Wilhelm Mechnig
Auditie koorzang en lyrische
kunst van de Academie
is de zanger een groep
Stephan De Jongheviering laat
haar kroonprinsen aanrukken
12 Nieuwe Gazet van Aalst 13 mei 1983
Wilhelm Mechnig opende eigen tentoonstellingsruimte. (JC)
Een groot schilderij wordt geboren uit de versmelting van
objektieve en subjektieve vorming, uit het harmoniërend samen
gaan van vakmanschap en bezieling.
Bernard Üor\\ia\-Conservator bij het Nationaal Museum van
Moderne Kunst te Parijs».
Deze uitspraak kan alleen van toepas
sing zijn op kunstenaars van formaat.
Wilhelm Mechnig is eén dezer groten.
Schilder en graficus
Mechnig werd in 1929 geboren te
Keulen uit een Vlaamse moeder en
een Pruisische vader.
Hij brengt zijn jeugd door te Aalst en
beslist rond zijn 15e jaar schilder en
kunstenaar te worden.
Hij is grotendeels auto-didact maar
volgde wel tijdens de oorlogsjaren, als
vrije leerling, enkele jaren kursussen
van schilderkunst, beeldhouwkunst
en grafiek aan de Akademie voor
Schone Kunsten te Aalst. Hij trouwt in
1953 met Jet. Zij krijgen drie kinde
ren.
Later zal blijken hoe belangrijk Jet in
het leven van Wilhelm was en nog
steeds is
Vooral in de zo moeilijke jaren '50,
waar Wilhelm alleen van zijn kunst
moest leven, heeft Jet hem steeds bij
gestaan.
In 1958 komt hij voor de eerste maal
naar buiten met zijn werk Het was
zeker geen denderend sukses Maar
hij bijt door. Wilhelm schakelt over
naar de seriegrafie en de reliëfschilde
ring. Vooral in deze kunsttak zal hij in
de 60-er jaren toonaangevend worden
in binnen- en buitenland.
Willem M. Roggeman verklaarde hierover
«Mechnig was lange tijd, samen met
Van den Driessche en Bogaert, eén van de
bijzonderste materieschilders van ons
land».
In zijn werk verwijderde de jonge
kunstenaar zich meer en meer van de
herkenbare werkelijkheid, zonder
deze evenwel als inspiratiebron prijs
te geven. Ondanks het vrij donkere en
monochromatische koloriet van de
«schilderobjekten» wees Bert Van
Hoorick. toenmalig schepen van Cul
tuur, reeds in 1968, op het sterk poë
tisch geladen effekt van Mechnig s
werk
Bekroningen bleven niet uit. In 1961
behaalt hij de Olivettiprijs. in 1963 de
Prijs van Knokke, in datzelfde jaar ont
vangt hij de Louis Schmidtprijs. De
Prijs van Wilrijk krijgt hij eveneens in
1963 De toenmalig zo gegeerde Cam-
poprijs werd hem toegewezen in 1962
en in 1964. Het volle vuur is nu geheel
aanwezig en Mechnig stort zich op
een reeks andere kunsttechnieken.
Zo ontstaan boeiende etsen, tekenin
gen. gouaches, zeefdrukken en
monotypes. (Het is vooral met deze
laatste techniek dat hij heden ten dage
kunstwerken van allerhoogste niveau
brengt).
Door het aanwenden van deze tech
nieken en mede door het herinvoeren
van zichtbaar-herkenbare figuratieve
elementen, verdwijnt de reliëfschilde
ring en wordt zijn werk subtieler, lich
ter. Iichtintensief met gebruikmaking
van grote witte ruimtes
Zijn palet klaart op en de kleuren zijn
nu van een aansprekende luciditeit tot
bijna pasteltimbre
Geheel deze evolutie kent een waar
culminatiepunt heden ten dage, anno
1983.
Op de opening van Mechnig's nieuwe
atelier op 22 april II. hoorden wij Minis
ter Mare Galle zeggen: «Mechnig is
een grote meneer».
Celbeton
Reeds in 1964 (Wilhelm was toen pas
35 jaar) was zijn werk te zien in Frank
furt «Junges Flandern» samen met
Georg Vindevogel, Octave Landuyt, Paul Van
Gijzegem, Maunts Van Saene e.a.
Een jaar later werd hij tijdens het
Vlaams Festival te Eindhoven in één
naam genoemd met Vic Gentils, Octave
Landuyt, Lismonde, Pol Mara, Lucien Van Den
Driessche, Alfons Van Meirvenne e.a.
