breken.»
De «Soerabaya» was een klein,
wit stoomschip met een dikke
schoorsteen. Langszij hing een ou
derwetse trap, langs welker wiege
lende treden een rij passagiers
naar boven klauterde. Op de plan
ken van de pier hurkten geduldige
koelies, onverschillig wachtend tot
ze ingeladen en naar Oost-lndië
verzonden zouden worden.
leder van hen had een nieuwe,
schelgekleurde wollen deken bij
zich, een deel van zijn loon. Eni
gen verdreven de wachttijd door
op de planken met geperforeerde
koperstukken te spelen.
Yoshio klom achter een oude
dame aan naar boven en werd
door een reusachtige Hollandse
steward in ontvangst genomen. Hij
kreeg een kleine Javaanse hutjon
gen toegewezen, die waardig en
ernstig onder zijn gebatikte hoofd
doek uitkeek. Van Jelena was niets
te zien. De hut was heel klein en
de twee bedden vormde een rech
te hoek. Er wachtte Yoshio een
verrassing zijn bagage stond vol
ledig op de kraakzindelijke blauw-
geruite beddesprei. Yoshio ging
vlug aan 't uitpakken, want hij wil
de zich verkleden, vóór hij Jelena
ontmoette.
Ergens klonk grammofoonmuziek
uit een luidspreker en op de gang
spraken vele stemmen door elkaar.
Toen Yoshio de tweede koffer
openmaakte, kwamen de boeken
te voorschijn, die miss Anderson
hem op de reis hierheen geleend
had. Hij nam ze eruit en stond
toen radeloos, hij bloosde van
schaamtedoor alle emoties en
misslagen van de laatste dagen
had hij vergeten miss Anderson
haar boeken terug te geven.
Wat zal miss Anderson van me
denken dacht hij onthutst. Hij
pakte dus de geleende boeken bij
elkaar, en informeerde, of hij nog
tijd genoeg had, naar 't Shanghai-
hotel terug te gaan, vóór de boot
afvoer. De kleine in 't wit geklede
Philippino was nog op de pier. hij
had zich nieuwsgierig bij de wed
dende koelies'opgehouden. Yoshio
beschouwde dit als een teken dat
zijn onderneming gemakkelijk uit
voerbaar en verstandig was.
En zo reed hij dezelfde weg te
rug. die hij gekomen was, iets
sneller en ongeduldiger nu terug
naar de stad, waarboven Chinese
vliegtuigen als zwarte vogels kruis
ten, terug naar Nankingroad, waar
de eerste bommen van de komen
de oorlog vielen, met geen ander
doel, dan om een Amerikaanse jon
ge dame, die vriendelijk tegen hem
geweest was, vier boeken terug te
geven, die een gezamelijke waarde
van twee dollar en tachtig cent
vertegenwoordigden...
«En hoe verklaart U het, dat
Russell's portefeuille, geld en rin
gen op U gevonden zijn vroeg
Sir Kingsdale-Smith, langs Kurt
Planke heenkijkend naar een punt
op de muur.
«De honourable heeft mij zijn
hele hebben en houden in bewa
ring gegeven, voor hij ingedom
meld is.»
Het gesprek vond plaats in een
kamer op de derde verdieping, die
vaak gebruikt werd voor vergade
ringen van grote zakenlieden uit
Hongkong, Singapore en Saigon,
die in 't Shanghai-hotel logeerden.
Sir Kingsdal was haastig geko
men, had de dode Bertie in ogen
schouw genomen, een kort gesprek
met de doktoren Hain en Bradley
en een langer met de weduwe ge
voerd. Hij had getracht tactvol en
behulpzaam te zijn en droeg een
vormelijk, donker pak, dat veel te
warm was. Hoe meer hij ingelicht
werd, hoe minder het hem gelukt
was, zijn antipathie en ontstem
ming te verbergen. Hij had onmid-
delijk lijkschouwing bevolen en ter
wijl de eerste Chinese vliegtuig
bommen op de stad vielen, het af
weergeschut van de Japanse oor
logsschepen knalde en honderden
mensen gedood werden, vond de
overbrenging van de dode plaats.
Nog deed sir Kingsdale-Smith alle
moeite, de politie er buiten te hou
den, maar het gesprek werd steeds
meer een verhoor.
De advocaat had twee van zijn
ambtenaren meegebracht, ingeval
ze nodig mochten zijn.
Vervolgt Nadruk verboden