Vooral in deze 60er jaren was «Celbe
ton» in Dendermonde en «Drieghe» in
Wetteren, belangrijke ontmoetings
plaatsen waar het kruim van onze
hedendaagse kunstenaars elkaar trof
fen. En de pleiade was groot: plasti
sche kunstenaars, beeldende kunste
naars, schrijvers, dichters, voor
drachtkunstenaars, toneelspelers en
musici.
Het kon niet anders of de jonge gewel
denaar, Mechnig, leerde er o.a. Louis
Paul Boon kennen, Ben Cami, Marcel Wau-
ters, Claus enz. Dat vele van zijn vrien
den tot de literaire wereld behoren is
niet zo verwonderlijk want in wezen is
Mechnig... een dichter
Hij is helemaal geen anarchist zoals
vroegere kunstkritici, in hun euforie,
beschreven
Mechnig lanceert geen «stijl» en zit
niet ingekapseld in één of ander
«isme».
Al te veel heeft men in het verleden
Mechnig te «dogmatisch» en met een
overdaad aan clichés beschreven
Wij kunnen ons derhalve helemaal niet
akkoord verklaren met de uitspraak
van Remi De Cnodder die beweert dat
het noodzakelijk is de schilder en de
graficus van elkander te scheiden»
Dat de techniek totaal verschillend is.
spreekt voor zichzelf, maar daarom is
de mens in de kunstenaar toch met
verschillend en is het pikturale werk,
in zijn funktie tot geestelijk kontakt
met de andere mensen, helemaal niet
in «techniekvakken» op te delen
Mechnig construeert zijn eigen orde
en deze orde is er een van visionaire
expressionisme waarin de droom van
de defiguratie en zelfreflektie van de
kunstenaar, bijna altijd aanwezig zijn
Figuratie en defiguratie
Over deze belangrijke evolutie in zijn
eigen werk zegt Mechnig zelf: Defi
guratie heeft maar zin als er een gede
gen tekenvaardigheid en kompositaire
ervaring achter zit
Een schilderij heeft geen noodzaak
aan figuratie en moet geen direkt
waarneembaar beeld voorstellen
Goed werk transcendeert het logisch-
rationalistisch inzicht van de schilder:
dit soort diepere lagen aan Derhalve
vind ik de scheiding figuratief/non-fi-
guratief te dogmatisch».
Het is gebleken dat. het vroegere, zui
ver non-figuratief werk van Mechnig
en het gedeeltelijk, gedeformeerde
figuratieve werk zijn weg vond zowel
bij privé-verzamelaars als in de
musea.
Sinds de grote doorbraak 61-69 was
er regelmatig werk van Wilhelm te zien
in talrijke steden in België, Nederland
en Duitsland.
Naast privaatverzamelaars (o.m. in
Canada en U.S.A.) werden verschei
dene werken van hem aangekocht
doorde Belgische Staat, de Stad
Aalst, het Museum van Frankfurt, de
Nationale Bank van Belgié, Rexal Bel
gium, Tupperware, First National City
Bank, de Ambassade van Kaïro,
Groep Bekaert e.a.
Bij het begin van de 70er jaren verlaat
Mechnig definitief het allesoverheer
sende en ook te dogmatisch ingestel
de «abstractisme». Kunstenaars zijn
steeds kinderen van hun tijd en
derhalve ontsnapte ook Mechnig niet
aan de algemene Europese stroming
terug naar de werkelijkheid, de figura
tie, het ambacht van de tekenkunst,
de fijnschildering.
In 1964 was de grote twijfel van het
overheersende abstractisme overal
aanwezig en in datzelfde jaar van
«artistieke hoogkonjunktuur» brengt
het Museum van Schone Kunsten te
Gent de beroemde tentoonstelling
«Figuratie en defiguratie» (10.7 1964
tot 4.10.1964) met als ondertitel «De
menselijke figuur sedert Picasso».
Bij heel wat jongeren heeft deze
«zogenaamde herontdekking» heel
wat nieuwe stimuli te weeg gebracht.
Maar blijkbaar herhaalt de geschiede
nis zich steeds want reeds in 1893
schreef Gauguin: Objektieve deforma
tie is de wet door het schilderij als te
beschilderen oppervlakte gesteld aan
de kunstenaar waarin dan weer de
kunstenaar als mens het volste recht
heeft op een subjektieve deformatie»
Aldus belichtte Gauguin de nog
steeds heersende polen het schilde
rij of de schilder.
Het gevoel in eer hersteld
Als reaktie tegen de ongebreideldheid
en de soms slordige techniek van vele
kunstenaars in diezelfde bruisende
60er jaren reageren een aantal jonge
ren en willen de dingen terug in hun
grootste naaktheid uitbeeiden.
Dit zal uitlopen op een totale afreke
ning met de non-figuratieve kunst en
als antipool ontstaat het HYPER-
REALISME
Vooral rondom het literaire tijdschrift
YANG uit Gent, groeien een aantal
kunstenaars die door hun hyper
realistische instelling, een nieuwe
dimensie geven aan de schilderkunst,
de beeldhouwkunst en de poézie (ik
denk hierbij zeker aan de dichter Daniël
Van Ryssel en de schilder-tekenaar Roger
Wittevrongel)
Dat dezelfde jaren '70, met de alge
mene relance naar de figuratie en de
daaraan zo noodzakelijke tekenvaar
digheid, het overgrote deel van onze
kunstenaars heeft aangesproken, is
duidelijk. Echter, deze harde, bijna cli-
nisch gestruktureerde en uiterst rea
listisch geregistreerde werkelijkheid,
sloot alle gevoel en romantiek uit.
Een aantal kunstenaars reageerden
dan ook met een groep terug naar het
MAGISCH-REALISME (o.a Diana Van-
denbergh, Roger van Belleghem o.a.).
Een bijna gelijklopende tendens was
vanaf 1978 merkbaar in de poéziewe-
reld met een ruk naar de NEO
ROMANTIEK (nu spreekt men zelfs
van de Nieuwe Tachtigers
Het kon niet anders of gans de kunst
wereld moest al deze stroomversnel
lingen ondergaan.
En zoveel intrinsiek-menselijke waar
den werden weer in eer hersteld
droom en onderbewustzijn/mythe en
werkelijkheid/de sfeer der impressie
tegenover de kracht van de expressie.
Het gevoel werd in eer hersteld
Doorheen dit ganse labyrint van stro
mingen en technieken heeft Wilhelm
Mechnig zich steeds als een onwrik
bare solitair weten te handhaven
Ondanks de mogelijke invloeden, die
hij ontegensprekelijk heeft onder
gaan. heeft hij steeds zijn «eigen pic
turale wereld» weten te manifesteren
en uit te bouwen tot wat ik heden,
anno 1983, zijn «klein universum» zou
noemen.
Zijn «Nieuw Atelier» waarin een per
manente tentoonstelling van recent
werk is ondergebracht, is te bezichti
gen iedere maand van het jaar met uit
zondering van juni en september, tel
kens op zondag van 15 tot 18 u
Adres Houtkaai 2, 9300 Aalst.
Norbert DE WINNE
Geen stemming van onverdeelde vreugde na de auditie van onze mu
ziekacademie. Geen twijfel aan het talent van de individuele stemmen.
Maar kwaliteiten kunnen schaduwzijden vertonen. Niet de voetbalploeg
met het grootste individueel talent is de beste maar die waar homo
geniteit primeert. Er was ten bewijze een hemelsbreed verschil in
klankbeeld tussen Lotti's «Crucifixus» en Mozarts «Le Nozze di Figaro».
In het eerste geval moesten de stemmen in mekaar vloeien, bij Mozart
mochten ze stuk voor stuk hun rechten opeisen.
Maar het dient te worden gezegd dat de Het duo van «Bastien un Bastienne» aan
koorzang werd geremd door een paar
misverstanden met de piano, wat het
zelfvertrouwen en de homogeniteit niet in
de hand werkte. Bovendien miste het kla
vier de puntigheid en de kleur van spinet
of clavecimbel. Toch zaten in het pro
gramma juweeltjes van contrapunt (Lot-
ti), organische groei (Pachelbel) en me
lodie (Haendel). En ik onthoud de mooie
momenten waar men er in slaagde met
een kleine groep een massief klankbeeld
te verkrijgen, ik onthoud de prachtige
vocalise van de bassen in «Wretched Lo
vers» uit Haendels «Acis and Galathea»,
de speelse dissonanten in de dialoog
sopranen-alten en tenoren-bassen uit
«Wach auf mein Herzens Schone» in een
b ewerking van Henk Badings en het mar
tiale karakter van ons volkslied «Merck
toch hoe sterek».
Over het lyrische gedeelte kan ik geen
kwaad woord kwijt. Johan Haezaert be
wijst dat hij in alle domeinen thuis is.
Zo verguld-barok voor enkele weken zijn
«The trumpet shall sound» uit Haendels
«Messiah» was, even terecht melodra
matisch klonk zijn proloog van Pagliacci.
de ene. het fragment uit Humperdincks
«Handel und Gretel» aan de andere kant
krijgen met dezelfde bezetting dezelfde
nog wat groene, onbevangen klank waar
ze recht op hebben. Ik loop niet altijd
warm voor stijl en stemmen van de Wie
ner Sangerknaben. maar voor zo iets zijn
jonge stemmen onmisbaar. En wat kiest
Hilde Jacob in het dilemma viool - stem
Dat Nelly De Ro onbetwistbaar een talent
is wordt duidelijk wanneer ze een aria
krijgt die in de lijn van haar mezzo ligt.
Haar Desdemona uit Verdi's «Othello»
was één brok overtuiging in zang en zeg
ging
Maar het meest heb ik genoten van het
terzettino uit Mozarts «Cosi fan tutte».
Het genie uit Salzburg levert hier weer
een staaltje van zijn kunde om stemmen
tegen mekaar af te wegen. Godelieve
Jansegers, Nelly Van den Abeele en
Freddy Caudron zingen foutloos en se
reen.
En Herman Slagmulders acteertalent en
drang om mee te spelen maken van Lort-
zing een bravourestukje dat nog nazin
dert. (W.D.B.)
Toen we meer dan een jaar geleden In een plaatselijk weekblad de lijst van de
winnaars publiceerden, die de Stephan De Jonghestichting na een pianowed
strijd bekroond had, en met de moeë rimpels en de zware druk van de muziek
recensent schreven dat het peil uitzonderlijk hoog lag, en dat de 15-jarige win
naar uit Izegem, Jan Michiels, door de volle zaal toegejuicht werd, toen... toen
schreven we als eindkonklusie dat de duiven die alle kandidaten met brio on
dersteunden, zoals verwacht, geen prijs gekregen hadden.
Die duiven zijn er nu nog, kwieker,
levendiger en heilige-geestiger dan
ooit. Geen toccata is hen te moeilijk,
geen étude is hen te min, en alles gaat
aan hetzelfde tempomaestoso e
sempre vivace.
De eerste twee laureaten Johan Tim
mermans (2) en Jan Michiels (1) die
de driejaarlijkse pianoprijs in de wacht
sleepten brachten dus hier de bevesti
ging van de verwachting.
Johan Timmermans zou na een koele
Beethoven met opvallend veel pedaal-
gebruik (sonate 17 in d, geen dank
baar stuk) een ronkende Bach bren
gen die een forse frugatische benade
ring krijgt, met een thema-voering die
telkens weer uit de rijkdom van het
harmoniebos geplukt wordt. Dat alles
is een scherp maar op elk ogenblik
abstrakt klankbeeld. De ballade nr 1
van Chopin zal wel als knipoogje en
pianistieke geruststelling naar het
publiek bedoeld zijn, en Flight 1994,
een hokje eigen (niet eigentijds) werk
is een zoete jeugdzonde die de dyna
miek en de direkte aanspraak van de
Amerikaanse weekendfilmmuziek
heeft, maar vluchtig als de titel blijft.
Jan Michiels zou zijn bekroning meer
dan waar maken. Met een spranke
lende Franse geestigheid, die zelfs
gedempte schakeringen uit de gelijk
namige suite van Bach haalt (waar je
met klavecimbelmuziek allemaal heen
kan tovert hij een hollende cou
rante, een dialooggesprek uit de
gavotte, en een gigue die zichzelf
omver giechelt, in een doorkijkbare
Bach die alle alternatieve krachtpatse
rij als een lege tube uitknijpt.
Chopin zou natuurlijk als sluitstuk
opmarcheren maar de hoofdprijs gaat
beslist naar de sarcasmes op. 1 7 van
Prokofief. In vijf heksemoeilijke viru-
tose delen geselt, slaat, vrijt. aait.
bemint, veracht en verstoot hij de
Bosendorfer, waarbij telkens weer de
kernachtigste thema's, de meest ont
ketenende vloeken, en de meest kom-
plexe technische tarantella-sprongen
met een lugubere vaart tegen elkaar
opstormen. Die keuze en die interpre
tatie van een 16-jarige lijkt ons een
waardige bekroning van een 3-jarig
pianospeurwerk van de Stephan De
Jonghestichting.
Mag dit artikel eindigen met een drin
gende oproep aan de restauranthou
ders onzer stede. Wil er van de dames
en heren koks a.u.b. een duiveschotel
op het menu nemen
Pigeon a la maitre d hotel de ville. dat
lijkt me uitstekend als nieuw streekge-
recht (F C.)
Mark Dobrinsky (cello) en Louis Van der Paal (klavecimbel) op het Pro Arte koncert. (JC)